BE1028345B1 - Vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel - Google Patents

Vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel Download PDF

Info

Publication number
BE1028345B1
BE1028345B1 BE20205364A BE202005364A BE1028345B1 BE 1028345 B1 BE1028345 B1 BE 1028345B1 BE 20205364 A BE20205364 A BE 20205364A BE 202005364 A BE202005364 A BE 202005364A BE 1028345 B1 BE1028345 B1 BE 1028345B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
sweet potato
stem
cutting
apical
plant
Prior art date
Application number
BE20205364A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028345A1 (nl
Inventor
Christophe Pieters
Luc Pieters
Original Assignee
Pieters Joseph & Luc Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to BE20205364A priority Critical patent/BE1028345B1/nl
Application filed by Pieters Joseph & Luc Bv filed Critical Pieters Joseph & Luc Bv
Priority to CA3185436A priority patent/CA3185436A1/en
Priority to PCT/IB2021/054512 priority patent/WO2021240354A1/en
Priority to CN202180060523.3A priority patent/CN116157010A/zh
Priority to US17/999,975 priority patent/US20230309457A1/en
Priority to EP21733858.1A priority patent/EP4156911A1/en
Publication of BE1028345A1 publication Critical patent/BE1028345A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028345B1 publication Critical patent/BE1028345B1/nl
Priority to CONC2022/0018799A priority patent/CO2022018799A2/es
Priority to ECSENADI202297300A priority patent/ECSP22097300A/es
Priority to ZA2023/00129A priority patent/ZA202300129B/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G2/00Vegetative propagation
    • A01G2/10Vegetative propagation by means of cuttings
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01HNEW PLANTS OR NON-TRANSGENIC PROCESSES FOR OBTAINING THEM; PLANT REPRODUCTION BY TISSUE CULTURE TECHNIQUES
    • A01H4/00Plant reproduction by tissue culture techniques ; Tissue culture techniques therefor
    • A01H4/005Methods for micropropagation; Vegetative plant propagation using cell or tissue culture techniques
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G22/00Cultivation of specific crops or plants not otherwise provided for
    • A01G22/25Root crops, e.g. potatoes, yams, beet or wasabi
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01HNEW PLANTS OR NON-TRANSGENIC PROCESSES FOR OBTAINING THEM; PLANT REPRODUCTION BY TISSUE CULTURE TECHNIQUES
    • A01H5/00Angiosperms, i.e. flowering plants, characterised by their plant parts; Angiosperms characterised otherwise than by their botanic taxonomy
    • A01H5/06Roots
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01HNEW PLANTS OR NON-TRANSGENIC PROCESSES FOR OBTAINING THEM; PLANT REPRODUCTION BY TISSUE CULTURE TECHNIQUES
    • A01H6/00Angiosperms, i.e. flowering plants, characterised by their botanic taxonomy

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Botany (AREA)
  • Developmental Biology & Embryology (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Physiology (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Biotechnology (AREA)
  • Cell Biology (AREA)
  • Cultivation Of Plants (AREA)
  • Breeding Of Plants And Reproduction By Means Of Culturing (AREA)
  • Preparation Of Fruits And Vegetables (AREA)
  • Medicines Containing Plant Substances (AREA)

Abstract

In een eerste aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het verkrijgen van een vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel. In een tweede en derde aspect betreft de uitvinding vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel en een veelvoud hiervan.

