BE1028044B1

BE1028044B1 - Wand- of plafondpaneel en wand- of plafondbekleding

Info

Publication number: BE1028044B1
Application number: BE20205076A
Authority: BE
Inventors: Boe Lode De; De Populiere Caroline Van; Luc Maertens; Mark Cappelle
Original assignee: Unilin
Priority date: 2020-02-10
Filing date: 2020-02-10
Publication date: 2021-09-07
Also published as: US20230106580A1; WO2021161112A1; EP4103794A1; EP4345226A2; BE1028044A1; EP4103794B1

Abstract

Rechthoekig paneel dat aan het eerste en aan het tweede paar tegenoverliggende koppeldelen bevat geconfigureerd voor gemakkelijke installatie in een wand- of plafondbekleding, waarbij een vergrendeling ontstaat tussen de gekoppelde panelen; en wand- of plafondbekleding die dergelijke panelen bevat.

Description

Wand- of plafondpaneel en wand- of plafondbekleding De uitvinding heeft betrekking op rechthoekige wand- of plafondpanelen met koppeldelen aan hun vier randen, en ook op wand- of plafondbekledingen die zulke wand- of plafondpanelen bevatten.

Verder betreft de uitvinding een methode om dergelijk wand- of plafondbekleding te installeren; en een hulpstuk voor gebruik in deze methode.

Wand- en plafondpanelen zijn bijvoorbeeld gekend uit WO2019/003100A 1. De wand- of plafondpanelen van WO2019/003100A1 - hierna kortweg “paneel” genoemd -, zijn van het type dat, aan een zijkant van het paneel, een mannelijk koppeldeel omvat en, aan een tegenoverliggende zijkant van het paneel, een vrouwelijk koppeldeel omvat, waarbij de koppeldelen zodanig zijn geconfigureerd dat twee van dergelijke panelen, door middel van de koppeldelen, met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd, waarbij het mannelijk koppeldeel een tand omvat en het vrouwelijk koppeldeel een groef omvat, dewelke tand en groef, in de gekoppelde toestand, een tand-en-groef verbinding vormen, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen; waarbij de groef begrensd is door een voorste lip en een achterste lip; en waarbij de koppeldelen elk een vergrendeldeel omvatten, dewelke vergrendeldelen, in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen realiseren in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de zijkanten.

De vergrendeldelen werken dus, in de gekoppelde toestand, het uit elkaar bewegen van de tand en de groef, in de richting in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de zijkanten, tegen.

In deze context duidt het begrip “mechanische vergrendeling” op een op mechanische wijze gerealiseerde vergrendeling.

Er is dus om de vergrendeling te realiseren geen nood aan lijm of dergelijke.

Het is echter niet uitgesloten dat lijm of dergelijke wordt gebruikt in de koppeling.

Lijm of dergelijk kan bijvoorbeeld worden gebruikt om de vergrendeling te versterken of waterpenetratie in de koppeling tegen te gaan.

Wand- en plafondpanelen zijn ook gekend uit het document WO2002/052113A2. De panelen worden volgens dat document op een harde en vlakke onderstructuur bevestigd en onderling gekoppeld.

De onderstructuur bestaat bijvoorbeeld uit hout of metaal.

Nu blijkt dat het onderling koppelen van de panelen niet zonder risico is.

Het in het vrouwelijk koppeldeel steken van het mannelijk koppeldeel verloopt niet altijd even vlot.

Dikwijls moet het mannelijk koppeldeel in het vrouwelijk koppeldeel met enige kracht worden geforceerd.

Daarbij bestaat de kans dat de koppeldelen beschadigd worden.

Door die beschadiging kan het zijn dat de vergrendeling tussen de panelen niet optimaal is of zelfs faalt.

Het is een doelstelling van de uitvinding wand- en plafondpanelen ter beschikking te stellen die gemakkelijk, bij voorkeur door slechts één persoon, geïnstalleerd kunnen worden.

Het is een verdere doelstelling van de uitvinding dat de wand- en plafondbekledingen geïnstalleerd met deze panelen kwalitatief hoogwaardige oppervlakken hebben, zodat deze geschilderd kunnen worden zonder verdere voorbewerkingen.

Het is een verdere doelstelling van de uitvinding om een methode te bieden voor het eenvoudig — bijvoorbeeld door één persoon — installeren van dergelijke panelen — zelfs bij grote afmetingen — op een eenvoudige en kwalitatief hoogwaardige manier, ook en vooral bij wanden of plafonds met grotere oppervlakte.

Het eerste, tweede, derde en vierde aspect van de uitvinding betreft een wand- of plafondpaneel.

Het paneel is rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig.

Het paneel bevat een eerste paar tegenoverliggende randen; namelijk een eerste rand en een tweede rand.

De eerste rand omvat een eerste mannelijk koppeldeel.

De tweede rand omvat een eerste vrouwelijk koppeldeel.

Het eerste mannelijke koppeldeel en het eerste vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat twee van zulke panelen, door middel van hun eerste mannelijke en eerste vrouwelijke koppeldelen, met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd.

Het eerste mannelijk koppeldeel omvat een eerste tand.

Het eerste vrouwelijk koppeldeel omvat een eerste groef.

De eerste groef is begrensd door een eerste voorste lip en een eerste achterste lip.

Bij voorkeur strekt de eerste achterste lip zich in distale richting uit voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip.

De eerste tand en de eerste groef vormen, in de gekoppelde toestand, een tand-en-groef verbinding, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen.

Het eerste mannelijke koppeldeel en het eerste vrouwelijke koppeldeel omvatten elk een eerste vergrendeldeel. Deze eerste vergrendeldelen realiseren, in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen. Het eerste vergrendeldeel van het eerste mannelijk koppeldeel is voorzien aan de achterzijde van de eerste tand.

