BE1028524B1 - Lijnbronluidsprekerinrichting - Google Patents

Abstract

Lijnbronluidsprekerinrichting die in een onderling orthogonale eerste en tweede positie positioneerbaar is, omvattende: een behuizing voorzien van een eerste luidspreker om hoge frequenties uit te zenden en aan weerszijden daarvan één of meer tweede luidsprekers om lage frequenties uit te zenden; waarbij de eerste en tweede luidsprekers elk een driver en daarmee verbonden luidsprekeruitgang omvatten, waarbij elke driver een bolvormige geluidsgolf uitzendt, waarbij de luidsprekeruitgangen samen een gecombineerde luidsprekeruitgang vormen; een geluidsgolfgeleider voorzien tussen de gecombineerde luidsprekeruitgang en de eerste luidspreker, ingericht om de door de eerste luidspreker uitgezonden bolvormige geluidsgolven over een constant golfpad te geleiden en om te zetten in een rechthoekige isofasige geluidsgolf die constructief interfereert met de geluidsgolven van de tweede luidsprekers om samen een cilindrische geluidsgolf te vormen; waarbij de geluidsgolfgeleider roteerbaar is om een as zodanig dat in de eerste en tweede positie van de lijnbronluidsprekerinrichting de cilindrische geluidsgolf slechts in een horizontale richting uitbreidt.

Description

Lijnbronluidsprekerinrichting Vakgebied De uitvinding heeft betrekking op een lijnbronluidsprekerinrichting. Achtergrond Concerten, festivals en andere voorstellingen zijn muzikale belevingen waarbij typisch tientallen tot duizenden luisteraars op een noemenswaardig grote locatie verzamelen om te genieten van een uitvoering van muzikanten. Hierbij wordt de muziek die geproduceerd wordt door muzikanten veelal versterkt met behulp van Public Address, PA, systemen. Afhankelijk van het type uitvoering worden verschillende vereisten aan een PA systeem gesteld. Een eerste vereiste is kwantitatief en heeft betrekking op het genereren van een adequaat geluidsniveau. Het regelen van een geluidsniveau op concerten of festivals vormt echter geen noemenswaardig probleem. Een tweede vereiste is kwalitatief en vereist meer bepaald dat het door het PA systeem geproduceerde geluid zuiver hoorbaar dient te zijn voor alle luisteraars. Het PA systeem omvat typisch meerdere luidsprekers die elk een geluidsgolf uitzenden. De geluidsgolven interfereren met elkaar. Door de interferentie is het geproduceerde geluid niet overal duidelijk hoorbaar, waardoor de ervaring van luisteraars vaak suboptimaal is. Om interferentie tussen verschillende geluidsbronnen te verhinderen worden op concerten en festivals zogenaamde verticale lijnarrays van luidsprekers opgehangen die een uniforme geluidsgolf uitzenden naar de luisteraars die nagenoeg vrij van interferentie is. De verticale lijnarrays worden samengesteld uit meerdere lijnbronluidsprekers die aan elkaar gekoppeld zijn. Verticale lijnarrays lossen interferentie relatief goed op maar hebben complexe beperkingen. Naast de uitdaging om een arraylengte te creëren die lang genoeg is om lagere frequentiebereiken in een middenbereik van de lijnarray te besturen, hebben lijnarrays problemen met het afleveren van kwalitatief geluid in gebieden die zich direct boven en onder de lijnarray bevinden. Bestaande lijnarrays zijn niet in staat om de zuiverheid van geluid te leveren die hoogwaardige single driver- of enkele twee- of driewegkasten bieden. Hierdoor kunnen lijnarrays niet in kleinere ruimtes worden gebruikt. In een kleine ruimte of in ruimtes met minder goede akoestiek is het gebruik van lijnarrays dus problematisch. Verder zijn lijnarrays duur waardoor deze minder vaak overwogen worden voor kleinere voorstellingen zoals een voordracht.

Samenvatting van de uitvinding Uitvoeringsvormen van de uitvinding hebben als doel een lijnbronluidsprekerinrichting te verschaffen die in een bredere context toepasbaar is.

Hiertoe voorziet de uitvinding in een lijnbronluidsprekerinrichting die in een eerste en een tweede positie positioneerbaar is, waarbij de eerste positie nagenoeg orthogonaal is ten opzichte van de tweede positie.

De lijnbronluidsprekerinrichting omvat een behuizing die voorzien is van cen eerste luidspreker en één of meer tweede luidsprekers, waarbij de één of meer tweede luidsprekers aan weerszijden van de eerste luidspreker zijn aangebracht.

De eerste luidspreker is ingericht om hoge frequenties uit te zenden en de één of meer tweede luidsprekers zijn ingericht om lage frequenties uit te zenden, waarbij de eerste luidspreker en de één of meer tweede luidsprekers elk een driver en een overeenkomstige luidsprekeruitgang omvatten, waarbij elke driver een hoofdzakelijk bolvormige geluidsgolf uitzendt en verbonden is met de overeenkomstige luidsprekeruitgang.

