BE1028106A1 - Modulaire ventilator - Google Patents

Modulaire ventilator Download PDF

Info

Publication number
BE1028106A1
BE1028106A1 BE20205131A BE202005131A BE1028106A1 BE 1028106 A1 BE1028106 A1 BE 1028106A1 BE 20205131 A BE20205131 A BE 20205131A BE 202005131 A BE202005131 A BE 202005131A BE 1028106 A1 BE1028106 A1 BE 1028106A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
fan
modular
modules
gas stream
modular fan
Prior art date
Application number
BE20205131A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028106B1 (nl
Inventor
Marc Guy Polleunis
Original Assignee
Agrofrost Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Agrofrost Nv filed Critical Agrofrost Nv
Priority to BE20205131A priority Critical patent/BE1028106B1/nl
Priority to PCT/EP2021/054810 priority patent/WO2021170790A1/en
Publication of BE1028106A1 publication Critical patent/BE1028106A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028106B1 publication Critical patent/BE1028106B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01MCATCHING, TRAPPING OR SCARING OF ANIMALS; APPARATUS FOR THE DESTRUCTION OF NOXIOUS ANIMALS OR NOXIOUS PLANTS
    • A01M21/00Apparatus for the destruction of unwanted vegetation, e.g. weeds
    • A01M21/04Apparatus for destruction by steam, chemicals, burning, or electricity

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Insects & Arthropods (AREA)
  • Pest Control & Pesticides (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Structures Of Non-Positive Displacement Pumps (AREA)

Abstract

Er wordt een modulaire ventilator (100) beschreven waarvan de centrale draaiassen (210) van twee of meer ventilator modules (200) in lijn zijn met de centrale draaias (110) van de modulaire ventilator (100).

