BE1028661B1

BE1028661B1 - Een vanuit hoogteperspectief effectief verpakkingssamenstelling

Info

Publication number: BE1028661B1
Application number: BE20215163A
Authority: BE
Inventors: Hans Soenen; Patrick Dejager
Original assignee: Dejager Invest Group
Priority date: 2021-03-03
Filing date: 2021-03-03
Publication date: 2022-04-25

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een opvouwbaar verpakkingssamenstel, bijbehorende pallet en deksel voor gebruik bij transport, waarbij wordt voorzien in behoefte aan effectiviteit in termen van volumeaspecten, in het bijzonder in uitgevouwen modus, in het bijzonder door de hoogte van deze uitgevouwen modus effectiever te maken (bijv. kleiner, het vermijden van open ruimten, compactere structuur) zonder de sterktevereisten voor transport hierbij in gevaar te brengen.

Description

EEN VANUIT HOOGTEPERSPECTIEF EFFECTIEF VERPAKKINGSSAMENSTELLING Technisch veld De uitvinding heeft betrekking op een opvouwbaar verpakkingssamenstel, bijbehorende pallet en deksel voor gebruik bij transport, waarbij wordt voorzien in behoeften aan effectiviteit in termen van volumeaspecten, in het bijzonder in uitgevouwen modus.

Achtergrond van de uitvinding Zoals bekend in de techniek, bestaan er verpakkingssamenstellen die kunnen worden gevouwen tot een compacte eenheid en kunnen worden uitgevouwen en opgericht om een dooslichaam te verschaffen voor het bevatten van een product of materialen (bijv. bulkmaterialen) die moeten worden verzonden of opgeslagen.

Dergelijke verpakkingssamenstellen omvatten een opvouwbaar frame (in het Nederlands ook mantel genoemd) voor het vormen van het dooslichaam wanneer het is uitgevouwen, en zijn aangepast voor gebruik met een vorkheftruck met vorken om het samenstel op te tillen.

Bovendien hebben dergelijke verpakkingssamenstellen een (bodem- of grond)plaat, waarbij de plaat een bodem verschaft en het opvouwbare frame in uitgevouwen toestand de opstaande wanden vormen voor de doos in opgerichte toestand, waarbij de plaat en het opvouwbare frame van een golfkartonmateriaal zijn.

Typisch is de (bodem- of grond)plaat voorzien van zijflappen die uitsteken boven de plaat, waardoor een open doos wordt bepaald, voor het passen van het frame in de open doos, waarbij het frame in opgevouwen toestand kan worden opgenomen in de open doos binnen de buitenomtrek zoals bepaald door de zijflappen, en wanneer uitgevouwen om te worden gemonteerd door verwijderbaar een deel van het buitenoppervlak van een van de open uiteinden van het uitgevouwen frame te monteren - het frame bepaalt twee open uiteinden wanneer uitgevouwen - het frame tegen de binnenoppervlakken van de Zijflappen van de open doos tijdens het opzetten van het verpakkingssamenstel.

Dit deel van het buitenoppervlak (van het frame) dat verwijderbaar is aangebracht, kan worden gezien als het onderste deel van het frame wanneer het in de open doos wordt geplaatst.

Verpakkingssamenstellen volgens de stand-van-techniek, vullen de golfkartonplaat aan met een eerste set balken om de golfkartonplaat te versterken; en een tweede stel balken, verbonden met het eerste stel balken, ingericht om de vorken van een vorkheftruck in te voeren om het samenstel op te tillen.

Bij het transporteren van tot compacte eenheden gevouwen verpakkingssamenstellen naar de bestemming waar ze worden gebruikt en dus geladen met een product of materiaal dat moet worden verzonden of opgeslagen, is het belangrijk om zoveel mogelijk verpakkingssamenstellen op elkaar te kunnen stapelen. Het discrete aantal van dergelijke verpakkingssamenstellen dat maximaal kan worden gestapeld, hangt af van de hoogte van het transportvoertuig en de hoogte van het verpakkingssamenstel zelf in zijn opgevouwen compacte eenheidsformaat. Gewicht en volume grotendeels van invloed op transport, tegenwoordig niet alleen economisch maar ook ecologisch, qua voetafdruk, is de vraag naar continue reductie van gewicht en volume nog nooit zo actief geweest. Ondanks bestaande pogingen om verpakkingssamenstellen efficiënter te stapelen, bestaat er een behoefte om dit discrete aantal aanzienlijk te vergroten door de hoogte van het verpakkingssamenstel aan te passen of te verminderen. De impact daarvan is enorm, want zelfs een toename met één moet worden vermenigvuldigd met de hoeveelheid verpakkingssamenstelstapels die in twee dimensies naast elkaar in het transportvoertuig kunnen worden geplaatst. Doel van de uitvinding Het doel van de uitvinding is te voorzien in een opvouwbaar verpakkingssamenstel, bijbehorende pallet en deksel voor gebruik bij transport, waarbij wordt voldaan aan de behoefte aan effectiviteit in termen van volumeaspecten, vooral in uitgevouwen modus, in het bijzonder door de hoogte van deze uitgevouwen modus effectiever te maken (bijv. kleiner, vermijden van open ruimtes, compactere structuur) zonder de sterkte-eisen voor het transport in gevaar te brengen. Samenvatting van de uitvinding Gezien het doel van het verpakkingssamenstel om een dooslichaam te verschaffen voor het bevatten van een product of materiaal dat moet worden verzonden of opgeslagen, zijn overwegingen over de sterkte van het verpakkingssamenstel, vooral vanwege het opvouwbare karakter ervan, in verband met aanpassingen, zoals de degene die nodig zijn om het bovengenoemde doel te bereiken, belangrijke technische overwegingen.