Description

VERMEERDERINGSMATERIAAL VOOR ZOETE AARDAPPEL
TECHNISCH DOMEIN De uitvinding betreft een werkwijze voor het verkrijgen van vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel, het vermeerderingsmateriaal en een verpakt veelvoud hiervan.
STAND DER TECHNIEK Werkwijzen voor het verkrijgen van vegetatief vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel zijn gekend in de stand der techniek. Traditioneel wordt zoete aardappel vegetatief vermeerderd door middel van slips, i.e. gekiemde stekken van minstens 20 cm. De productie van slips vereist een groot oppervlak, is tijdrovend en resulteert in niet uniforme planten met een onevenwichtige bovengrondse groei. Bovendien kunnen slips moeilijk half- of volautomatisch machinaal worden uitgeplant. Manuele uitplanting is hier de norm. Er bestaat een nood in de huidige stand der techniek aan een werkwijze voor het snel en met hoge productiviteit vermeerderen van zoete aardappel op een klein oppervlak. In het bijzonder, is er een nood aan dergelijke werkwijze die plantgoed oplevert die eenvoudig kan worden uitgeplant en na uitplanten een goede groei vertoont.
De huidige uitvinding beoogt een oplossing te vinden voor ten minste enkele van bovenvermelde problemen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING In een eerste aspect, betreft de uitvinding een werkwijze voor het verkrijgen van een vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel volgens conclusie 1. In een tweede aspect, betreft de uitvinding een vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel volgens conclusie 14.
In een derde aspect, betreft de uitvinding een veelvoud van het vermeerderings- materiaal voor zoete aardappel volgens conclusie 16.
Voorkeursuitvoeringen van onderhavige uitvinding worden besproken in conclusies 2 tot 13, 15 en 17 alsook doorheen de beschrijving. De uitvinding voorziet in uniform en eenvoudig uit te planten plantgoed dat eveneens na uitplanten een goede groei vertoont. Bovendien kan dergelijk plantgoed eenvoudig half- of volautomatisch machinaal worden uitgeplant. De huidige uitvinding voorziet daarnaast ook in een werkwijze voor het met hoge productiviteit vermeerderen van zoete aardappel op een klein substraatbed oppervlak.
Verdere voordelen, uitvoeringen en voorkeuruitvoeringen van de uitvinding worden hieronder in de gedetailleerde beschrijving en voorbeelden besproken.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING In een eerste aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het verkrijgen van een vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel. In een tweede en derde aspect betreft de uitvinding een vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel alsook een veelvoud hiervan. De uitvinding werd samengevat in de daartoe voorziene sectie. In wat volgt, wordt de uitvinding in detail beschreven en worden voorkeursuitvoeringen toegelicht.
Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd.
“Een”, ”de” en “het” refereren in dit document aan zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, “een segment” betekent een of meer dan een segment.
Wanneer “ongeveer” of “rond” in dit document gebruikt wordt bij een meetbare grootheid, een parameter, een tijdsduur of moment, en dergelijke, dan worden variaties bedoeld van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, meer bij voorkeur +/- 5% of minder, nog meer bij voorkeur +/-1% of minder, en zelfs nog meer bij voorkeur +/-0.1% of minder dan en van de geciteerde waarde. Hier moet echter wel onder verstaan worden dat de waarde van de grootheid waarbij de term “ongeveer” of “rond” gebruikt wordt, zelf specifiek wordt bekendgemaakt.
De termen “omvatten”, “omvattende”, “bestaan uit”, “bestaande uit”, “voorzien van”, “bevatten”, “bevattende”, “behelzen”, “behelzende”, “inhouden”, “inhoudende” zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.
Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.
In een eerste aspect, betreft de uitvinding een werkwijze voor het verkrijgen van een vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel. De werkwijze omvat bij voorkeur het afsplitsen van een stek van een stengel van een opgroeiende zoete aardappel plant. De stek is bij voorkeur een stengeldeel voorzien van een apicale knop en bij verdere voorkeur ten minstens één node. Bij voorkeur is een lengte van het stengeldeel tussen een apicaal eind van de apicale knop en een basaal eind gelegen tussen 2 en 10 cm. In een tweede aspect, betreft de uitvinding een vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel. Het vermeerderingsmateriaal is bij voorkeur een stek verkregen van een opgroeiende zoete aardappel plant. De stek is bij voorkeur een stengeldeel voorzien van een apicale knop en bij verdere voorkeur ten minstens één node. Bij voorkeur is een lengte van het stengeldeel tussen een apicaal eind van de apicale knop en een basaal eind gelegen tussen 2 en 10 cm. Bij voorkeur, is het vermeerderingsmateriaal volgens het tweede aspect verkregen volgens het eerste aspect van de uitvinding.
In een derde aspect, betreft de uitvinding een veelvoud van het vermeerderings- materiaal voor zoete aardappel volgens een tweede aspect van de uitvinding. Bij voorkeur, is het veelvoud vermeerderingsmateriaal verpakt in een bundel.
Een persoon met gewone kennis in het vakgebied zal appreciëren dat de werkwijze voor het verkrijgen van het vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel volgens een eerste aspect van de uitvinding kan worden gebruikt voor het verkrijgen van het vermeerderingsmateriaal of een veelvoud hiervan volgens een tweede en derde aspect van de uitvinding. In wat volgt, worden de drie aspecten van de onderhavige uitvinding daarom tezamen behandeld. Bovendien kan elk kenmerk, zowel hierboven als hieronder beschreven, betrekking hebben op elk van de drie aspecten, zelfs wanneer het kenmerk in conjunctie met een bepaald aspect van de onderhavige uitvinding wordt beschreven.
De uitvinding heeft als voorwerp een vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel en een verpakt veelvoud hiervan geschikt voor opslag en/of transport. In het bijzonder, een vermeerderingsmateriaal voor het verkrijgen van zoete aardappel met een hoge uniformiteit, een snelle groei en een hoge knolopbrengst. In het bijzonder, een vermeerderingsmateriaal uitermate geschikt voor machinale uitplanting. Onderhavige uitvinding heeft verder ook als voorwerp een werkwijze voor het met hoge productiviteit verkrijgen van vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel. In het bijzonder, een werkwijze uitermate geschikt voor productie op een klein oppervlak, in het bijzonder een klein substraatbed oppervlak.
“Zoete aardappel” of “bataat”, zoals hierin gebruikt, verwijst naar een term gekend in de stand der techniek, die een plant aanduidt uit de Convolvulaceae familie met de wetenschappelijke naam Ipomoea batatas. Zoete aardappel hierin kan bovendien verwijzen naar elke cultivar gekend in de stand der techniek. Voorbeelden van cultivars omvatten onder meer Alabama Purple, Allgold, Arkansas Red, Beauregard, Bunch Porto Ricos, Carolina Bunch, Centennial, Cordner’s Red, Covington, Darby, Evangeline, Excel, Georgia Jet, Georgia Red, Hernandez, Jewel, Kotobuki, Molokai Purple, Nancy Hall, New Jewell, Norton, O'Henry, Okinawa, Okinawa Purple, Oklahoma Heirloom, Oriental, Red Garnet, Red Jewel, Red Resisto, Porto Rican, Regal, Resisto, Satsuma, Southern Delite, Sumor, Vardaman, White Triumph en Yamiamo. Zoete aardappel cultivars kunnen worden geclassificeerd op basis van groeiwijze. De groeiwijzen worden opgedeeld in opgericht, halfopgericht, plat en zeer plat. De term “opgericht” duidt binnen deze context een kiem aan met een in hoofdzaak verticale stengel. De term “plat” duidt binnen deze context een kiem aan waarbij de stengels in hoofdzaak parallel met een bodemoppervlak groeien. Bij voorkeur, is de zoete aardappel plant een plant met een opgerichte of halfopgerichte groeiwijze, bij grootste voorkeur een opgerichte groeiwijze. Opgerichte en halfopgerichte groeiwijzen zijn met name voordelig voor het opgroeien van zoete aardappelplanten in een klein oppervlak. Een minimaal groeioppervlak is voordelig voor planten voor stekproductie, in het bijzonder stekproductie in een serre in een koud tot gematigd klimaat. Bij voorkeur, is de zoete aardappel een Beauregard cultivar. Zoete aardappelplanten van de Beauregard cultivar zijn onder meer gekenmerkt door een opgerichte groeiwijze.