Description

MODULAIRE VENTILATOR
TECHNISCH DOMEIN Het technisch domein betreft ventilatoren geconfigureerd voor het genereren van een gasstroom, alsook een methode voor het vervaardigen van dergelijke ventilatoren. Eveneens betreft het technisch domein apparaten en methodes die gebruik maken dergelijke ventilatoren, in het bijzonder apparaten en methodes voor het behandelen van gewassen, meer specifiek het bestrijden van ongewenste gewassen door middel van thermische behandeling met een door een ventilator gegenereerd gasstroom die verwarmd werd tot een geschikte temperatuur voor het bestrijden van ongewenste gewassen.
STAND VAN DE TECHNIEK Ventilatoren die worden toegepast in apparaten waar een gasstroom, ook wel luchtstroom, gegenereerd moet worden over een bepaalde lengte, en waarbij in functie van bijvoorbeeld het type apparaat de lengte van de bijhorende lengte van de ventilator aangepast moet worden, kampen met het probleem dat bij een dergelijke variatie van de lengte van de ventilator, het moeilijk is om een gewenste verdeling van de gegenereerde luchtstroom over de volledige lengte van de ventilator te garanderen onafhankelijk van de specifieke lengte van de ventilator. Met lengte wordt hier dus bedoeld de grootste afstand van een sectie van de luchtstroom, dwars op de richting van de genereerde luchtstroom. Het is duidelijk dat dit verschilt van de afstand waarover de gegenereerde luchtstroom wordt uitgeblazen vanaf de uitlaatopening tot een bepaald punt dat zich op deze afstand van de uitlaatopening bevindt en waar de gegenereerde luchtstroom naartoe moet worden geblazen. Met andere woorden voor ventilatoren met een bepaalde lengte die geconfigureerd zijn om een gewenste verdeling van de gegenereerde luchtstroom over hun lengte te genereren, duiken problemen op om bij een wijziging van hun lengte, met een gelijkaardige configuratie eveneens deze gewenste verdeling van de gegenereerde luchtstroom te realiseren.
Verder is een methode en een apparaat voor het thermisch bestrijden van gewassen gekend uit WO2019/115820 waarbij tussen de brander en het uitlaatkanaal van een uitlaatopening een ventilator wordt aangebracht zodat de ventilator, tijdens bedrijf, het verwarmd gas aanzuigt vanuit de brander en afvoert naar het afvoerkanaal en daarbij een vlammendovende werking vertoont. Hoewel een dergelijk uitvoering voordelig is aangezien een hoog debiet op een efficiënte wijze kan worden verkregen en het risico op open vlammen wordt gereduceerd, blijft hier ook de nood bestaan om een efficiënter en robuuster apparaat dat op meer flexibele wijze kan worden geproduceerd . Verder bestaat er ook nog steeds de nood om ook de veiligheid van apparaten waarbij de ventilator niet tussen de brander en het afvoerkanaal, maar stroomopwaarts ten opzichte van de brander is aangebracht, zodat het risico op open vlammen reduceert. Dit is in het bijzonder relevant voor een apparaat dat bedoeld is om op of aan een voertuig te worden aangebracht, waarbij de nood bestaat aan een apparaten met een breedte die varieert volgens de gewenste toepassing.
SAMENVATTING Tot dit doel wordt er volgens de uitvinding voorzien in een modulaire ventilator bevattende een rotor geconfigureerd om te roteren omheen een centrale draaias en een omheen de rotor aangebrachte behuizing, waarbij de modulaire ventilator twee of meer ventilator modules bevat, voornoemde ventilator modules bevattende: - een rotor bevattende een centrale draaias en meerdere schoepen geconfigureerd om omheen de centrale draaias te roteren voor het genereren van een gasstroom; - een omheen de rotor aangebrachte behuizing bevattende: een inlaatopening voor het toevoeren van een gasstroom naar de rotor; en een uitlaatopening voor het afvoeren van een door de rotor gegenereerde gasstroom, waarbij de centrale draaiassen van de twee of meer ventilator modules in lijn zijn met de centrale draaias van de modulaire ventilator.
Op deze wijze kan de lengte van de modulaire ventilator op eenvoudige wijze worden aangepast door het aantal van de ventilator modules aan te passen. Dit laat toe om een dergelijke modulaire ventilator op eenvoudige wijze toe te passen in applicaties waarbij een ventilator met een gelijkaardige werking, maar met een variatie in de benodigde lengte van de ventilator. Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een modulaire ventilator, waarbij: - de respectievelijk ventilator modules zich uitstrekken over een bepaalde lengte volgens de richting van de draaias van de ventilator module; en - de ventilator zo geconfigureerd is dat de lengte van de ventilator volgens de centrale draaias bepaald wordt in functie van de lengte van de twee of meer ventilator modules van de ventilator.
Dit laat toe om de gewenste lengte van de modulaire ventilator op eenvoudige wijze te bepalen door middel van de aangewende ventilator modules. Volgens een verdere uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een modulaire ventilator, waarbij de lengte van de ventilator geconfigureerd wordt door het bepalen van het aantal van de ventilator modules. Dit laat toe om op eenvoudige, modulaire wijze verschillende varianten van de modulaire ventilator te vervaardigen op basis van de ventilator modules. Op deze wijze kan een grote verscheidenheid aan modulaire ventilator modules worden vervaardigd door gebruik te maken van ventilator modules met een beperktere variatie. Bij voorkeur wordt er slechts gebruik gemaakt van één of twee verschillende types ventilator modules om een dergelijke modulaire ventilatoren met verschillende lengtes samen te stellen.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een modulaire ventilator, waarbij de ventilator een gemeenschappelijke aandrijving bevat, geconfigureerd om twee of meer van de ventilator modules aan te drijven.
Op deze wijze kan een eenvoudige aandrijving voor de modulaire ventilator worden gerealiseerd.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een modulaire ventilator, waarbij de rotoren van de ventilator modules schoepen bevatten die afzonderlijk zijn ten opzichte van de schoepen van de rotoren van aangrenzende ventilator modules.
Op deze wijze kan de lengte van de modulaire ventilator naar believen aangepast worden, zonder dat dit een grote impact heeft op de efficiëntie en de verdeling van de gegenereerd luchtstroom door de afzonderlijke modules. Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een modulaire ventilator, waarbij de behuizing modulaire ventilator een gemeenschappelijke behuizing bevat die geconfigureerd is om de behuizing te vormen van twee of meer van de ventilator modules.
Het gebruik van een gemeenschappelijke behuizing laat een efficiënte vervaardiging en aligneren van de ventilator modules toe, waarbij de modulariteit kan behouden blijven. De gegenereerde luchtstroom van elke van de ventilator modules behoudt daarbij de gewenste en/of verwachte karakteristieken ongeacht de variatie in de totale lengte van de modulaire ventilator.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een modulaire ventilator, waarbij nabijgelegen ventilator modules respectievelijk door hun behuizing afgescheiden inlaatopeningen en/of uitlaatopeningen bevatten.
Op deze wijze wordt op een robuuste en betrouwbare wijze een verdeling van de aangezogen en gegenereerde gasstroom gerealiseerd voor elk van de ventilator modules, en wordt de verdeling van de gegenereerde gasstroom minder beïnvloedt door een variatie van de lengte van de modulaire ventilator aangezien de ventilator modules elk een afgescheiden en voorspelbare werking blijven vertonen voor hun deel van de lengte van de ventilator, onafhankelijk van het aantal ventilator modules.
5 Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een modulaire ventilator, waarbij de modulaire ventilator bevat: - minstens één gezamenlijke uitlaatopening die een sequentie van meerdere uitlaatopeningen van nabijgelegen ventilator modules bevat die geconfigureerd zijn om een gasstroom volgens een zelfde stroomrichting uit te blazen; en/of -minstens één aparte uitlaatopening die een aparte uitlaatopening bevat van een ventilator module die geconfigureerd is om een gasstroom volgens een bepaalde stroomrichting uit te blazen.
Dit laat toe om niet alleen op een modulaire manier de gewenste lengte van de modulaire ventilator aan te passen zonder dat daarbij de gegenereerde gasstroom van de individuele modules wordt beïnvloedt, maar ook om de lengte en richting van de gegenereerde gasstromen op eenvoudige, betrouwbare en robuuste wijze aan te passen.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een modulaire ventilator, waarbij één of meer van de ventilator modules van het volgende type is: - een centrifugaal-ventilator.
Dit zorgt voor een robuuste ventilator module die bestand is tegen vervuiling door bijvoorbeeld stof, gewasmateriaal, takken, … .
Volgens een tweede aspect wordt er voorzien in een apparaat voor het bestrijden van ongewenste gewassen door middel van een verwarmde gasstroom, bevattende een modulaire ventilator voor het genereren van een gasstroom volgens het eerste aspect, waarbij: - het apparaat verder een brander bevat die geconfigureerd is om een gasstroom die wordt toegevoerd aan de modulaire ventilator te verwarmen; en
- de modulaire ventilator één of meer uitlaatopening bevat geconfigureerd om de verwarmde gasstroom naar de te bestrijden gewassen te voeren. Dit laat toe om een dergelijk apparaat op eenvoudige en efficiënte wijze te produceren en samen te stellen. Een dergelijk apparaat laat ook toe om een gecontroleerde verdeling van de gegenereerde gasstroom van de verschillende ventilator modules naar de gewenste locaties met te bestrijden gewassen te realiseren.
Volgens een uitvoeringsvorm is het apparaat geconfigureerd om tijdens bedrijf volgens een bepaalde bewegingsrichting te worden voortbewogen langsheen ongewenste gewassen, en waarbij de draaias van de modulaire ventilator zich dwars uitstrekt ten opzichte van deze bewegingsrichting, en waarbij de lengte van de modulaire ventilator wordt bepaald in functie van de gewenste breedte van het apparaat dwars ten opzichte van de bewegingsrichting.
Op deze wijze kan op betrouwbare wijze de gewenste verspreiding van de gegenereerde luchtstroom ondanks variaties in de breedte, bijvoorbeeld afhankelijk van de gewenste toepassing van het apparaat, op betrouwbare wijze gerealiseerd worden.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een apparaat dat een wand bevat, waarbij de wand een opening bevat die aansluit op minstens één uitlaatopening van de modulaire ventilator zodat de verwarmde gasstroom doorheen de opening naar de te bestrijden gewassen wordt gevoerd, en waarbij de wand zo geconfigureerd is dat: - contact van de wand met de te bestrijden gewassen mogelijk is; en - de wand wordt opgewarmd door de verwarmde gasstroom nadat ze uit de minstens één uitlaatopening naar de te bestrijden gewassen werd gevoerd.
Op deze wijze wordt een nog efficiëntere bestrijding van de gewassen gerealiseerd aangezien niet alleen de thermische effecten van de verwarmde gasstroom inwerkt op de gewassen, maar ook de mechanische en thermische impact van de verwarmde wand die contact kan maken met de te bestrijden gewassen.
Typisch bevinden de te bestrijden gewassen zich op de bodem onder het apparaat en strekt de plaat zich nagenoeg evenwijdig met de bodem uit tijdens het bedrijf van het apparaat. De plaat is dan bij voorkeur zo hoog boven de bodem gepositioneerd dat contact met minstens een deel van de te bestrijden gewassen nog steeds mogelijk is. Volgens een uitvoeringsvorm, wordt de ventilator en de brander boven deze plaat gepositioneerd, waardoor deze plaat zo dicht mogelijk bij het te bestrijden gewas kan worden gebracht.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een apparaat, waarbij de wand verder een recirculatie opening bevat, geconfigureerd om een doorgang te vormen naar een inlaatopening van de brander en/of de modulaire ventilator zodat minstens een gedeelte van de verwarmde gasstroom, nadat ze uit de minstens één uitlaatopening naar de te bestrijden gewassen werd gevoerd, terug naar de brander en/of de modulaire ventilator kan worden toegevoerd.
Het minstens gedeeltelijk recirculeren van deze verwarmde gasstroom zorgt voor een efficiëntere energieverbruik bij het genereren van de verwarmde gasstroom.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een apparaat, waarbij het apparaat verder één of meer flexibele elementen bevatten die geconfigureerd zijn: - om de verwarmde gasstroom ter hoogte van het apparaat te begrenzen; - om door de verwarmde gasstroom opgewarmd te worden; en/of - zodat contact met de te bestrijden gewassen mogelijk is.