De luidsprekeruitgangen van de eerste en tweede luidsprekers vormen samen cen gecombineerde luidsprekeruitgang van de lijnbronluidsprekerinrichting.

De lijnbronluidsprekerinrichting omvat verder een geluidsgolfgeleider die voorzien is tussen de gecombineerde luidsprekeruitgang van de lijnbronluidsprekerinrichting en de eerste luidspreker.

De geluidsgolfgeleider is ingericht om de door de eerste luidspreker uitgezonden geluidsgolven over een door de geluidsgolfgeleider gedefinieerd constant golfpad te geleiden zodanig dat de initieel bolvormige geluidsgolf omzetbaar is in een in hoofdzaak rechthoekige isofasige geluidsgolf die constructief interfereert met de geluidsgolven van de één of meer tweede luidsprekers om samen een in hoofdzaak cilindrische geluidsgolf te vormen.

De geluidsgolfgeleider is verder roteerbaar om een as die coaxiaal is met de driver van de eerste luidspreker zodanig dat in de eerste en tweede positie van de lijnbronluidsprekerinrichting de cilindrische geluidsgolf slechts in een in hoofdzaak horizontale richting uitbreidt.

Doordat de lijnbronluidsprekerinrichting volgens de eerste en tweede positie positioneerbaar is, is de lijnbronluidsprekerinrichting in een brede context inzetbaar.

Dit laat toe om de lijnbronluidsprekerinrichting in de eerste positie in te zetten in bijvoorbeeld een lijnarray voor bijvoorbeeld grootschalige concerten en in de tweede positie als kolomluidspreker voor bij voorbeeld kleinere voorstelling zoals voordrachten.

De geluidsgolfgeleider is verder roteerbaar om een as zodat in de eerste en tweede positie de cilindrische geluidsgolf slechts in een horizontale richting uitbreidt.

De geluidsgolfgeleider beperkt met andere woorden een verticale dispersie van de geluidsgolf.

Bij voorkeur ligt, in de eerste positie, een lengterichting van de lijnbronluidsprekerinrichting nagenoeg evenwijdig met de horizontale richting.

Een voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat een golffront van de cilindrische geluidsgolf die initieel door de lijnbronluidsprekerinrichting uitgezonden wordt zich in de eerste positie breder uitstrekt dan een golffront in de tweede positie.

Dit is voordelig om de lijnbronluidsprekerinrichting in een lijnarray te gebruiken.

In de tweede positie is het initiële golffront minder breed dan in de eerste positie. Doordat de geluidsgolfgeleider roteerbaar is en ook in de tweede positie de verticale dispersie van het golffront beperkt, is de resulterende geluidsgolf zuiverder hoorbaar in kleine ruimtes. De lijnbronluidsprekerinrichting realiseert dus in beide posities een optimale geluidskwaliteit voor verschillende locaties en voor verschillende doeleinden. De l{jnbronluidsprekerinrichting is dus inzetbaar bij zowel kleine voorstelling als bij grote concerten in bijvoorbeeld een lijnarray.

Bij voorkeur is de eerste luidspreker ingericht om geluidsgolven uit te zenden met een frequentie van 500 Hz en hoger, bij voorkeur van 650 Hz en hoger, meer bij voorkeur van 800 Hz en hoger, met de meeste voorkeur van 900 Hz en hoger. Tests hebben aangetoond dat bij het uitzenden van geluidsgolven vanaf 500 Hz een problematische geluidinterferentie tussen verschillende luidsprekers ontstaat. Doordat de eerste luidspreker ingericht is om geluidsgolven uit te zenden met een frequentie die hoger is dan 500 Hz wordt de roteerbare geluidsgolfgeleider dus op optimale wijze gebruikt. Dit resulteert verder in een verbeterde geluidskwaliteit voor een luisteraar.

Verder bij voorkeur zijn de één of meer tweede luidsprekers ingericht om geluidsgolven uit te zenden met een frequentie van 500 Hz en lager, bij voorkeur van 650 Hz en lager, meer bij voorkeur van 800 Hz en lager, met de meeste voorkeur van 900 Hz en lager.

Bij voorkeur omvat de lijnbronluidsprekerinrichting verder een eerste bevestigingssysteem dat ingericht is om de lijnbronluidsprekerinrichting in de eerste positie te bevestigen en een tweede bevestigingssysteem dat ingericht is om de lijnbronluidsprekerinrichting in de tweede positie te bevestigen. Dit laat toe om de lijnbronluidsprekerinrichting in beide posities op voordelige wijze te bevestigen.