De uitvinding heeft betrekking op een verpakkingssamenstel, aangepast voor gebruik met een vorkheftruck met vorken om het samenstel op te tillen. Een dergelijk verpakkingssamenstel heeft een (bodem)plaat, waarbij die plaat in opgerichte toestand een bodem verschaft voor het dooslichaam, waarbij die plaat van golfkartonmateriaal is en dus verder golfkartonplaat wordt genoemd. Hoewel verpakkingssamenstellen volgens de stand-van-techniek effectief zijn in termen van sterkteoverwegingen, hier van de golfkartonplaat, heeft de vereiste om een eerste set balken te hebben, zo gerangschikt dat vorkheftruckvorken niet kunnen binnenkomen op de positie of hoogte van deze eerste set balken, een negatieve invloed op het doel van de uitvinding met betrekking tot het beschouwde hoogteprobleem. De uitvinding voorziet daarom in een samenstel waarbij de golfkartonplaat is voorzien van (één set) balken, waarbij deze balken zijn ingericht om vorken van een vorkheftruck in te kunnen voeren voor het optillen van het samenstel en deze balken direct zijn verbonden met één zijde van de golfkartonplaat (meestal de kant van de plaat die naar de grond is gericht, terwijl de andere kant van de plaat het binnenoppervlak vormt van de bodem van het dooslichaam). Voor de duidelijkheid kan een balk hier (van de ene set) een volle (massieve) balk zijn maar ook een samenstelling van met elkaar verbonden elementen, terwijl de eerste set balken zoals in de techniek bedoeld over het algemeen volledige (massieve) balken vereisen. De afwezigheid van twee sets balken, en in plaats daarvan slechts één set balken, is gunstig voor het doel van de uitvinding met betrekking tot het beschouwde hoogteprobleem. Om even effectief te zijn in termen van sterkte-overwegingen, hier van de golfkartonplaat, wordt de golfkartonplaat aan de andere kant dan de balkzijde aangebracht, d.w.z. de kant van de plaat die het binnenoppervlak vormt van de bodem van het dooslichaam met daaraan bevestigd een verstevigingsmiddel, welke stijfheid creëert aan de golfkartonplaat (vergelijkbaar als het eerste stel balken in overeenstemming met wat de stand-van-techniek zou doen). In wezen leveren verstevigingsmiddelen, typisch verspreid over in wezen het hele binnenoppervlak van de bodemplaat (behalve bij de grenzen zoals verder zal worden uitgelegd), een precieze benutting, vanwege de stijfheid die ze moeten bieden, zoals redelijkerwijs zou kunnen worden opgevangen door gebruik van een groter oppervlak als (eerste) balk of (eerste) set balken. Vermeldenswaard is dat de enkele set balken in de uitvinding ook daadwerkelijk kan of zal bijdragen aan de stijfheid en kan worden meegenomen in de berekening van de eisen die aan de verstevigingsmiddelen worden gesteld. Ter wille van de duidelijkheid, terwijl zoals gezegd het verstevigingsmiddel typisch is verspreid over in wezen het gehele binnenoppervlak van de bodemplaat (behalve bij de begrenzingen), zijn alternatieve uitvoeringen, waarbij het verstevigingsmiddel kan bestaan uit verschillende afzonderlijke of verbonden delen, waarschijnlijk gebruikmakend de aanwezigheid van de resterende set balken, mogelijk. De verstevigingsmiddelen hoeven niet eens homogeen te zijn. Zoals gezegd, in een verpakkingssamenstel, met het kenmerk dat het samenstel kan worden gevouwen tot een compacte eenheid en kan worden opgericht om een dooslichaam te verschaffen voor het bevatten van een product of materialen die moeten worden verzonden of opgeslagen, waarbij het verpakkingssamenstel een opvouwbaar frame omvat, zijn overwegingen over de sterkte van dat samenstel, vooral vanwege het opvouwbare karakter ervan, belangrijke technische overwegingen. Om bij te dragen aan de sterkte omvatten de samenstellen een deksel, waarbij het deksel een bovenoppervlak heeft en vier afhankelijke zijkanten, waarbij deze zijden zijn aangepast om telescopisch aan te grijpen op het bovenste buitenoppervlak van het frame wanneer het is uitgevouwen en opgericht tot een dooslichaam, waarbij het deksel voorziet in een bovenblad wanneer het dooslichaam is opgezet en een bovenblad voor de plaat en het opvouwbaar frame wanneer deze wordt weggevouwen.

In principe geldt dat hoe langer of hoe meer de afhankelijke zijden zich naar beneden uitstrekken, hoe beter de sterkte. Echter, hier hebben we te maken met een verpakkingssamenstel, dat is aangepast voor gebruik met een vorkheftruck met vorken om het samenstel op te tillen, waarbij balken zijn opgesteld om de vorken van een vorkheftruck toegang te geven of toe te laten om het samenstel op te tillen. De balken kunnen bestaan uit buitenbalken en binnenbalken, d.w.z. balken die langs een van de randen van de plaat (en dus aan de buitenkant van de plaat) zijn aangebracht, of op een bepaalde afstand daarvan (en dus meer in het midden van de plaat worden 5 aangebracht doch parallel met een randrichting). Volgens een uitvoering zijn alle balken evenwijdig aan elkaar aangebracht. Hoewel effectief in termen van sterkte- overwegingen, hier van de doos (gevouwen of uitgevouwen) in synergie met het deksel met zijn zijden, legt de eis om vorken van een vorkheftruck toegang te geven of toe te laten om het samenstel op te tillen een harde beperking op et uitstrekken van de afhankelijke zijden naar beneden, in die zin dat die, in het bijzonder wanneer het opvouwbare frame is weggevouwen en het deksel dat samen met dit opgevouwen frame een bovenblad of bovenkant voor de plaat vormt, een dergelijke toegang niet mag blokkeren.

De uitvinding voorziet in een oplossing voor dit probleem doordat het deksel naast bovengenoemde verder nog vier poten heeft (één op elke hoek van het deksel) (elke poot omvat twee verbonden zijden die op de een of andere manier kunnen worden geïnterpreteerd als deel uitmakend van de afhankelijke zijden maar groter in hoogte in vergelijking met de hoogte van de afhankelijke zijden), die zich (neerwaarts) uitstrekken voorbij de afhankelijke zijden (zodat de poten een grotere hoogte vertegenwoordigen of langer lijken dan de afhankelijke zijden), waarbij de poten aangepast zijn om telescopisch in te grijpen het bovenste buitenoppervlak van het frame in uitgeklapte toestand met name aan de bovenrandhoeken daarvan, waarbij de poten zijn aangepast om telescopisch aan te grijpen (en niet verder dan dat en bij voorkeur een beetje boven de grond om redenen van vochtigheid) met de buitenkant van de buitenste balken, specifiek aan de bovenste buitenkant of buitenhoeken daarvan, wanneer het mantelframe is weggevouwen. Het woord mantelframe wordt hier gebruikt terwijl het verwijst naar het frame als een soort mantel (zijafdekking) voor het dooslichaam wanneer deze is uitgevouwen en opgericht. De afmeting van de verbonden zijden van de poten is zodanig gekozen dat een dergelijke toegang van vorken van een vorkheftruck niet wordt geblokkeerd. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding hebben de verbonden zijden van de poten kleinere of ten hoogste vergelijkbare of dezelfde afmetingen (bijvoorbeeld hoogte, breedte) als de buitenkant van de buitenste balken (wat bijdraagt aan het voorkomen van beschadiging van de poten). Zoals opgemerkt, hoewel de afwezigheid van twee sets balken, en in plaats daarvan men slechts één set balken heeft, gunstig is voor het doel van de uitvinding met betrekking tot het beschouwde hoogteprobleem, wordt de oplossing van het gebruik van afhankelijke zijden van het deksel om verstevigingsredenen minder effectief naarmate het uitstrekken of hoogte van die zijden beperkter is. Behalve voor de poten natuurlijk, en dus wordt de oplossing, die door de uitvinding wordt geboden, om poten te verschaffen (die zich voorbij die zijden uitstrekken) zoals beschreven, meer uitgesproken.