Dit laat een efficiëntere bestrijding van de te bestrijden gewassen toe door het begrenzen van de verwarmde gasstroom tot een bepaalde zone zodat de verwarmde gasstroom optimaal kan inwerken op de te bestrijden gewassen, en de recirculatie van de verwarmde gasstroom en/of het opwarmen van de wand optimaliseren. Anderzijds kan ook het mechanisch contact met de te bestrijden gewassen door flexibele elementen die bijvoorbeeld in de verwarmde gasstroom zijn gepositioneerd en daar eveneens door worden opgewarmd ook aanleiding geven tot een efficiëntere bestrijding van de gewassen. Volgens een derde aspect wordt er voorzien in een methode voor het vervaardigen van een modulaire ventilator volgens het eerste aspect, daardoor gekenmerkt dat de methode de volgende stappen bevat: - het voorzien van twee of meer voornoemde ventilator modules, waarbij de centrale draaiassen van de twee of meer ventilator modules in lijn zijn met de centrale draaias van de modulaire ventilator.
Dit laat toe om op eenvoudige en efficiënte wijze een robuuste ventilator te produceren die in staat is om bij verschillende lengtes een gewenste verdeling van de gegenereerde gasstroom te produceren door het positioneren van de verschillende ventilator modules langsheen de lengte van de modulaire ventilator. Het is duidelijk dat dit eveneens een gelijkaardige methode voor het vervaardigen van een apparaat volgens het tweede aspect met een modulaire ventilator volgens het eerste aspect toelaat.
Het is duidelijk dat nog tal van variante uitvoeringsvormen, alsook combinaties hiervan mogelijk zijn die vallen onder beschermingsomvang zoals bepaald in de conclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN Enkele uitvoeringsvoorbeelden zullen bij wijze van voorbeeld verder worden verduidelijkt aan de hand van de volgende Figuren: - Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van een modulaire ventilator in een samengestelde weergave in een gedeeltelijk geopende toestand; - Figuur 2 toont de uitvoeringsvorm van Figuur 1, in een geëxplodeerde weergave, eveneens in een gedeeltelijk geopende toestand;
- Figuren 3 tot 5 tonen respectievelijk een bovenaanzicht, onderaanzicht en zijaanzicht van de uitvoeringsvorm in de toestand van Figuur 1; - Figuur 6 toont een gelijkaardig perspectief aanzicht in een andere oriëntatie als Figuur 1; - Figuur 7 toont een uitvoeringsvorm van een deksel voor de behuizing van de uitvoeringsvorm van Figuur 1 in een gelijkaardige perspectief aanzicht als Figuur 1; - Figuur 8 toont een perspectief aanzicht van uitvoeringsvorm van een apparaat voor het bestrijden van ongewenste gewassen met een modulaire ventilator gelijkaardig als de uitvoeringsvorm van Figuur 1; - Figuur 9 toont een zijaanzicht van de uitvoeringsvorm van Figuur 8; - Figuur 10 toont een doorsnede volgens de lijn X-X in Figuur 8; - Figuur 11 toont een geëxplodeerde weergave van de uitvoeringsvorm van Figuur 8; - Figuur 12 toont een onderaanzicht van de uitvoeringsvorm van Figuur 8; en - Figuren 13 tot 16 tonen variante uitvoeringsvormen van een modulaire ventilator in een bovenaanzicht gelijkaardig als dat van Figuur 3.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING Figuur 1 en Figuur 2 toont een uitvoeringsvorm van een modulaire ventilator
100. Zoals zichtbaar bevat de modulaire ventilator 100 volgens deze uitvoeringsvorm een rotor 120 geconfigureerd om te roteren omheen een centrale draaias 110. Zoals zichtbaar wordt dit volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld gerealiseerd door middel van een langwerpige centrale aandrijfas 152, die door middel van een geschikte lagering 114 op geschikte wijze aan een behuizing 130 of frame draaibaar wordt gelagerd. Hoewel in Figuren 1 en 2 slechts één lagering 114 wordt weergegeven om de Figuren overzichtelijk te houden, is het duidelijk dat volgens een dergelijk uitvoeringsvoorbeeld een gelijkaardige lagering 114 aanwezig kan zijn aan weerszijden van een dergelijke centrale, langwerpige aandrijfas 152, zoals bijvoorbeeld weergegeven in het aanzicht van Figuur 3. Het is echter duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij eender welke geschikte lagering van de centrale aandrijfas 152 mogelijk is, bijvoorbeeld in of aan de behuizing 130 of eender welk geschikt frame, of bijvoorbeeld door middel van een geschikte lagering van een aan de centrale aandrijfas 152 gekoppelde aandrijving, … . Het is daarbij duidelijk dat de centrale draaias 110 de centrale rotatie-as of langs-as vormt voor de rotor 120 van de ventilator 100. Figuur 1 en Figuur 2 tonen schematisch een geëxplodeerde weergave en een samengestelde weergave van de modulaire ventilator in een gedeeltelijk geopende toestand, waarbij een deel van de behuizing 130 niet is weergegeven om een gedeeltelijk zicht op de binnenkant van de behuizing 130 mogelijk te maken in functie van een duidelijke weergave van de verschillende onderdelen van de uitvoeringsvorm modulaire ventilator 100. Aan de hand van navolgende Figuren en de bijnorende beschrijving zullen deze bijkomende onderdelen van de behuizing 130 meer in detail worden weergegeven en beschreven.
Zoals zichtbaar bevat de weergegeven uitvoeringsvorm van de modulaire ventilator 100 vijf ventilator modules 200. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij de modulaire ventilator 100 een ander geschikt aantal ventilator modules 200 bevat, echter, bij voorkeur bevat de modulaire ventilator 100, twee of meer, bijvoorbeeld drie, vier, vijf, zes, zeven, … ventilator modules 200. Zoals verder meer in detail beschreven zijn de verschillende ventilator modules 200 van de modulaire ventilator 100 in lijn aangebracht, of met andere woorden de twee of meer ventilator modules 200 van de modulaire ventilator 100 bevatten elk een centrale draaias 210 die in lijn is met de centrale draaias 110 van de modulaire ventilator 100. Zoals zichtbaar in de weergegeven uitvoeringsvorm van Figuur 1 en Figuur 2, en verder meer in detail beschreven, bevatten elk van de ventilator modules 200 een rotor 220. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld betekent dit dus dat vijf rotoren 220 van de vijf ventilator modules 200 zijn weergegeven. Elke rotor 220 van een dergelijke ventilator module 200 bevat een centrale draaias 210 en meerdere schoepen 222. Volgens de weergegeven uitvoeringsvorm, bevat de rotor 220 schoepen 222, ook wel bladen of wieken,
die zich radiaal uitstrekken, echter het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij de schoepen 222 zich op eender welke geschikte manier uitstrekken, waarbij ze in het algemeen geconfigureerd zijn om omheen de centrale draaias 210 te roteren voor het genereren van een gasstroom.
De door de rotor 220 van de ventilator module 200 gegenereerde gasstroom wordt toegevoerd naar de rotor 220 via een inlaatopening 232 in een omheen de rotor 220 aangebrachte behuizing 230 van de ventilator module 200. De door de rotor 220 van de ventilator module 200 gegenereerde gasstroom wordt vervolgens afgevoerd via een uitlaatopening 234 van de ventilator module 200. Het is duidelijk uit Figuur 2 dat de draaiassen 210 van de ventilator modules 200 in lijn zijn met de centrale draaias 110 van de modulaire ventilator 100. Met andere woorden de draaiassen 210 van de ventilator modules 200 vallen nagenoeg samen met de centrale draaias 110 van de modulaire ventilator 100. Daarbij is het duidelijk dat de ventilator modules 200 volgens de richting van de centrale draaias 110 van de modulaire ventilator 100 naast elkaar zijn aangebracht.
Met andere woorden de totale lengte 140 van de modulaire ventilator 100 volgens de richting van de draaias 110 wordt, volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bepaald door de som van de lengtes 240 volgens de draaias 210 van de afzonderlijke ventilator modules 200 die zoals weergegeven axiaal naast elkaar zijn aangebracht.
Het is duidelijk dat op deze wijze de totale lengte 140 van de ventilator 100 volgens de centrale draaias 110 bepaald wordt in functie van de lengte 240 van de meerdere ventilator modules 200 van de ventilator 100. Met andere woorden, de gewenste lengte 130 van de modulaire ventilator 100 kan bepaald worden door bijvoorbeeld het aantal ventilator modules 200 te variëren.
Volgens een bepaalde uitvoeringsvorm, wordt de totale lengte 140 van de modulaire ventilator 100 dus bepaald als, of In functie van een veelvoud van de lengte 240 van de ventilator modules 200 die de modulaire ventilator 100 bevat.
Het is duidelijk dat de modulaire ventilator 100 niet noodzakelijk allemaal identieke ventilator modules 200 moet bevatten en gelijkaardig als het in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld en aantal ventilator modules 200 kan bevatten met een gelijke lengte 240 en/of één of meer ventilator modules 200 waarvan de lengte 240 verschilt van de lengte 240 van andere ventilator modules 200.
Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij de ventilator modules 200 niet onmiddellijk naast elkaar zijn aangebracht, maar dat er bijvoorbeeld volgens de richting van de draaias 110 een bepaalde afstand tussen twee naast elkaar liggende ventilator modules bestaat. In een dergelijk geval is het duidelijk dat de totale lengte 140 van de modulaire ventilator 100 groter zal zijn dan de som van de lengtes 240 van ventilator modules 200 die ze bevat.
Het is verder ook duidelijk zoals bijvoorbeeld weergegeven in Figuur 1 en Figuur 2 en verder meer in detail verduidelijkt dat niet noodzakelijk alle ventilator modules 200 waaruit de modulaire ventilator 100 bestaat identiek moeten zijn. Zoals zichtbaar bevat de weergegeven uitvoeringsvorm vier ventilator modules 202 die gelijkaardig zijn, alsook een vijfde ventilator module 204 die van deze vier andere ventilator modules afwijkt door bijvoorbeeld een ander oriëntatie van zijn rotor 220, alsook een andere lengte 240, ….
Met andere woorden de totale lengte 140 van de modulaire ventilator 100 is volgens dergelijke uitvoeringsvormen groter of gelijk aan de som van de lengtes 240 van de ventilator modules 200. Zoals zichtbaar is de lengte van de modulaire ventilator 100 volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nagenoeg gelijk aan de lengte van de rotor 120 volgens de richting van de centrale draaias 110. De lengte 140 van de rotor 120 van de modulaire ventilator 100 wordt, zoals weergegeven, bepaald door de som van de lengtes 240 van de rotoren 240 van de ventilator modules 200. Het is duidelijk dat, volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, waarbij de aandrijving 150 van modulaire ventilator 100 één enkele aandrijfas 152 bevat die zich nagenoeg over de volledige lengte 140 van de modulaire ventilator 100 uitstrekt. De aandrijving 250 van de respectievelijke ventilator modules 200 wordt volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bevat dus gevormd door deze gemeenschappelijke aandrijfas 152 van de aandrijving 150 van de modulaire ventilator 100. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, zoals bijvoorbeeld verder beschreven aan de hand van de aanzichten van Figuur 3 tot Figuur 12, bevat een dergelijke gemeenschappelijke aandrijving 150 een gemeenschappelijke actuator 154 die geconfigureerd is om op geschikte wijze de aandrijfas 152 aan te drijven. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bevat de actuator 154 bijvoorbeeld een geschikte hydraulische actuator, echter het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen met eender welke geschikte actuator mogelijk zijn, zoals bijvoorbeeld een elektrische actuator zoals bijvoorbeeld een geschikte elektromotor, een mechanische actuator zoals bijvoorbeeld een geschikte riemaandrijving, … . Het is dus duidelijk dat het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld op deze wijze een gemeenschappelijke aandrijving 150 bevat voor alle ventilator modules