Verder bij voorkeur is het eerste bevestigingssysteem ingericht is om gekoppeld te worden aan cen overeenkomstig bevestigingssysteem van een naburige lijnbronluidsprekerinrichting. Hierdoor zijn meerdere lijnbronluidsprekerinrichtingen koppelbaar om op voordelige wijze een lijnarray te vormen.

Nog verder bij voorkeur omvat de lijnbronluidsprekerinrichting handvaten die aan tegenoverliggende zijden van de behuizing zijn aangebracht, waarbij het tweede bevestigingssysteem integraal gevormd is met één van de handvaten. Doordat de handvaten aan tegenoverliggende zijden van de lijnbronluidsprekerinrichting zijn aangebracht, bevindt een zwaartepunt van de lijnbronluidsprekerinrichting zich tussen de handvaten waardoor de lijnbronluidsprekerinrichting eenvoudiger hanteerbaar, roteerbaar en/of plaatsbaar is voor een gebruiker. Doordat het tweede bevestigingssysteem integraal gevormd is met één van de handvaten is de lijnbronluidsprekerinrichting in de tweede positie verder op eenvoudige wijze bevestigbaar. Bij voorkeur is een driver van ten minste één van de meerdere tweede luidspreker onder een hoek ten opzichte van de eerste luidspreker aangebracht. Verder bij voorkeur is de hoek ten minste 15°, bij voorkeur ten minste 25°, meer bij voorkeur ten minste 35°. Bij voorkeur zijn de één of meer tweede luidsprekers symmetrisch ten opzichte van een voortplantingsvlak van de uitgezonden geluidsgolf in de behuizing aangebracht. Dit laat toe om onderlinge interferentie tussen de meerde luidsprekers verder te verhinderen. Bij voorkeur ligt het voortplantingsvlak in hoofdzaak op één lijn met een centrale as van de eerste luidspreker.

Bij voorkeur is de lijnbronluidsprekerinrichting in de eerste positie bruikbaar in een lijnarray en is de lijnbronluidsprekerinrichting in de tweede positie bruikbaar als kolomluidspreker. Een tweede aspect heeft betrekking op een lijnarray omvattend meerdere lijnbronluidsprekers zoals hierboven beschreven. Een derde aspect heeft betrekking op het gebruik van een lijnbronluidspreker zoals hierboven beschreven als kolomluidspreker en/of in een lijnarray.

Een vierde aspect heeft betrekking op een systeem omvattende één of meer lijnbronluidsprekerinrichtingen zoals hierboven beschreven en een aansturingseenheid die ingericht is om elke van de één of meer lijnbronluidsprekerinrichtingen aan te sturen, waarbij de aansturingseenheid een draadloze zender omvat en elk van de één of meer lijnbronluidsprekerinrichtingen een draadloze ontvanger omvat zodanig dat elk van de één of meer lijnbronluidsprekerinrichtingen op draadloze wijze aanstuurbaar is door de aansturingseenheid, bij voorkeur via een Low Latency Bluetooth Broadcast. Bij voorkeur omvat het aansturen ten minste één van de volgende of cen combinatie daarvan: het regelen van het geluidsniveau van elke lijnbronluidsprekerinrichting, het regelen van de geluidskwaliteit, het monitoren van gegevens, het voorspellen van een geluidskwaliteit op een locatie in de omgeving van de één of meer lijnbronluidsprekerinrichtingen, waarbij de aansturingseenheid verder cen computerleesbaar opslagmedium omvat dat instructies opslaat die ingericht zijn om de aansturingseenheid één of meerdere van de volgende stappen te laten uitvoeren: het regelen van het geluidsniveau van elke lijnbronluidsprekerinrichting, het regelen van de geluidskwaliteit, het monitoren van gegevens, het 5 voorspellen van een geluidskwaliteit op een locatie in de omgeving van de één of meer lijnbronluidsprekerinrichtingen.

Korte figuurbeschrijving Bovenstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer deze wordt gelezen in combinatie met de tekeningen in bijlage, waarin: Figuur 1 schematisch een uitvoeringsvorm van een lijnbronluidsprekerinrichting illustreert; Figuren 2A en 2B schematisch de lijnbronluidsprekerinrichting in een eerste en een tweede positie illustreren; Figuur 3 een ploftekening illustreert van een verdere uitvoeringsvorm van een lijnbronluidsprekerinrichting; en Figuur 4 een perspectief aanzicht illustreert van de eerste en de tweede luidsprekers.

In de tekeningen is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.

Gedetailleerde uitvoeringsvormen De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 illustreert schematisch een voorbeelduitvoeringsvorm van een lijnbronluidsprekerinrichting 100. De lijnbronluidsprekerinrichting omvat een behuizing 110. De behuizing 110 vormt een luidsprekergeluidskast die is ingericht om geluidsgolven uit een uitlaatzijde W3 van de luidsprekerkast te zenden.