Zoals hierboven vermeld bij een verpakkingssamenstel dat een opvouwbaar frame omvat, zijn overwegingen over de sterkte van het verpakkingssamenstel, vooral vanwege de opvouwbare aard ervan, belangrijke technische overwegingen, en er wordt opgemerkt dat (vergelijkbaar met de zijden van het deksel) de (bodem- of grond)plaat zijde kenmerken omvat die bijdragen aan de sterkte, terwijl het gevouwen frame beter bestand is tegen wanneer opgericht.

De uitvinding gaat echter verder. Hoewel de minimale hoogte van de zijflappen er is om ervoor te zorgen dat het frame in opgevouwen toestand kan worden opgenomen binnen de omtrek van de zijflappen, kunnen we die zijflappen uitstrekken in hoogte daarboven om redenen van sterkte. Om de hoogtevoordelen van de hierboven beschreven uitvinding echter niet in gevaar te brengen, zijn de zijflappen bij voorkeur voorzien van horizontale (binnen)vouwlijnen, die zijn aangegeven om het bovenste deel van de zijflappen over het mantelframe te vouwen wanneer deze is opgevouwen. Om dit vouwen verder mogelijk te maken is het bijbehorende (hogere) deel van de zijflappen aangepast doordat extra vouwlijnen zijn aangebracht.

In een uitvoering daarvan, van twee zijflappen, die een parallel paar vormen, is het gerelateerde (hogere) deel van de zijflappen in zijn hoeken voorzien van een diagonale vouwlijn. De andere twee zijflappen (die ook een parallel paar vormen) worden op die hoogte langer uitgestrekt (of verlengd) dan de zijde die ze nodig hebben om het gevouwen frame te bedekken, en tussen het hoofdgedeelte en het uitgestrekte (of verlengde) deel daarvan is een vouwlijn aangebracht, en een deel van de verlenging of verlengde deel is verbonden met het deel van de andere zijflappen gecreëerd door de diagonale vouwlijn. Merk op dat in gevouwen modus in wezen 4 lagen golfkarton over elkaar liggen.

Zoals opgemerkt, hoewel de afwezigheid van twee sets balken, en in plaats daarvan slechts één set balken, gunstig is voor het doel van de uitvinding met betrekking tot het beschouwde hoogteprobleem, wordt de oplossing van het gebruik van zijflappen van de plaat voor redenen van versterken en opnemen minder effectief naarmate de verlenging of hoogte van die zijflappen beperkter is. De oplossing, die nu door de uitvinding wordt geboden, in het voorzien van langere zijflappen (eventueel in combinatie met de dekselpoten) zoals beschreven, wordt meer uitgesproken. Het is vermeldenswaard dat de zijflappen een bepaalde afmeting boven de plaat uitsteken en dat de dikte van het frame in opgevouwen toestand kleiner is dan de opgegeven afmeting, meer in het bijzonder dat de gegeven afmeting ten minste de dikte van het opgevouwen frame en het verstevigingsmiddel aangebracht op de bodemplaat overschrijdt. In feite kan de positie van de horizontale vouwlijnen bij voorkeur dicht bij de dikte van het frame en het verstevigingsmiddel liggen.

Houd er rekening mee dat het frame op verschillende manieren kan worden opgevouwen. Een bijzonder voordelige manier is er één waarbij het frame vier verticale (zij)panelen omvat die met elkaar zijn verbonden door verticale vouwlijnen aan de binnenkant, waarbij een tegenovergesteld paar van de (zijpanelen verticale vouwlijnen aan de buitenkant heeft, waardoor het mantelframe kan worden gevouwen met het resterende paar (zij)panelen om over elkaar heen te liggen. Het is de moeite waard om te benadrukken dat in deze uitvoeringsvorm de bovengenoemde afmeting (hoogte) van de zijflappen hoger moet zijn dan 6 keer de dikte van de framezijden (in plaats van 4 keer zoals men zou verwachten) en de dikte van het verstevigingsmiddel.

Vermeldenswaard is dat de verlenging van de zijflappen aanzienlijk kan zijn. In wezen is de beperking alleen dat de zijflappen elkaar in gevouwen toestand bij voorkeur niet raken of overlappen, omdat anders de hoogte van het samenstel in uitgevouwen toestand hoger zal zijn en bovendien meer dikte zou worden gegenereerd die opnieuw meer hoogte vereist, welke we willen vermijden. Ten slotte, gezien de bepaalde uitvoeringen van het vouwen van het mantelframe en/of het vouwen van het uitgestrekte of verlengde deel van de zijflappen, wat leidt tot een iets hogere hoogte van de gevouwen modus (zij het nog steeds aanzienlijk lager dan de stand-van-techniek vanwege het verwijderen van de eerste set balken), in termen van hoeveelheid overlap van golfkarton, laat dit precies ruimte om de poten van het deksel of afdekking iets langer te maken dan verwacht.