200. Het is verder ook duidelijk dat de aandrijfassen 252 van de respectievelijke ventilator modules 200 bestaan uit het deel van de gemeenschappelijke aandrijfas 152 dat zich uitstrekt ter hoogte van de respectievelijke ventilator module 200. Met andere woorden, de aandrijfassen 252 van de ventilator modules 200 sluiten op elkaar aan volgens de richting van de centrale draaias 210 en vormen zo samen de aandrijfas 152 met de centrale draaias 110 van de modulaire ventilator 100. Hoewel volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, de aandrijfas 152 van de modulaire ventilator 100 bestaat uit een eendelige as die zich uitstrekt over de volledige lengte 140 van de modulaire ventilator 100, is het duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvoorbeelden mogelijk zijn. zo kan de aandrijfas 152 van de modulaire ventilator 100 bijvoorbeeld een as bevatten met meerdere aan elkaar gekoppelde segmenten. Volgens een dergelijke uitvoeringsvoorbeeld kan er bijvoorbeeld één segment per ventilator module 200 worden voorzien, waarbij de ventilator modules 200 bijvoorbeeld elke aandrijfas 252 van een ventilator module 200 een afzonderlijk segment van de aandrijfas 152 van de modulaire ventilator 100 vormt, en waarbij de aandrijfassen 152 van naast elkaar aangebrachte ventilator modules 200 op geschikte wijze aan elkaar gekoppeld worden, bijvoorbeeld door middel van een geschikte permanente of verwijderbare verbinding, zoals bijvoorbeeld een lasverbinding, een verbinding met geschikte verbindingselement of koppelingselementen, … . Het is duidelijk dat nog andere variante uitvoeringsvoorbeelden mogelijk zijn waarbij bijvoorbeeld twee of meer van de ventilator modules 200, maar niet alle ventilator modules een gemeenschappelijke aandrijfas en/of een gemeenschappelijke aandrijving bevatten, en/of waarbij de modulaire ventilator 100 meerdere aandrijvingen 150 bevat die elk respectievelijk geconfigureerd zijn om één of meer ventilator modules 200 aan te drijven.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de rotor 120 van de modulaire ventilator is het duidelijk dat de rotoren 220 van de verschillende ventilator modules 200 als afzonderlijk kunnen beschouwd worden, in die mate dat de op de gemeenschappelijke aandrijfas 152, 252 aangebrachte schoepen 222 van de ventilator modules 200 afzonderlijk zijn. Dit wil zeggen dat volgens een dergelijke uitvoeringsvorm de verschillende rotoren 220 van de verschillende ventilator modules 200 schoepen 222 bevatten die afzonderlijk zijn ten opzichte van de schoepen 222 van de rotoren 220 van aangrenzende ventilator modules 200. Of met andere woorden, dat er volgens de richting van de centrale draaias 110 een bepaalde afstand is tussen de schoepen 222 van de rotoren 220 van aangrenzende ventilator modules 200. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld waarbij de afzonderlijke rotoren 220 van de ventilator modules 200 een gemeenschappelijke aandrijfas 152 bevatten, betekent dit dat in functie van de gewenste lengte van de modulaire ventilator 100 een gewenst aantal sets van schoepen 222 wordt aangebracht op de gemeenschappelijke aandrijfas 152 op verschillende locaties langsheen de centrale draaias 110. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn er bijvoorbeeld vijf sets van schoepen 222 aangebracht op de gemeenschappelijke centrale aandrijfas 152. Het is duidelijk dat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, de set van schoepen 222 van de rotor 200 van de ventilator modules 200, zoals weergegeven, zes schoepen 222 bevat die gelijkmatig omheen draaias 210 zijn aangebracht en zich radiaal uitstrekken vanaf de centrale aandrijfas 252. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn deze schoepen 222 eveneens aangebracht aan zich dwars toen opzichte van de draaias 210 uitstrekkende cirkelvormige bevestigingsplaat 224, die samen met de set van zes schoepen 222 een geheel vormt dat voor elke rotor 220 van de ventilator modules 200 op de gemeenschappelijke aandrijfas 152 wordt aangebracht. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij bijvoorbeeld de rotormodules 200 ook afzonderlijke aandrijfassen 152 bevatten, die bijvoorbeeld op geschikte wijze aan elkaar gekoppeld zijn zodat ze kunnen aangedreven worden door een gemeenschappelijke aandrijving 150, of waarbij de set van schoepen 222 van de ventilator modules 200 een andere geschikte vorm, oriëntatie, … bevatten. Echter het weergegeven uitvoeringsveerbeeld waarbij afzonderlijke sets van schoepen 222 voor de rotor modules 200 gecombineerd worden met een gemeenschappelijke aandrijfas 152 zorgt voor een eenvoudige en robuuste uitvoeringsvorm van de modulaire ventilator 100 aangezien met de gemeenschappelijke aandrijfas 152 op eenvoudige wijze een gemeenschappelijke aandrijving kan worden gerealiseerd, en waarbij bijvoorbeeld het aantal lagerpunten kan beperkt worden tot beide uiteinden van de gemeenschappelijke aandrijfas 152. Het aanpassen van de lengte van een dergelijk gemeenschappelijke aandrijfas 152 in functie van de gewenste lengte van de modulaire ventilator 100 is bovendien een eenvoudige operatie. Vervolgens kunnen dan de sets van schoepen 222, zoals in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, afzonderlijk op de gewenste positie op de aandrijfas 152 worden aangebracht. Zoals weergegeven, is het voordelig als de set van schoepen 222 van de rotor 220 van de ventilator modules 200 als één geheel op de aandrijfas 152 kunnen worden bevestigd.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt de set van schoepen 222 van een ventilator module 200 gegroepeerd door middel van de cirkelvormige bevestigingsplaat 224, echter het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij de schoepen 222 van een ventilator module 200 op een geschikte wijze als een set op de aandrijfas kunnen worden bevestigd.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld in Figuren 1 en bijvoorbeeld eveneens in Figuur 11 bevat de modulaire ventilator 100 een gemeenschappelijke behuizing 132. Dit wil zeggen dat de behuizing 130 van de modulaire ventilator 100 geconfigureerd is om de behuizing 230 te vormen van twee of meer van de ventilator modules 200. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van Figuur 1 en 2, is het duidelijk dat de behuizing 132 van de vier identieke ventilator modules 202, die in dit aanzicht aan de linker zijde zijn weergegeven, een dergelijke gemeenschappelijke behuizing 132 vormt, die de behuizingen 230 van deze vier ventilator modules 202 vormt. Zoals verder meer in detail zichtbaar in Figuren 3 - 12, bevat de behuizing 130 van de modulaire ventilator 100 eveneens een uitvoeringsvorm van een aparte modulaire behuizing 136 bevat voor de aparte, in het aanzicht rechts weergegeven, ventilator module 204. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij bijvoorbeeld alle ventilator modules 200 een gemeenschappelijke behuizing bevatten en/of alle ventilator modules 200 een afzonderlijke modulaire behuizing bevatten. Het is duidelijk dat nog verdere uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij gelijk welke geschikte combinatie van ventilator modules met een gemeenschappelijke en/of afzonderlijke behuizing aanwezig is.
Verder is het duidelijk dat de modulaire ventilator 100 zoals weergegeven in Figuren 1 tot 12 verschillende afzonderlijke inlaatopeningen 232 en uitlaatopeningen 234 voor de ventilator modules 200 bevat. Dit wil zeggen dat volgens een dergelijke uitvoeringsvorm, nabijgelegen ventilator modules 200 respectievelijk door hun behuizing 230 afgescheiden inlaatopeningen 232 en/of uitlaatopeningen 234 bevatten. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, bevat de gemeenschappelijke behuizing 132 vijf inlaatopeningen 232 voor de vijf ventilator modules 202 van deze gemeenschappelijke behuizing 132, alsook voor de vijfde aangrenzende ventilator module 204. Deze inlaatopeningen 232 worden gevormd door een axiale inlaatopening omheen de centrale draaias 210 die is aangebracht in een wand van de behuizing 230 die dwars staat op de centrale draaias 210. Voor de vier ventilator modules 202 betekent dit een inlaatopening 232 in de rechter wand 2302 van de behuizing 230 in de toestand zoals weergegeven in Figuren 1en2. De tegenoverliggende linker wand 2304 van de behuizing 230 van een aangrenzende ventilator module 200 bevat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld geen dergelijke inlaatopening 232. Enkel de meest rechtse ventilator module 204 bevat eveneens een inlaatopening 232 die in de dwarswand tegenover de dwarswand met de inlaatopening van de nabijgelegen ventilator module is aangebracht.
Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij de inlaatopening 232 van de respectievelijke ventilator modules in eender welke geschikte oriëntatie en of eender welke geschikte van de behuizing 230 van de ventilator module is aangebracht.
Bij voorkeur worden de inlaatopening van de nabijgelegen ventilator modules 200 wel van elkaar afgescheiden, dit wil zeggen in een afzonderlijk deel van de behuizing 130 van de modulaire ventilator 100, aangebracht.
Op deze wijze kan een consistente werking van de afzonderlijke ventilator modules 200 worden gegarandeerd, ongeacht hun variatie in aantal en de bijnorende variatie in lengte van de modulaire ventilator 100. Zoals zichtbaar bevat de gemeenschappelijke behuizing 232 aansluitend op de inlaatopening 232 een radiale doorgang 233 naar axiale inlaatopeningen 232. Het is duidelijk dat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de behuizing
230 van de ventilator modules 200 elk een dwarswand 2302 bevatten waarin de inlaatopening 232 is aangebracht een tegenoverliggende dwarswand 2304 waarin geen inlaatopening is aangebracht, waarbij deze dwarswanden 2302, 2304 dwars ten opzichte van de centrale draaias 210 zijn aangebracht.
Verder is het eveneens duidelijk dat tegenoverliggende dwarswanden van naast elkaar liggende ventilator modules, op een bepaalde minimum afstand van elkaar zijn aangebracht, bijvoorbeeld in het bereik van 5% tot en met 50% van de lengte 240 van de respectievelijk ventilator module 200. De uitvoeringsvorm van de behuizing 230 van de weergegeven ventilator modules 200 bevat verder nog een rotoromhulsel 2306 dat omheen de rotor 220 is aangebracht en zich axiaal uitstrekt tussen beide dwarswanden 2302, 2304, en de rotor 220 van de ventilator module 200 minstens gedeeltelijk omgeeft.
In deze rotoromhulsels 2306 en tussen de dwarswanden 2302, 2304, is zoals zichtbaar een uitlaatopening 234 aangebracht voor de ventilator modules 202. Het is duidelijk, bijvoorbeeld uit Figuren 1 - 12, dat ook deze uitlaatopeningen 234 van aangrenzende ventilator modules 200 van elkaar zijn afgescheiden door de behuizing 230 van de rotor modules 200. Dit laat eveneens toe om een bij een variatie van de lengte van de modulaire ventilator 100 op een robuuste en betrouwbare wijze de gewenste uitstroom van de gasstroom verspreid over de lengte van de modulaire ventilator 100 te realiseren.
Zoals zichtbaar, wordt volgens deze uitvoeringsvorm de scheiding tussen twee nabijgelegen uitlaatopeningen 234 gevormd door middel van de dwarswanden 2302, 2304 van de behuizing 230 van de rotor modules 202, echter het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij de uitlaatopeningen 234 minstens gedeeltelijk afgescheiden zijn van nabijgelegen uitlaatopeningen 234 van nabijgelegen ventilator modules 200. Zoals zichtbaar in Figuur 1 en Figuur 2, zijn de uitlaatopeningen 234 volgens de weergegeven uitvoeringsvorm in lijn aangebracht volgens de richting van de centrale draaias 110. Dit wil zeggen de uitlaatopeningen 234 vormen samen een sequentie van langwerpige uitlaatopeningen 234 die zich uitstrekt volgens de richting van de centrale draaias 110 van de modulaire ventilator 100. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, wordt dus zo door deze vier ventilator modules 202 een gezamenlijke langwerpige uitlaatopening 236 gevormd die bestaat uit de sequentie van deze uitlaatopeningen 234 van deze ventilator modules 202 en die zich uitstrekte over de aggregatie van de lengtes 240 van deze ventilator modules 202, wat bij deze uitvoeringsvorm betekent vier maal de lengte 240 van deze ventilator modules 202. Het is duidelijk dat deze gezamenlijke uitlaatopening 236 die zich uitstrekt over de lengte van meerdere ventilator modules 202 een gasstroom genereert die over nagenoeg de volledige lengte 146 van deze gezamenlijke uitlaatopening 236. Het is daarbij verder ook duidelijk dat deze gasstroom die door deze ventilator modules 202 van de modulaire ventilator wordt gegenereerd volgens een zelfde uitstroomrichting 237 uit deze gezamenlijke uitlaatopening 236 wordt geblazen.
Gelijkaardig zoals hierboven beschreven met betrekking tot de lengte 140 van de modulaire ventilator 100, kan ook de lengte 146 van een dergelijke gezamenlijke uitlaatstroomopening 236 bepaald worden door middel van het selecteren van het gewenste aantal ventilator modules 202 waarvan de uitlaatopeningen 234 samen de gezamenlijke uitlaatopening 236 vormen.
Zoals verder meer in detail beschreven, betekent dit in de oriëntatie weergegeven in Figuren 1 en 2 een neerwaartse uitstroomrichting 237, dwars op de richting van de centrale draaias 110.
Zoals verder meer in detail beschreven, bijvoorbeeld aan de hand van Figuur 8, bevat het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld eveneens een aparte ventilator module 204 met een aparte uitlaatopening 238 die geconfigureerd is om de gegenereerde gasstroom van deze aparte ventilator module 204 uit te blazen onder een ander uitstroomrichting 239, die in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van Figuur 8 zijwaarts gericht is, nagenoeg volgens de richting van de centrale draaias 110. Het is echter duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij eender welke geschikte combinatie van dergelijke gezamenlijke uitlaatopeningen 236 van meerdere ventilator modules 200 en/of aparte uitlaatopeningen van afzonderlijke ventilator modules 200; en/of volgens dezelfde en/of een verschillende uitstroomrichting mogelijk zijn. Het is verder duidelijk dat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de ventilator modules 200 van het type centrifugaal-ventilator zijn, waarbij de gasstroom langsheen een axiale centrale inlaatopening 232 in de behuizing wordt toegevoerd naar de rotor 220, die de gasstroom versnelt en radiaal verder van de centrale draaias 110 dwing tot aan een radiale excentrische uitlaatopening 234 waar de gegenereerde gasstroom naar buiten wordt geblazen. Het voordeel van het weergegeven type van ventilator module 200 is dat, zowel de behuizing als de rotor bijzonder robuust zijn en betrouwbaar blijven functioneren, zelfs in omstandigheden waarbij het risico bestaat dat bijvoorbeeld vervuiling zoals stof, gewasmateriaal, takken, … . in de aangezogen gasstroom aanwezig kunnen zijn. De schoepen van de rotor en de vorm van de behuizing laten toe om de impact van dergelijke vervuiling te ondergaan zonder ontoelaatbare vervormingen. Bijkomend waarbij wordt verhinderd dat dergelijke vervuiling accumuleert in de behuizing 230 en zorgt ervoor dat dergelijke vervuiling eveneens in de richting van en doorheen de uitlaatopening 234 wordt gedwongen.