Het eerste vergrendeldeel van het eerste vrouwelijk koppeldeel is voorzien aan de voorzijde van de eerste achterste lip. Het paneel bevat een tweede paar tegenoverliggende randen; namelijk een derde rand en een vierde rand. De derde rand omvat een tweede mannelijk koppeldeel. De vierde rand omvat een tweede vrouwelijk koppeldeel. Het tweede mannelijk koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat twee van zulke panelen, door middel van hun tweede mannelijke en tweede vrouwelijke koppeldelen, met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd. Het tweede mannelijk koppeldeel omvat een tweede tand. Het tweede vrouwelijk koppeldeel omvat een tweede groef. De tweede groef is begrensd door een tweede voorste lip en een tweede achterste lip. Bij voorkeur strekt de tweede achterste lip zich in distale richting uit voorbij het open of vrije uiteinde van de tweede voorste lip. De tweede tand en de tweede groef vormen, in de gekoppelde toestand, een tand-en-groef verbinding, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen. Het tweede mannelijke koppeldeel en het tweede vrouwelijke koppeldeel omvatten elk een tweede vergrendeldeel, dewelke tweede vergrendeldelen, in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen realiseren in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen. Het tweede vergrendeldeel van het tweede mannelijk koppeldeel is voorzien aan de achterzijde van de tweede tand. Het tweede vergrendeldeel van het tweede vrouwelijk koppeldeel is voorzien aan de voorzijde van de tweede achterste lip. Het paneel volgens het eerste aspect van de uitvinding is daardoor gekenmerkt dat de lengte van het eerste vergrendeldeel van de eerste achterste lip gemeten in de richting loodrecht op de tweede rand en in het vlak evenwijdig met de voorkant van het paneel groter is dan de lengte van het tweede vergrendeldeel van de tweede achterste lip gemeten in de richting loodrecht op de vierde rand en in het vlak evenwijdig met de voorkant van het paneel. Het is een voordeel van panelen volgens het eerste aspect van de uitvinding dat zij gemakkelijker geïnstalleerd kunnen worden in plafond- en wandbekledingen, zelfs door slechts één persoon, tot kwalitatief hoogwaardige plafond- of wandbekledingen. Deze bekledingen kunnen, zonder verdere bewerking, met hoge kwaliteit geschilderd worden. Meer specifiek kunnen dergelijke panelen gemakkelijk geïnstalleerd worden door middel van bevestigingsclips aan de tweede randen van de panelen, waarbij geen clips gebruikt worden aan het tweede paar tegenoverliggende randen.

Het paneel volgens het tweede aspect van de uitvinding is daardoor gekenmerkt dat de afstand gemeten loodrecht op het vlak van het paneel tussen het voorste punt van het eerste vergrendeldeel van het eerste vrouwelijk koppeldeel en het achterste punt aan de voorkant van de eerste achterste lip groter is dan de afstand gemeten loodrecht op het vlak van het paneel tussen het voorste punt van het tweede vergrendeldeel van het tweede vrouwelijke koppeldeel en het achterste punt aan de voorkant van de tweede achterste lip.

Bij voorkeur is het paneel volgens het tweede aspect van de uitvinding geconfigureerd volgens het eerste aspect van de uitvinding. Het is een voordeel van panelen volgens het tweede aspect van de uitvinding dat zij gemakkelijker geïnstalleerd kunnen worden in plafond- en wandbekledingen, zelfs door slechts één persoon, tot kwalitatief hoogwaardige plafond- of wandbekledingen. Deze bekledingen kunnen, zonder verdere bewerking, met hoge kwaliteit geschilderd worden. Meer specifiek kunnen dergelijke panelen gemakkelijk geïnstalleerd worden door middel van bevestigingsclips aan de tweede randen van de panelen, waarbij geen clips gebruikt worden aan het tweede paar tegenoverliggende randen. Het paneel volgens het derde aspect van de uitvinding is daardoor gekenmerkt dat de voorkant van het eerste vergrendeldeel van het eerste vrouwelijk koppeldeel evenwijdig is met het oppervlak van het paneel over ten minste de helft van zijn lengte — en bij voorkeur over ten minste 75% van zijn lengte — zoals gemeten in de richting in het vlak van het paneel en loodrecht op de tweede rand van het paneel. De voorkant van het tweede vergrendeldeel van het tweede vrouwelijk koppeldeel is gekromd over ten minste de helft van zijn lengte — en bij voorkeur over zijn volledige lengte — zoals gemeten in de richting in het vlak van het paneel en loodrecht op de vierde rand van het paneel. Het is een voordeel van panelen volgens het derde aspect van de uitvinding dat zij gemakkelijker geïnstalleerd kunnen worden in plafond- en wandbekledingen, zelfs door slechts één persoon, tot kwalitatief hoogwaardige plafond- of wandbekledingen. Deze bekledingen kunnen, zonder verdere bewerking, met hoge kwaliteit geschilderd 5 worden. Meer specifiek kunnen dergelijke panelen gemakkelijk geïnstalleerd worden door middel van bevestigingsclips aan de tweede randen van de panelen, waarbij geen clips gebruikt worden aan het tweede paar tegenoverliggende randen.

Bij voorkeur is het paneel volgens het derde aspect van de uitvinding geconfigureerd volgens het eerste aspect van de uitvinding en/of volgens het tweede aspect van de uitvinding. Het paneel volgens het vierde aspect van de uitvinding is daardoor gekenmerkt dat de eerste achterste lip, aan de achterzijde ervan, voorzien is van een eerste uitsparing. De tweede achterste lip bevat, aan de achterzijde ervan, geen uitsparing; of de tweede achterste lip is aan zijn achterzijde voorzien van een tweede uitsparing, waarbij deze tweede uitsparing zich van het open of vrije uiteinde van de tweede achterste lip in de richting loodrecht op de vierde rand en in het vlak evenwijdig met het oppervlak van het paneel zich over een kortere afstand uitstrekt dan de afstand waarover de eerste uitsparing zich van het open of vrije uiteinde van de eerste achterste lip in de richting loodrecht op de tweede rand en in het vlak evenwijdig met het oppervlak van het paneel uitstrekt Het is een voordeel van panelen volgens het vierde aspect van de uitvinding dat zij gemakkelijker geïnstalleerd kunnen worden in plafond- en wandbekledingen, zelfs door slechts één persoon, tot kwalitatief hoogwaardige plafond- of wandbekledingen. Deze bekledingen kunnen, zonder verdere bewerking, met hoge kwaliteit geschilderd worden. Meer specifiek kunnen dergelijke panelen gemakkelijk geïnstalleerd worden door middel van bevestigingsclips aan de tweede randen van de panelen, waarbij geen clips gebruikt worden aan het tweede paar tegenoverliggende randen. Bij voorkeur is het paneel volgens het vierde aspect van de uitvinding geconfigureerd volgens het eerste aspect van de uitvinding en/of volgens het tweede aspect van de uitvinding en/of volgens het derde aspect van de uitvinding.