De behuizing 110 is voorzien van een eerste luidspreker 200 en één of meer tweede luidsprekers 300. De eerste en de tweede luidsprekers 200, 300 omvatten elk een respectievelijke driver 210, 310 en een respectievelijke luidsprekeruitgang 220, 320. De luidsprekeruitgang 220, 320 van de eerste en tweede luidsprekers 200, 300 is rechtstreeks verbonden met een overeenkomstige driver 210, 310. De drivers 210, 310 zijn ingericht om geluidsgolven te produceren en de luidsprekeruitgang 220, 320 is ingericht om de geproduceerde geluidsgolven in een ruimte te geleiden, bijvoorbeeld naar één of meerdere luisteraars. De drivers 210, 310 zijn van het puntbron type. Dit wil zeggen dat de drivers 210, 310 een bolvormige geluidsgolf (spherical sound wave) produceren. In de context van de aanvrage is een bolvormige geluidsgolf een geluidsgolf die zich omnidirectioneel uitbreidt. Hiermee wordt bedoeld dat de geluidsgolf in alle richtingen op gelijkaardige wijze uitbreidt. Het zal duidelijk zijn dat dit een theoretische benadering is en dat in de praktijk de driver 210, 310 van de eerste en tweede luidsprekers als benaderingen van een puntbron beschouwd dienen te worden omdat de drivers 210, 310 een eindige afmeting hebben en dat het bovenstaande kenmerk genuanceerd geïnterpreteerd dient te worden. De driver 210, 310 voldoet hierbij nagenoeg aan de omgekeerde kwadratenwet (inverse square law), waarbij een geluidsdrukniveau, SPL, van de uitgezonden geluidsgolf omgekeerd evenredig afneemt met het kwadraat van een afstand tot de driver. Dergelijke drivers zijn reeds lange tijd bekend en zijn typisch betrouwbaar en goedkoop.

Bij voorkeur is de eerste luidspreker 200 centraal ten opzichte van de uitlaatzijde W3 aangebracht, waarbij respectievelijk een afstand tussen de driver 210 van de eerste luidspreker 200 en twee tegenover elkaar liggende behuizingswanden W1, W2, die naburig gesitueerd zijn aan de driver 210, gelijk is. De één of meer tweede luidsprekers 300 zijn verder aan weerszijden van de eerste luidspreker 200 aangebracht. Bij voorkeur zijn de tweede luidsprekers 300 op een nagenoeg gelijke afstand van de eerste luidspreker 200 aangebracht. De eerste en tweede luisprekers 200, 300 zijn aldus symmetrisch ten opzichte van de uitlaatzijde W3 gepositioneerd. De eerste luidspreker 200 en één of meer tweede luidsprekers 300 zijn aangebracht zodanig dat de respectievelijke luidsprekeruitgangen gericht zijn naar de uitlaatzijde van de behuizing 110. In de uitvoeringsvorm die geillustreerd is in figuur 1 zijn de één of meer tweede luidsprekers 300, in het bijzonder de drivers 310 daarvan onder een hoek ten opzichte van de driver van de eerste luidspreker 200 aangebracht. De hoek tussen de driver van de eerste luidspreker 200 en de drivers van de meerdere tweede luidspreker is ten minste 15°, bij voorkeur ten minste 25°, en meer bij voorkeur ten minste 35°. Doordat de drivers van respectievelijk de eerste en tweede luidsprekers onder een hoek ten opzicht van de driver van de eerste luidspreker 200 zijn aangebracht, wordt er ruimte in de behuizing bespaard waardoor de behuizing 100 compacter en lichter is.

De lijnbronluidsprekerinrichting 100 omvat verder een geluidsgolfgeleider 400. De geluidsgolfgeleider 400 is voorzien tussen de uitlaatzijde W3 en de eerste luidspreker 200. De geluidsgolfgeleider is in het bijzonder voorzien tussen de luidsprekeruitgang 220 van de eerste luidspreker 200 en de gecombineerde luidsprekeruitgang van de lijnbronluidsprekerinrichting 100.

De geluidsgolfgeleider 400 is ingericht om geluidsgolven die door de eerste luispreker 200 geproduceerd worden over een constant golfpad te geleiden zodanig dat de initieel bolvormige geluidsgolf omzetbaar is in een in hoofdzaak rechthoekige isofasige geluidsgolf die constructief interfereert met de geluidsgolven van de tweede luidsprekers 300 om samen een in hoofdzaak cilindervormige geluidsgolf te vormen. Met andere woorden, een dispersie van de door de eerste luidspreker 200 gegenereerde geluidsgolven wordt in een hoogterichting of, met andere woorden, hoofdzakelijk verticale richting beperkt. De omgekeerde kwadratenwet stelt dat, bij een puntbron in een vrij veld, een verdubbeling van de afstand vanaf de puntbron het geluidsniveau vermindert met 6 decibel, dB. Door de beperking van de geluidsgolf in een hoofdzakelijk verticale richting is de omgekeerde kwadratenwet niet langer van toepassing. Theoretisch gezien heeft de lijnbronluidsprekerinrichting aldus slechts een vermindering van geluidsniveau van 3 dB. Het golfpad wordt gedefinieerd door de geluidsgolfgeleider 400. Het golfpad wordt bijvoorbeeld gevormd door een kanaal dat zich doorheen de geluidsgolfgeleider 400 uitstrekt. De geluidsgolfgeleider 400 is roteerbaar om een as A die coaxiaal is met de driver 210 van de eerste luidspreker 200. Dit laat toe om de oriëntatie van de rechthoekige isofasige geluidsgolf te wijzigen.