Samenvattend verschaft de uitvinding een golfkartonverpakkingssamenstel met een golfkartondooslichaam en een golfkartonplaat, met het kenmerk dat het samenstel kan worden gevouwen tot een compacte eenheid voor transportdoeleinden, en kan worden uitgevouwen en opgericht om een dooslichaam te verschaffen voor het bevatten van een product of materiaal dat moet worden verzonden of opgeslagen, waarbij het golfkartondooslichaam een opvouwbaar mantelframe omvat, waarbij het golfkartonverpakkingssamenstel is aangepast voor gebruik met een vorkheftruck met vorken om het samenstel op te tillen, waarbij de golfkartonplaat is voorzien van balken, ingericht om de vorken van een vorkheftruck binnen te laten of toe te laten voor het optillen van het samenstel, door de balken rechtstreeks te verbinden met een eerste zijde van de golfkartonplaat, terwijl de golfkartonplaat aan een tweede zijde is voorzien van een verstevigingsmiddel, daaraan vastgemaakt; en/of de uitvinding voorziet in een golfkartonverpakkingssamenstel met een golfkartondooslichaam en een golfkartonplaat, met het kenmerk dat het samenstel kan worden gevouwen tot een compacte eenheid voor transportdoeleinden en kan worden uitgevouwen en opgericht om een dooslichaam te verschaffen voor het bevatten van een product of materialen dat moet worden vervoerd of opgeslagen, waarbij het golfkartondooslichaam een opvouwbaar mantelframe omvat, waarbij het golfkartonverpakkingssamenstel is aangepast voor gebruik met een vorkheftruck met vorken om het samenstel op te tillen, waarbij de golfkartonplaat is voorzien van balken, die zijn aangebracht om de vorken van een vorkheftruck binnen te laten of toe te laten voor het optillen van het samenstel, waarbij het golfkartondooslichaam een deksel omvat, waarbij het deksel van het dooslichaam een bovenoppervlak heeft en vier afhankelijke zijden, waarbij de zijden aangepast zijn om telescopisch aan te grijpen aan het bovenste buitenoppervlak van het mantelframe wanneer uitgevouwen, waarbij het deksel een bovenkant vormt voor het dooslichaam wanneer het is opgericht (en dus mantelframe uitgeklapt), en een bovenkant voor het samenstel wanneer weggevouwen, waarbij het deksel van het dooslichaam verder vier poten heeft (één op elke hoek) (elke poot omvat twee verbonden zijden), die zich voorbij de zijden uitstrekken, waarbij de poten zijn aangepast om telescopisch in te grijpen op het bovenste buitenoppervlak van het mantel frame wanneer uitgevouwen, in het bijzonder bij de bovenste buitenhoeken van het mantelframe, waarbij de poten zijn aangepast om telescopisch in te grijpen (en niet verder dan dat) met de buitenkant van de buitenbalken, in het bijzonder bij de buitenhoeken van de buitenbalken, wanneer het mantelframe is weggevouwen.

Beschrijving van de tekeningen Figuur 1 toont een verpakkingssamenstel 20 volgens de uitvinding met een deksel 200, een (opvouwbare) mantel of frame 210, een structuur 220 (verschijnt als een open doos) met een (bodem- of grond)plaat 225 met zijflappen 230 die uitsteken boven de plaat 225. Het verpakkingssamenstel 20 weergegeven in de modus hier waarbij het frame 210 wordt uitgevouwen en opgericht, kan ook worden aangeduid als uitgevouwen en/of opgericht verpakkingssamenstel 20. De structuur 220, d.w.z. zowel plaat 225 als zijflappen 230, evenals mantel of frame 210 en deksel 200 zijn gemaakt van golfkarton.

Als onderdeel van het deksel 200 zijn ook het bovenoppervlak 245 en één van de afhankelijke zijden 205 daarvan aangegeven.

Zoals hier duidelijk wordt getoond, zijn de afhankelijke zijden 205 aangepast om telescopisch aan te grijpen op het bovenste buitenoppervlak van het frame 210 wanneer uitgevouwen en opgericht tot een dooslichaam.

Figuur 1 toont het uitgevonden kenmerk van dekselpoten 240, één op elke hoek van het deksel 200, en elke dekselpoot 240 met twee verbonden zijden; en het verder tonen van de balken 250, hier als voorbeeld gemaakt van hout, direct verbonden met de (bodem- of grond)plaat 225. Een horizontale vouwlijn 215 is hier ook zichtbaar.

Met Figuur 1, maar ook Figuur 2, wordt het coördinatenstelsel x, y, z gegeven.

Telkens wanneer in de huidige beschrijving naar hoogte wordt verwezen, dient rekening worden gehouden met de afmeting langs de z-as, terwijl breedte doorgaans overeenkomt met de afmeting langs de y-as, en diepte zou suggereren om langs de x-as te bewegen.

Termen als horizontaal en verticaal zouden respectievelijk langs de y-as of z-as impliceren, terwijl diagonaal kan verwijzen naar een schuine (of hellende) rechte lijn in het yz-vlak.

Figuur 2(a) toont een verpakkingssamenstel 30 in overeenstemming met de uitvinding zoals in Figuur 1 maar waarbij de balken 350 (die kunnen bestaan uit buitenbalken 351 en binnenbalken 352) ook zijn gemaakt van golfkartonmateriaal. Zowel plaat 325 als zijflappen 330 (die samen de structuur 320 definiëren die verschijnt als een open doos) als mantel of frame 310 en deksel 300 zijn gemaakt van golfkartonmateriaal.

Het deksel 300, bestaande uit een bovenoppervlak 345 en vier afhankelijke zijden 305 waarvan er één zichtbaar is, wordt opnieuw geïllustreerd. Wederom zijn de afhankelijke zijden 305 aangepast om telescopisch aan te grijpen op het bovenste buitenoppervlak van het frame 310 wanneer uitgevouwen en opgericht tot een dooslichaam, zoals afgebeeld. De neerwaartse verlenging 365 van één van de afhankelijke zijden 305 en de dekselpoten 340 zijn geïllustreerd. Het deksel 300 heeft vier poten 340, dat wil zeggen één op elke hoek van het deksel 300, en elke poot 340 omvat twee verbonden zijden die op de een of andere manier kunnen worden geïnterpreteerd als deel uitmakend van de afhankelijke zijden 305 maar groter in hoogte of neerwaartse verlenging 355 vergeleken met de hoogte of neerwaartse verlenging 365 van de afhankelijke zijden 305. Verwijzend naar Figuur 2(b), kunnen de verbonden zijden van de poten 340 kleinere of hoogstens gelijkaardige of dezelfde afmetingen hebben (bijv. hoogte, breedte) als de buitenkant van de buitenbalken 351 (bijdragend aan het voorkomen van beschadiging van de poten 340). Figuur 2(b) illustreert het verpakkingssamenstel 40, d.w.z. de situatie van Figuur 2(a) wanneer het frame niet opengevouwen is en opgericht wordt. Het verpakkingssamenstel 40 weergegeven in de modus hier waarin het frame 310 wordt gevouwen en opgeslagen in de structuur 320, kan ook worden aangeduid als gevouwen verpakkingssamenstel of compacte eenheid 40. De dikke lijn 360 illustreert de limiet voor de verlenging 365 van de zijden 305 van het deksel 300 om blokkering van de invoer van de vorken te voorkomen. In Figuur 2(a) wordt de minimale opwaartse verlenging 390 of minimale onderste deel van de zijflappen 330 getoond en ook de extra opwaartse verlenging 335 of bovenste deel van de zijflappen 330, daarbij de plaats van de extra horizontale vouwlijn 315 aangevend. In Figuur 2(a) steken de zijflappen 330 typisch geheel boven de plaat 325 uit, omdat ze zijn uitgevouwen, en dus wordt de opwaartse verlenging 335 uitgevouwen vanuit zijn gevouwen stadium, wat kan plaatsvinden wanneer het deksel 300 van de compacte eenheid 40 zoals afgebeeld in Figuur 2(b) wordt verwijderd. Opnieuw verwijzend naar Figuur 2(b), wordt de verlenging van de poten