Het is verder eveneens duidelijk dat een dergelijke modulaire ventilator 100 eenvoudig kan vervaardigd worden door het voorzien van twee of meer voornoemde ventilator modules 200, waarbij de centrale draaiassen 210 van de twee of meer ventilator modules 200 in lijn zijn met de centrale draaias 110 van de modulaire ventilator 100. Figuren 8 - 12 tonen verschillende aanzichten van een apparaat 10 voor het bestrijden van ongewenste gewassen door middel van een verwarmde gasstroom 20. Volgens de weergegeven uitvoeringsvorm bevat het apparaat een modulaire ventilator 100 voor het genereren van een gasstroom gelijkaardig zoals hierboven beschreven.
Gelijkaardige elementen worden aangegeven met gelijkaardige referenties en functioneren op een gelijkaardige 10 manier als hierboven beschreven.
In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is het duidelijk dat de behuizing 130 van de modulaire ventilator 100 zich nu in een gesloten toestand bevindt, waarbij het verwijderbare deksel 134 bevestigd is om de gemeenschappelijke behuizing 132 te vervolledigen van de vier ventilator modules 202 met een gemeenschappelijke behuizing 132. Het is duidelijk dat dit verwijderbaar deksel 134 het rotoromhulsel en de dwarswanden van de behuizingen 230 van deze ventilator modules 202 vervolledigt.
Verder bevat de behuizing 130 nog een vervollediging van de behuizing 230 van de afzonderlijke ventilator module 204. Het is duidelijk dat deze behuizing in vorm en uitlaatopening 238 afwijkt van de behuizingen 230 van de andere ventilator modules 202. Gelijkaardig zoals bijvoorbeeld gekend uit WO2019/115820 bevat het apparaat 10 verder een brander 30 die geconfigureerd is om een gasstroom 22 die wordt toegevoerd aan de modulaire ventilator 100 te verwarmen.
Hoewel alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij de brander 30 stroomafwaarts van de ventilator 100 wordt aangebracht is het, zoals gekend uit WO2019/115820 voordelig om de brander stroomopwaarts van de ventilator 100 aan te brengen zodat de ventilator 100 een vlammen- dovende werking vertoont wat het risico reduceert op brandgevaar tijdens het bestrijden van ongewenste gewassen of planten, zoals bijvoorbeeld onkruid.
De brander, de ventilator, de uitlaatopening en het uitlaatkanaal en hun relatieve positie, alsook hun functioneren zoals gekend uit WO2019/115820 worden hierbij geïncorporeerd door middel van referentie.
Het gebruik van een modulaire ventilator 100 in een apparaat 10 voor het bestrijden van ongewenste gewassen is voordelig aangezien dergelijke apparaten 10 een verwarmde luchtstroom 20 dienen te genereren die een zekere strook van te bestrijden gewassen verhit.
Een dergelijk apparaat wordt bijvoorbeeld bevestigd op of aan een geschikt voertuig dat het apparaat 10 volgens een bepaalde bewegingsrichting D voortbeweegt, zoals schematisch aangegeven met pijl D.
De modulaire ventilator 100 volgens de weergegeven uitvoeringsvorm bevat enerzijds een gezamenlijke uitlaatopening 236 die de verwarmde luchtstroom 20 neerwaarts naar de te bestrijden gewassen voert, met andere woorden neerwaarts naar de gewassen op het grondoppervlak onder de gezamenlijke uitlaatopening 236 van de ventilator modules 202. De uitstroomrichting 237 van de verwarmde luchtstroom 20 uit deze gezamenlijke uitlaatopening 236 is dus, in de weergegeven toestand, neerwaarts gericht, dit wil zeggen nagenoeg verticaal naar beneden naar het grondvlak toe, bij voorkeur onder een hoek in het bereik van 90° +/- 20°, bij voorkeur 90° +/- 5° ten opzichte van het grondoppervlak.
Dit grondoppervlak kan bijvoorbeeld een grondoppervlak tussen twee rijen van fruitbomen, wijnranken, een trottoir, onverhard pad, … waar ongewenste planten zoals onkruid of gras bestreden moeten worden.
Afhankelijk van de gewenste toepassing zal de breedte van de strook van het grondoppervlak die behandeld moet worden soms variëren, dit wil zeggen de afstand volgens een breedte richting W langs het grondoppervlak en dwars op de bewegingsrichting D zoals aangegeven met pij! W.
In een wijngaard zal bijvoorbeeld deze breedte W aangepast moeten zijn aan de afstand tussen twee nabijgelegen rijen van wijnranken, in een boomgaard aan de afstand tussen twee rijen bomen, op een trottoir, onverharde weg, straatboord, … zal de gewenste breedte misschien overeenstemmen met de breedte van het trottoir, de weg, een rijstrook, een goot, … . Het is duidelijk dat een modulaire ventilator 100 zoals hierboven beschreven het voordeel biedt om op eenvoudige wijze de breedte van het apparaat 10 aan te passen in functie van de gewenste toepassing door middel van het aanpassen van de lengte 140 van de modulaire ventilator 100 aan de hand van bijvoorbeeld het aantal aangebrachte ventilator modules 200. Zo kan een grote variatie aan apparaten 100 vervaardigd worden, met behulp van een beperktere variatie in de gebruikte ventilator modules 200. Verder zal ook de effectieve werking van de modulaire ventilator 100 niet onderhevig zijn aan het aanpassen van zijn lengte zoals hierboven beschreven. Voor een uitvoeringsvorm, gelijkaardig als hierboven beschreven, als de gezamenlijke uitlaatopening 236 nu een sequentie van uitlaatopeningen 234 die zich uitstrekt langsheen de richting van de draaias 110 van twee, drie, vier, vijf, zes of meer ventilator modules 200 bevat, elk van de uitlaatopeningen 234 van deze ventilator modules 200 zal de gewenste gasstroom blijven genereren met het gewenste debiet en de gewenste stroomsnelheid voor het optimaal bestrijden van de gewassen over de volledige breedte W. Het is echter duidelijk dat tal van variante uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij gelijkaardig zoals hierboven beschreven het apparaat 10 geconfigureerd is om tijdens bedrijf volgens een bepaalde bewegingsrichting D te worden voortbewogen langsheen ongewenste gewassen. Daarbij strekt de draaias 110 van de modulaire ventilator 100 van het apparaat 10 zich dwars uit ten opzichte van deze bewegingsrichting D. Zo kan op eenvoudige wijze de lengte 140 van de modulaire ventilator 100 bepaald worden in functie van de gewenste breedte W van het apparaat 10 dwars ten opzichte van de bewegingsrichting D. Zoals hierboven beschreven kan het bepalen van de lengte 140 gebeuren door middel van het selecteren van het gewenste aantal ventilator modules 200 dat volgens de richting van de draaias 110 naast elkaar wordt aangebracht. Gelijkaardig als hierboven beschreven voor de lengte van de ventilator 100, kan zoals bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld eveneens de lengte 146 van de gezamenlijke uitlaatopening 236 volgens de richting van de draaias 110, wat een deel vormt van de lengte 140 van de ventilator 100, of volgens alternatieve uitvoeringsvormen overeenstemt met de lengte 140 van de ventilator 100, bepaald worden door het selecteren van het gewenste aantal ventilator modules 200.
Het is verder ook duidelijk dat de weergegeven uitvoeringsvorm eveneens een vijfde ventilator module 204 bevat die een ander uitlaatopening 238 bevat dan de gezamenlijke uitlaatopening 236 van de vier andere ventilator modules 202 van de modulaire ventilator 100 van het apparaat. Zoals zichtbaar bevat deze ventilator module 204 een uitlaatopening 238 die via een apart uitstroomkanaal 260 de verwarmde gasstroom 20 afkomstig uit deze ventilator module 200 zijwaarts, dwars ten opzichte van de rijrichting D, volgens de uitstroomrichting 239 vanaf een zijkant van het apparaat 10 uitblaast.
Dit laat bijvoorbeeld toe Om ongewenste gewassen tussen de boomstammen, wijnranken, aan de rand van een trottoir, … te behandelen die zich naast het apparaat 10 bevinden tijdens het transporteren van het apparaat volgens de bewegingsrichting 10. Dit laat een efficiënte en flexibele behandeling van de ongewenste gewassen toe in de nabijheid van dergelijke moeilijker bereikbare plaatsen wanneer het apparaat 10 bijvoorbeeld aan een geschikt voertuig is aangebracht.
Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij een ander geschikt aantal uitlaatopeningen en/of andere geschikte uitstroomrichtingen mogelijk zijn, zolang de modulaire ventilator 100 één of meer uitlaatopening bevat geconfigureerd om een verwarmde gasstroom 20 naar de te bestrijden gewassen te voeren.
Het is duidelijk dat het apparaat gelijkaardig als beschreven in WO2019/115820 en BE2019/5617 en zoals bijvoorbeeld gelijkaardig als bij het hierboven weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, meer bepaald met betrekking tot de uitlaatopening 238 met het uitstroomkanaal 260, is het duidelijk dat iedere ventilator module 200 aansluitend op of deel uitmakend van de uitlaatopening 234 een geschikt uitlaatkanaal kan bevatten voor het toeleiden van de verwarmde gasstroom 20 volgens een gewenste richting naar de te bestrijden gewassen.
Hoewel de uitvoeringsvorm weergegeven in de Figuren eerder een uitvoeringsvorm is die geschikt is voor bevestiging aan een voertuig, is het duidelijk dat eveneens varianten mogelijk zijn die door een operator draagbaar of transporteerbaar zijn uitgevoerd.
Gelijkaardig als bijvoorbeeld beschreven in BE2019/5617 die hierbij wordt geïncorporeerd door middel van referentie kan gebruik gemaakt worden van een geschikte brander 30, waarbij bijvoorbeeld gebruik gemaakt wordt van een gasbrander die zo gekoppeld aan een controller, bijvoorbeeld door middel van een geschikte temperatuursensor en/of een regelbare klep, drukregelaar, …
voor de gastoevoer, dat de controller automatisch de brander 30 kan afregelen op een gewenste temperatuur. Bij voorkeur wordt een temperatuur van 385°C gekozen aangezien dit een efficiënte bestrijding van de meeste gewassen veroorzaakt, met een verminderd risico op zelfontbranding, echter uitvoeringsvormen waarbij de temperatuur bij voorkeur varieerbaar is tussen 150°C en 400°C zijn mogelijk waarbij de operator afhankelijk van de omstandigheden en het te bestrijden gewas de temperatuur van de verwarmde omgevingslucht kan regelen.
De ventilator 200 is bij voorkeur geconfigureerd om een toerental te bereiken waarbij de druk van de toegevoerde gasstroom, of met andere woorden de toegevoerde luchtstroom, wordt verhoogd met minstens 0,05 bar, bij voorkeur in het bereik van 0,1 tot 2 bar. De ventilator 200 is verder bij voorkeur geconfigureerd om de stroomsnelheid van de gegenereerde gasstroom, of met andere woorden de gegenereerde luchtstroom 20, te brengen op een waarde in het bereik van 0,3m°/s tot en met 7 ms.
Het is daarbij eveneens voordelig om bijvoorbeeld gebruik te maken, gelijkaardig zoals beschreven in BE2019/5617, van een werkzaam met de controller verbonden sensor die is aangebracht in de gasstroom gegenereerd door de ventilator en die geconfigureerd is om de druk en/of het debiet van de gasstroom gegenereerd door de ventilator te monitoren. Bij voorkeur is controller geconfigureerd is om de brander 30 pas te activeren als de druk of het debiet van de gasstroom gegenereerd door de ventilator 100 groter is dan een bepaalde grenswaarde. De controller is bijkomend bij voorkeur geconfigureerd om de brander 30 terug te deactiveren als de druk en/of het debiet van de gasstroom gegenereerd door de ventilator 100 kleiner is dan de bepaalde grenswaarde.
Het is daarbij duidelijk dat de gasstroom 20 gegenereerd door de ventilator 100 voornamelijk omgevingslucht bevat, echter het is duidelijk dat de gasstroom eveneens andere gassen kan bevatten, zoals bijvoorbeeld verbrandingsgassen van de brander 30.
De brander 30 kan worden uitgevoerd als eender welk type geschikte gasbrander, zoals bijvoorbeeld een gasbrander die werkzaam is op propaan, echter volgens alternatieve uitvoeringsvromen kan of eender welk ander type gasbrander die gebruik maakt maken van een geschikte gasvormige brandstof, zoals bijvoorbeeld butaan, aardgas, etc. worden aangewend.
Echter andere types van branders die werkzaam zijn om een vloeibare of vaste brandstof te verbranden zijn eveneens mogelijk.
Echter bij voorkeur bevat de brander 30 een gasbrander die in de behuizing 40 van het apparaat 10 is aangebracht.
De uitvoeringsvorm van deze gasbrander 30 functioneert bij voorkeur gelijkaardig als de gasbrander gekend uit BE1024480 en/of BE2019/5617 die hierin geïncorporeerd worden door middel van referentie.
Met andere woorden de brander 30 bevat een behuizing 40 voor een branderkamer waar omgevingslucht 24 aan wordt toegevoerd via geschikte inlaatopeningen 48 zoals bijvoorbeeld weergegeven en waar het toegevoerde gas, zoals bijvoorbeeld propaangas, door de brander 30 wordt verbrand om zo de temperatuur van deze omgevingslucht te laten stijgen tot de gewenste waarde.