“Vermeerderingsmateriaal” of "plantvermeerderingsmateriaal", zoals hierin gebruikt, verwijst naar een term gekend in de stand der techniek, die een generatief of vegetatief
> BE2020/5364 plantdeel aanduidt dat kan worden gebruikt voor vermeerdering van een plant, alsook een gekiemde of jonge plant dewelke verkregen is uit dergelijk generatief of vegetatief plantdeel.
Vermeerderingsmaterialen omvatten overeenkomstig onder meer zaden, vruchten, stekken, wortels, knollen, bollen, wortelstokken of andere plantdelen, alsook plantgoed. “Plantgoed”, zoals hierin gebruikt, verwijst naar een term gekend in de stand der techniek, die een plant aanduidt bestemd voor uitplanten.
Tot op het ogenblik dat een plant definitief uitgeplant wordt in bijvoorbeeld een veld voor productie, dient deze te worden begrepen als plantgoed.
De meerderheid van geteelde, geplante of verhandelde planten gekend in de stand der techniek zijn plantgoed.
In het bijzonder, verwijst plantgoed hierin naar een beworteld stek, al dan niet voorzien in substraat.
Het vegetatief vermeerderen van zoete aardappel door middel van stekken is gekend in de stand der techniek.
Vegetatief vermeerderen heeft als voordeel dat stekken kunnen worden geselecteerd op basis van de gezondheid van een moederplant.
Moederplanten die geen ziektesymptomen zoals een virusinfectie of een nutriënt deficiëntie vertonen worden bij voorkeur geselecteerd.
Bijgevolg kan gezond plantgoed worden verkregen.
Het vermeerderingsmateriaal volgens onderhavige uitvinding wordt verkregen door het afsplitsen van een stek van een stengel van een opgroeiende zoete aardappel plant.
De stek betreft een stengeldeel verkregen van de opgegroeide plant.
Het stengeldeel kan worden verkregen door het afsplitsen van dit stengeldeel van een stengel van een opgegroeide zoete aardappelplant.
Dit afsplitsen kan zowel manueel als machinaal gebeuren.
Het afsplitsen kan gebeuren door het trekken, snijden, knippen, plooien of kraken van het stengeldeel van de stengel van de opgegroeide plant.
Bij voorkeur, is de stek van de zoete aardappel plant afgesplitst met de hand, een schaar of een mes.
Het handmatig afsplitsen van de stek kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd door een arbeider.
De schaar en het mes kunnen manueel of machinaal worden aangedreven.
Bij voorkeur, wordt het stengeldeel afgesplitst van een stengel van de opgegroeide zoete aardappelplant met een lengte korter dan 50 cm, bij verdere voorkeur korter dan 40 cm, bij verdere voorkeur korter dan 30 cm en bij grootste voorkeur korter dan 20 cm.
Een lengte van een stengel dient te worden begrepen als een lengte tussen een apicaal eind van deze stengel en een knoop of een knol waarmee deze stengel is verbonden.
Stengels met een lengte korter dan 50 cm en in het bijzonder korter dan 20 cm vertonen geen of slechts een beperkte lignificatie.
Dergelijke stengeldelen zullen bijgevolg makkelijker wortels vormen aangezien de wortels geen gelignificeerde laag in een stengel moeten doordringen.
Bij voorkeur, wordt het stengeldeel afgesplitst op een uniforme hoogte van de opgegroeide zoete aardappelplanten. Een hoogte van een opgegroeide zoete aardappelplant dient te worden begrepen als een lengte tussen een apicaal eind van een afgesplitst stengelstuk en een bodemoppervlak. Om het afsplitsen op een uniforme hoogte zowel manueel als machinaal te optimaliseren, wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van planten met een opgerichte groeiwijze. Plantgoed en daaruit uitgegroeide planten klaar voor oogst verkregen met stekken afgesplitst op een uniforme hoogte, zijn gekenmerkt door een meer uniforme groei en opbrengst.
Bij voorkeur, is het stengeldeel volgens onderhavige uitvinding voorzien van een apicale knop. Plantgoed verkregen uit stengeldelen voorzien van een apicale knop zullen een sterke apicale dominantie vertonen. De apex van dergelijk plantgoed zal bijgevolg een sterkere uitgroei vertonen dan de zijtakken hiervan. Dergelijke hoge apicale dominantie verkort onder meer de tijd die het plantgoed nodig heeft om de minimale vereiste grootte te bereiken voor uitplanting in een veld. Bovendien, zal dergelijk plantgoed een betere groei vertonen eens uitgeplant, in het bijzonder wanneer machinaal uitgeplant. Tijdens het machinaal uitplanten zullen de apicale einden van plantgoed verkregen uit stengeldelen zonder apicale knop immers frequent worden bedekt met aarde. Hierdoor zal de groei van dergelijk plantgoed sterk worden geremd. Dankzij de sterke uitgroei van de apex van plantgoed verkregen uit stengeldelen met apicale knop, zullen deze minder frequent worden bedekt met aarde, en indien bedekt een snellere groei vertonen vergeleken met plantgoed niet verkregen volgens onderhavige uitvinding. Bij voorkeur, is het stengeldeel volgens onderhavige uitvinding verder voorzien van ten minstens één node. Het stengeldeel kan wel of niet voorzien zijn van een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, elf, twaalf, dertien, veertien, vijftien, zestien, zeventien, achttien, negentien of twintig nodes. Bij verdere voorkeur, is het stengeldeel voorzien van hoogstens vijf nodes. Bij nog verdere voorkeur, is het stengeldeel voorzien van twee of drie nodes. Bij hoogste voorkeur, is het stengeldeel voorzien van drie nodes. Zoete aardappel heeft een verspreide bladstand, i.e. een bladstand waarbij de bladeren van een stengel zijn voorzien in een spiraal rond deze stengel op een in hoofdzaak gelijkmatige afstand van elkaar en waarbij het gedeelte van de spiraalwinding tussen de verschillende opeenvolgende bladeren een breuk vormt. In het bijzonder, heeft zoete aardappel een 2/5 bladstand, i.e. een bladstand waarbij vijf bladeren zijn voorzien in een spiraal die zich uitstrekt over twee omwentelingen. Bijgevolg, is per node op een stengel één blad voorzien en zijn bladeren op opeenvolgende nodes in hoek van ongeveer 144° ten opzichte van elkaar voorzien. Een stengeldeel volgens onderhavige uitvinding voorzien van twee of drie nodes en in het bijzonder drie nodes is bijgevolg uitermate voordelig voor opgroei tot plantgoed aangezien deze optimaal, i.e. rondom rond en in hoofdzaak ononderbroken, licht zal ontvangen.
Bij voorkeur, heeft het stengeldeel volgens onderhavige uitvinding een lengte tussen een apicaal eind van de apicale knop en een basaal eind gelegen tussen 2 en 10 cm, bij verdere voorkeur tussen 3 en 8 cm, bij nog verdere voorkeur tussen 4 en 7 cm en bij hoogste voorkeur tussen 5 en 6 cm. Het afsplitsen van apicale einden van een stengel van de opgegroeide zoete aardappelplant doorbreekt de apicale dominantie van deze stengel. Het doorbreken van de apicale dominantie stimuleert het uitlopen van zijknoppen van deze stengel van de zoete aardappel plant. Hierdoor wordt een zoete aardappelplant bekomen met een grotere latere vertakking. De uitvinders merken op dat zoete aardappelplanten met dergelijke laterale vertakking de productiviteit van de werkwijze voor het verkrijgen van de stekken aanzienlijk verhoogt. In het bijzonder, merken de uitvinders op dat door het afsplitsen van stengeldelen met een lengte tussen 2 en 10 cm en meer in het bijzonder 4 en 7 cm, het aantal gevormde stengels geschikt voor afsplitsing tot het vormen van een stengeldeel volgens onderhavige uitvinding, wordt gemaximaliseerd. De uitvinders merken bovendien op dat plantgoed en daaruit uitgegroeide planten klaar voor oogst verkregen met stekken met een lengte tussen 2 en 10 cm, in het bijzonder tussen 3 en 8 cm en meer in het bijzonder tussen 4 en 7 cm, zijn gekenmerkt door een meer uniforme groei en opbrengst. “Apicale knop”, “terminale knop” of “eindknop”, zoals hierin gebuikt, verwijst naar een term gekend in de stand der techniek, die een knop aanduidt die aan het einde van een stengel of scheut van een plant voorzien is. De stengel of scheut kan verwijzen naar een hoofdstengel of hoofdscheut alsook een zijstengel of zijscheut. De apicale knop van een zoete aardappel plant omvat een groeibeginsel van een stengel. “Node”, “nodius” of “knoop”, zoals hierin gebruikt, verwijst naar een term gekend in de stand der techniek, die een plaats op een stengel van een plant of scheut aanduidt waar een blad of sub-stengel verbonden is met deze stengel. “Basaal eind”, zoals hierin gebuikt, verwijst naar een term die hierin onderste eind aanduidt van een stengeldeel van een zoete aardappelplant, i.e. waar het stengeldeel afgesplitst is van een stengel van een opgegroeide zoete aardappelplant.