340, een beetje boven de grond vanwege vochtigheidsredenen, aangegeven door de dikke stippellijn 370. In een vochtige omgeving, bijvoorbeeld met een natte begane grond, zou het de voorkeur hebben om houten balken te gebruiken in plaats van balken gemaakt van golfkartonmateriaal. Vooral gezien hun directe contact met de natte begane grond, zouden golfkartonbalken in een dergelijke omgeving al snel zacht en zwak worden, wat uiteindelijk leidt tot beschadigde en nutteloze samenstelsterkte. Hoewel eerder houten balken worden gebruikt bij een dergelijke gelegenheid, en met dekselpoten 340 die de begane grond niet bereiken in gevouwen samenstelmodus zoals afgebeeld in Figuur 2(b), zal noch de bovenkant verzwakt of beschadigd raken, waardoor het samenstel zijn vorm en sterkte behoudt. Om het vouwen verder mogelijk te maken, is het gerelateerde (hogere) deel van de zijflappen 330 aangepast doordat extra vouwlijnen zijn voorzien, meer in het bijzonder van twee zijflappen 330, die een parallel paar vormen, waarbij het gerelateerde (hogere) deel van de zijflappen 330 in zijn hoeken voorzien is van een diagonale vouwlijn 400.

Figuur 3 illustreert het voordeel van de uitvinding in het bijzonder door de stand-van- techniek te vergelijken zoals afgebeeld in Figuur 3(a), met twee uitvoeringsvormen van de uitvinding getoond in Figuur 3(b) en (c) respectievelijk in relatie tot de hoogte en dus de mogelijkheid om meer van genoemde verpakkingssamenstellen in opgevouwen toestand te stapelen. De eerste uitvoeringsvorm van Figuur 3(b) stelt verpakkingssamenstellen voor die zijn gebaseerd op houten balken in overeenstemming met de uitvinding, terwijl de tweede uitvoeringsvorm geïllustreerd in Figuur 3(c) verpakkingssamenstellen voorstelt die volledig zijn gemaakt van golfkarton, behalve misschien de verstevigingsmiddelen 260 (zoals geïllustreerd in Figuur 5) gemaakt van honingraatkarton. Bij het tellen van het aantal verpakkingssamenstellen voor beide stapels zoals weergegeven in Figuur 3, wordt het duidelijk dat voor ongeveer dezelfde totale stapelhoogte h, de configuratie volgens de stand-van-techniek van Figuur 3(a) slechts 9 verpakkingssamenstellen vertegenwoordigt, terwijl beide uitvoeringen van de uitvinding, getoond in respectievelijk Figuur 3(a) en (b), 12 verpakkingssamenstellen vertegenwoordigen in overeenstemming met de uitvinding. Door de hoogtevermindering van de compacte eenheidsmodus van een enkel verpakkingssamenstel, kunnen maar liefst drie, en dus aanzienlijk meer, extra verpakkingssamenstellen worden gestapeld in vergelijking met de stand-van-techniek, binnen bijvoorbeeld dezelfde transportcontainer of opslagruimte. Voor deze specifieke voorbeeldvergelijking kunnen ongeveer 33% meer verpakkingssamenstellen worden gestapeld in overeenstemming met de uitvinding en in vergelijking met de stand-van-techniek, voor ongeveer dezelfde stapelhoogte.

Figuur 4 illustreert de uitvinding in het bijzonder door een verpakkingssamenstel volgens de stand-van-techniek V1 zoals afgebeeld in Figuur 4(a) te vergelijken met twee uitvoeringsvormen V2, V3 van het verpakkingssamenstel volgens de uitvinding getoond in Figuur 4(b) en (c) respectievelijk, vanuit het perspectief, terwijl de (bodem- of grond)plaat 225 en het begrip (houten of golfkartonmateriaal) balken 250, 350 direct verbonden met de (bodem- of grond)plaat 225 worden getoond. Zoals in de stand-van-techniek V1 illustratie van Figuur 4(a), vertegenwoordigt eerste uitvoeringsvorm V2 getoond in Figuur 4(b) een verpakkingssamenstel op basis van houten balken in overeenstemming met de uitvinding, terwijl tweede uitvoeringsvorm V3 geïllustreerd in Figuur 4(c) een verpakkingssamenstel voorstelt bestaande uit balken van golfkartonmateriaal. Er wordt verder opgemerkt dat in de stand-van- techniek V1 illustratie van Figuur 4 (a), het onderscheid tussen de eerste set balken 150 en de tweede set balken 450 duidelijk wordt getoond, waarbij de eerste set balken 150 in contact doch niet verbonden is met de doosstructuur 120 (al of niet in gevouwen modus) daarop gemonteerd en de tweede set balken 450 aangebracht wordt op de eerste set balken 150. Zowel de eerste als de tweede set balken 150, 450 zijn gemaakt van hout, terwijl de doosstructuur 120 wordt gemaakt van golfkartonmateriaal.