Zoals bijvoorbeeld zichtbaar in Figuur 10 wordt zo de door de brander 30 verwarmde omgevingslucht 24 als een gasstroom 22 toegevoerd aan de modulaire ventilator 100. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, en zoals verder meer in detail zal worden beschreven, is het optioneel ook mogelijk dat nog verdere gasstromen op te warmen door middel van de brander 30 in de branderkamer en vervolgens als gasstroom 22 toe te voeren aan de modulaire ventilator 100. Zo kan bijvoorbeeld, zoals weergegeven in Figuur 10, een hercirculatie van een gasstroom 26 doorgevoerd worden door minstens een deel van de verwarmde gasstroom 20 die door de ventilator 100 werd uitgeblazen naar de te bestrijden gewassen via bijvoorbeeld een recirculatie opening 46 in de behuizing 40 van de branderkamer van de brander 30 toe te voeren om zo opnieuw verwarmd te worden en toegevoegd te worden aan de gasstroom 22 die wordt aangevoerd naar de modulaire ventilator 100. Het is duidelijk dat hierbij de recirculatie opening 46, volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld eveneens functioneert als een inlaatopening 48 van de behuizing 40 van de brander 30 voor het toevoeren van de gasstroom naar de brander 30 en vervolgens naar de inlaatopeningen 232 van de ventilator 100. Het is duidelijk dat nog verdere variante uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij het apparaat 10 een brander 30 bevat die geconfigureerd is om een gasstroom
22, die wordt toegevoerd aan de modulaire ventilator 100, te verwarmen.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, bevat het apparaat 10 bij voorkeur een wand 42 die contact kan maken met de te bestrijden gewassen en die kan opgewarmd worden door de verwarmde gasstroom 20 nadat ze uit minstens één van de uitlaatopeningen 234 van de modulaire ventilator werd geblazen.
Volgens het weergeven uitvoeringsvoorbeeld bestaat deze wand uit een nagenoeg horizontale wand 42, die bijvoorbeeld uitgevoerd is als een geschikte metaalplaat, die bijvoorbeeld onderdeel is van of aangebracht is aan de behuizing 40 van het apparaat 10. Zoals weergegeven is vormt volgens de weergegeven uitvoeringsvorm de wand 42 een onderwand van het apparaat 10 waarbovenop bijvoorbeeld de modulaire ventilator 100 en/of de brander 30 zijn aangebracht.
De wand 42 bevat daarbij een opening 44 die aansluit op de gezamenlijke uitlaatopening 236 van de modulaire ventilator 100 zodat de verwarmde gasstroom 20 doorheen deze opening 44 naar de te bestrijden gewassen wordt gevoerd.
Zoals best zichtbaar in de doorsnede van Figuur 10 wordt de wand 42 bij voorkeur tijdens het bedrijf van het apparaat 10 op een afstand van het grondoppervlak gebracht die voldoende klein is zodat contact van de wand 42 met de te bestrijden gewassen mogelijk is.
Bij voorkeur wordt de wand 42 bijvoorbeeld op een afstand van 2cm tot 50cm, bij voorkeur 5cm tot 25cm, bijvoorbeeld 15cm +/- 5cm van het grondoppervlak gehouden.
Het is daarbij duidelijk, zoals bijvoorbeeld weergegeven in Figuur 10 dat de wand 42, die bijvoorbeeld vervaardigd is uit een geschikt metaal, zoals bijvoorbeeld staal, wordt opgewarmd door de verwarmde gasstroom 20 nadat ze uit de gezamenlijke uitlaatopening 236 naar de te bestrijden gewassen werd gevoerd.
Zoals weergegeven betekent dit dat de gasstroom 26 die zich onder deze wand 42 bevindt en gebruikt wordt voor hercirculatie, eveneens deze wand 42, die eveneens een wand van de branderkamer van de brander 30 vormt, opwarmt.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, zoals best zichtbaar in Figuren
10, 11 en 12, bevat de wand 42 bij voorkeur verder een recirculatie opening 46. Deze recirculatie opening 46 vormt een doorgang 46 naar een inlaatopening van de brander 30 en vervolgens de modulaire ventilator 100 zodat minstens een gedeelte van de verwarmde gasstroom 20, nadat ze uit de gezamenlijke uitlaatopening 236 naar de te bestrijden gewassen werd gevoerd, terug naar de brander 30 en de modulaire ventilator 100 kan worden toegevoerd.
Om de recirculatie van deze gasstroom 26 te optimaliseren en het aandeel van de restwarmte in deze gasstroom te maximaliseren is het voordelig om deze gasstroom onder de wand 42 te begrenzen, bijvoorbeeld door middel van de neerwaartse randen omheen de wand 42 zoals weergegeven.
Aan deze neerwaartse wanden zijn volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld haken aangebracht voor het bevestigen va flexibele elementen 60, zoals enkel schematisch weergegeven in Figuur 10. Deze flexibele elementen kunnen rondom de wand 42 zijn aangebracht als een soort afscherming om de gasstroom onder de wand 42 minstens gedeeltelijk te begrenzen.
Deze flexibele elementen 60 kunnen bijvoorbeeld een geschikte flap of doek zijn, echter ook halfdoorlaatbare elementen, zoals bijvoorbeeld een verzameling kettingen of een stof of gordijn vervaardigd uit metalen maliën of vezels, … Dergelijke flexibele element zijn voordelig omdat ze de verwarmde gasstroom 20 ter hoogte van het apparaat 10 kunnen begrenzen, maar eveneens door de verwarmde gasstroom 20 opgewarmd kunnen worden.
Bij voorkeur, zoals weergegeven in Figuur 10, maken deze flexibele elementen ook contact met de te bestrijden gewassen, waardoor ze eveneens naast mechanische schade ook thermische schade aan de te bestrijden gewassen kunnen toebrengen en zo de effectiviteit van het apparaat verhogen.
Het is duidelijk dat variante uitvoeringsvormen van de modulaire ventilator 100 en/of het apparaat 10 zoals hierboven beschreven mogelijk zijn.
Figuren 13 tot 16 illustreren dergelijke alternatieve uitvoeringsvormen, alsook een bijnorende alternatieve methode voor het vervaardigen van een dergelijke modulaire ventilator 100, bijvoorbeeld voor gebruik in een apparaat 10 gelijkaardig als hierboven beschreven.
De aanzichten tonen een bovenaanzicht gelijkaardig als dat van Figuur 3.
Volgens de weergegeven uitvoeringsvorm van Figuur 13 bevat de modulaire ventilator 100 twee ventilator modules 200 die naast elkaar zijn aangebracht en die zoals weergegeven gelijkaardig als bij Figuur 3 een radiale doorgang 233 naar een inlaatopening bevatten, om vervolgens de gegenereerde luchtstroom via een naar onder gerichte uitlaatopening uit te blazen.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bevat elk van de ventilator modules een eigen aparte behuizing en een eigen rotor.
Door het aan elkaar bevestigen van beide behuizingen van de ventilator modules 200, en het bevestigen van de rotoren van de ventilator modules 200 op een aandrijfas volgens de draaias 110, wordt volgens dit uitvoeringsvoorbeeld een modulaire ventilator 100 vervaardigd met een gezamenlijke uitstroomopening die bestaat uit beide neerwaarts gerichte uitstroomopeningen van de ventilator modules 200. Bij een specifiek uitvoeringsvoorbeeld is de lengte van de ventilator modules 240 bijvoorbeeld 12,5cm.
Voor de uitvoeringsvorm van de modulaire ventilator 100 zoals weergegeven in Fgiuur 13, waarbij twee ventilator modules 200 naast elkaar werden aangebracht, betekent dit dus dat de lengte 140 van de modulaire ventilator 100, twee maal de lengte van de ventilator modules 240 zal zijn, dit wil dus zeggen 25cm.
Het is duidelijk dat, bijvoorbeeld gelijkaardig als hierboven beschreven met betrekking tot de ventilator modules die een gezamenlijke neerwaarts gerichte uitlaatopening bevatten, dat beide neerwaarts gerichte uitlaatopeningen van de ventilator modules 200 van de uitvoeringsvorm van Figuur 13, eveneens een dergelijke gezamenlijke neerwaartse gerichte uitlaatopening vormen die de gewenste gegenereerde gasstroom op een gewenste manier verdeeld over de lengte van de modulaire ventilator 140. Figuur 14 toont een uitvoeringsvorm met gelijkaardige ventilator modules 200 met een lengte 240 van 12,5cm zoals bij Figuur 13, echter hier zijn vier ventilator modules 200 naast en aan elkaar aangebracht, gelijkaardig zoals bij Figuur 13. Het is duidelijk dat op deze wijze een modulaire ventilator 100 met een lengte 140 van 100cm wordt gevormd, namelijk vier maal de lengte 240 van de ventilator modules 200 die elk hun eigen behuizing bevatten, die aansluit op de behuizing van de nabijgelegen ventilator modules 200. Bij het vervaardigen worden eveneens vier rotoren voor elk van de ventilator modules 200 aan een aandrijfas in lijn met de draaias 110 aangebracht.
Figuur 15 toont een variant met zes ventilator modules 200 om bijvoorbeeld een modulaire ventilator 100 met een lengte van 75cm te realiseren. Figuur 16 toont schematisch dat verdere variante mogelijk zijn waarbij eender welk ander geschikt aantal ventilator modules 200 kan worden aangewend, zoals bijvoorbeeld acht voor een lengte 140 van 100cm, 10 voor een lengte van 125cm, … . Het is daarbij duidelijk zoals hierboven beschreven dat de gewenste luchtstroom gegenereerd wordt door elk van de ventilator modules 200 onafhankelijk van de breedte van de modulaire ventilator 100. Verder laat dit toe om voor de ventilator modules 200 telkens dezelfde afmetingen te gebruiken, zelfs als de breedte toeneemt. Dit is voordelig aangezien, bij gekende ventilatoren, typische de diameter aanzienlijk toeneemt bij een grotere lengte. Het beperken van de afmetingen van de ventilator is bijvoorbeeld voordelig bij het gebruik in een apparaat 10 zoals hierboven beschreven in een omgeving waarbij een geringe hoogte van het apparaat 10 voordelig is, zoals bijvoorbeeld in een wijngaard, een boomgaard, … waar laaghangende takken aanwezig zijn waaronder het apparaat 10 moet worden ingezet voor het bestrijden van ongewenste gewassen.
Hoewel in de hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden, de behuizing werd weergegeven als vervaardigd uit een geschikt plaatmateriaal, bijvoorbeeld geschikte metaalplaten, zoals bijvoorbeeld staalplaten, … is het volgens variante uitvoeringsvormen mogelijk om de behuizing en de rotoren van de ventilator modules en/of andere gedeeltes van de behuizing van het apparaat geheel of gedeeltelijk te vervaardigen als een gegoten structuur, bijvoorbeeld gegoten uit een geschikt metaal zoals bijvoorbeeld aluminium of gietijzer. Daarbij is aluminium bijvoorbeeld voordelig door het geringe gewicht. Zoals zichtbaar in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van Figuren 13 tot 16, kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van behuizingen voor de ventilator modules die naargelang hun positie licht verschillen. Zo kunnen bijvoorbeeld aan de uiterste einden volgens de richting van de langsas 100, dit wil zeggen in het weergegeven aanzicht links en/of rechts, ventilator modules 200 aangebracht worden die geconfigureerd zijn als eindstuk ventilator modules 200 en die bijvoorbeeld een geschikte lagering bevatten voor de aandrijfas. Daartussen kunnen dan, naargelang het gewenste aantal ventilator modules een geschikt aantal middenstuk ventilator modules 200 worden aangebracht, die bijvoorbeeld geen lagering bevatten. Het is verder duidelijk dat gelijkaardig zoals hierboven beschreven een gezamenlijke aandrijf as de verschillende naast elkaar aangebrachte ventilator modules, en meer bepaald hun respectievelijke rotoren kan aandrijven, en dat daarbij enkel de lengte van deze aandrijf as moet worden aangepast aan de gewenste lengte van de modulaire ventilator 100 wat een eenvoudig operatie is. Daarbij is ook het benodigde aandrijfvermogen voor een dergelijke modulaire ventilator 100 eenvoudiger in te schatten bij een toenemende lengte van de modularie ventilator, en blijft op een verrassende wijze lager dan de toename van het benodigde aandrijfvermogen van gekende ventilatoren 100 bij een gelijkaardige toenemende van de lengte.
Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen bestaan voor de hierboven vermelde lengtes 240 van de ventilator modules 200, waarbij het duidelijk is een dergelijke modulaire ventilator 100 kan vervaardigd worden met een breedte van bijvoorbeeld 10cm tot 1m of meer waarbij de gewenste luchtstroom wordt gegenereerd alsook de verdeling van deze gewenste gegenereerde luchtstroom over de lengte van de modulaire ventilator wordt gegarandeerd. De variatie van de lengte van de modulaire ventilator wordt daarbij zoals hierboven beschreven opgevangen door het variëren van het aantal naast elkaar aangebrachte ventilator modules. Het is daarbij verder duidelijk dat nog variante uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij in een bepaald lengtebereik van de modulaire ventilator bijvoorbeeld 10cm tot en met 2m een bepaald type van ventilator modules, aandrijfas, aandrijving, etc. wordt aangewend, en in een ander lengte bereik, bijvoorbeeld 2m tot en met 5m, bijvoorbeeld een ander type van ventilator modules, aandrijfas, aandrijving, etc. wordt aangewend, die bijvoorbeeld groter zijn gedimensioneerd.
Het is duidelijk dat naast de hierboven beschreven uitvoeringsvormen nog tal van variante uitvoeringsvormen en verdere combinaties mogelijk zijn zonder de beschermingsomvang zoals bepaald door de conclusies te verlaten.

