BE1028668B1 - Een gebogen metaalplaat en een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat - Google Patents

Een gebogen metaalplaat en een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat Download PDF

Info

Publication number
BE1028668B1
BE1028668B1 BE20205685A BE202005685A BE1028668B1 BE 1028668 B1 BE1028668 B1 BE 1028668B1 BE 20205685 A BE20205685 A BE 20205685A BE 202005685 A BE202005685 A BE 202005685A BE 1028668 B1 BE1028668 B1 BE 1028668B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
metal sheet
bending
bending slot
plane
slot
Prior art date
Application number
BE20205685A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028668A1 (nl
Inventor
Frene Joost De
Leon Renson
Rick Bram De
Original Assignee
Esafe
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Esafe filed Critical Esafe
Priority to BE20205685A priority Critical patent/BE1028668B1/nl
Priority to NL2029284A priority patent/NL2029284B1/nl
Publication of BE1028668A1 publication Critical patent/BE1028668A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028668B1 publication Critical patent/BE1028668B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21DWORKING OR PROCESSING OF SHEET METAL OR METAL TUBES, RODS OR PROFILES WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21D11/00Bending not restricted to forms of material mentioned in only one of groups B21D5/00, B21D7/00, B21D9/00; Bending not provided for in groups B21D5/00 - B21D9/00; Twisting
    • B21D11/08Bending by altering the thickness of part of the cross-section of the work

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Bending Of Plates, Rods, And Pipes (AREA)

Abstract

Er wordt een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat beschreven, waarbij er van een buigsleuf (110) in een vlak (102a) van de metaalplaat (100) wordt aangebracht en de metaalplaat (100) wordt gebogen langsheen de buigsleuf (124). De buigsleuf (124) is geschikt voor het aanbrengen van een hardbaar materiaal in de buigsleuf (110) minstens aan één of beide uiterste einden (110a, 110b) van de buigsleuf (110).