In voorkeur uitvoeringsvormen van de het vierde aspect van de uitvinding, loopt de eerste uitsparing in de richting in het vlak van het paneel en loodrecht op de rand van het paneel die de eerste achterste lip bevat over ten minste een deel van de uitsparing evenwijdig met het oppervlak van het paneel.

Bij voorkeur is de voorkant van het eerste vergrendeldeel van het eerste vrouwelijk koppeldeel evenwijdig met het oppervlak van het paneel over ten minste een deel van de lengte van de eerste uitsparing waar deze evenwijdig is met het oppervlak van het paneel.

In voorkeur uitvoeringsvormen van de het vierde aspect van de uitvinding, loopt de eerste uitsparing in de richting in het vlak van het paneel en loodrecht op de tweede rand van het paneel over ten minste een deel van de uitsparing evenwijdig met het oppervlak van het paneel.

In voorkeur uitvoeringsvormen van de het vierde aspect van de uitvinding, is de eerste uitsparing over minstens de helft van zijn lengte als gemeten in het vlak van het paneel en loodrecht op de tweede rand van het paneel evenwijdig aan het vlak van de voorzijde van het paneel.

In voorkeur uitvoeringsvormen van de het vierde aspect van de uitvinding, strekt de eerste uitsparing zich uit van het open of vrije uiteinde van de eerste achterste lip tot voorbij het eerste vergrendeldeel van het eerste vrouwelijk koppeldeel.

In voorkeur uitvoeringsvormen volgens het eerste, en/of tweede, en/of derde, en/of vierde aspect van de uitvinding is het paneel langwerpig en is het eerste paar tegenoverliggende randen aan de lange kanten van het paneel voorzien.

In voorkeur uitvoeringsvormen volgens het eerste, en/of tweede, en/of derde, en/of vierde aspect van de uitvinding bevat de eerste rand een eerste sluitvlak loodrecht op het vlak van het paneel; waarbij dit eerste sluitvlak zich tot aan de voorkant van het paneel uitstrekt.

De tweede rand bevat een tweede sluitvlak loodrecht op het vlak van het paneel; waarbij dit tweede sluitvlak zich tot aan de voorkant van het paneel uitstrekt.

In gekoppelde toestand van twee dergelijke panelen aan hun eerste paar tegenoverliggende randen ligt het eerste sluitvlak tegen het tweede sluitvlak aan.

De derde rand bevat een derde sluitvlak loodrecht op het vlak van het paneel; waarbij dit derde sluitvlak zich tot aan de voorkant van het paneel uitstrekt.

De vierde rand bevat een vierde sluitvlak loodrecht op het vlak van het paneel, waarbij dit vierde sluitvlak zich tot aan de voorkant van het paneel uitstrekt. In gekoppelde toestand van twee dergelijke panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen ligt het derde sluitvlak tegen het vierde sluitvlak aan.

In voorkeur uitvoeringsvormen volgens het eerste, en/of tweede, en/of derde, en/of vierde aspect van de uitvinding, is de eerste achterste lip zodanig geconfigureerd dat de eerste achterste lip, of minstens een deel daarvan, achterwaarts kan verbuigen, zelfs als het paneel of de eerste achterste lip op een vlakke onderstructuur bevestigd 1s. Dergelijke uitvoeringsvormen vergemakkelijken de installatie van de panelen. In voorkeur uitvoeringsvormen volgens het eerste, en/of tweede, en/of derde, en/of vierde aspect van de uitvinding, ligt de achterkant van de eerste achterste lip in het deel dat zich verder uitstrekt dan de eerste voorste lip gedeeltelijk in het vlak van de achterkant van het paneel. Dergelijke uitvoeringsvormen laten nagelen, nieten of vastschroeven van het paneel aan een onderstructuur toe. In voorkeur uitvoeringsvormen volgens het eerste, en/of tweede, en/of derde, en/of vierde aspect van de uitvinding, vertoont het paneel één of een combinatie van twee of meer van de volgende eigenschappen: - het paneel heeft een lengte van minstens 2400 mm het paneel vertoont één of een combinatie van twee of meer van volgende eigenschappen: - het paneel heeft een breedte op lengteverhouding groter dan 1/10; -het paneel bevat een waterresistente voor- en/of achterzijde; - het paneel bevat aan de voor- en/of achterzijde een melamine laag; - het paneel bevat aan de voor- en/of achterzijde een laklaag bijvoorbeeld een acrylgebaseerde, bij voorkeur UV uitgeharde laklaag, - het paneel bevat aan de voor- en/of achterzijde een waterdichte folie, zoals bijvoorbeeld een PVC (polyvinylchloride) folie, een PET (polyethyleentereftalaat) folie, of een PP (polypropyleen) folie; - het paneel bevat als kern een watervast materiaal, bijvoorbeeld een kern die gebaseerd is op een al dan niet gevulde kunststof, zoals gevulde PVC. In voorkeur uitvoeringsvormen volgens het eerste, en/of tweede, en/of derde, en/of vierde aspect van de uitvinding, vertoont het paneel één of een combinatie van twee of meer van de volgende eigenschappen:

- de actieve vergrendelzone gedefinieerd door de eerste vergrendeldelen bevindt zich, deels of volledig, voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip; - het deel van de eerste achterste lip dat zich, in distale richting, voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip uitstrekt, is langer dan de dikte van het paneel; - het eerste mannelijk koppeldeel en het eerste vrouwelijk koppeldeel zijn geconfigureerd zodanig dat zij met een wentelbeweging gekoppeld kunnen worden, bij voorkeur met snap- of klikeffect; - het eerste mannelijk koppeldeel en het eerste vrouwelijk koppeldeel zijn geconfigureerd zodanig dat zij met een horizontale beweging met snapeffect van een paneel ten opzichte van een ander dergelijk paneel gekoppeld kunnen worden; - het eerste mannelijk koppeldeel en het eerste vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat zij, in de gekoppelde toestand, met voorspanning in elkaar passen; en/of - het eerste mannelijk koppeldeel en het eerste vrouwelijk koppeldeel zijn volledig uit het materiaal van het paneel en in één deel daarmee uitgevoerd.