Claims (15)

CONCLUSIES
1. Een modulaire ventilator (100) bevattende een rotor (120) geconfigureerd om te roteren omheen een centrale draaias (110) en een omheen de rotor (120) aangebrachte behuizing (130), waarbij de modulaire ventilator (100) twee of meer ventilator modules (200) bevat, voornoemde ventilator modules (200) bevattende: - een rotor (220) bevattende een centrale draaias (210) en meerdere schoepen (222) geconfigureerd om omheen de centrale draaias (210) te roteren voor het genereren van een gasstroom; - een omheen de rotor (220) aangebrachte behuizing (230) bevattende: een inlaatopening (232) voor het toevoeren van een gasstroom naar de rotor (220); en een uitlaatopening (234) voor het afvoeren van een door de rotor (220) gegenereerde gasstroom,
DAARDOOR GEKENMERKT DAT de centrale draaiassen (210) van de twee of meer ventilator modules (200) in lijn zijn met de centrale draaias (110) van de modulaire ventilator (100).
2. Een modulaire ventilator (100) volgens conclusie 1, waarbij: -derespectievelijk ventilator modules (200) zich uitstrekken over een bepaalde lengte (240) volgens de richting van de draaias (210) van de ventilator module (200); en - de ventilator (100) zo geconfigureerd is dat de lengte (140) van de ventilator (100) volgens de centrale draaias (110) bepaald wordt in functie van de lengte (240) van de twee of meer ventilator modules (200) van de ventilator (100).
3. Een modulaire ventilator (100) volgens conclusie 2, waarbij de lengte (140) van de ventilator (100) geconfigureerd wordt door het bepalen van het aantal van de ventilator modules (200).
4. Een modulaire ventilator (100) volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de modulaire ventilator (100) een gemeenschappelijke aandrijving (150) bevat, geconfigureerd om twee of meer van de ventilator modules (200) aan te drijven.
5. Een modulaire ventilator (100) volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de rotoren (220) van de ventilator modules (200) schoepen (222) bevatten die afzonderlijk zijn ten opzichte van de schoepen (222) van de rotoren (220) van aangrenzende ventilator modules (200).
6. Een modulaire ventilator volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de behuizing (130) modulaire ventilator (100) een gemeenschappelijke behuizing (132) bevat die geconfigureerd is om de behuizing (230) te vormen van twee of meer van de ventilator modules (200).
7. Een modulaire ventilator volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij nabijgelegen ventilator modules (200) respectievelijk door hun behuizing (230) afgescheiden inlaatopeningen (232) en/of uitlaatopeningen (234) bevatten.
8. Een modulaire ventilator volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de modulaire ventilator (100) bevat: - minstens één gezamenlijke uitlaatopening (236) die een sequentie van meerdere uitlaatopeningen (234) van nabijgelegen ventilator modules (200) bevat die geconfigureerd zijn om een gasstroom volgens een zelfde stroomrichting (237) uit te blazen; en/of -minstens één aparte uitlaatopening (238) die een aparte uitlaatopening (234) bevat van een ventilator module (200) die geconfigureerd is om een gasstroom volgens een bepaalde stroomrichting (239) uit te blazen.
9. Een modulaire ventilator volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij één of meer van de ventilator modules (200) van het volgende type is: - een centrifugaal-ventilator.
10. Een apparaat (10) voor het bestrijden van ongewenste gewassen door middel van een verwarmde gasstroom (20), bevattende een modulaire ventilator (100) voor het genereren van een gasstroom volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij: - het apparaat (10) verder een brander (30) bevat die geconfigureerd is om een gasstroom (22), die wordt toegevoerd aan de modulaire ventilator (100), te verwarmen; en - de modulaire ventilator (100) één of meer uitlaatopening (234, 236, 238) bevat geconfigureerd om de verwarmde gasstroom (20) naar de te bestrijden gewassen te voeren.
11. Een apparaat volgens conclusie 10, waarbij het apparaat (10) geconfigureerd is om tijdens bedrijf volgens een bepaalde bewegingsrichting (D) te worden voortbewogen langsheen ongewenste gewassen, en waarbij de draaias (110) van de modulaire ventilator (100) zich dwars uitstrekt ten opzichte van deze bewegingsrichting (D), en waarbij de lengte (140) van de modulaire ventilator (100) wordt bepaald in functie van de gewenste breedte (W) van het apparaat (10) dwars ten opzichte van de bewegingsrichting (D).
12. Een apparaat volgens conclusie 10 of 11, daardoor gekenmerkt dat het apparaat (10) een wand (42) bevat, waarbij de wand (42) een opening (44) bevat die aansluit op minstens één uitlaatopening van de modulaire ventilator (100) zodat de verwarmde gasstroom (20) doorheen de opening (44) naar de te bestrijden gewassen wordt gevoerd, en waarbij de wand (42) zo geconfigureerd is dat: - contact van de wand (42) met de te bestrijden gewassen mogelijk is; en - de wand (42) wordt opgewarmd door de verwarmde gasstroom (20) nadat ze uit de minstens één uitlaatopening naar de te bestrijden gewassen werd gevoerd.
13. Een apparaat volgens conclusie 12, waarbij de wand (42) verder een recirculatie opening (46) bevat, geconfigureerd om een doorgang te vormen naar een inlaatopening (48, 232) van de brander (30) en/of de modulaire ventilator (100) zodat minstens een gedeelte van de verwarmde gasstroom (20), nadat ze uit de minstens één uitlaatopening naar de te bestrijden gewassen werd gevoerd, terug naar de brander (30) en/of de modulaire ventilator (100) kan worden toegevoerd.
14. Een apparaat volgens conclusie 11 of 12, waarbij het apparaat (10) verder één of meer flexibele elementen (60) bevatten die geconfigureerd zijn: - om de verwarmde gasstroom (20) ter hoogte van het apparaat (10) te begrenzen; - om door de verwarmde gasstroom (20) opgewarmd te worden; en/of - zodat contact met de te bestrijden gewassen mogelijk is.
15. Methode voor het vervaardigen van een modulaire ventilator (100) volgens één of meer van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de methode de volgende stappen bevat: - het voorzien van twee of meer voornoemde ventilator modules (200), waarbij de centrale draaiassen (210) van de twee of meer ventilator modules (200) in lijn zijn met de centrale draaias (110) van de modulaire ventilator (100).
BE20205131A 2020-02-27 2020-02-27 Modulaire ventilator BE1028106B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205131A BE1028106B1 (nl) 2020-02-27 2020-02-27 Modulaire ventilator
PCT/EP2021/054810 WO2021170790A1 (en) 2020-02-27 2021-02-26 Modular ventilator