Description

Een gebogen metaalplaat en een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat Technisch Domein De uitvinding heeft betrekking op een gebogen metaalplaat en een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat. Meer in het bijzonder een volle of eendelige metaalplaat, die bijvoorbeeld bestaat uit een geschikt metaal zoals bijvoorbeeld aluminium, staal, etc. Stand van de techniek Er bestaat een nood aan een efficiënte methode voor het fabriceren van structuren die metaalplaten bevatten die onder een hoek aan elkaar verbonden zijn en waarbij aan de hoekpunten het gewenst is om een zo scherp mogelijke overgang te bekomen. Een voorbeeld is bijvoorbeeld een behuizing vervaardigd uit metaalplaten die een rechthoekige deur omgeeft en waarbij de behuizing ook ter hoogte van de hoekpunten van de deur nauw dient aan te sluiten, bijvoorbeeld om een stevig en inbraakveilige structuur te verkrijgen.
Het is gekend om in dergelijk geval gebruik te maken van afzonderlijke metaalplaten die in de hoekpunten met elkaar verbonden worden door middel van bijvoorbeeld een geschikte lasverbinding. Een dergelijke lasverbinding vertoont nadelen aangezien het de efficiëntie van de productiemethode beperkt en het vaak hoge vereisten stelt aan de toleranties voor de metaalplaten en hun uitlijning tijdens het lasproces. Het geeft vaak ook aanleiding tot thermische vervormingen en ongewenste lokale aanpassingen aan de materiaaleigenschappen in de buurt van en ter hoogte van de lasverbinding. Verder leidt dit typisch tot intensieve nabewerkingen om onvolmaaktheden en/of onregelmatigheden van de lasverbinding weg te werken voordat kan overgegaan worden tot het afwerken van de metaalplaten door middel van bijvoorbeeld een lak of schilder bewerking. De lasverbinding is verder gevoeliger voor aantasting door middel van bijvoorbeeld corrosie en is bij bepaalde metalen zoals bijvoorbeeld aluminium geen eenvoudige operatie. Een traditionele plooibewerking van metaalplaten is efficiënter. Toch is een dergelijk plooibewerking typisch niet in staat om een kromtestraal te bereiken die kleiner is dan de dikte van de metaalplaat, en dus niet toelaat om voldoende nauw aan te sluiten op bijvoorbeeld een hoekpunt van een nabijgelegen structuur.
Er bestaat dus een nood aan een verbeterde methode voor het vervaardigen van dergelijke structuren op basis van een metaalplaat die de voordelen van een efficiëntere plooibewerking combineert met de mogelijkheid om de plooi zo te vormen dat ze bijvoorbeeld beter kan aansluiten op een hoek van een overeenkomstig element zoals bijvoorbeeld een deur, een paneel, etc. Samenvatting Volgens een aspect wordt er voorzien in een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat, bevattende de stappen: - het aanbrengen van een buigsleuf in een vlak van de metaalplaat, waarbij de doorsnede van de buigsleuf een profiel bevat bepaald door: - een paar tegenoverliggende rechte zijkanten die zich, onder respectievelijke inclinatiehoeken met een tegenovergestelde richting ten opzichte een vlak dat samenvalt met het vlak, vanaf dit vlak uitstrekken in de metaalplaat; - een transitieregio die de bodem van de buigsleuf vormt en beide rechte zijkanten verbindt; - het buigen van de metaalplaat langsheen de buigsleuf; - het aanbrengen een hardbaar materiaal in de buigsleuf minstens aan één of beide uiterste einden van de buigsleuf, en waarbij de buigsleuf zo wordt aangebracht in de metaalplaat dat, in een ongebogen toestand: - de verhouding tussen: - de breedte van de transitieregio; en - de afstand tussen de transitieregio en het tegenoverliggende vlak van de metaalplaat van het vlak waarin de buigsleuf is aangebracht, in het bereik ligt van 30% tot en met 300%; en - de breedte van de transitieregio in het bereik van 5% tot en met 40% van de breedte van de buigsleuf ter hoogte van het vlak van de metaalplaat waarin de buigsleuf is ingebracht, en waarbij na het buigen van de metaalplaat in de gebogen toestand, de verhouding tussen de breedte van de transitieregio en de breedte van de metaalplaat waarin de buigsleuf is aangebracht, in het bereik van 80% tot en met 120% wordt gebracht.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij het hardbaar materiaal wordt aangebracht voor of na het buigen van de metaalplaat langsheen de buigsleuf.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij de metaalplaat van een ongebogen toestand gebogen wordt tot een gebogen toestand, die wordt bereikt na het buigen van de metaalplaat langsheen de buigsleuf, zodat in de gebogen toestand er een buighoek aanwezig is tussen het vlak aan weerzijden van de buigsleuf.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij de metaalplaat, tijdens het buigen van de metaalplaat langsheen de buigsleuf, tijdelijk over een hoek wordt gebogen die groter is dan de buighoek in de gebogen toestand.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij de buigsleuf zo wordt aangebracht in de metaalplaat, dat de inclinatiehoeken van de rechte zijkanten ten opzichte van een vlak dat samenvalt met het vlak bepaald worden in functie van de buighoek.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij de som van de grootte van de complementaire hoeken van de inclinatiehoeken van de rechte zijkanten overeenstemt met de buighoek.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij: - de inclinatiehoeken van de rechte zijkanten een gelijke grootte bevatten; en/of - waarbij de rechte zijkanten spiegel symmetrisch zijn aangebracht ten opzichte van een langsvlak van de buigsleuf dwars op een langsvlak van de metaalplaat.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij de buigsleuf zo wordt aangebracht in de metaalplaat dat, in een ongebogen toestand, de verhouding tussen: - de breedte van de transitieregio; en - de afstand tussen de transitieregio en het tegenoverliggende vlak van de metaalplaat van het vlak waarin de buigsleuf is aangebracht, in het bereik ligt van 50% tot en met 200%, bij voorkeur 75% tot en met 150%, bij voorkeur 90% tot en met 110%, bij voorkeur gelijk is.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij de buigsleuf zo wordt aangebracht in de metaalplaat dat, in een ongebogen toestand, de breedte van de transitieregio in het bereik van 15% tot en met 35% van de breedte van de buigsleuf ter hoogte van het vlak van de metaalplaat waarin de buigsleuf is ingebracht. Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij na het buigen van de metaalplaat in de gebogen toestand, de verhouding tussen de breedte van de transitieregio en de breedte van de metaalplaat waarin de buigsleuf is aangebracht, in het bereik van 90% tot en met 110% wordt gebracht, bij voorkeur in het bereik van 95% tot en met 105%, bij voorkeur nagenoeg 100%.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij het hardbaar materiaal één of meer van de volgende elementen bevat en/of bestaat uit één of meer van de volgende elementen: - een hars; - een lijm; - een kunststof; - een keramisch materiaal; -een materiaal dat gedurende een periode van minstens 15 minuten, bij voorkeur minstens 30 minuten, kan worden blootgesteld aan een temperatuur van 150°C of hoger, bij voorkeur 180°C of hoger.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij het buigen van de metaalplaat langsheen de buigsleuf gebeurt omheen een as B evenwijdig aan de langsrichting van de buigsleuf; en/of waarbij de buigsleuf zo wordt aangebracht dat die zich lineair en/of langwerpig uitstrekt langsheen de metaalplaat tussen twee tegenoverliggende randen van de metaalplaat.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij de metaalplaat eendelig is; en/of waarbij het deel van de metaalplaat waarin de buigsleuf is aangebracht bestaat uit metaal; en/of waarbij de metaalplaat bestaat uit een homogene structuur. Volgens een volgend aspect wordt er voorzien in een gebogen metaalplaat vervaardigd volgens de methode volgens het vorig aspect, de metaalplaat bevattende:
- de buigsleuf die in het vlak van de metaalplaat is aangebracht, waarbij, in een ongebogen toestand van de metaalplaat, de doorsnede van de buigsleuf een profiel bevat bepaald door: - een paar tegenoverliggende rechte zijkanten die zich, onder respectievelijke inclinatiehoeken met een tegenovergestelde richting ten opzichte een vlak dat samenvalt 5 met het vlak, vanaf dit vlak uitstrekken in de metaalplaat; - een transitieregio die de bodem van de buigsleuf vormt en beide rechte zijkanten verbindt, en - het hardbaar materiaal, aangebracht in de buigsleuf minstens aan één of beide uiterste einden van de buigsleuf, waarbij de buigsleuf zo werd aangebracht in de metaalplaat dat, in een ongebogen toestand: - de verhouding tussen: - de breedte van de transitieregio; en - de afstand tussen de transitieregio en het tegenoverliggende vlak van de metaalplaat van het vlak waarin de buigsleuf is aangebracht, in het bereik ligt van 30% tot en met 300%; en - de breedte van de transitieregio in het bereik van 5% tot en met 40% van de breedte van de buigsleuf ter hoogte van het vlak van de metaalplaat waarin de buigsleuf is ingebracht, en waarbij na het buigen van de metaalplaat in de gebogen toestand, de verhouding tussen de breedte van de transitieregio en de breedte van de metaalplaat waarin de buigsleuf is aangebracht, in het bereik van 80% tot en met 120% wordt gebracht.
Het hardbaar materiaal biedt het voordeel dat de gebogen metaalplaat robuuster is en minder gevoelig voor stressconcentraties, de vorming van scheuren en dergelijke, in het bijzonder ter hoogte van de uiterste einden van de buigsleuf, dit wil zeggen aan de zijkant van de metaalplaat.
De buigsleuf laat toe om dit hardbaar materiaal tot op de bodem van de buigsleuf aan te brengen, en op zodanige wijze dat ook in de gebogen toestand het hardbaar materiaal zijn voordelige werking over de volledige diepte van de buigsleuf kan uitvoeren.
Het hardbaar materiaal verbetert eveneens de mechanische eigenschappen van de gebogen metaalplaat, voor, tijdens en/of na het buigen van de metaalplaat en laat ook toe om bijvoorbeeld thermische expansie van de delen van de metaalplaat, in het bijzonder ter hoogte van door de buigsleuf gevormde hoek in de gebogen toestand, op een meer gespreide manier op te vangen, wat het risico op ongeoorloofde stressconcentraties vermindert.
Gelijkaardige uitvoeringsvormen als hierboven vermeldt met betrekking tot het vorig aspect zijn mogelijk.
Volgens een volgend aspect wordt er voorzien in een inrichting bevattende een gebogen metaalplaat volgens een vorig aspect, en een vlak element met een hoekpunt dat dwars is aangebracht ten opzichte van de gebogen metaalplaat en waarvan het hoekpunt aansluit op de gebogen metaalplaat.
De doorsnede van de buigsleuf bevat bij voorkeur een profiel dat gevormd wordt door de doorsnede van de buigsleuf dwars op de langsrichting en/of het pad van de buigsleuf.
Het profiel van de buigsleuf is bij voorkeur constant.
Het profiel heeft bij voorkeur een constante vorm en grootte langsheen het volledige pad van de buigsleuf.
Het is duidelijk dat verdere combinaties en variante uitvoeringsvormen mogelijk zijn die vallen onder de beschermingsomvang zoals bepaald in de conclusies.
Bij voorkeur is de dikte van de metaalplaten 2mm tot en met 8mm, bijvoorbeeld 3mm tot en met 6mm. Bij voorkeur is gereduceerde dikte van de metaalplaat ter hoogte van de transitiregio 0.5mm tot en met 2mm, bij voorkeur 1mm tot en met 1.5mm.
Figuren Bij wijze van voorbeeld zullen een aantal uitvoeringsvormen beschreven worden aan de hand van de volgende figuren: - Figuur 1 toont een doorsnede volgens de lijn I-1 in Figuur 2 fragment van een uitvoeringsvorm van een metaalplaat in een ongebogen toestand; - Figuur 2 toont een bovenaanzicht van een het fragment van Figuur 1 in ongebogen toestand; - Figuur 3 toont een zijaanzicht van het fragment van Figuren 1 en 2 in gebogen toestand; - Figuur 4 toont schematisch de stappen van een uitvoeringsvorm van een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat.
Beschrijving Voordat de uitvinding worden beschreven, moet worden begrepen dat deze uitvinding niet beperkt is tot specifieke systemen en methoden of combinaties beschreven, aangezien dergelijke systemen en werkwijzen en combinaties natuurlijk kunnen variëren. Laat het ook duidelijk zijn dat de hierin gebruikte terminologie niet bedoeld is als beperkend, aangezien het bereik van de onderhavige uitvinding enkel beperkt wordt door de bijgevoegde conclusies. Zoals verder gebruikt in deze tekst omvatten de enkelvoudsvormen “een”, “de”, “het” zowel het enkelvoud als de meervoudsvorm tenzij de context duidelijk anders is. De termen “omvatten”, “omvat” zoals verder gebruikt, zijn synoniem met “inclusief”, “includeren” of “bevatten, “bevat” en zijn inclusief of open en sluiten bijkomende, niet vernoemde leden, elementen of werkwijze stappen niet uit. De termen “omvatten”, “omvat” zijn inclusief de term “bevatten” en vice versa. De opsomming van numerieke waarden aan hand van een cijferbereik omvat alle waarden en fracties in deze bereiken, zowel als de geciteerde eindpunten.
De term “ongeveer”, “in hoofdzaak”, “hoofdzakelijk” en dergelijke, zoals gebruikt wanneer gerefereerd wordt naar een meetbare waarde zoals een parameter, een hoeveelheid, een tijdsduur, en zo meer, is bedoeld variaties te omsluiten van +/- 10% of minder, bij voorkeur +/-5% of minder, meer bij voorkeur +/-1% of minder, en meer nog bij voorkeur +/-0.1% of minder, van en vanaf de gespecificeerde waarde, in zo ver de variaties van toepassing zijn om te functioneren in de hierin beschreven uitvinding. Het dient te worden verstaan dat de waarde waarnaar de term “ongeveer” refereert op zich, ook werd bekend gemaakt. In de volgende passages worden verschillende aspecten van de uitvinding nader gedefinieerd. Elk aspect zo gedefinieerd kan worden gecombineerd met een ander aspect of aspecten, tenzij het tegendeel duidelijk wordt aangegeven. In het bijzonder, een kenmerk aangeduid als de “voorkeur” of “voordelig” kan worden gecombineerd met andere kenmerken of eigenschappen die vermeld worden als “voorkeur” en/of “voordelig”. Verwijzing in deze specificatie naar "één uitvoeringsvorm" of "een uitvoeringsvorm" betekent dat een bepaalde functie, structuur of karakteristiek beschreven in verband met de uitvoeringsvorm van toepassing is in ten minste één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Wanneer de zinnen "in één uitvoeringsvorm" of "een uitvoeringsvorm" op verschillende plekken in deze specificatie worden vermeld verwijzen zij niet noodzakelijk naar dezelfde uitvoeringsvorm, hoewel dit niet wordt uitgesloten.
Voorts kunnen de beschreven kenmerken, structuren of karakteristieken worden gecombineerd op elke geschikte wijze, zoals duidelijk zal voor een deskundige in de materie op basis van deze beschrijving.
De beschreven en in de conclusies geclaimde uitvoeringsvormen kunnen worden gebruikt in elke combinatie.
In de onderhavige beschrijving van de uitvinding wordt verwezen naar de bijgaande tekeningen die er deel van uitmaken, en die specifieke uitvoeringsvormen van de uitvinding illustreren.
Cijfers tussen haakjes of in het vet gelinkt aan bepaalde elementen illustreren de betreffende elementen als voorbeeld, zonder de elementen hierdoor te beperken.