Het stengeldeel volgens onderhavige uitvinding zal in hoofdzaak ter hoogte van een node wortels vormen. Het vormen van wortels kan spontaan worden geïnitieerd bij vochtige condities, bijvoorbeeld bij blootstelling van het stengeldeel aan een relatieve vochtigheid hoger dan 60 % gedurende een aantal dagen.
Deze condities kunnen zich bijvoorbeeld voordoen tijdens transport door respiratie van een veelvoud stengeldelen in een afgesloten of semi-afgesloten verpakkingen.
De zoete aardappel stek wordt bij voorkeur beworteld door het voorzien van het basaal eind van het stengeldeel in een substraatmateriaal.
Hierdoor zullen wortels worden gevormd aan het basaal eind van het stengelstuk en kan een beworteld stek worden bekomen.
Het is geen vereiste dat de stek op dit ogenblik wortelvrij is.
Luchtwortels kunnen bijvoorbeeld voorafgaand gevormd zijn tijdens transport.
Een beworteld stek is voordelig voor uitplanting aangezien deze een snellere groei vertoont dankzij een reeds gevormd wortelstelsel.
Bij voorkeur, wordt het stengelstuk na het voorzien van het basaal eind in het substraatmateriaal bewaterd en/of bemist.
Dit bevordert het bewortelen van de stek en de groei van het verkregen plantgoed.
Bij voorkeur, is het substraatmateriaal bewaterd voor het voorzien van het basaal eind van het stengelstuk in het substraatmateriaal.
Bij voorkeur, is een kuiltje gevormd in het substraatmateriaal voor het voorzien van het basaal eind van het stengelstuk in het substraatmateriaal.
Genoemd kuiltje kan manueel of machinaal gevormd zijn.
Bij verdere voorkeur, is het kuiltje bewaterd voor het voorzien van het basaal eind van het stengelstuk in het substraatmateriaal.
Volgens een alternatieve uitvoering van de uitvinding, wordt de zoete aardappel stek beworteld door het voorzien van het basaal eind in water, in bijvoorbeeld een hydrocultuur.
Bij voorkeur, wordt het stengeldeel beworteld ter hoogte van het basaal eind.
Aangezien wortels in hoofdzaak worden gevormd ter hoogte van een node van een stengeldeel, dient het basaal eind van het stengeldeel bij voorkeur zo dicht mogelijk tegen de onderste node van het stengeldeel te zijn voorzien.
Een onderste node hierin dient te worden begrepen als de node voorzien op een stengeldeel met de kleinste afstand tot het basaal eind.
Een afstand tussen het basaal eind en een onderste node van het stengeldeel is bij voorkeur hoogstens 2 cm, bij verdere voorkeur hoogstens 1,8 cm, bij nog verdere voorkeur hoogstens 1,6 cm, bij nog verdere voorkeur hoogstens 1,4 cm, bij nog verdere voorkeur hoogstens 1,2 cm, bij nog verdere voorkeur hoogstens 1,0 cm, bij nog verdere voorkeur hoogstens 0,8 cm, bij nog verdere voorkeur hoogstens 0,6 cm, bij nog verdere voorkeur hoogstens 0,4 cm en bij hoogste voorkeur hoogstens 0,2 cm.
Bij voorkeur, wordt het basaal eind van het stengeldeel behandeld met een auxine voor het bewortelen.
Auxinen hebben een positief effect op het bewortelingspercentage, de snelheid van bewortelen alsook de uniformiteit van de gevormde wortels.
Dergelijk met auxine behandeld plantgoed heeft een kortere tijd nodig om de minimale vereiste grootte te bereiken voor uitplanting in een veld. Bij voorkeur is de auxine één of meer van auxine indolboterzuur (IBA), indolazijnzuur (IAA) en naftyl azijnzuur (NAA).
Volgens een voorkeuruitvoering, wordt de stek beworteld door het voorzien van het basaal eind van het stengeldeel in een substraatmateriaal voorzien in een plug. De plug hierin kan verwijzen naar elke container of cel geschikt voor het opgroeien van een stek of een ander plantvermeerderingsmateriaal. Bij voorkeur, heeft de plug een volume gelegen tussen 10 en 250 cm3, bij verdere voorkeur tussen 20 en 150 cm? en bij hoogste voorkeur tussen 30 en 100 cm3. De plug kan vervaardigd zijn uit elk materiaal gekend in de stand der techniek geschikt voor het vervaardigen van een plantenplug, zoals onder meer polystyreen, plastic, hout, metaal of papier. Volgens een alternatieve uitvoering, is de plug een lijmplug. Een veelvoud pluggen kunnen wel of niet voorzien zijn in een tray, zoals bijvoorbeeld per 40, 66, 84, 104 of 144. De plug kan wel of niet kegelvormig, balkvormig, piramidevormig, kubusvormig of cilindervormig zijn.
Bij voorkeur, is de plug een in hoofdzaak cilindervormige plug met een open bovenzijde. Dergelijke cilindervorm bevordert een uniforme wortelvorming. Bij verdere voorkeur, is de plug ook voorzien van een open onderzijde. Dergelijk cilindrisch open plug verhindert wortelophoping tijdens de wortelvorming. Hierdoor verhoogt de efficiëntie van de nutriënt- en wateropname uit de bodem wanneer het beworteld stek is uitgeplant.
Bij voorkeur, is de plug in hoofzaak vervaardigd is uit biodegradeerbaar materiaal. Dergelijk materiaal heeft als voordeel dat de plug mee kan worden ingeplant met de stek. Bij verder voorkeur, is de plug in hoofzaak vervaardigd is een materiaal dat voldoet aan één of meer van EN13432, EN14995 en ISO17088.
“Biodegradeerbaar” of "biologisch afbreekbaar", zoals hierin gebruikt, verwijst naar een term gekend in de stand der techniek, die een materiaal aanduidt dat geleidelijk uiteenvalt en/of deel uitmaakt van de gewone biologische voedselketen binnen een meetbare periode wanneer alleen gelaten in zijn natuurlijke toestand.
Bij voorkeur, is de plug in hoofzaak vervaardigd uit papier. Een papier plug isoleert het substraatmateriaal, wat de wortelvorming van een stek bevordert. Bovendien is een papieren plug biodegradeerbaar en voorkomen deze wortelophoping doordat gevormde wortels het papier kunnen doorboren. Bij verdere voorkeur is het papier kraftpapier. Kraftpapier is poreus, stevig en biologisch afbreekbaar.
De opgegroeide zoete aardappelplant hierin voor het verkrijgen van de stek kan wel of niet verwijzen naar een zoete aardappelplant verkregen uit een generatief plantdeel zoals een zoete aardappelknol of een vegetatief plantdeel zoals een stek.
Bij voorkeur, is de opgegroeide zoete aardappel plant opgegroeid uit een generatief plantdeel, in het bijzonder een zoete aardappelknol.
De uitvinders merken op dat opgegroeide planten afkomstig uit knollen een groter productiviteit hebben voor stekproductie.
In het bijzonder, merken de uitvinders op dat wanneer stekken worden afgesplitst volgens onderhavige uitvinding met een lengte tussen 2 en 10 cm en meer in het bijzonder met een lengte tussen 4 en 7 cm, het aantal stekken dat kan geproduceerd worden per knol aanzienlijk toeneemt, vergeleken met bijvoorbeeld traditionele slipproductie.
De zoete aardappelknol voor het verkrijgen van de opgegroeide zoete aardappelplant kan verwijzen naar een kweekknol (GO), een eerste generatie wortelknol (G1) of een tweede generatie wortelknol (G2), bij voorkeur is de zoete aardappelknol een eerste generatie (G1) wortelknol.
Bij voorkeur, is de zoete aardappelknol waaruit de opgegroeide zoete aardappelplant verkregen is voorzien in een substraatbed.
Dergelijk substraatbed is veelal balkvormig met een open bovenzijde.
Het bed wordt gevuld met een substraatmateriaal en een veelvoud zoete aardappelknollen.
Het substraatmateriaal is bij voorkeur aangebracht in twee lagen.
Een eerste laag van een substraatmateriaal wordt aangebracht op de bodem van het bed met een diepte van ongeveer 1 tot 10 cm.
Op deze eerste laag worden het veelvoud zoete aardappelknollen aangebracht.
Over deze knollen wordt een tweede laag van een substraatmateriaal aangebracht met een diepte van ongeveer 1 tot 15 cm.
Dergelijk substraatbed voorziet substraatmateriaal rondom iedere knol.