Figuren 2A en 2B illustreren dat de lijnbronluidsprekerinrichting 100 positioneerbaar is in een eerste positie en een tweede positie. De lijnbronluidsprekerinrichting 100 is in figuur 2A in de eerste positie gepositioneerd. In figuur 2B is de lijnbronluidsprekerinrichting 100 in de tweede positie gepositioneerd. De tweede positie is nagenoeg orthogonaal ten opzichte van de eerste positie. Figuren 2A en 2B illustreren in het bijzonder dat de geluidsgolfgeleider een rechthoekige isofasige geluidsgolf G uitzendt. In de eerste positie is de lijnbronluidsprekerinrichting liggend georiënteerd en in de tweede positie is de lijnbronluidsprekerinrichting opstaand georiënteerd. In de eerste positie is de lijnbronluidsprekerinrichting verbindbaar met een naburige lijnbronluidsprekerinrichting ten einde een lijnarray te vormen. In de tweede positie is de lijnbronluidsprekerinrichting 100 bruikbaar is als kolomluidspreker. Zoals hierboven beschreven, beperkt de geluidsgolfgeleider 400 de dispersie van de geluidsgolven die door de eerste luidspreker 200 worden uitgezonden. In figuren 2A en 2B is het duidelijk dat de opstaande of in hoofdzaak verticale dispersie van de geluidsgolf G beperkt wordt tot een hoogte h die overeenkomt met een afmeting van de uitlaatzijde W3 van de lijnbronluidsprekerinrichting. Wanneer de lijnbronluidsprekerinrichting van de eerste positie in de tweede positie verplaatst wordt, is de geluidsgolfgeleider 400 roteerbaar om een as A die coaxiaal is met de driver van de eerste luidspreker. Dit laat toe om de oriëntatie, e.g. liggend of opstaand, van de in hoofdzaak rechthoekige isofasige geluidsgolf te wijzigen zodanig dat in de eerste en tweede positie van de lijnbronluidsprekerinrichting 100 de cilindrische geluidsgolf slechts in een in hoofdzaak horizontale richting uitbreidt. De horizontale richting 1s ten opzichte van de behuizing gedefinieerd. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm van figuur ZA strekt de in hoofdzaak horizontale richting zich evenwijdig met een lengterichting van de lijnbronluidsprekerinrichting uit en haaks op de uitlaatzijde W3. In figuur 2B staat de in hoofdzaak horizontale richting haaks op zowel de lengterichting van de lijnbronluidsprekerinrichting als de uitlaatzijde W3.

Figuren 2A en 2B illustreren verder dat de behuizing 110 bij voorkeur langwerpig is waarbij de uitlaatzijde W3 nagenoeg evenwijdig is met een lengterichting van de behuizing 110. Gezien in een dwarsrichting op de lengterichting, heeft de behuizing 110 bij voorkeur een trapezoïdeomtreksvorm. Verder bij voorkeur heeft de behuizing 110 gezien in de dwarsrichting een gelijkbenige trapezoïdeomtreksvorm waarbij de uitlaatzijde een grote basis van de trapezoïde vormt en waarbij een tegenover de uitlaatzijde liggende achterzijde de kleine basis vormt. Dit laat toe om op efficiënte wijze geluidsgolven naar de uitlaatzijde W3 te geleiden.

Figuur 3 illustreert een ploftekening van de lijnbronluidsprekerinrichting 100. Zoals hierboven beschreven omvat de lijnbronluidsprekerinrichting 100 een eerste luidspreker 200 en één of meer tweede luidsprekers 300. De lijnbronluidsprekerinrichting 110 omvat een behuizing 110 die gevormd wordt door zes zijden W1, W2, W3, W4, W5 en W6. De behuizing omvat met name twee laterale zijden W1, W2, een bovenzijde W4, een onderzijde W5, een uitlaatzijde W3 en een achterzijde W6. De lijnbronluidsprekerinrichting 100 heeft aan de uitlaatzijde W3 daarvan een luidsprekeruitgang die gevormd wordt door de respectievelijke luidsprekeruitgangen van de eerste luidspreker 200 en de meerder tweede luidsprekeruitgangen 300.