Het moet worden begrepen dat andere uitvoeringsvormen kunnen worden gebruikt en structureel of logische wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder het bereik van de huidige uitvinding te verlaten.
De volgende gedetailleerde beschrijving dient niet beschouwd te worden als beperkend, en de omvang van de onderhavige uitvinding wordt gedefinieerd door de bijgevoegde conclusies.
Tenzij anders gedefinieerd, hebben alle termen bekend gemaakt in de uitvinding, inclusief technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals een vakman deze gewoonlijk verstaat.
Als verdere leidraad, worden definities opgenomen voor verdere toelichting van termen die in de beschrijving van de uitvinding worden gebruikt.
Figuur 1 toont en doorsnede van een fragment van een uitvoeringsvorm van een metaalplaat 100 volgens de lijn I-I in Figuur 2 die een bovenaanzicht van dit fragment van een metaalplaat 100. Deze metaalplaat 100 bevindt zich in deze Figuren in een ongebogen toestand, dit wil zeggen, het centrale langsvlak C van de metaalplaat 100 stemt overeen met een vlak C, of met andere woorden dit metaalplaat 100, alsook het centrale langsvlak C bevat nagenoeg geen kromming en/of hoeken.
Zoals verder meer in detail zal worden besproken aan de hand van Figuur 3 zal door de beschreven uitvoeringsvorm van de methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat 100 de metaalplaat 100 overgaan van de ongebogen toestand zoals bijvoorbeeld weergegeven in Figuren 1 en 2 naar de gebogen toestand zoals bijvoorbeeld weergegeven in Figuur 3. Het is duidelijk dat in de gebogen toestand, de metaalplaat 100, alsook het centrale langsvlak C omgebogen is en als het ware een hoek a vormt, langsheen en/of omheen een as B die als het ware een hoekpunt vormt voor de hoek gevormd door de metaalplaat en/of een middelpunt voor de buigradius van het omgebogen deel van de metaalplaat 100. Het is daarbij duidelijk dat deze as B zich uitstrekt als een langwerpige as vanaf een eerste einde of zijkant 110a van de metaalplaat 100 tot aan een tegenoverliggend einde of zijkant 110b van de metaalplaat 100.
Zoals weergegeven in Figuur 4, bevat de uitvoeringsvorm van de methode 200 voor het produceren van een gebogen metaalplaat 100 als eerste stap 210 het aanbrengen van een buigsleuf 110 in de metaalplaat 100. Het is daarbij duidelijk, zoals bijvoorbeeld weergegeven in Figuur 1 dat de buigsleuf 110 zo in de metaalplaat 100 wordt aangebracht dat ze binnendringt in de metaalplaat vanaf een oppervlak, zoals bijvoorbeeld het bovenvlak 102a van de metaalplaat 100 dat een oppervlak van de metaalplaat vormt. Het is echter duidelijk dat volgens alternatieve uitvoeringsvormen de buigsleuf 110 eveneens zou kunnen worden aangebracht in een ondervlak 102b van de metaalplaat 100. Het is daarbij duidelijk dat het bovenvlak 102a en/of ondervlak 102b van de metaalplaat 100 refereren naar de vlakke delen van de metaalplaat die zich uitstrekken volgens wat typisch wordt benoemd als de lengte en de breedte 100W van de metaalplaat 100, en die typisch afmetingen bevat die groter zijn dan, typisch minstens tienmaal groter dan wat typisch wordt benoemd als de dikte 100d van de metaalplaat 100. Omheen de omtrek van deze vlakken 1024, 102b van de metaalplaat 100 wordt, zoals verder aangegeven de metaalplaat 100 afgeboord door middel van zijkanten, ook wel uiterste einden, boorden of randen 1104, 110b van de metaalplaat 100.
Zoals zichtbaar in Figuur 1, wordt volgens de weergegeven uitvoeringsvorm de buigsleuf 110 in een vlak 1024, in de weergegeven toestand het bovenvlak 1024, van de metaalplaat 100 aangebracht. Zoals zichtbaar bevat de doorsnede van de buigsleuf 110 een profiel 120 dat bepaald wordt door een paar tegenoverliggende rechte zijkanten 122, 124 en een transitieregio 126. De tegenoverliggende rechte zijkanten 122, 124 strekken zich uit vanaf het vlak 102a in de metaalplaat 100, en dit onder respectievelijk tegengestelde hoeken 122p, 1246 ten opzichte van het vlak dat samenvalt met het vlak 102a. Met andere woorden, de absolute waarde van de hoek 122f tussen de rechte zijkant 122 en het vlak 1024 van de metaalplaat 100 is gelijk aan de absolute waarde van de hoek 124f tussen de tegenoverliggende rechte zijkant 1044 en een vlak dat samenvalt met het vlak 1024 van de metaalplaat, echter, het is duidelijk dat hun richting tegengesteld is, waardoor deze hoeken 122B en 124B dus kunnen beschouwd kunnen worden als tegengestelde hoeken. Het is echter duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij de hoeken 1226 en 1246 van elkaar verschillen, zolang ze echter een tegengestelde richting behouden. Het is daarbij eveneens duidelijk, dat de hoeken 122B en 124B een scherpe hoek vormen, met een absolute waarde in het bereik van 5° tot en met 85°, bij voorkeur in het bereik van 10° tot en met 60°, bijvoorbeeld in het bereik van 15° tot en met 50°, bijvoorbeeld 45°.
Verder is het duidelijk dat de doorsnede van de buigsleuf 110 bepaald wordt door een transitieregio 126 die de binnenste einden 1224, 1244 van beide rechte zijkanten 122, 124 verbindt. Met andere woorden de buigsleuf 110 bevat naast de zijwanden 122, 124 een transitieregio 126 die de bodem van de buigsleuf 110 vormt en de zijwanden 122, 124 verbindt.
Bij voorkeur is de metaalplaat een eendelige metaalplaat, die bijvoorbeeld bestaat uit een geschikt metaal zoals bijvoorbeeld aluminium, staal, etc. en/of bestaat ze uit een homogene structuur en bevat ze geen composietstruuctuur, samengestelde structuur, sandwich- structuur en dergelijk waarbij bijvoorbeeld dunnere metaalplaten gecombineerd worden met een laag van een ander, meer elastisch materiaal, zoals een geschikte kunststof. Het is duidelijk dat nog verdere uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij het deel van de metaalplaat 100 waarin de buigsleuf 110 is aangebracht bestaat uit metaal. Het is duidelijk dat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de buigsleuf 110 wordt aangebracht in de ongebogen toestand van de metaalplaat 100 zoals bijvoorbeeld weergegeven in Figuur 1 en Figuur 2, bijvoorbeeld door middel van een geschikte metaalbewerkingstechniek, zoals bijvoorbeeld frezen of een andere geschikte verspaningstechniek, echter het is duidelijk dat alternatieve technieken mogelijk zijn zoals bijvoorbeeld het chemisch etsen, waterstraal snijden, laserstraal snijden, … .
Zoals verder zichtbaar in Figuur 4 wordt vervolgens in stap 220 de metaalplaat 100 gebogen langsheen de buigsleuf 124. Dit betekent dat zo de metaalplaat 100 van de ongebogen toestand uit Figuur 1 of Figuur 2 gebogen wordt tot de gebogen toestand weergegeven in Figuur 3. In de gebogen toestand, die wordt bereikt na het buigen van de metaalplaat 100 langsheen de buigsleuf 124, dit wil zeggen omheen een as B evenwijdig aan de langsrichting van de langwerpige buigsleuf 110, bereikt de metaalplaat 100 een toestand waarbij er een hoek a, ook wel buighoek, aanwezig is tussen het vlak 1024, in dit geval het bovenvlak 1024 van de metaalplaat 100 aan weerzijden van de buigsleuf 110. Met andere woorden er wordt een buighoek a gerealiseerd tussen een eerste deel 104a van de metaalplaat 100 en een tweede deel 104b van de metaalplaat 100 die respectievelijk aan weerszijden de buigsleuf 110 flankeren, of met andere woorden tussen twee delen 104a, 104b van de metaalplaat die zich aan weerszijden van de buigsleuf 110 bevinden.