In voorkeur uitvoeringsvormen volgens het eerste, en/of tweede, en/of derde, en/of vierde aspect van de uitvinding, vertoont het paneel één of meerdere van de volgende kenmerken: - de actieve vergrendelzone gedefinieerd door de tweede vergrendeldelen bevindt zich, deels of volledig, voorbij het open of vrije uiteinde van de tweede voorste lip; - het deel van de tweede achterste lip dat zich, in distale richting, voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip uitstrekt, is langer dan de dikte van het paneel; - het tweede mannelijk koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel zijn geconfigureerd zodanig dat zij met een wentelbeweging gekoppeld kunnen worden, bij voorkeur met snap- of klikeffect; - het tweede mannelijk koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel zijn geconfigureerd zodanig dat zij met een horizontale beweging met snapeffect van een paneel ten opzichte van een ander dergelijk paneel gekoppeld kunnen worden; - het tweede mannelijk koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat zij, in de gekoppelde toestand, met voorspanning in elkaar passen; en/of

- het tweede mannelijk koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel zijn volledig uit het materiaal van het paneel en in één deel daarmee uitgevoerd. In voorkeur uitvoeringsvormen volgens het eerste, en/of tweede, en/of derde, en/of vierde aspect van de uitvinding, vertoont het paneel één of meerdere van de volgende kenmerken: - het paneel heeft een lengte tussen 1000 mm en 1500 mm; - het paneel heeft een breedte tussen 300 en 450 mm; - de dikte van het paneel is tussen 5 en 15 mm; - het paneel is hout-gebaseerd; - het paneel omvat als kern een houtvezelplaat, zoals een MDF- of HDF-plaat; - het paneel heeft een decoratieve voor- en/of achterzijde; - het paneel is van het DPL- of HPL-type; en/of - het paneel heeft een afwerkbare voor- en/of achterzijde, met bijvoorbeeld een lakdraagfolie.

Het vijfde aspect van de uitvinding betreft een wand- of plafondbekleding. Deze bekleding bevat een meervoud aan wand- of plafondpanelen als in om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste, en/of tweede, en/of derde, en/of vierde aspect van de uitvinding. De bekleding bevat een onderstructuur, bij voorkeur bevat de onderstructuur evenwijdige latten, en ten minste één bevestigingsclip. Bij hogere voorkeur zijn de evenwijdige latten loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen gepositioneerd. De ten minste één bevestigingsclip is aan de onderstructuur bevestigd; bij voorkeur aan de evenwijdige latten als deze aanwezig zijn in de onderstructuur. De ten minste één bevestigingsclip is geconfigureerd met een opening. De ten minste één bevestigingsclip is aan de onderstructuur bevestigd. De opening is over ten minste een deel van het eerste vergrendeldeel van het eerste vrouwelijke koppeldeel van een eerste dergelijk paneel geschoven. Een tweede dergelijk paneel is door middel van zijn eerste mannelijk koppeldeel aan het eerste vrouwelijk koppeldeel van dit eerste dergelijk paneel gekoppeld. Een derde dergelijk paneel is met zijn derde rand aan de vierde rand van het eerste dergelijk paneel gekoppeld door middel van hun respectievelijke koppeldelen aan hun derde en vierde randen. Bij voorkeur zijn geen bevestigingsclips voorzien aan het tweede paar tegenoverliggende randen van de panelen.

Het zesde aspect van de uitvinding betreft een wand- of plafondbekleding die een meervoud aan wand- of plafondpanelen, een onderstructuur en ten minste één bevestigingsclip bevat. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig. De panelen bevatten een eerste paar tegenoverliggende randen; namelijk een eerste rand en een tweede rand. De eerste rand omvat een eerste mannelijk koppeldeel. De tweede rand omvat een eerste vrouwelijk koppeldeel. Het eerste mannelijke koppeldeel en het eerste vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat twee van zulke panelen, door middel van hun eerste mannelijke en eerste vrouwelijke koppeldelen, met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd. Het eerste mannelijk koppeldeel omvat een eerste tand. Het eerste vrouwelijk koppeldeel omvat een eerste groef. De eerste groef is begrensd door een eerste voorste lip en een eerste achterste lip. Bij voorkeur strekt de eerste achterste lip zich in distale richting uit voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip. De eerste tand en de eerste groef vormen, in de gekoppelde toestand, een tand-en-groef verbinding, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen. Het eerste mannelijke koppeldeel en het eerste vrouwelijke koppeldeel omvatten elk een eerste vergrendeldeel. Deze eerste vergrendeldelen realiseren, in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen. Het eerste vergrendeldeel van het eerste mannelijk koppeldeel is voorzien aan de achterzijde van de eerste tand. Het eerste vergrendeldeel van het eerste vrouwelijk koppeldeel is voorzien aan de voorzijde van de eerste achterste lip. De ten minste één bevestigingsclip is geconfigureerd met een opening. De ten minste één bevestigingsclip is aan de onderstructuur bevestigd. De opening is over ten minste een deel van één van de randen van een eerste dergelijk paneel geschoven; bij voorkeur over ten minste een deel van de eerste rand of over ten minste een deel van de tweede rand. Een tweede dergelijk paneel is door middel van zijn eerste mannelijk koppeldeel aan het eerste vrouwelijk koppeldeel van dit eerste dergelijk paneel gekoppeld. De wand- of plafondinrichting is daardoor gekenmerkt dat de ten minste één bevestigingsclip aan de onderstructuur bevestigd is dusdanig dat de bevestigingsclip kan verschuiven ten opzichte van de onderstructuur in de richting loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen en in het vlak van het paneel bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen en parallel met het vlak van het paneel.