Figuur 5 toont een dwarsdoorsnede van het uitgevonden concept, waarbij de (bodem- of grond)plaat 225 (deel van structuur 220) gemaakt is van golfkartonmateriaal, en de golfkartonplaat 225 aan één zijde is voorzien van balken 250 die daar direct mee verbonden zijn, terwijl aan de andere zijde, dat wil zeggen de zijde van de plaat 225 die het binnenoppervlak van de bodem van het dooslichaam vormt met een verstevigingsmiddel 260, en in het bijzonder hier een honingraatkartonstructuur. In Figuur 5(a) is de (opvouwbare) mantel of het frame 210 nog niet gemonteerd of voorzien, hoewel de pijl 270 de ruimte aangeeft die beschikbaar wordt gemaakt voor het monteren en bevestigen van de mantel of het frame 210 wanneer deze wordt uitgevouwen en in het samenstel wordt opgericht. In Figuur 5(b) wordt de uitgevouwen mantel of frame 210 opgericht, en montage of bevestiging daarvan aan de bodem van de plaat 225 is hier duidelijk gevisualiseerd. Derhalve illustreren Figuur 5(a) en (b) dat genoemd verstevigingsmiddel 260 bij voorkeur qua afmeting is aangepast, zodat wanneer de schaal of het frame 210 wordt uitgevouwen om te worden samengesteld, de mantel of het frame 210 tegelijkertijd verwijderbaar zal passen op de buitenomtrek (of de buitenrand) van genoemd verstevigingsmiddel 260 en de binnenkant of binnenoppervlak van de zijflappen 230 van de structuur 220 tijdens het opzetten van het golfkartonverpakkingssamenstel. Bovendien is de ruimte, zoals aangegeven door pijl 270, tussen de buitenrand van verstevigingsmiddel 260 en het binnenoppervlak van de zijflappen zodanig dat de schaal of het frame 210 daarin kan worden vastgezet, en een stevigere of stijvere constructie van het samenstel wordt bereikt wanneer deze is opgericht. Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de balken 250 direct worden verbonden met één zijde van de golfkartonplaat 225 en/of de verstevigingsmiddelen 260. Zoals afgebeeld in Figuur B(c), is de bovenkant van het balkdeel verbonden met de verstevigingsmiddelen 260, hier in het bijzonder gemaakt van honingraat. In de golfkartonplaat 225 wordt dus een gat gesneden om door de bovenkant van het balkdeel te gaan en met de onderzijde van de verstevigingsmiddelen 260 te worden verbonden. Hierdoor, door de plaat 225, zou men ook kunnen zeggen dat de balken 250 direct verbonden zijn met zowel de plaat 225 als de verstevigingsmiddelen 260.

Figuur 6 illustreert met Figuur 6(a) het stapelen van het verpakkingssamenstel wanneer gevouwen, met Figuur 6(b) het gebruik van de ongevouwen doossamenstel met zijn deksel of afdekking en met Figuur 6(c) het gebruik wanneer de mantel of het frame is gevouwen en het deksel of afdekking fungeert als een bovenkant wanneer de mantel of het frame is weggevouwen. Met Figuur 7 wordt een uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond die de zijflappen illustreert. Hier vormen twee zijflappen 321, 322 een parallel paar, en het gerelateerde (hogere) deel 335 van de zijflappen 321, 322 is in zijn hoeken voorzien van een diagonale vouwlijn 400. De andere twee zijflappen 323 (ook veen parallel paar vormend, maar één niet wordt getoond) worden verlengd met verlenging 356 op die hoogte langer dan de zijde die ze nodig hebben om het opgevouwen frame 310 te bedekken, en tussen het hoofddeel 790 en het verlengde deel 735 daarvan is een vouwlijn 715 voorzien, en een deel van de verlenging 356 of verlengde deel is verbonden (hier zelfs gestikt 780) met het driehoekige deel van de andere zijflappen 321, 322 gecreëerd door de diagonale vouwlijn 400. Merk op dat hier in gevouwen modus, in wezen 4 lagen van golfkarton over elkaar heen liggen.

Met Figuur 8 wordt een uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond die illustreert dat het frame 810 op verschillende manieren kan worden gevouwen. Een bijzonder gunstige manier is er een waarbij het frame vier verticale (zij)panelen 811, 812, 813, 814 omvat die onderling zijn verbonden door verticale vouwlijnen 821, 822, 823, 824 aan de binnenkant, waarbij een tegenoverstaand paar van de (zij)panelen 812, 814 met verticale vouwlijnen 831, 832 aan de buitenkant, toelaat het mantelframe te vouwen met het resterende paar (zij)panelen 811, 813 om over elkaar heen te liggen. Met verticaal wordt hier bedoeld, langs de z-as wanneer het frame wordt uitgevouwen en opgericht. In het geval van Figuur 8 komt de z-as uit het xy-vlak van de tekening. Het is de moeite waard om te benadrukken dat in deze uitvoering de minimale afmeting, d.w.z. hoogte of verlenging van de zijflappen, hoger moet zijn dan 6 keer de dikte van de framezijden (in plaats van 4 keer zoals men zou verwachten) en de dikte van het verstevigingsmiddel. Beschrijving van de uitvinding Om het voordeel van de uitvinding verder te illustreren, in het bijzonder bij het vergelijken van een verpakkingssamenstel volgens de stand-van-techniek V1, met de twee uitvoeringsvormen V2, V3 van het verpakkingssamenstel volgens de uitvinding, met betrekking tot de hoogte en dus de mogelijkheid om meer van genoemde verpakkingssamenstellen te stapelen, wordt de volgende tabel beschouwd: LE Bessarins V1 303 Opgemerkt wordt dat de nummers in bovenstaande tabel als voorbeeld gegeven zijn en dus niet hiertoe beperkt zijn. De voorbeeldnummers hierboven worden in het bijzonder gebruikt om de positieve impact van de uitvinding aan te geven in het geval van concrete uitvoeringsvormen V2, V3 vergeleken met de stand-van-techniek V1. Zoals reeds beschreven in voorbeeldvergelijking met Figuur 3, kan het aantal te stapelen samenstellen toenemen van 9 naar 12, wat leidt tot een transporttoename van paletten per vrachtwagen (of truck) van 234 naar 312, dus 25%. Hierdoor kan het benodigde aantal vrachtwagens dat per jaar nodig is voor eenzelfde hoeveelheid paletten per jaar, met 25% worden verminderd.

Er nogmaals aan herinnerend dat met de uitvinding de balken 250, 350 direct zijn verbonden met de plaat 225, 325 zoals afgebeeld in Figuur 1 en 2, wordt slechts één set balken in plaats van twee gebruikt in vergelijking met de stand-van-techniek. In het bijzonder wordt de eerste set balken 150 van de configuratie V1 volgens de stand- van-techniek zoals getoond in Figuur 4(a) nu geëlimineerd of uitgesloten met de uitvinding. Hierdoor is er minder hout en dus minder gewicht aanwezig bij de uitvinding, zelfs rekening houdend met extra gewicht veroorzaakt door de verstevigingsmiddelen 260 aangebracht op (het binnenoppervlak van) de bodem van de structuur 220. Met name hier wordt 25% minder gewicht verkregen met uitvoeringsvorm V2 met een resterende set houten balken in tegenstelling tot de configuratie V1 volgens de stand-van-techniek. Bovendien kan bij het beschouwen van de uitvoeringsvorm V3 waarbij de balken zijn gemaakt van golfkartonmateriaal in plaats van hout, het gewicht zelfs nog verder worden verminderd, tot maar liefst 40% minder in vergelijking met de stand-van-techniek.