Deze buighoek a is in het bereik van 10° tot en met 170°, bij voorkeur in het bereik van 15° tot en met 150°, bijvoorbeeld in het bereik van 30° tot en met 120°, bijvoorbeeld 60°, bijvoorbeeld 90°, … . Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de buighoek a nagenoeg 90°, wat een veel voorkomende situatie is wanneer de metaalplaat bijvoorbeeld aangewend wordt als behuizing die bijvoorbeeld een deur, deksel, of andere structuur 300 omgeeft met die bijvoorbeeld een overeenkomstige rechte hoek bevat.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm wordt de metaalplaat 100, tijdens het buigen van de metaalplaat 100 langsheen de buigsleuf 124, dit wil dus zeggen tijdens het buigen van de metaalplaat van de ongebogen toestand naar de gebogen toestand, tijdelijk over een hoek wordt gebogen die groter is dan de buighoek a in de gebogen toestand. Dit wordt mogelijk gemaakt door de aanwezigheid van de transitieregio 126 die een zekere breedte D3 bevat en er voor zorgt dat de zijkanten 122, 124 ter hoogte van het bovenvlak 102a wat dichter naar elkaar kunnen toegebogen worden tijdens het buigen van de metaalplaat 100, dan de einden van de zijvlakken 122, 124 ter hoogte van de transitieregio 126. Na de plastische vervorming van de metaalplaat 100 ter hoogte van de transitieregio 126 tijdens het buigen, zal namelijk er een zekere elastische relaxatie optreden, waarbij de toestand weergegeven in Figuur 3, waarbij de zijvlakken 122, 124 in de gebogen positie, terug wat verder zijn opengegaan en bij voorkeur, zoals weergegeven, zich in een nagenoeg evenwijdige toestand bevinden.
Het is verder duidelijk dat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de inclinatiehoek 122B en de rechte zijkant 122 en de inclinatiehoek 1246 van de rechte zijkant 124 een gelijke grootte bevatten. Met andere woorden de rechte zijkanten 122, 124 zijn spiegel symmetrisch aangebracht ten opzichte van een langsvlak A-A' van de buigsleuf 110 dwars op een langsvlak C van de metaalplaat 100, of met andere woorden een centraal langsvlak A-A’ van de buigsleuf 110. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de buighoek a 90° en zijn de inclinatiehoeken 122, 124B elk 45° met een tegengestelde richting, hun complementaire hoeken zijn dus 90°-45°, of met andere woorden eveneens 45°. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij bij voorkeur de som van de grootte van de complementaire hoeken van de inclinatiehoeken 122B, 1246 van de rechte zijkanten 122, 124 overeenstemt met de buighoek a. Volgens dergelijke alternatieve uitvoeringsvormen is de grootte van de inclinatiehoeken 122, 1246 bijvoorbeeld niet identiek en is bijvoorbeeld de grootte van de de inclinatiehoeken 122B 30° terwijl de grootte van de inclinatiehoek 124B 60° is om een buighoek a van 90° te bereiken in de gebogen toestand van de metaalplaat.
Het is echter duidelijk dat nog verder alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij de inclinatiehoeken 122B, 124B van de rechte zijkanten 122, 124 ten opzichte van een vlak dat samenvalt met het vlak 1024 bepaald worden in functie van de buighoek a.
Volgens dergelijke uitvoeringsvoorbeeld kan in plaats van de som, eender welke andere geschikte functie gebruikt worden om de inclinatiehoeken 122B, 1246 te bepalen in functie van de buighoek «a, zoals bijvoorbeeld een geschikte verhouding, etc. . Zoals verder zichtbaar, volgens het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in Figuur 1, strekken de respectievelijke rechte zijkanten 122, 124 van de buigsleuf 110 zich uit vanaf een einde 1224, 124a dat respectievelijk aansluit aan de transitieregio 126 tot aan een tweede einde 122b, 124b waar de rechte zijkanten 122, 124 respectievelijk aansluiten op het vlak 102a van de metaalplaat 100. Deze rechte zijkanten 122, 124 zijn zoals weergegeven uitgevoerd als rechte vlakken en hebben volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een gelijke lengte.
De einden 1224, 1244, 122b, 124b vormen dus een respectievelijke rand of uiterste einde voor de rechte, vlakke vorm van de rechte zijkanten 122, 124. Het is duidelijk dat de rechte zijkanten 122, 124, in hoofdzaak recht zijn en daarbij bijvoorbeeld afgeronde en/of afgebogen einden 1224, 1244, 122b, 124b kunnen bevatten.
Het is verder duidelijk dat de einden 1224, 1244, 122b, 124b niet noodzakelijk, zoals weergegeven een hoekige rand vormen, maar dat alternatieve uitvoeringvormen die bijvoorbeeld afgeronde, afgebogen, of een andere geschikte vorm voor de einden 122a, 1244, 122b, 124b bevatten.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de transitieregio 126 eveneens recht en vlak en evenwijdig aan de vlakken 1024, 102b van de metaalplaat 100 in de ongebogen toestand.
Het is echter duidelijk dat alternatieve vormen mogelijk zijn waarbij bijvoorbeeld de transitieregio 126, die de bodem vormt van de buigsleuf 110, geen vlakke vorm heeft, maar een gekromde, of gebogen vorm, of eender welke andere geschikte vorm die de overgang maakt tussen de rechte zijkanten 122, 124. Volgens nog verder alternatieve uitvoeringsvormen kan de transitieregio 126 onder eender welke hoek ten opzichte van de vlakken 1024, 102b van de metaalplaat 100 aangebracht zijn, waarbij bij voorkeur de transitieregio 126 eveneens onder een hoek is aangebracht ten opzichte van elke van de respectievelijke rechte zijkanten 122, 124. Het is daarbij duidelijk dat deze voornoemde hoek van de transitieregio 126 ten opzichte van de respectievelijke rechte zijkanten 122, 124 , een bepaalde minimum waarde overschrijdt, bijvoorbeeld 5° of meer, bij voorkeur 10° of meer, bij voorkeur is deze hoek 90° meer, bij voorkeur een stompe hoek.
Het is verder duidelijk dat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld in Figuur 1, in de ongebogen toestand, de verhouding tussen de breedte D3 van de transitieregio 126 en de afstand D4 tussen de transitieregio 126 en het ondervlak 102b van de metaalplaat 100 bij voorkeur gelijk is. Het is echter duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij bijvoorbeeld deze verhouding in het bereik ligt van 30% tot en met 300%, bij voorkeur 50% tot en met 200%, bij voorkeur 75% tot en met 150%, bij voorkeur 90% tot en met 110%. Het is duidelijk dat met de breedte D3 de afstand bedoeld wordt van de transitieregio 126, of de afstand tussen de eerste einden 122a,124a van de tegenoverliggende rechte zijkanten 122, 124 van de buigsleuf 110. Het is duidelijk, volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld dat deze breedte D3 zich uitstrekt volgens een richting dwars op de langsrichting van de buigsleuf 110 en evenwijdig met het centrale langsvlak C van de metaalplaat 100 in de ongebogen toestand van Figuur 1. Bij alternatieve uitvoeringsvormen, waarbij de transitieregio 126 bijvoorbeeld niet evenwijdig verloopt ten opzichte van het centrale langsvlak C van de metaal plaat betreft de breedte D3 de afstand evenwijdig met dit centrale langsvlak C en dwars op de langsrichting van de buigsleuf 110. Met andere woorden, dit betreft de aftand tussen de eerste einden 1224, 1244 van de tegenoverliggende rechte zijkanten 122, 124, volgens de voornoemde richting, dit wil zeggen evenwijdig met het centrale langsvlak C en dwars op de langsrichting van de buigsleuf 110, Het is verder duidelijk dat de afstand D4 en het ondervlak 102b overeenstemt met de dikte van het overgebleven deel van de metaalplaat 100 ter hoogte van de bodem van de buigsleuf 110 gevormd door de transitieregio 126. Het is daarbij verder duidelijk dat D4 zich uitstrekt volgens een richting dwars op de vlakken 1024, 102b van de metaalplaat 100, tussen de bodem van de buigsleuf en het vlak 102b, in dit geval het ondervlak 102b dat zich tegenover het vlak 102a van de metaalplaat 100 ligt waarin de buigsleuf 110 is aangebracht. Met andere woorden de afstand D4 volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de afstand tussen de bodem van de buigsleuf 110 en het ondervlak 102b van de metaalplaat 100 volgens het centrale langsvlak A-A’ van de buigsleuf. Het is duidelijk dat bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de afstand D4 constant is aangezien de transitieregio 126 evenwijdig verloopt aan het ondervlak 102b en het centrale langsvlak C van de metaalplaat. Bij alternatieve uitvoeringsvormen waarbij de transitieregio 126 niet evenwijdig verloopt kan D4 bepaald worden als de minimum afstand tussen de transitieregio 126 en het tegenoverliggende vlak 102b van de metaalplaat 100, of met andere woorden de minimum dikte van de metaalplaat ter hoogte van de bodem van de buigsleuf 110 gevormd door de transitieregio 126.