Volgens een voorkeuruitvoering, is de zoete aardappelknol voorzien in een substraatbed bij een temperatuur tussen 20 en 30 °C, bij voorkeur ongeveer 25 °C.
De uitvinders merken op dat bij deze temperaturen de scheutvorming en -vernieuwing maximaal is.
Bijgevolg, zullen bij deze temperaturen het geproduceerd aantal stekken maximaal zijn.
Volgens een voorkeuruitvoering, is de zoete aardappelknol voor het opgroeien tot de opgegroeide zoete aardappelplant onderworpen aan een temperatuur tussen 27 en 40 °C, bij voorkeur ongeveer 35 °C, en een relatieve vochtigheid van minstens 80 %, bij voorkeur ongeveer 90 %, gedurende een periode van 4 tot 16 dagen, bij voorkeur een periode van ongeveer 8 dagen.
Zonder voorbehandeling zullen knollen na een periode van drie tot vier weken scheuten vormen.
Deze periode kan worden ingekort tot een tweetal weken met dergelijke voorbehandeling. Bovendien zullen knollen onderworpen aan dergelijke behandeling afgesplitste stengeldelen sneller vernieuwen.
Volgens een voorkeuruitvoering, is het substraatbed voorzien van 25 tot 400 zoete aardappelknollen per m2, bij verdere voorkeur 50 tot 400 zoete aardappelknollen per m2 en bij grootste voorkeur ongeveer 100 zoete aardappelknollen per m2. De uitvinders merken op dat een maximaal aantal van ongeveer 1000 tot 3000 stekken per seizoen kunnen worden gevormd per m2 substraatbed bij een bezetting van ongeveer 25 tot 400 zoete aardappelknollen per m2 substraatbed. De optimale knolbezetting is echter afhankelijk van een gemiddelde knolgrootte en knolvorm. De gemiddelde grootte en vorm varieert naargelang de gebruikte cultivar. In het geval van de zoete aardappel cultivar Beauregard, merken de uitvinders op dat een optimale knolbezetting ongeveer 100 zoete aardappelknollen per m2 substraatbed bedraagt.
Volgens een voorkeuruitvoering, worden ongewenste bladeren van de opgegroeide zoete aardappel plant verwijderd. Bij voorkeur, waarbij een ongewenst blad een lengte heeft tussen een bladvoet en een apicaal eind van minstens 3 cm, bij verdere voorkeur minstens 3,5 cm, bij verdere voorkeur minstens 4 cm, bij verdere voorkeur minstens 4,5 cm en bij hoogste voorkeur minstens 5 cm. Het verwijderen van ongewenste bladeren heeft als voordeel dat meer uniforme stekken worden bekomen die ook een meer evenwichtige groei zullen vertonen. Het verwijderen van ongewenste bladeren zorgt er bovendien ook voor dat nieuwe scheuten worden gevormd. Bij voorkeur, worden de ongewenste bladeren verwijderd ter hoogte van een bladschede. Dergelijke afsplitsing minimaliseert de gevormde laesie op de plant waardoor deze sneller herstelt.
Voor transport of opslag kan een veelvoud van het vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel volgens onderhavige uitvinding verpakt zijn een bundel.
“Bundel”, zoals hierin gebruikt, verwijst naar een term die bij voorkeur een veelvoud bijeengehouden objecten aanduidt, bij verdere voorkeur een veelvoud bijeengehouden langwerpige objecten, bij nog verdere voorkeur een veelvoud zijdelings bijeengehouden langwerpige objecten. Objecten voorzien in een bundel kunnen bijvoorbeeld worden bijeengehouden door een verpakking zoals een folie of container en/of een overlangs aangebracht verbindingsmiddel, zoals een kabel, lint, kleefstrook, touw of elastiek.
De verpakking van de bundel hierin kan wel of niet vervaardigd zijn uit één of meer materialen geselecteerd uit de groep omvattende plastic, papier, karton, polystyreen,
metaal en glas. Bij voorkeur, is de verpakking van de bundel in hoofdzaak vervaardigd uit plastic en/of karton. Bij grote voorkeur, is de verpakking van de bundel in hoofdzaak vervaardigd uit plastic.
Volgens een voorkeuruitvoering, is de verpakking van de bundel een geperforeerde folie, bij voorkeur een geperforeerde plasticfolie. Tijdens opslag of transport kan de kwaliteit van het vermeerderingsmateriaal aanzienlijk afnemen. De belangrijkste processen hierbij zijn de respiratie, transpiratie en de vorming van ethyleen. Om de ophoping van vocht afkomstig van de respiratie en transpiratie alsook de ophoping van ethyleen tegen te gaan, is het materiaal van de verpakking bij voorkeur geperforeerd. De ophoping van vocht kan leiden tot schimmelvorming. De ophoping van ethyleen kan leiden tot het vergelen van de bladeren, tot bladval en senescentie.
In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende voorbeelden die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren.
VOORBEELDEN VOORBEELD 1 Voorbeeld 1 heeft betrekking op een werkwijze voor volgens onderhavige uitvinding voor het verkrijgen van stekken voor het vermeerderen van zoete aardappel.
De zoete aardappelen volgens onderhavig voorbeeld zijn zoete aardappel van de cultivar Beauregard.
De stappen voor het verkrijgen van stekken voor het vermeerderen van deze aardappelen worden hieronder kort toegelicht.
Voorbehandelen Eerste generatie pootgoedknollen (G1) worden voorbehandeld door middel van een curingbehandeling. De curingbehandeling onderwerpt de knollen gedurende een periode van 8 dagen aan een temperatuur van 35 °C en een relatieve vochtigheid van 90 %.
Deze voorbehandeling is nodig voor wondheling van de knollen na het rooien. Dergelijke voorbehandeling bevordert eveneens kieming van de knollen.
Intafelen Na de voorbehandeling worden de behandelde knollen ingetafeld in een substraatbed. Een substraatmateriaal wordt aangebracht in het bed in twee lagen. Een eerste laag van het materiaal wordt aangebracht op de bodem van het bed met een diepte van ongeveer 5 cm. Op deze eerste laag worden de voorbehandelde pootgoedknollen aangebracht met een dichtheid van ongeveer 100 knollen per m2. Over deze knollen wordt een tweede laag van het substraatmateriaal aangebracht met een diepte van ongeveer 10 cm. De ingetafelde knollen worden frequent bewaterd. Na een periode van ongeveer twee weken worden scheuten gevormd.
Vermeerderen De stekken worden verkregen door het afsplitsen van stengeldelen van de gevormde scheuten. De stengeldelen hebben een lengte van ongeveer 5 cm en zijn voorzien van een apicale knop en twee of drie nodes. Het afsplitsen kan zowel manueel als machinaal gebeuren. Een arbeider kan de stengeldelen bijvoorbeeld afsplitsen met de hand, een schaar of een mes. De schaar of het mes kunnen ook machinaal worden aangedreven. VOORBEELD 2: Voorbeeld 2 heeft betrekking op een vergelijkende studie tussen stekken verkregen volgens voorbeeld 1 en slips met een lengte van ongeveer 25 cm. Analoog aan de stekken uit voorbeeld 1, werden de slips opgegroeid uit G1 Beauregard pootgoedknollen ingetafeld met een dichtheid van ongeveer 100 knollen per m2. Over een groeiperiode van 2 maanden werden ongeveer 2000 stekken volgens onderhavige uitvinding geoogst per m? substraatbed. Over dezelfde groeiperiode werden echter slechts 400 slips per m? substraatbed geoogst. De stekken werden na oogsten beworteld in een papieren cilindrische plug met een open boven- en onderzijde. Na een groeiperiode van twee weken hadden deze een lengte van ongeveer 15 cm en werden deze machinaal uitgeplant. De slips werden manueel onbeworteld uitgeplant. Beide variëteiten werden uitgeplant op aardappelruggen met een tussenafstand van 75 cm en 30 cm in de rij. Na een groeiperiode van één maand na uitplanten, werden de planten verkregen uit beide variëteiten geëvalueerd op basis van groei, evenwichtigheid en uniformiteit. De stekken verkregen volgens onderhavige uitvinding vertoonden een aanzienlijke groeivoorsprong alsook een meer evenwichtige bovengrondse groei en uniformiteit. Verder wordt opgemerkt dat slips slechts 2 tot 3 maal kunnen worden geoogst per seizoen. Stekken volgens voorbeeld 1 kunnen echter continue doorheen het seizoen worden geoogst. Daarenboven is stekproductie volgens voorbeeld 1 uitermate geschikt voor meerlagenteelt, in het bijzonder voor het meerlagig kiemen in een substraatbed alsook het meerlagig bewortelen van de verkregen stekken in bijvoorbeeld een plug.
Het is verondersteld dat de huidige uitvinding niet beperkt is tot de uitvoeringsvormen die hierboven beschreven zijn en dat enkele aanpassingen of veranderingen aan de beschreven voorbeelden kunnen toegevoegd worden zonder de toegevoegde conclusies te herwaarderen.