De lijnbronluidsprekerinrichting 100 omvat in de voorbeelduitvoeringsvorm een eerste bevestigingssysteem 510, 520, 530, dat ingericht is om de lijnbronluidsprekerinrichting in de eerste positie te bevestigen en een tweede bevestigingssysteem 550 dat ingericht is om de lijnbronluidsprekerinrichting in de tweede positie te bevestigen. Het eerste bevestigingssysteem 510, 520, 530, 540 is bij voorkeur ingericht om gekoppeld te worden aan een overeenkomstig bevestigingssysteem van cen naburige lijnbronluidsprekerinrichting. Dit laat toe om ter hoogte van de bovenzijde W4 de lijnbronluidsprekerinrichting 100 met een bijkomende lijnbronluidsprekerinrichting (niet getoond) te verbinden opdat een lijn array gevormd wordt. Het zal duidelijk zijn dat ook ter hoogte van de onderzijde W5 een bijkomende lijnbronluidsprekerinrichting verbindbaar is of dat tegelijkertijd een bijkomende lijnbronluidsprekerinrichting ter hoogte van de bovenzijde W4 en de onderzijde W5 verbindbaar is.

Het tweede bevestigingssysteem 550 is ingericht om de lijnbronluidsprekerinrichting in de tweede positie te bevestigen. Het tweede bevestigingssysteem 550 is hiertoe ter plaatste van de eerste laterale zijde W1 aangebracht. Het zal echter duidelijk zijn dat het tweede bevestigingssysteem ter plaatste van de tweede laterale zijde W2 aangebracht kan worden of dat het tweede bevestigingssysteem 550 in zowel de eerste als de tweede laterale zijde kan aangebracht zijn. Bij voorkeur is het tweede bevestigingssysteem ingericht om een gedeelte van een luidsprekerstatief te ontvangen. Hiertoe kan de het tweede bevestigingsmiddel voorzien zijn van een houder waarin cen gedeelte van het luidsprekerstatief kan worden opgenomen. Een voordeel hiervan is dat de lijnbronluidsprekerinrichting op gereedschapsloze wijze aan een luidsprekerstatief gekoppeld kan worden. De houder is ingericht om een steunstaaf van een luidsprekerstatief te omgeven. De houder begrenst bij voorkeur een ruimte waarin de steunstaaf kan worden opgenomen. De ruimte is verder bij voorkeur cilindrisch.

De lijnbronluidsprekerinrichting 100 omvat twee of meer handvaten 600 die aan tegenoverliggende zijden W1, W2 van de behuizing 110 zijn aangebracht, bij voorkeur aan de twee laterale zijden W1, W2 van de behuizing 110. In een dergelijke voorbeelduitvoeringsvorm is het tweede bevestigingssysteem 550 integraal gevormd met één van de handvaten 600. Hierdoor vereenvoudigt het gebruiksgemak verder en is de lijnbronluidsprekerinrichting compacter.

Figuur 3 illustreert verder dat aan de achterzijde W6 van de lijnbronluidsprekerinrichting 100 bij voorkeur een regelinrichting 700 aanbrengbaar is. De regelinrichting 700 is ingericht om de eerste luidspreker en de één of meer tweede luidsprekers te regelen.

Figuur 4 illustreert een perspectivisch detail aanzicht van de eerste en tweede luidsprekers 200, 300 uit figuur 3. De eerste en tweede luidsprekers 200, 300 zijn bij voorkeur bevestigd in de behuizing met behulp van een bevestigingsmiddel 120. Het bevestigingsmiddel 120 omvat een eerste bevestigingsdeel 121 en meerdere tweede bevestigingsdelen 122. De eerste luidspreker is ter plaatste van het eerste bevestigingsdeel 121 bevestigd. De tweede luidsprekers zijn ter plaatse van respectievelijke tweede bevestigingsdelen 122 bevestigd. In het bijzonder zijn de respectievelijke luidsprekeruitgangen 220, 320 van de eerste en tweede luidsprekers bevestigd aan respectievelijk het eerste bevestigingsdeel 121 en de meerdere tweede bevestigingsdelen 122. De geluidsgolfgeleider 400 is ter plaatste van het eerste bevestigingsdeel verbonden met de luidsprekeruitgang 220 van de eerste luidspreker. De geluidsgolfgeleider 400 is roteerbaar aangebracht aan het eerste bevestigingsdeel 121. Hiertoe is het eerste bevestigingsdeel 121 voorzien van een gleuf 123 en de geluidsgolfgeleider 400 voorzien van een met de gleuf 123 overeenkomstige rand. De rand is verschuifbaar in de gleuf 123. De gleuf 123 en de rand beschrijven een circulair pad. Dit laat toe om de geluidsgolfgeleider 400 rond een as (geillustreerd in figuur 1) te roteren.