Zoals zichtbaar is de door de inclinatiehoeken 1226, 1246 van de tegenoverliggende rechte zijkanten 122, 124, de breedte D2 van de buigsleuf 110 ter hoogte van het bovenvlak 102a, of met ander woorden het vlak 1024 waarin en waarlangs de sleuf werd aangebracht in de metaalplaat in stap 210, groter dan de breedte van de trasitieregio 126 die de bodem vormt van de buigsleuf 110. Het is duidelijk dat deze breedte D2 van de buigsleuf 110, eveneens de maximum breedte betreft van deze buigsleuf 110, en dat het de afstand betreft, in het vlak van het bovenvlak 1024 tussen de respectievelijke uiterste of buitenste einden 122b en 124b van de rechte zijkanten 122, 124 ter hoogte van dit bovenvlak 102a van de metaalplaat 100. Zoals zichtbaar in Figuur 1 en Figuur 2 wordt de buigsleuf 110 zo aangebracht in de metaalplaat 100 dat, in een ongebogen toestand, de breedte D3 van de transitieregio 126 kleiner is dan de breedte D2 van de buigsleuf 110 ter hoogte van het vlak 122 van de metaalplaat 100 waarin de buigsleuf 110 is aangebracht. Bij voorkeur is de breedte D3 van de transitieregio in het bereik van 5% tot en met 40% van de breedte D2 van de buigsleuf 110 ter hoogte van het vlak 122 van de metaalplaat 100 waarin de buigsleuf is ingebracht, bij voorkeur 15% tot en met 35%. Het is verder duidelijk dat de breedte D3, steeds een zekere minimumwaarde zal overschrijden van bijvoorbeeld 0,5mm of meer, bij voorkeur 1mm of meer, en dat de tegenoverliggende rechte kanten 122, 124 niet rechtstreeks in elkaar overgaan of op elkaar aansluiten op hun diepste punt, maar, er over een zekere minimumafstand een transitieregio 126 aanwezig is die geconfigureerd is om een hardbaar materiaal 130 toe te laten tot op de bodem van de buigsleuf 110.
Zoals zichtbaar in Figuur 3, na het buigen van de metaalplaat 100, dit wil zeggen in de gebogen toestand, na bijvoorbeeld stap 220, is de verhouding tussen de breedte D3 van de transitieregio 126 en de breedte D2 van de buigsleuf 110 ter hoogte van de metaalplaat 100 waarin de buigsleuf 100 is aangebracht nagenoeg gelijk. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij bij voorbeeld deze verhouding in het bereik is van 80% tot en met 120% wordt gebracht, bij voorkeur in het bereik van 90%-110%, bij voorkeur in het bereik van 95% tot en met 105%.
Zoals zichtbaar in Figuur 4 kan, naargelang de uitvoeringsvorm voor en/of na stap 220, een step 215, 225 uitgevoerd worden waarbij hardbaar materiaal 130 in de buigsleuf 110 wordt ingebracht. Het hardbaar materiaal 130 is bijvoorbeeld een geschikte hars, lijm, kunststof en/of een keramisch materiaal die in de vorm van een geschikte vloeistof of pasta kan worden ingebracht in de buigsleuf 110, waarna het kan uitharden tot een vaste stof, die zich bij voorkeur hecht aan de wanden van de buigsleuf 110. Zoals zichtbaar in Figuur 2 kan volgens bepaalde uitvoeringsvormen het hardbaar materiaal 130 over de volledige lengte 100W van de buigsleuf 110 worden aangebracht. Echter, volgens alternatieve uitvoeringsvormen kan dit hardbaar materiaal 130 enkel over een deel van de lengte van de buigsleuf 110, meer bepaald de delen 100aW, 100bW van de buigsleuf 110 ter hoogte van de zijkanten 1004, 100b worden aangebracht, aangezien daar het risico op kerfwerking, scheurvorming en/of beschadiging bij mechanische en/of thermische belasting het grootst is en dit de efficiëntie bij het aanbrengen van het hardbaar materiaal 130 vergroot. Bij voorkeur stemt de afstand 100aW, 100bW overeen met 2mm of meer, bij voorkeur 5mm of meer, bij voorkeur 10mm of meer, bij voorkeur in het bereik van 1% - 10% van de totale lengte 100W van de buigsleuf 110. Het is duidelijk dat nog verdere alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij bij voorkeur het hardbaar materiaal 130, aangebracht is in de buigsleuf 110 aan minstens één of beide uiterste einden 1104, 110b van de buigsleuf 110. Het is duidelijk dat verdere alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij, niet enkel aan de uiteinden, maar verspreid over de lengte 100W van de buigsleuf 110 op geschikte locaties, bijvoorbeeld, met een bepaalde tussenafstand hardbaar materiaal 130 over een zekere lengte in de buigsleuf 110 wordt aangebracht. Het is duidelijk nog verdere geschikte uitvoeringsvorm mogelijk zijn waarbij gebruik gemaakt wordt van een geschikte verdeling en/of verspreiding van het hardbaar materiaal 130 over de lengte 100w van de buigsleuf 110.
Het hardbaar materiaal 130 is bij voorkeur bestand tegen een optionele navolgend afwerkingsstap voor de vervaardiging van de gebogen metaalplaat waarbij de metaalplaat wordt behandeld met geschikte afwerkingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld reinigingsmiddelen, verven, lakken, poederlakken, etc. Sommige van deze afwerkingsstappen, bevatten een thermische behandeling waarbij de temperatuur oploopt tot een bepaalde maximumtemperatuur. Bij dergelijke uitvoeringsvormen is het voordelig dat het hardbaar materiaal 130, minstens in de uitgeharde toestand, bestand is tegen deze maximumtemperatuur. ;Bij voorkeur is het hardbaar materiaal 130 geconfigureerd om bestand te zijn tegen een blootstelling gedurende een periode van minstens 15 minuten, bij voorkeur minstens 30 minuten, bijvoorbeeld 30 tot en met 60 minuten, aan een temperatuur van 150°C of hoger, bij voorkeur 180°C of hoger, bijvoorbeeld 180°C tot en met 200°C. Bij voorkeur kan het hardbaar materiaal 130, voor of na het uitharden op eenvoudige wijze worden nabewerkt, door middel van afstrijken, afschuren, polijsten, en dergelijk, zodat op een efficiënte wijze een mooi en vlak oppervlak wordt verkregen in het bijzonder ter hoogte van de uiteinden 1104, 110b van de buigsleuf 110. Voorbeelden van het hardbaar materiaal 130 zijn bijvoorbeeld geschikte zoals keramische lijmen, epoxy lijmen, …, warmte bestendige vulmaterialen zoals bijvoorbeeld een product dat vermarkt wordt onder de naam “Vitcas Heat Resistant Filler”, etc.
Zoals hierboven reeds aangegeven is een gebogen metaalplaat 100 geproduceerd volgens de hierboven beschreven methode bijzonder voordelig bij een inrichting waarbij een vlak element 300 met een hoekpunt 310, zoals bijvoorbeeld een deur, een paneel, een wand, etc. , dat dwars is aangebracht ten opzichte van de gebogen metaalplaat 100 en waarvan hethoekpunt 310 aansluit op de gebogen metaalplaat. Zoals weergegeven in Figuur 3, sluit het hoekpunt 310 van dit element 300 bij voorkeur aan ter hoogte van de buigsleuf 110 in de gebogen toestand. Het is duidelijk dat volgens variante uitvoeringsvormen, de metaalplaat 100 op twee of meer plaatsen gebogen kan worden, bij voorbeeld door het aanbrengen van twee of meer buigsleuven 110 op de respectievelijke locaties waar de metaalplaat 100 dient gebogen te worden. Het is duidelijk dat verder varianten en combinaties mogelijk zijn zonder de beschermingsomvang te verlaten zoals gedefinieerd in de conclusies.