Bij wand- of plafondbekledingen volgens het zesde aspect van de uitvinding kan de bevestiging van de panelen met de clips uitzetting van de panelen — bijvoorbeeld bij verhoging van de luchtvochtigheid — in de richting dwars op het eerste paar tegenoverliggende randen opvangen, doordat de bevestigingsclip kan verschuiven ten opzichte van de onderstructuur in de richting loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen en parallel met het vlak van het paneel. In voorkeur uitvoeringsvormen van het zesde aspect van de uitvinding zijn geen bevestigingsclips voorzien aan het tweede paar tegenoverliggende randen van de panelen. In voorkeur uitvoeringsvormen van het zesde aspect van de uitvinding is de opening van de ten minste één bevestigingsclip over ten minste een deel van het eerste vergrendeldeel van het eerste vrouwelijke koppeldeel van een eerste dergelijk paneel geschoven. In voorkeur uitvoeringsvormen van de uitvinding bevatten de panelen een tweede paar tegenoverliggende randen; namelijk een derde rand en een vierde rand. De derde rand omvat een tweede mannelijk koppeldeel. De vierde rand omvat een tweede vrouwelijk koppeldeel. Het tweede mannelijk koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat twee van zulke panelen, door middel van hun tweede mannelijke en tweede vrouwelijke koppeldelen, met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd. Het tweede mannelijk koppeldeel omvat een tweede tand. Het tweede vrouwelijk koppeldeel omvat een tweede groef. De tweede groef is begrensd door een tweede voorste lip en een tweede achterste lip. Bij voorkeur strekt de tweede achterste lip zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde van de tweede voorste lip uit. De tweede tand en de tweede groef vormen, in de gekoppelde toestand, een tand- en-groef verbinding, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen. Het tweede mannelijke koppeldeel en het tweede vrouwelijke koppeldeel omvatten elk een tweede vergrendeldeel. Deze tweede vergrendeldelen realiseren, in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen. Het tweede vergrendeldeel van het tweede mannelijk koppeldeel is voorzien aan de achterzijde van de tweede tand. Het tweede vergrendeldeel van het tweede vrouwelijk koppeldeel is voorzien aan de voorzijde van de tweede achterste lip. Een derde dergelijk paneel is met zijn derde rand aan de vierde rand van het eerste dergelijk paneel gekoppeld door middel van hun respectievelijke koppeldelen aan hun derde en vierde randen.

In voorkeur uitvoeringsvormen van het zesde aspect van de uitvinding zijn de wand- of plafondpanelen wand- of plafondpanelen zoals in het eerste, en/of tweede, en/of derde, en/of vierde aspect van de uitvinding.

In voorkeur uitvoeringsvormen van het zesde aspect van de uitvinding bevatten de panelen een tweede paar tegenoverliggende randen, namelijk een derde rand en een vierde rand. De derde rand omvat een tweede mannelijk koppeldeel. De vierde rand omvat een tweede vrouwelijk koppeldeel. Het tweede mannelijk koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat twee van zulke panelen, door middel van hun tweede mannelijke en tweede vrouwelijke koppeldelen, met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd, door middel van een hoofdzakelijk verticale — ten opzichte van het vlak van de aldus gekoppelde panelen - koppelbeweging van het ene paneel ten opzichte van het andere paneel, waarbij een derde dergelijk paneel met zijn derde rand aan de vierde rand van het eerste dergelijk paneel gekoppeld is door middel van hun respectievelijke koppeldelen aan hun derde en vierde randen, waarbij de aldus gekoppelde panelen aan elkaar vergrendeld zijn in het vlak parallel met het oppervlak van de panelen en loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen; en loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen. Bij een voorbeeld van een dergelijke voorkeur uitvoeringsvorm is het tweede mannelijk koppeldeel van het paneel uitgevoerd als een naar de achterzijde van het paneel gericht haakvormig gedeelte, hierna vergrendelhaak genoemd. Het tweede vrouwelijk koppeldeel is uitgevoerd als een naar de voorzijde van het paneel gericht haakvormig gedeelte, hierna ontvangende haak genoemd.

Bij hogere voorkeur zijn de haakvormige gedeelten in hoofdzaak uit het materiaal van de kern van de panelen vervaardigd, en hiermee in hoofdzaak ééndelig uitgevoerd.

De vergrendelhaak omvat een lip die 1s voorzien van een zich naar de achterzijde van het paneel uitstrekkend vergrendelgedeelte.

De ontvangende haak omvat een lip die voorzien is van een zich naar de voorzijde van het paneel uitstrekkend vergrendel gedeelte.

De vergrendelgedeelten werken in de gekoppelde toestand zodanig samen dat zij minstens de vergrendeling in de richting evenwijdig met het oppervlak van de panelen en loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen bewerkstelligen.

Het tweede mannelijk koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel bevatten verdere vergrendeldelen voor het vergrendelen in de richting loodrecht op het vlak van het paneel.

Bij hogere voorkeur bevatten de verdere vergrendeldelen een afzonderlijk inzetstuk of insert, bij hogere voorkeur een beweegbare insert of beweegbaar afzonderlijk inzetstuk.

Bij de koppeling van het paneel met zijn derde rand aan de vierde rand van een ander dergelijk paneel, zorgt een beweging van of in het insert of inzetstuk voor de vergrendeling in de richting loodrecht op het vlak van de aldus gekoppelde panelen.

Het zevende aspect van de uitvinding betreft een wand- of plafondbekleding.

De bekleding bevat een meervoud aan wand- of plafondpanelen, een onderstructuur en ten minste één bevestigingsclip.

De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig.

De panelen bevatten een eerste paar tegenoverliggende randen — bij voorkeur aan de lange zijden van het paneel -; namelijk een eerste rand en een tweede rand.

De eerste rand omvat een eerste mannelijk koppeldeel, bij voorkeur bevat het eerste mannelijk koppeldeel een eerste tand.

De tweede rand omvat een eerste vrouwelijk koppeldeel, bij voorkeur omvat het eerste vrouwelijk koppeldeel een eerste groef, bij hogere voorkeur is de eerste groef begrensd door een eerste voorste lip en een eerste achterste lip; bij nog hogere voorkeur strekt de eerste achterste lip zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip uit.

Bij voorkeur bevat het eerste mannelijk koppeldeel vergrendeldelen en bevat het eerste vrouwelijk koppeldeel vergrendeldelen voor interactie met de vergrendeldelen van het eerste mannelijk koppeldeel van een gekoppeld paneel om een vergrendeling van aldus gekoppelde panelen in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen te realiseren.