Claims (17)

CONCLUSIES
1. Werkwijze voor het verkrijgen van een vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel, waarbij de werkwijze het afsplitsen van een stek van een stengel van een opgroeiende zoete aardappel plant omvat, met het kenmerk, dat de stek een stengeldeel is voorzien van een apicale knop en ten minstens één node en waarbij een lengte van het stengeldeel tussen een apicaal eind van de apicale knop en een basaal eind gelegen is tussen 2 en 10 cm.
2. Werkwijze volgens voorgaande conclusie 1, waarbij de lengte tussen het apicaal eind van de apicale knop en het basaal eind gelegen is tussen 4 en 7 cm.
3. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 1 of 2, waarbij het stengeldeel hoogstens vijf nodes omvat, bij voorkeur twee of drie nodes, bij verdere voorkeur drie nodes.
4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 3, waarbij de zoete aardappel plant opgegroeid is uit een zoete aardappelknol.
5. Werkwijze volgens voorgaande conclusie 4, waarbij de zoete aardappelknol voorzien is in een substraatbed bij een temperatuur tussen 20 en 30 °C, bij voorkeur ongeveer 25 °C.
6. Werkwijze volgens voorgaande conclusie 5, waarbij het substraatbed voorzien is van 25 tot 400 zoete aardappelknollen per m2.
7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 4 tot 6, waarbij de zoete aardappelknol voor het opgroeien is onderworpen aan een temperatuur tussen 27 en 40 °C en een relatieve vochtigheid van minstens 80 % gedurende een periode van 4 tot 16 dagen, bij voorkeur een periode van ongeveer 8 dagen.
8. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 7, waarbij de werkwijze het bewortelen van de stek omvat door het voorzien van het basaal eind van het stengeldeel in een substraatmateriaal voorzien in een plug.
9. Werkwijze volgens voorgaande conclusie 8, waarbij de plug een in hoofdzaak cilindervormige plug is met een open bovenzijde en een open onderzijde.
10. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 8 of 9, waarbij de plug in hoofzaak vervaardigd is uit biodegradeerbaar materiaal, bij voorkeur waarbij het materiaal voldoet aan één of meer van EN13432, EN14995 en ISO17088.
11. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 8 tot 10, waarbij de plug in hoofzaak vervaardigd is uit papier, bij voorkeur kraftpapier.
12. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 11, waarbij de werkwijze het verwijderen van ongewenste bladeren van de zoete aardappel plant omvat, waarbij een ongewenst blad een lengte heeft tussen een bladvoet en een apicaal eind van minstens 3 cm, bij voorkeur waarbij de ongewenste bladeren worden verwijderd ter hoogte van een bladschede.
13. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 12, waarbij de stek van de zoete aardappel plant is afgesplitst met de hand, een schaar of een mes.
14. Vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel, waarbij het vermeerderings- materiaal een stek is verkregen van een opgroeiende zoete aardappel plant, met het kenmerk, dat de stek een stengeldeel is voorzien van een apicale knop, een basaal eind en ten minstens één node en waarbij een lengte van het stengeldeel tussen een apicaal eind van de apicale knop en het basaal eind gelegen is tussen 2 en 10 cm.
15. Vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel volgens voorgaande conclusie 14 verkregen volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 13.
16.Veelvoud van het vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel volgens één der voorgaande conclusies 14 of 15 verpakt in een bundel.
17.Veelvoud van het vermeerderingsmateriaal volgens voorgaande conclusie 16, waarbij de verpakking een geperforeerde folie is.
BE20205364A 2020-05-26 2020-05-26 Vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel BE1028345B1 (nl)