Claims (1)

  1. Conclusies
    1. Een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat, bevattende de stappen: - het aanbrengen van een buigsleuf (110) in een vlak (102a) van de metaalplaat (100), waarbij de doorsnede van de buigsleuf (110) een profiel (120) bevat bepaald door: - een paar tegenoverliggende rechte zijkanten (122, 124) die zich, onder respectievelijke inclinatiehoeken (122B, 1248) met een tegenovergestelde richting ten opzichte een vlak dat samenvalt met het vlak (10234), vanaf dit vlak (1024) uitstrekken in de metaalplaat (100); - een transitieregio (126) die de bodem van de buigsleuf (110) vormt en beide rechte zijkanten (122, 124) verbindt; - het buigen van de metaalplaat (100) langsheen de buigsleuf (124); - het aanbrengen van een hardbaar materiaal in de buigsleuf (110) minstens aan één of beide uiterste einden (1104, 110b) van de buigsleuf (110), en waarbij de buigsleuf (110) zo wordt aangebracht in de metaalplaat (100) dat, in een ongebogen toestand: - de verhouding tussen: - de breedte (D3) van de transitieregio (126); en - de afstand (D4) tussen de transitieregio (126) en het tegenoverliggende vlak (102b) van de metaalplaat (100) van het vlak (1023) waarin de buigsleuf (110) is aangebracht, in het bereik ligt van 30% tot en met 300%; en - de breedte (D3) van de transitieregio in het bereik van 5% tot en met 40% van de breedte (D2) van de buigsleuf (110) ter hoogte van het vlak (122) van de metaalplaat (100) waarin de buigsleuf (110) is ingebracht, en waarbij na het buigen van de metaalplaat (100) in de gebogen toestand, de verhouding tussen de breedte (D3) van de transitieregio (126) en de breedte (D2) van de metaalplaat (100) waarin de buigsleuf (100) is aangebracht, in het bereik van 80% tot en met 120% wordt gebracht.
    2. Een methode volgens conclusie 1, waarbij het hardbaar materiaal wordt aangebracht voor of na het buigen van de metaalplaat langsheen de buigsleuf (100).
    3. Een methode volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de metaalplaat (100) van een ongebogen toestand gebogen wordt tot een gebogen toestand, die wordt bereikt na het buigen van de metaalplaat (100) langsheen de buigsleuf (110), zodat in de gebogen toestand er een buighoek (a) aanwezig is tussen het vlak (102) aan weerzijden van de buigsleuf (110).
    4. Een methode volgens conclusie 3, waarbij de metaalplaat (100), tijdens het buigen van de metaalplaat (100) langsheen de buigsleuf (124), tijdelijk over een hoek wordt gebogen die groter is dan de buighoek (a) in de gebogen toestand.
    5. Een methode volgens conclusie 3 of 4, waarbij de buigsleuf (110) zo wordt aangebracht in de metaalplaat (100), dat de inclinatiehoeken (122B, 1246) van de rechte zijkanten (122, 124) ten opzichte van een vlak dat samenvalt met het vlak (102a) bepaald worden in functie van de buighoek (a).
    6. Een methode volgens een of meer van de conclusies 3 tot 5, waarbij de som van de grootte van de complementaire hoeken van de inclinatiehoeken (1226, 124B) van de rechte zijkanten (122, 124) overeenstemt met de buighoek (a).
    7. Een methode volgens conclusie 5 of 6, waarbij: - de inclinatiehoeken (122, 124B) van de rechte zijkanten (122, 124) een gelijke grootte bevatten; en/of - waarbij de rechte zijkanten (122, 124) spiegel symmetrisch zijn aangebracht ten opzichte van een langsvlak (A-A”) van de buigsleuf (110) dwars op een langsvlak (C) van de metaalplaat (100).
    8. Een methode volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de buigsleuf (110) zo wordt aangebracht in de metaalplaat (100) dat, in een ongebogen toestand, de verhouding tussen: - de breedte (D3) van de transitieregio (126); en - de afstand (D4) tussen de transitieregio (126) en het tegenoverliggende vlak (102b) van de metaalplaat (100) van het vlak (1023) waarin de buigsleuf (110) is aangebracht, in het bereik ligt van 50% tot en met 200%, bij voorkeur 75% tot en met 150%, bij voorkeur 90% tot en met 110%, bij voorkeur gelijk is.
    9. Een methode volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de buigsleuf (110) zo wordt aangebracht in de metaalplaat (100) dat, in een ongebogen toestand, de breedte (D3) van de transitieregio in het bereik is van 15% tot en met 35% van de breedte
    (D2) van de buigsleuf (110) ter hoogte van het vlak (122) van de metaalplaat (100) waarin de buigsleuf is ingebracht.
    10. Een methode volgens conclusie 9, waarbij na het buigen van de metaalplaat (100) in de gebogen toestand, de verhouding tussen de breedte (D3) van de transitieregio (126) en de breedte (D2) van de metaalplaat (100) waarin de buigsleuf (100) is aangebracht, in het bereik van 90% tot en met 110% wordt gebracht, bij voorkeur in het bereik van 95% tot en met 105%, bij voorkeur nagenoeg 100%.
    11. Een methode volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het hardbaar materiaal één of meer van de volgende elementen bevat en/of bestaat uit één of meer van de volgende elementen: - een hars; - een lijm; - een kunststof, - een keramisch materiaal; - een materiaal dat gedurende een periode van minstens 15 minuten, bij voorkeur minstens 30 minuten, kan worden blootgesteld aan een temperatuur van 150°C of hoger, bij voorkeur 180°C of hoger.
    12. Een methode volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het buigen van de metaalplaat (100) langsheen de buigsleuf (110) gebeurt omheen een as B evenwijdig aan de langsrichting van de buigsleuf (110); en/of waarbij de buigsleuf (110) zo wordt aangebracht dat die zich lineair en/of langwerpig uitstrekt langsheen de metaalplaat (100) tussen twee tegenoverliggende randen (1004, 100b) van de metaalplaat (100).
    13. Een methode volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de metaalplaat (100) eendelig is; en/of waarbij het deel van de metaalplaat (100) waarin de buigsleuf (110) is aangebracht bestaat uit metaal; en/of waarbij de metaalplaat bestaat uit een homogene structuur.
    14. Een gebogen metaalplaat (100) vervaardigd volgens de methode volgens één of meer van de conclusies 1 tot 13, de metaalplaat bevattende: - de buigsleuf (110) die in het vlak (102a) van de metaalplaat (100) is aangebracht, waarbij, in een ongebogen toestand van de metaalplaat (100), de doorsnede van de buigsleuf (110) een profiel (120) bevat bepaald door:
    - een paar tegenoverliggende rechte zijkanten (122, 124) die zich, onder respectievelijke inclinatiehoeken (122B, 1248) met een tegenovergestelde richting ten opzichte een vlak dat samenvalt met het vlak (1023), vanaf dit vlak (102a) uitstrekken in de metaalplaat (100); - een transitieregio (126) die de bodem van de buigsleuf (110) vormt en beide rechte zijkanten (122, 124) verbindt, en - het hardbaar materiaal, aangebracht in de buigsleuf (110) minstens aan één of beide uiterste einden (1104, 110b) van de buigsleuf (110), waarbij de buigsleuf (110) zo werd aangebracht in de metaalplaat (100) dat, in een ongebogen toestand: - de verhouding tussen: - de breedte (D3) van de transitieregio (126); en - de afstand (D4) tussen de transitieregio (126) en het tegenoverliggende vlak (102b) van de metaalplaat (100) van het vlak (1023) waarin de buigsleuf (110) is aangebracht, in het bereik ligt van 30% tot en met 300%; en - de breedte (D3) van de transitieregio in het bereik van 5% tot en met 40% van de breedte (D2) van de buigsleuf (110) ter hoogte van het vlak (122) van de metaalplaat (100) waarin de buigsleuf (110) is ingebracht, en waarbij na het buigen van de metaalplaat (100) in de gebogen toestand, de verhouding tussen de breedte (D3) van de transitieregio (126) en de breedte (D2) van de metaalplaat (100) waarin de buigsleuf (100) is aangebracht, in het bereik van 80% tot en met 120% wordt gebracht.
    165. Een inrichting bevattende een gebogen metaalplaat volgens conclusie 14, en een vlak element met een hoekpunt dat dwars is aangebracht ten opzichte van de gebogen metaalplaat en waarvan het hoekpunt aansluit op de gebogen metaalplaat.
BE20205685A 2020-10-02 2020-10-02 Een gebogen metaalplaat en een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat BE1028668B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205685A BE1028668B1 (nl) 2020-10-02 2020-10-02 Een gebogen metaalplaat en een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat
NL2029284A NL2029284B1 (nl) 2020-10-02 2021-09-30 Een gebogen metaalplaat en een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205685A BE1028668B1 (nl) 2020-10-02 2020-10-02 Een gebogen metaalplaat en een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1028668A1 BE1028668A1 (nl) 2022-04-27
BE1028668B1 true BE1028668B1 (nl) 2022-05-04