Het eerste mannelijke koppeldeel en het eerste vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat een eerste dergelijk paneel aan zijn eerste rand met de tweede rand van een tweede dergelijk panel in een vlak aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een wentelbeweging van het eerste dergelijk paneel ten opzichte van het tweede dergelijk paneel, waarbij een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen.

De ten minste één bevestigingsclip is geconfigureerd met een opening.

De ten minste één bevestigingsclip is aan de onderstructuur bevestigd.

De opening is over ten minste een deel van een eerste rand van een eerste paneel of over ten minste een deel van een tweede rand van een tweede paneel geschoven, waarbij deze eerste rand aan deze tweede rand gekoppeld is.

De panelen bevatten een tweede paar tegenoverliggende randen; namelijk een derde rand en een vierde rand.

De derde rand omvat een tweede mannelijk koppeldeel, bij voorkeur bevat het eerste mannelijk koppeldeel een tweede tand.

De vierde rand omvat een tweede vrouwelijk koppeldeel.

Bij voorkeur omvat het tweede vrouwelijk koppeldeel een tweede groef; bij hogere voorkeur is de tweede groef begrensd door een tweede voorste lip en een tweede achterste lip; bij nog hogere voorkeur strekt de tweede achterste lip zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde van de tweede voorste lip uit.

Bij voorkeur bevat het tweede mannelijk koppeldeel vergrendeldelen en bevat het tweede vrouwelijk koppeldeel vergrendeldelen voor interactie met de vergrendeldelen van het tweede koppeldeel van een gekoppeld paneel om een vergrendeling van aldus gekoppelde panelen in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen te realiseren, waarbij het tweede mannelijke koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel zodanig zijn geconfigureerd dat een derde dergelijk paneel aan zijn derde rand met de vierde rand van een vierde dergelijk panel in een vlak aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een beweging parallel met het vlak van de panelen van het derde dergelijk paneel ten opzichte van het vierde dergelijk paneel, waarbij deze beweging evenwijdig met het vlak van de panelen een snap effect teweegbrengt, en waarbij een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen.

De ten minste één bevestigingsclip is aan de onderstructuur bevestigd dusdanig dat de bevestigingsclip kan verschuiven ten opzichte van de onderstructuur in de richting loodrecht op de eerste rand en in het vlak van het paneel bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op de eerste rand en parallel met het vlak van het paneel.

Bij wand- of plafondbekledingen volgens het zesde aspect van de uitvinding kan de bevestiging van de panelen met de clips uitzetting van de panelen — bijvoorbeeld bij verhoging van de luchtvochtigheid — in de richting dwars op het eerste paar tegenoverliggende randen opvangen, doordat de bevestigingsclip kan verschuiven ten opzichte van de onderstructuur in de richting loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen en parallel met het vlak van het paneel. Het achtste aspect van de uitvinding betreft een wand- of plafondbekleding. De bekleding bevat een meervoud aan wand- of plafondpanelen, een onderstructuur en ten minste één bevestigingsclip. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig. De panelen bevatten een eerste paar tegenoverliggende randen — bij voorkeur aan de lange zijden van het paneel -; namelijk een eerste rand en een tweede rand. De eerste rand omvat een eerste mannelijk koppeldeel. Bij voorkeur bevat het eerste mannelijk koppeldeel een eerste tand. De tweede rand omvat een eerste vrouwelijk koppeldeel. Bij voorkeur omvat het eerste vrouwelijk koppeldeel een eerste groef. Bij hogere voorkeur is de eerste groef begrensd door een eerste voorste lip en een eerste achterste lip. Bij nog hogere voorkeur strekt de eerste achterste lip zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip uit. Bij voorkeur bevat het eerste mannelijk koppeldeel vergrendeldelen en bevat het eerste vrouwelijk koppeldeel vergrendeldelen voor interactie met de vergrendeldelen van het eerste mannelijk koppeldeel van een gekoppeld paneel om een vergrendeling van aldus gekoppelde panelen in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen te realiseren. Het eerste mannelijke koppeldeel en het eerste vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat een eerste dergelijk paneel aan zijn eerste rand met de tweede rand van een tweede dergelijk panel in een vlak aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een wentelbeweging van het eerste dergelijk paneel ten opzichte van het tweede dergelijk paneel, waarbij een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen.

De ten minste één bevestigingsclip is geconfigureerd met een opening.

De ten minste één bevestigingsclip is aan de onderstructuur bevestigd.

De derde rand omvat een tweede mannelijk koppeldeel.

De vierde rand omvat een tweede vrouwelijk koppeldeel.

Bij voorkeur bevat het tweede mannelijk koppeldeel vergrendeldelen en bevat het tweede vrouwelijk koppeldeel vergrendeldelen voor interactie met de vergrendeldelen van het tweede koppeldeel van een gekoppeld paneel om een vergrendeling van aldus gekoppelde panelen in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen te realiseren.

Het tweede mannelijke koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat een derde dergelijk paneel aan zijn derde rand met de vierde rand van een vierde dergelijk panel in een vlak aan elkaar kunnen worden gekoppeld; waarbij bij deze koppeling een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen.

Deze koppeling kan worden uitgevoerd door middel van een beweging evenwijdig met het vlak van de panelen van het derde dergelijk paneel ten opzichte van het vierde dergelijk paneel, waarbij deze beweging evenwijdig met het vlak van de panelen een snap effect teweegbrengt en/of waarbij deze koppeling kan worden uitgevoerd door middel van een beweging van het derde dergelijk paneel substantieel loodrecht ten opzichte van het oppervlak van het vierde dergelijk paneel.

Bij wand- of plafondbekledingen volgens het zesde aspect van de uitvinding kan de bevestiging van de panelen met de clips uitzetting van de panelen — bijvoorbeeld bij verhoging van de luchtvochtigheid — in de richting dwars op het eerste paar tegenoverliggende randen opvangen, doordat de bevestigingsclip kan verschuiven ten opzichte van de onderstructuur in de richting loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen en parallel met het vlak van het paneel.

In voorkeur uitvoeringsvormen volgens het zesde, zevende of achtste aspect van de uitvinding is de bevestigingsclip met behulp van een bevestiging — b.v. een schroef — aan de onderstructuur bevestigd, zodanig dat de bevestigingsclip relatief kan verschuiven ten opzichte van de bevestiging bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op de eerste rand en parallel met het vlak van het paneel.