De uitvinding is zoals beschreven in de conclusies en geïllustreerd met de hierboven besproken Figuren 1 tot 6 en verschaft in wezen: Een golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 met een golfkartondooslichaam en een golfkartondoos 220, 320, wordt gekenmerkt doordat het samenstel 20, 30 kan worden gevouwen tot een compacte eenheid 40 en kan worden opgericht om een dooslichaam te verschaffen voor het bevatten van een product of materiaal dat moet worden verzonden of opgeslagen, waarbij het golfkartondooslichaam een opvouwbaar mantelframe 210, 310 omvat, waarbij het golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 is aangepast voor gebruik met een vorkheftruck met vorken om het samenstel 20, 30 op te tillen, waarbij genoemde golfkartondoos 220, 230, omvattende een golfkartonplaat 225, 325, is voorzien van balken 250, 350, die zijn opgesteld om de vorken van een vorkheftruck toegang te geven of toe te staan voor het optillen van het samenstel 20, 30, door het direct verbinden van de balken 250, 350 aan een eerste zijde van de golfkartonplaat 225, 325; en waarbij de golfkartonplaat 225, 325 aan zijn tweede zijde is voorzien van een daaraan bevestigde versteviging 260; en/of een golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 met een golfkartondooslichaam en een golfkartonplaat 225, 325, wordt gekenmerkt doordat het samenstel 20, 30 kan worden gevouwen tot een compacte eenheid 40 en kan worden opgericht om een dooslichaam te verschaffen voor het bevatten een product of materiaal dat moet worden verzonden of opgeslagen, waarbij het golfkartondooslichaam een opvouwbaar mantelframe 210, 310 omvat, waarbij het golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 is aangepast voor gebruik met een vorkheftruck met vorken om het samenstel 20, 30 op te tillen, waarbij genoemde golfkartonplaat 225, 325 is voorzien van balken 250, 350, die zijn opgesteld om de vorken van een vorkheftruck toegang te geven of toe te staan voor het optillen van het samenstel 20, 30, om daardoor een palletfunctionaliteit te verschaffen, door de balken 250, 350 direct te verbinden op een eerste zijde van de golfkartonplaat 225, 325; en waarbij de golfkartonplaat 225, 325 aan zijn tweede zijde is voorzien van een daaraan bevestigde versteviging 260.

Met golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 wordt bedoeld dat het dooslichaam en de doos 220, 230 en/of plaat 225, 325 zijn gemaakt van golfkartonmateriaal, terwijl sommige delen daarvan van ander materiaal kunnen zijn gemaakt. Zo kunnen de met de doos 220, 320 en/of plaat 225, 325 verbonden balken 250, 350 bijvoorbeeld als balken 250 van hout zijn of anderzijds ook als balken 350 van golfkarton. Bovendien kunnen de versterkingsmiddelen 260 die zijn aangebracht op de doos 220, 320 (d.w.z. het binnenste bodemoppervlak) en/of plaat 225, 325 ook gemaakt zijn van karton, hoewel volgens een uitvoering van de uitvinding de versterkingsmiddelen 260 in het bijzonder zijn gemaakt van honingraatkarton.

Claims

Conclusies

1. Een golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 met een golfkartondooslichaam en een golfkartonplaat 225, 325, gekenmerkt doordat het samenstel 20, 30 kan worden gevouwen tot een compacte eenheid 40 en kan worden opgericht om een dooslichaam te verschaffen voor het bevatten van materiaal dat moet worden vervoerd of opgeslagen, waarbij het golfkartondooslichaam een opvouwbaar frame 210, 310 omvat, waarbij het golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 is aangepast voor gebruik met een vorkheftruck met vorken om het samenstel 20, 30 op te tillen, waarbij de golfkartonplaat 225, 325 is voorzien van balken 250, 350, ingericht om vorken van een vorkheftruck toegang te verlenen voor het optillen van het samenstel 20, 30, door de balken 250, 350 direct te verbinden met een eerste zijde van de golfkartonplaat 225, 325; en waarbij een tweede zijde van de golfkartonplaat 225, 325 1s voorzien van een verstevigmgsmiddel 260, dat daaraan is bevestigd, welke stijfheid creëert aan de golfkartonplaat 225, 325, en bij voorkeur verspreid is over in wezen het hele binnenoppervlak van de golfkartonplaat 225, 325 (behalve bij de grenzen).

2. Golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens conclusie 1, waarbij het golfkartondooslichaam een deksel 200, 300 omvat, waarbij het deksel 200, 300 een bovenoppervlak 245, 345 en vier afhankelijke zijden 205, 305 heeft die zich uitstrekken 365 vanaf het bovenoppervlak 245, 345, waarbij de afhankelijke zijden 205, 305 zijn aangepast om telescopisch aan te grijpen op het bovenste buitenoppervlak van het opvouwbare frame 210, 310 wanneer het is uitgevouwen, waarbij het deksel 200, 300 een bovenkant vormt voor het dooslichaam wanneer deze is opgericht, en een bovenkant voor het samenstel wanneer weggevouwen als compacte eenheid 40, waarbij het deksel 200, 300 verder vier poten 240, 340 heeft, elk met zijden die zich uitstrekken 355 voorbij de afhankelijke zijden 205, 305, waarbij de poten 240, 340 zijn aangepast om telescopisch aan te grijpen op het bovenste buitenoppervlak van het opvouwbaar frame 210, 310 wanneer uitgevouwen, waarbij de benen 240, 340 zijn aangepast om telescopisch aan te grijpen met de buitenzijde van de buitenste balken 351 onder de balken 250, 350 wanneer het opvouwbare frame 210, 310 wordt weggevouwen.

3. Golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens conclusie 1 of 2, waarbij de balken 250, 350 direct zijn verbonden met zowel de golfkartonplaat 225, 325 als het verstevigingsmiddel 260.

4. Golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens conclusie 2 of 3, waarbij het uitstrekken 365 van de vier afhangende zijden 205, 305 zodanig is aangepast dat wanneer het deksel 200, 300 een bovenkant verschaft voor de compacte eenheid 40 wanneer het frame 210, 310 weggevouwen is, de vier afhankelijke zijden 205, 305 de toegang van de vorken van een vorkheftruck niet verhinderen voor het optillen van het samenstel 20, 30, bij voorkeur grijpen de vier afhankelijke zijden 205, 305 niet verder aan dan de golfkartonplaat 225, 325.

5. Golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens conclusie 2 tot 4, waarbij de zijkanten van de poten 240, 340 kleinere tot soortgelijke of dezelfde afmetingen hebben als de balken 250, 350.

6. Golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de balken 250, 350, gemaakt van hout of golfkarton, allemaal evenwijdig aan elkaar zijn uitgelijnd.

7. Golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de golfkartonplaat 225, 325 is voorzien van golfkarton zijflappen 230, 330 die uitsteken boven de plaat 225, 325, waarmee een golfkartondoos 220, 320 wordt bepaald voor het passen van het frame 210, 310 in de doos 220, 320, waarbij het frame 210, 310 wanneer opgevouwen kan worden ondergebracht in de doos 220, 320 binnen de omtrek van de zijflappen 230, 330, en wanneer het is uitgevouwen gemonteerd kan worden door een deel van het buitenoppervlak van het frame 210, 310 verwijderbaar te bevestigen tegen de binnenoppervlakken van de zijflappen 230, 330 tijdens het opzetten van het golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30.

8. Golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens conclusie 7, waarbij de zijflappen 230, 330 boven de plaat 225, 325 uitsteken met een gegeven afmeting 390, waarbij in het bijzonder de gegeven afmeting 390 ten minste de dikte van het opgevouwen frame 210, 310 en het verstevigmgsmiddel 260 aangebracht op de plaat 225, 325 overschrijdt, en de dikte van het frame 210, 310 in opgevouwen toestand kleiner is dan genoemde gegeven afmeting 390, bij voorkeur houdt het uitstrekken 355 van de pootzijden en/of het uitstrekken 365 van de vier afhankelijke zijden 205, 305 van het deksel 200, 300 rekening met ten minste 4 keer de dikte van de frame 210, 310 wanden, liever zelfs 6 keer.

9. Golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens één van de voorgaande conclusies 7 of 8, waarbij de plaat 225, 325 een bodem verschaft voor het dooslichaam wanneer opgericht.

10. Golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens conclusies 7 tot 9, waarbij de zijflappen 230, 330 zijn voorzien van vouwlijnen, gepositioneerd om het bovenste deel 335 van de zijflappen 230, 330 te vouwen over het frame 210, 310 wanneer opgevouwen, bij voorkeur houdt het uitstrekken 355 van de pootzijden en/of het uitstrekken 365 van de vier afhankelijke zijden 205, 305 van het deksel 200, 300 rekening met ten minste 4 keer de dikte van de zijflappen 230, 330.

11. Golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het frame 210, 310 vier zijpanelen omvat die onderling zijn verbonden door vouwlijnen.

12. Golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verstevigingsmiddel 260 is gemaakt van een honingraatmateriaal.

13. Golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de balken 250, 350 gemaakt zijn van honingraatmateriaal.

14. Golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verstevigingsmiddel 260 aangepast is doordat wanneer het frame 210, 310, wanneer uitgevouwen om te worden gemonteerd, het frame 210, 310 verwijderbaar zal passen tegen de omtrek van het verstevigingsmiddel 260 tijdens het opzetten van het golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30.

15. Een kartonnen pallet 50, 60, geschikt voor gebruik in een golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens conclusie 1, waarbij het kartonnen pallet 50, 60 een kartonnen plaat 225, 325 omvat die is voorzien van balken 250, 350, die zijn opgesteld om toegang te verlenen van vorken van een vorkheftruck voor het optillen van het samenstel 20, 30, door de balken 250, 350 direct aan een zijde van de kartonnen plaat 225, 325 te verbinden; waarbij het kartonnen pallet 50, 60 aan de andere zijde van de kartonnen plaat 225, 325 is voorzien van een verstevigimgsmiddel 260, dat daaraan is bevestigd, welke stijfheid creëert aan de golfkartonplaat 225, 325, en bij voorkeur verspreid is over in wezen het hele binnenoppervlak van de golfkartonplaat 225, 325 (behalve bij de grenzen).

16. Kartonnen pallet 50, 60 volgens conclusie 15, waarbij het verstevigingsmiddel 260 is aangepast doordat wanneer het frame 210, 310, wanneer uitgevouwen om te worden gemonteerd, het frame 210, 310 verwijderbaar zal passen tegen de omtrek van het verstevigingsmiddel 260 tijdens het opzetten van het golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30.

17. Een deksel 200, 300, geschikt voor gebruik in een golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30 volgens conclusie 1, waarbij het deksel 200, 300 een bovenoppervlak 245, 345 en vier afhankelijke zijden 205, 305 heeft, waarbij de afhankelijke zijden 205, 305 zijn aangepast om telescopisch aan te grijpen op het bovenste buitenoppervlak van het frame 210, 310 wanneer het uitgevouwen is, waarbij het deksel 200, 300 een bovenkant vormt voor het dooslichaam wanneer opgericht, en een bovenkant voor de compacte eenheid 40 wanneer het frame 210, 310 is weggevouwen, het deksel 200, 300 heeft verder vier poten 240, 340, elk met zijden die zich uitstrekken 355 tot voorbij de afhankelijke zijden 205, 305, waarbij de poten 240, 340 zijn aangepast om telescopisch aan te grijpen op het bovenste buitenoppervlak van het frame 210, 310 wanneer uitgevouwen, de poten 240, 340 zijn aangepast om telescopisch aan te grijpen met de buitenkant van de buitenste balken 351 onder de balken 250, 350 wanneer het frame 210, 310 Is weggevouwen.

18. Een kartonnen pallet 50, 60, geschikt voor gebruik in een golfkartonverpakkingssamenstel 20, volgens conclusie 1, waarbij het kartonnen pallet 50, 60 omvattende een plaat 225, 325 en 30 zijflappen 230, 330 die uitsteken boven de plaat 225, 325 voor het passen van het frame 210, 310 in het kartonnen pallet 50, 60, waarbij het frame 210, 310 in opgevouwen toestand kan worden opgenomen binnen de omtrek van de zijflappen 230, 330, en wanneer uitgevouwen om te worden gemonteerd door een deel van het buitenoppervlak van het frame 210, 310 verwijderbaar te bevestigen tegen de binnenoppervlakken van de zijflappen 230, 330 tijdens het opzetten van het golfkartonverpakkingssamenstel 20, 30, waarbij de zijflappen 230, 330 zijn voorzien van vouwlijnen, gepositioneerd om het bovenste deel 335 van de zijflappen 230, 330 over het frame 210, 310 te vouwen wanneer deze is opgevouwen, waarbij de zijflappen 230, 330 een bepaalde afmeting 390 boven de plaat 225, 325 uitsteken, in het bijzonder overschrijdt die bepaalde afmeting 390 ten minste de dikte van het opgevouwen frame 210, 310 en het verstevigingsmiddel 260 aangebracht op de plaat 225, 325.