Family

ID=72840265

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205685A BE1028668B1 (nl) 2020-10-02 2020-10-02 Een gebogen metaalplaat en een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1028668B1 (nl)
NL (1) NL2029284B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS6046819A (ja) * 1983-08-23 1985-03-13 Eidai Co Ltd 金属板の折曲方法
GB2197810A (en) * 1986-09-22 1988-06-02 Jackson Paul Adrian Southon Sheet metal articles
JPH0455560A (ja) * 1990-06-26 1992-02-24 Mitsubishi Kasei Corp 複合板の折曲げ加工方法
FR2842443A1 (fr) * 2002-07-19 2004-01-23 Alfred Chocroun Plaque metallique, son procede de fabrication et son procede de pliage
US20160207236A1 (en) * 2014-01-31 2016-07-21 Sumitomo Electric Industries, Ltd. Composite member and composite-member manufacturing method
WO2018060084A1 (de) * 2016-09-27 2018-04-05 Thyssenkrupp Steel Europe Ag Halbzeug mit funktionselementen für bauteile, bauteil aus diesem halbzeug sowie verfahren für die bauteilherstellung

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS6046819A (ja) * 1983-08-23 1985-03-13 Eidai Co Ltd 金属板の折曲方法
GB2197810A (en) * 1986-09-22 1988-06-02 Jackson Paul Adrian Southon Sheet metal articles
JPH0455560A (ja) * 1990-06-26 1992-02-24 Mitsubishi Kasei Corp 複合板の折曲げ加工方法
FR2842443A1 (fr) * 2002-07-19 2004-01-23 Alfred Chocroun Plaque metallique, son procede de fabrication et son procede de pliage
US20160207236A1 (en) * 2014-01-31 2016-07-21 Sumitomo Electric Industries, Ltd. Composite member and composite-member manufacturing method
WO2018060084A1 (de) * 2016-09-27 2018-04-05 Thyssenkrupp Steel Europe Ag Halbzeug mit funktionselementen für bauteile, bauteil aus diesem halbzeug sowie verfahren für die bauteilherstellung

Also Published As

Publication number Publication date
NL2029284B1 (nl) 2022-06-08
BE1028668A1 (nl) 2022-04-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Hahn et al. Local yielding and extension of a crack under plane stress
RU2386510C2 (ru) Способ прорезания листа с повышенным сопротивлением усталости и получаемый лист
US8870396B2 (en) Substrates for mirrors for EUV lithography and their production
RU2366548C2 (ru) Заготовка для изготовления пильных полотен или пильных лент и способ их изготовления
RU2530919C2 (ru) Изогнутые бритвенные лезвия и способ их изготовления
US10124555B2 (en) Sandwich structure including grooved outer sheet
BE1028668B1 (nl) Een gebogen metaalplaat en een methode voor het produceren van een gebogen metaalplaat
Soyama et al. Use of an abrasive water cavitating jet and peening process to improve the fatigue strength of titanium alloy 6Al-4V manufactured by the electron beam powder bed melting (EBPB) additive manufacturing method
JPH02229687A (ja) 物品の抵抗を減少する方法およびその方法によつて処理された物品
US10710328B2 (en) Wheeled trailer sandwich structure including grooved outer sheet
JP2002316370A (ja) 複合パネルの製造方法
Hafenecker et al. Hybrid process chains combining metal additive manufacturing and forming–A review
US20070152022A1 (en) Methods of friction welding in a groove
CN113711136A (zh) 凸轮式钟表部件
Chow et al. Experimental statistical analysis of laser micropolishing process
EP0726102A1 (en) Method for deforming a plate and plate suitable therefor
Phanitwong et al. Centered coined-bead technique for precise U-bent part fabrication
US4606213A (en) Tool for producing bends in curved surfaces
CN102333618B (zh) 用于使板产品成型的系统及方法
GB2152196A (en) Fluid control valve unit
KR20220046140A (ko) 레이저와 습식 식각을 이용한 박막 글라스 커팅 및 커팅면 형상 가공 방법
NL2018506B1 (nl) Werkwijze voor de vervaardiging van een thermoplastische vezelcomposietcomponent en thermoplastische vezelcomposietcomponent
EP4211086B1 (en) Laser forming non-square edges in transparent workpieces using low intensity airy beams
Ciecińska et al. Analysis of the Effect of Surface Preparation of Aluminum Alloy Sheets on the Load-Bearing Capacity and Failure Energy of an Epoxy-Bonded Adhesive Joint
JPH05293917A (ja) ハニカムパネルとその製造方法

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20220504