Bij hogere voorkeur bezit de bevestigingsclip een sleufgat. De bevestiging — bijvoorbeeld een schroef — loopt door dit sleufgat. Het sleufgat is loodrecht op de tweede rand gericht. De bevestigingsclip kan verschuiven ten opzichte van de bevestiging en ten opzichte van de onderstructuur bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op de eerste rand en parallel met het vlak van het paneel. Bij voorkeur is de bevestigingsclip met een schroef door het sleufgat aan de onderstructuur bevestigd, waarbij tussen de kop van de schroef en de bevestigingsclip een kraagje — bij voorkeur uit kunststof — voorzien is. Hierdoor is er geen contact van de schroef met de bevestigingclip, maar wel tussen het kraagje — bij voorkeur uit kunststof — en de bevestigingsclip; waardoor verschuiven van de bevestigingsclip ten opzichte van de schroef gemakkelijker wordt. In voorkeur uitvoeringsvormen volgens het zesde, zevende of achtste aspect van de uitvinding wordt de bevestigingsclip zwevend gehouden in een tweede clip. Deze tweede clip is — bij voorkeur niet verschuifbaar — aan de onderstructuur bevestigd, bijvoorbeeld door middel van één of meerdere bevestigingsmiddelen, bijvoorbeeld één of meerdere schroeven, krammen of nieten. De bevestigingsclip kan verschuiven ten opzichte van de tweede clip en ten opzichte van de onderstructuur bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op de eerste rand en parallel met het vlak van het paneel. Bij voorkeur zijn de bevestigingsclip en de tweede clip zo geconfigureerd, dat — bij voorkeur na bevestiging van de tweede clip aan de onderstructuur — de bevestigingsclip door een schuifbeweging of door een draaibeweging in de tweede clip gebracht wordt. Bij hogere voorkeur bevat een dergelijke wand- of plafondbekleding een meervoud bevestigingsclips en een meervoud tweede clips. Bij voorkeur zijn de bevestigingsclips en de tweede clips als sets voorzien van elk één bevestigingsclip met telkens één specifieke tweede clip. Dit betekent dat elke bevestigingsclip met zijn eigen specifieke tweede clip bevestigd wordt. Dit betekent ook dat er bij voorkeur evenveel bevestigingsclips als tweede clips gebruikt worden.

In voorkeur uitvoeringsvormen volgens het zesde, zevende of achtste aspect van de uitvinding zijn de panelen rechthoekig en langwerpig, waarbij het eerste paar tegenoverliggende randen de lange randen van de panelen zijn. In voorkeur uitvoeringsvormen volgens het vijfde, zesde, zevende of achtste aspect van de uitvinding bevat de ten minste één bevestigingsclip een basisarm, een voorste arm en een achterste arm. De opening bevindt zich tussen de voorste arm en de achterste arm. De basisarm is door middel van één of meerdere bevestigingselementen — bijvoorbeeld één of meerdere schroeven, één of meerdere nagels, één of meerdere krammen, één of meerdere nieten, of een lijmverbinding — aan de onderstructuur bevestigd. Bij voorkeur ligt de achterste arm over ten minste een deel ervan in het verlengde van ten minste een deel van de basisarm. Bij voorkeur maakt de achterste arm geen contact met het eerste dergelijke paneel. Bij voorkeur maakt de basisarm geen contact met panelen van de wand- of plafondbekleding. Bij voorkeur is de achterste arm geconfigureerd om de achterzijde van het eerste dergelijke paneel over zijn volledige oppervlak op een afstand te houden van de onderstructuur die groter is dan de dikte van de achterste arm. Bij hogere voorkeur bevat de achterste arm daartoe een stapvormig gedeelte. Bij voorkeur is de basisarm geconfigureerd om de achterzijde van het tweede dergelijke paneel over zijn volledige oppervlak op een afstand te houden van de onderstructuur die groter is dan de dikte van de basisarm. Bij voorkeur bevat de basisarm daartoe een stapvormig gedeelte. Bij voorkeur is er aan de achterkant van de opening minstens 0.55 mm — en bij hogere voorkeur minstens 0.8 mm; en bij nog hogere voorkeur minstens 1 mm - speling tussen de achterkant van het eerste vergrendeldeel van het eerste vrouwelijk koppeldeel. Deze uitvoeringsvormen laten toe de lip van het eerste vrouwelijk koppeldeel gemakkelijk te verbuigen tijdens het koppelen van een paneel aan dit eerste vrouwelijk koppeldeel.

Bij voorkeur is er tussen de achterkant van ten minste een deel van de tweede achterste lip van het eerste paneel en de onderstructuur een open ruimte, zodat de tweede achterste lip van het eerste paneel, of ten minste een deel ervan, achterwaarts kan verbuigen bij en/of tijdens het koppelen van het derde paneel door middel van zijn derde koppeldelen aan de vierde koppeldelen van het eerste paneel.

Bij voorkeur uitvoeringsvormen van het vijfde, zesde, zevende of achtste aspect van de uitvinding werd de voorkant van de wand- of plafondpanelen geschilderd na bevestiging van de wand- of plafondpanelen aan de onderstructuur. Bij voorkeur uitvoeringsvormen van het vijfde, zesde, zevende of achtste aspect van de uitvinding bevat de onderstructuur één of meerdere latten — bij voorkeur evenwijdige latten —, waarbij de ten minste één bevestigingsclip aan de één of meerdere latten bevestigd is. Bij hogere voorkeur zijn deze evenwijdige latten loodrecht op de eerste randen van de panelen gepositioneerd. Er wordt opgemerkt dat volgens het vijfde, zesde, zevende en achtste aspect van de uitvinding langsheen de rand van een paneel — en bij voorkeur langs de tweede rand van de panelen - meerdere bevestigingsclips aangebracht kunnen worden, bij voorkeur op min of meer regelmatige afstand van elkaar. In voorkeur uitvoeringsvormen van het vijfde, zesde, zevende en achtste aspect van de uitvinding zijn geen bevestigingsclips voorzien aan het tweede paar tegenoverliggende randen van de panelen. Het negende aspect van de uitvinding is een kit voor het installeren van een wand- of plafondbekleding als in om het even de welke uitvoeringsvorm van het zesde, zevende of achtste aspect van de uitvinding. De kit bevat een meervoud aan wand- of plafondpanelen; bij voorkeur wand- of plafondpanelen zoals in om het even dewelke _ uitvoeringsvorm van het eerste, tweede, derde of vierde aspect van de uitvinding. De kit bevat ten minste één — en bij voorkeur meer dan één - bevestigingsclip, voor het installeren van een wand- of plafondbekleding als in om de welke uitvoeringsvorm van het zesde, zevende of achtste aspect van de uitvinding. Het tiende aspect van de uitvinding 1s een kit voor het installeren van een wand- of plafondbekleding als in om het even de welke uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij de bevestigingsclip zwevend gehouden wordt in een tweede clip, waarbij deze tweede clip — bij voorkeur niet verschuifbaar — aan de onderinrichting bevestigd is.