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205131A BE1028106B1 (nl) 2020-02-27 2020-02-27 Modulaire ventilator

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1028106A1 true BE1028106A1 (nl) 2021-09-21
BE1028106B1 BE1028106B1 (nl) 2021-09-27

Family

ID=69779688

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205131A BE1028106B1 (nl) 2020-02-27 2020-02-27 Modulaire ventilator

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1028106B1 (nl)
WO (1) WO2021170790A1 (nl)

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1024480A1 (nl) 2016-08-08 2018-03-02 Agrofrost Nv Gasbrander voor sterke luchtstroom
WO2019115820A1 (en) 2017-12-15 2019-06-20 Agrofrost Nv A method and apparatus for controlling vegetation by means of a heated gas

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3164927A (en) * 1963-01-15 1965-01-12 Joe S Holloway Flame thrower for cultivating purposes
US3970071A (en) * 1974-11-14 1976-07-20 Miller Russell A Surface heater and dryer
DE4100221A1 (de) * 1991-01-07 1992-07-09 Hermann Tremmel Thermische unkraut- und schaedlingsbekaempfung

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1024480A1 (nl) 2016-08-08 2018-03-02 Agrofrost Nv Gasbrander voor sterke luchtstroom
WO2019115820A1 (en) 2017-12-15 2019-06-20 Agrofrost Nv A method and apparatus for controlling vegetation by means of a heated gas

Also Published As

Publication number Publication date
WO2021170790A1 (en) 2021-09-02
BE1028106B1 (nl) 2021-09-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA3231538A1 (en) Weed seed destruction
BE1018656A3 (nl) Een hakselaar met een blazer.
US3165874A (en) Blower for combines
US6113491A (en) Rotary chopper for a harvester combine
CA3073140C (en) Weed seed destruction device
US20240114840A1 (en) A material processing barrel and associated material processing system
BE1028106A1 (nl) Modulaire ventilator
CA2325913C (en) Method of drying moist organic material
CZ45694A3 (en) Burning apparatus
BR102015003556A2 (pt) sistema e método para controle das características do fluxo de ar em segadeira agrícola
WO2019115820A1 (en) A method and apparatus for controlling vegetation by means of a heated gas
US20200107502A1 (en) Weed Seed Destruction
CN104677077B (zh) 农作物用干燥机
US20070068130A1 (en) Device for processing fodder
US20200383312A1 (en) A method and apparatus for controlling vegetation by means of a heated gas
BE1027176B1 (nl) Een apparaat en methode voor het bestrijden van gewassen met een verwarmde luchtstroom
WO2016202677A1 (en) A spreading arrangement and a combine harvester comprising a spreading arrangement
US20230037095A1 (en) Weed seed destruction
US4619413A (en) Forage or picking harvester
RU2628583C1 (ru) Очесывающее устройство для уборки зерновых культур
RU204639U1 (ru) Измельчитель-разбрасыватель соломы зерноуборочного комбайна
WO2004089059A1 (en) Methods and apparatus for topping vegetables prior to harvesting
BR102018017148B1 (pt) Um conjunto de rotor e esqueleto para uma colheitadeira combinada e montagem de controle de côncavos para uma montagem de côncavos
Couturier et al. Thermal initiation of thanatosis to improve the pneumatic removal of the Colorado potato beetle

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20210927