De geluidsgolfgeleider 400 omvat een geluidsgolfgeleiderinlaat en een geluidsgolfgeleideruitlaat 420 waarbij de geluidsgolfgeleiderinlaat gericht is naar de luidsprekeruitgang 220 van de eerste luidspreker 210. De geluidsgolfgeleidersuitlaat 420 omvat een diffusor 430 die gericht is naar de luidsprekeruitgang van de lijnbronluidsprekerinrichting.

Tussen de geluidsgolfgeleiderinlaat en de geluidsgolfgeleideruitlaat 420 strekt zich een kanaal uit. Het kanaal is zodanig gevormd dat elk mogelijk pad dat een geluidsgolf kan volgen vanaf de geluidsgolfgeleiderinlaat naar de geluidsgolfgeleideruitlaat 420 dezelfde of nagenoeg dezelfde lengte heeft. Hierdoor is tijdens bedrijf de voortplantingstijd van de geluidsgolf doorheen de geluidsgolfgeleider 400 constant. Aldus maakt de genoemde geluidsgolfgeleider het mogelijk om de bolvormige isofasige geluidsgolf die door de driver van de eerste luidspreker gegenereerd wordt te transformeren in een rechthoekige isofasige geluidsgolf.

De geluidsgolfgeleider 400 omvat volgens een voorkeursuitvoeringsvorm een plug en een geluidsgolfgeleidersbehuizing die geoffset is van de plug ten einde het kanaal te vormen. De plug is in de voorkeursuitvoeringsvorm kegelvormig waarbij een punt van de kegel ter plaatste van de geluidsgolfgeleiderinlaat aangebracht is. De kegel is verder halverwege tussen de geluidsgolfgeleiderinlaat en de geluidsgolfgeleideruitlaat afgeschuind zodanig dat twee tegenover elkaar liggende en kruisende vlakken gevormd worden waarbij een kruislijn van de twee vlakken en de geluidsgolfgeleidersbehuizing de geluidsgolfgeleidersuitlaat vormen.

Op basis van de beschrijving hierboven zal de vakman begrijpen dat de uitvinding op verschillende manieren en op basis van verschillende principes kan uitgevoerd worden. Daarbij is de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. De hierboven beschreven uitvoeringsvormen, alsook de figuren zijn louter illustratief en dienen enkel om het begrip van de uitvinding te vergroten. De uitvinding zal daarom niet beperkt zijn tot de uitvoeringsvormen die hierin beschreven zijn, maar wordt gedefinieerd in de conclusies.

Claims (16)

Conclusies

1. Een lijnbronluidsprekerinrichting (100) die in een eerste en een tweede positie positioneerbaar is, waarbij de eerste positie nagenoeg orthogonaal is ten opzichte van de tweede positie, de lijnbronluidsprekerinrichting (100) omvattende: - een behuizing (110) die voorzien is van een eerste luidspreker (200) en één of meer tweede luidsprekers (300), waarbij de één of meer tweede luidsprekers aan weerszijden van de eerste luidspreker zijn aangebracht, waarbij de eerste luidspreker ingericht is om hoge frequenties uit te zenden en de één of meer tweede luidsprekers ingericht zijn om lage frequenties uit te zenden; waarbij de eerste luidspreker (200) en de één of meer tweede luidsprekers (300) elk een driver en een overeenkomstige luidsprekeruitgang omvatten, waarbij elke driver een hoofdzakelijk bolvormige geluidsgolf uitzendt en verbonden is met de overeenkomstige luidsprekeruitgang, waarbij de luidsprekeruitgangen samen een gecombineerde luidsprekeruitgang van de lijnbronluidsprekerinrichting vormen, - een geluidsgolfgeleider (400) die voorzien is tussen de gecombineerde luidsprekeruitgang van de lijnbronluidsprekerinrichting en de eerste luidspreker (200), waarbij de geluidsgolfgeleider (400) ingericht is om de door de eerste luidspreker uitgezonden geluidsgolven over een door de geluidsgolfgeleider gedefinieerd constant golfpad te geleiden zodanig dat de initieel bolvormige geluidsgolf omzetbaar is in een in hoofdzaak rechthoekige isofasige geluidsgolf die constructief interfereert met de geluidsgolven van de één of meer tweede luidsprekers om samen een in hoofdzaak cilindrische geluidsgolf te vormen; met het kenmerk dat de geluidsgolfgeleider (400) roteerbaar is om een as die coaxiaal is met de driver van de eerste luidspreker zodanig dat in de eerste en tweede positie van de lijnbronluidsprekerinrichting (100) de cilindrische geluidsgolf slechts in een in hoofdzaak horizontale richting uitbreidt.