Priority Applications (9)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205364A BE1028345B1 (nl) 2020-05-26 2020-05-26 Vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel
PCT/IB2021/054512 WO2021240354A1 (en) 2020-05-26 2021-05-25 Propagating material for sweet potato
CN202180060523.3A CN116157010A (zh) 2020-05-26 2021-05-25 红薯繁殖材料
US17/999,975 US20230309457A1 (en) 2020-05-26 2021-05-25 Propagating material for sweet potato
CA3185436A CA3185436A1 (en) 2020-05-26 2021-05-25 Propagating material for sweet potato
EP21733858.1A EP4156911A1 (en) 2020-05-26 2021-05-25 Propagating material for sweet potato
CONC2022/0018799A CO2022018799A2 (es) 2020-05-26 2022-12-23 Material de propagación de la batata
ECSENADI202297300A ECSP22097300A (es) 2020-05-26 2022-12-23 Material de propagación de la batata
ZA2023/00129A ZA202300129B (en) 2020-05-26 2023-01-03 Propagating material for sweet potato

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205364A BE1028345B1 (nl) 2020-05-26 2020-05-26 Vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1028345A1 BE1028345A1 (nl) 2022-01-04
BE1028345B1 true BE1028345B1 (nl) 2022-01-10

Family

ID=70975652

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205364A BE1028345B1 (nl) 2020-05-26 2020-05-26 Vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel

Country Status (9)

Country Link
US (1) US20230309457A1 (nl)
EP (1) EP4156911A1 (nl)
CN (1) CN116157010A (nl)
BE (1) BE1028345B1 (nl)
CA (1) CA3185436A1 (nl)
CO (1) CO2022018799A2 (nl)
EC (1) ECSP22097300A (nl)
WO (1) WO2021240354A1 (nl)
ZA (1) ZA202300129B (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN115644063A (zh) * 2022-11-11 2023-01-31 青岛农业大学 一种甘薯脱毒原原种苗的快速繁殖方法

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1048203A2 (en) * 1999-04-27 2000-11-02 Nisshinbo Industries, Inc. Method for producing plantlets of sweet potato
CN105613302A (zh) * 2016-03-28 2016-06-01 江苏省中国科学院植物研究所 一种甜薯茎尖离体快速繁殖的方法
CN105766641A (zh) * 2016-03-28 2016-07-20 江苏省中国科学院植物研究所 一种甜薯茎段离体快速繁殖的方法
CN106508644A (zh) * 2016-10-27 2017-03-22 南充市农业科学院 一种甘薯脱毒种薯繁殖方法

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1999010473A1 (fr) * 1997-08-21 1999-03-04 Nichimo Co., Ltd. Materiau favorisant la croissance de micro-organismes utiles et son procede de preparation
CN106588406A (zh) * 2016-11-10 2017-04-26 金寨县益农农业科技开发有限公司 一种利用废弃编织袋高效种植红薯的方法
CN107439178A (zh) * 2017-07-31 2017-12-08 湖北省农业科学院粮食作物研究所 一种甘薯种苗远距离运输方法
CN110366969A (zh) * 2019-08-29 2019-10-25 郑州海力特农林科技有限公司 叶用红薯的高压细水雾云雾栽培种植方法

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1048203A2 (en) * 1999-04-27 2000-11-02 Nisshinbo Industries, Inc. Method for producing plantlets of sweet potato
CN105613302A (zh) * 2016-03-28 2016-06-01 江苏省中国科学院植物研究所 一种甜薯茎尖离体快速繁殖的方法
CN105766641A (zh) * 2016-03-28 2016-07-20 江苏省中国科学院植物研究所 一种甜薯茎段离体快速繁殖的方法
CN106508644A (zh) * 2016-10-27 2017-03-22 南充市农业科学院 一种甘薯脱毒种薯繁殖方法

Non-Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
HEO J ET AL: "FORCED VENTILATION MICROPROPAGATION SYSTEM FOR ENHANCING PHOTOSYNTHESIS, GROWTH, AND DEVELOPMENT OF SWEETPOTATO PLANTLETS", SEIBUTSU KANKYO CHOSETSU / ENVIRONMENT CONTROL IN BIOLOGY, JAPANESE SOCIETY OF ENVIRONMENT CONTROL IN BIOLOGY, TOKYO, JP, vol. 37, no. 1, 1 January 1999 (1999-01-01), pages 83 - 92, XP001024557, ISSN: 0582-4087 *
ZACHARY N. HOPPENSTEDT ET AL: "Yield, Quality, and Performance of Organic Sweetpotato Slips Grown in High Tunnel Compared with Open Field", HORTTECHNOLOGY, vol. 29, no. 2, 1 April 2019 (2019-04-01), US, pages 140 - 150, XP055766504, ISSN: 1063-0198, DOI: 10.21273/HORTTECH04139-18 *

Also Published As

Publication number Publication date
BE1028345A1 (nl) 2022-01-04
EP4156911A1 (en) 2023-04-05
WO2021240354A1 (en) 2021-12-02
CN116157010A (zh) 2023-05-23
CA3185436A1 (en) 2021-12-02
CO2022018799A2 (es) 2023-03-17
ZA202300129B (en) 2023-08-30
ECSP22097300A (es) 2023-03-31
US20230309457A1 (en) 2023-10-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Krisnawati et al. Swietenia macrophylla King: ecology, silviculture and productivity
Bergmann Propagation method influences first year field survival and growth of Paulownia
JP6359439B2 (ja) トマト二本仕立て苗及びその作成方法
JP6906221B2 (ja) サツマイモの苗及びその作成方法、並びにサツマイモの栽培方法
BE1028345B1 (nl) Vermeerderingsmateriaal voor zoete aardappel
US7178287B2 (en) Procedure to increase the volume of fruit grown
Singh Propagating arid fruits commercially
JP2002335760A (ja) オウトウの花芽の沢山付いた太枝接木法
Samadi Status of pomegranate (Punica granatum L.) cultivation in Afghanistan
Mourão Filho et al. ‘Swingle’citrumelo propagation by cuttings for citrus nursery tree production or inarching
Fumuro Comparison of growth, yield, and fruit quality of pot-planted mango cv. Aikou using own-rooted trees propagated by air layering and grafted trees propagated by conventional methods
Singh et al. A Review: Vegetative Propagation of Mango (Mangifera indica L.) through Grafting
Bordoloi et al. Citrus Budding: Research Perspectives and Recent Trends
Nayak et al. Mango
Isutsa Performance of micropropagated and conventional passion fruit (Passiflora edulis Sims.) varieties in three contrasting agroecological zones
Esmaielpour et al. The effects of pruning and potassium nutrition on some morphological traits and seedling properties of pumpkin (Cucurbita pepo L.)
Hiwale et al. Bael (Aegle marmelos Correa.)
Priyadarshan et al. Propagation Systems
Cocco et al. Desenvolvimento e produtividade do morangueiro influenciados pelo diâmetro da coroa e período de crescimento de mudas
BALAN et al. Growth and fructification of cherry trees
Baiyeri et al. Fruit characteristics and ripening pattern of ten Musa genotypes in a sub-humid environment in Nigeria
Okorie et al. Furthering the domestication of African Pear (Dacryodes edulis (G. Don) HJ Lam)
RU2175472C2 (ru) Способ размножения плодовых растений
Knight Some Effects of Pruning “Leaders” and of the Absence of “Laterals” on the Rate of Growth of Stems of Apple and Plum.
Fumuro Comparison of growth between own-rooted and grafted'Aikou'mango trees, and the effects of soil volume on the growth, yield, and fruit quality of potted own-rooted trees©

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20220110