2. De lijnbronluidsprekerinrichting (100) volgens de voorgaande conclusie, waarbij de eerste luidspreker ingericht is om geluidsgolven uit te zenden met een frequentie van 500 Hz en hoger, bij voorkeur van 650 Hz en hoger, meer bij voorkeur van 800 Hz en hoger, met de meeste voorkeur van 900 Hz en hoger.

3. De lijnbronluidsprekerinrichting (100) volgens de voorgaande conclusie, waarbij de één of meer tweede luidsprekers ingericht zijn om geluidsgolven uit te zenden met een frequentie van 500 Hz en lager, bij voorkeur van 650 Hz en lager, meer bij voorkeur van 800 Hz en lager, met de meeste voorkeur van 900 Hz en lager.

4. De lijnbronluidsprekerinrichting (100) volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende een eerste bevestigingssysteem (510, 520, 530, 540) dat ingericht is om de lijnbronluidsprekerinrichting in de eerste positie te bevestigen en een tweede bevestigingssysteem (550) dat ingericht is om de lijnbronluidsprekerinrichting in de tweede positie te bevestigen.

5. De lijnbronluidsprekerinrichting (100) volgens de voorgaande conclusie, waarbij het eerste bevestigingssysteem (510, 520, 530, 540) ingericht is om gekoppeld te worden aan een overeenkomstig bevestigingssysteem van een naburige lijnbronluidsprekerinrichting.

6. De lijnbronluidsprekerinrichting (100) volgens één der voorgaande conclusies en conclusie 5, verder omvattende handvaten (600) die aan tegenoverliggende zijden van de behuizing (110) zijn aangebracht, waarbij het tweede bevestigingssysteem (550) integraal gevormd is met één van de handvaten (600).

7. De lijnbronluidsprekerinrichting (100) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij cen driver van de eerste luidspreker nagenoeg evenwijdig aan een uitlaatzijde van de behuizing is aangebracht, waarbij de geluidsgolfgeleider zich uitstrekt vanaf de uitgang van de eerste luidspreker naar de uitlaatzijde.

8. De lijnbronluidsprekerinrichting (100) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij cen driver van ten minste één van de meerdere tweede luidspreker onder een hoek ten opzichte van de eerste luidspreker is aangebracht.

9. De lijnbronluidsprekerinrichting (100) volgens de voorgaande conclusies, waarbij de hoek ten minste 15° is, bij voorkeur ten minste 25°, meer bij voorkeur ten minste 35°.

10. De lijnbronluidsprekerinrichting (100) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de één of meer tweede luidsprekers symmetrisch ten opzichte van een voortplantingsvlak van de uitgezonden geluidsgolf in de behuizing zijn aangebracht.

11. De lijnbronluidsprekerinrichting (100) volgens de voorgaande conclusie, waarbij het voortplantingsvlak in hoofdzaak op één lijn ligt met een centrale as van de eerste luidspreker.

12. De lijnbronluidsprekerinrichting (100) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de lijnbronluidsprekerinrichting in de eerste positie bruikbaar is in een lijnarray en waarbij de lijnbronluidsprekerinrichting in de tweede positie bruikbaar is als kolomluidspreker.

13. Een lijnarray omvattende meerdere lijnbronluidsprekerinrichtingen volgens één der voorgaande conclusies.

14. Gebruik van een lijnbronluidspreker volgens één der conclusies 1-12 als een kolomluidspreker en/of in een lijnarray.

15. Een systeem omvattende: - één of meer lijnbronluidsprekerinrichtingen volgens één der conclusies 1-13, - een aansturingseenheid die ingericht is om elke van de één of meer lijnbronluidsprekerinrichtingen aan te sturen, waarbij de aansturingseenheid een draadloze zender omvat en elk van de één of meer lijnbronluidsprekerinrichtingen een draadloze ontvanger omvat zodanig dat elk van de één of meer lijnbronluidsprekerinrichtingen op draadloze wijze aanstuurbaar is door de aansturingseenheid, bij voorkeur via een Low Latency Bluetooth Broadcast.

16. Het systeem volgens de voorgaande conclusie, waarbij het aansturen ten minste één van de volgende of een combinatie daarvan omvat: het regelen van het geluidsniveau van elke lijnbronluidsprekerinrichting, het regelen van de geluidskwaliteit, het monitoren van gegevens, het voorspellen van een geluidskwaliteit op een locatie in de omgeving van de één of meer lijnbronluidsprekerinrichtingen; waarbij de aansturingseenheid verder een computerleesbaar opslagmedium omvat dat instructies opslaat die ingericht zijn om de aansturingseenheid één of meerdere van de volgende stappen te laten uitvoeren: het regelen van het geluidsniveau van elke lijnbronluidsprekerinrichting, het regelen van de geluidskwaliteit, het monitoren van gegevens, het voorspellen van een geluidskwaliteit op een locatie in de omgeving van de één of meer lijnbronluidsprekerinrichtingen.