De kit bevat een meervoud aan wand- of plafondpanelen; bij voorkeur wand- of plafondpanelen als in om het even de welke uitvoeringsvorm van het eerste, tweede,

derde of vierde aspect van de uitvinding.

De kit bevat ten minste één — en bij voorkeur meer dan één - bevestigingsclip; en ten minste één — en bij voorkeur meer dan één tweede clip, voor het installeren van een wand- of plafondbekleding als in om het even dewelke van de conclusies volgens om het even de welke uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij de bevestigingsclip zwevend gehouden wordt in een tweede clip,

waarbij deze tweede clip — bij voorkeur niet verschuifbaar — aan de onderinrichting bevestigd is.

Het elfde aspect van de uitvinding is een methode voor het installeren van een wand- of plafondbekleding, bij voorkeur een wand- of plafondbekleding als in om het even dewelke uitvoeringsvorm van het vijfde, zesde, zevende of achtste aspect van de uitvinding.

De wand- of plafondbekleding bevat een meervoud aan panelen; bij voorkeur wand- of plafondpanelen zoals in om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste, tweede, derde of vierde aspect van de uitvinding.

De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig.

De eerste rand omvat een eerste mannelijk koppeldeel.

De tweede rand omvat een eerste vrouwelijk koppeldeel.

Het eerste mannelijke koppeldeel en het eerste vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat een tweede dergelijk paneel aan zijn eerste rand met de tweede rand van een eerste dergelijk panel in een vlak aan elkaar kunnen worden gekoppeld - bij voorkeur door middel van een wentelbeweging van het tweede dergelijk paneel ten opzichte van het eerste dergelijk paneel - bij voorkeur waarbij een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen.

De derde rand omvat een tweede mannelijk koppeldeel.

De vierde rand omvat een tweede vrouwelijk koppeldeel.

Het tweede mannelijke koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat een derde dergelijk paneel aan zijn derde rand met de vierde rand van een vierde dergelijk panel in een vlak aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een beweging evenwijdig met het vlak van de panelen van het derde dergelijk paneel ten opzichte van het vierde dergelijk paneel, waarbij deze beweging evenwijdig met het vlak van de panelen een snap effect teweegbrengt; bij voorkeur waarbij een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen.

De methode bevat de stappen:

-koppelen van een tweede dergelijk paneel aan zijn eerste rand, bij voorkeur door middel van een wentelbeweging, aan de tweede rand van een eerste dergelijk paneel dat reeds in de wand- of plafondbekleding geïnstalleerd werd; waarbij een afstand gevormd is tussen de derde rand van het tweede dergelijk paneel en de vierde rand van een derde dergelijk paneel dat reeds in de wand- of plafondbekleding geïnstalleerd werd; of waarbij een afstand gevormd is tussen de vierde rand van het tweede dergelijk paneel en de derde rand van een derde dergelijk paneel dat reeds in de wand- of plafondbekleding geïnstalleerd werd;

- plaatsen van een hulpstuk, waarbij dit hulpstuk een mannelijk element — bij voorkeur een tand - bevat dat in het eerste vrouwelijk koppeldeel van het tweede dergelijk paneel en in het eerste vrouwelijk koppeldeel van het derde dergelijk paneel geplaatst wordt, bij voorkeur door middel van een wentelbeweging of door middel van schuiven evenwijdig met het vlak van het tweede dergelijk paneel.

Optioneel bevat dit hulpstuk een onderdeel dat ingrijpt achter het tweede dergelijk paneel en/of achter het derde dergelijk paneel — bij voorkeur waarbij het onderdeel beweegbaar is — bijvoorbeeld draaibaar of verschuifbaar is — in het hulpstuk om dit ingrijpen te realiseren;

- verschuiven van het tweede dergelijk paneel in de richting evenwijdig met zijn eerste paar tegenoverliggende randen naar het derde dergelijk paneel, waarbij een koppeling — bij voorkeur met een vergrendeling - gevormd wordt — bij voorkeur met een snapbeweging — van de vierde rand van het tweede dergelijk paneel met de derde rand van het derde dergelijk paneel; of van de derde rand van het tweede dergelijk paneel met de vierde rand van het derde dergelijk paneel, en - wegnemen van het hulpstuk.

Het is een voordeel van dit aspect van de uitvinding dat het eerste paar tegenoverliggende randen van de verschillende panelen perfect gealigneerd kunnen worden, waardoor een zeer kwalitatieve bekleding op eenvoudige wijze — zelfs door slechts één installateur — geïnstalleerd kan worden.

In een voorkeur uitvoeringsvorm van het elfde aspect van de uitvinding is de tweede rand van het eerste dergelijk paneel door middel van één of meerdere bevestigingsclips aan de onderstructuur bevestigd, vooraleer het tweede dergelijk paneel aan zijn eerste rand aan de tweede rand van het eerste dergelijk paneel gekoppeld wordt. Hierdoor zijn deze één of meerdere bevestigingclips volledig verborgen achter de voorkant van de gekoppelde panelen van de wand- of plafondbekleding.

In een voorkeur uitvoeringsvorm van het elfde aspect van de uitvinding wordt een tweede hulpstuk gebruikt. Dit tweede hulpstuk bevat koppeldelen zodat het tijdelijk gekoppeld kan worden met de derde rand; ofwel bevat dit tweede hulpstuk koppeldelen zodat het tijdelijk gekoppeld kan worden met de vierde rand van het tweede dergelijk paneel. Deze voorkeur uitvoeringsvorm van de methode bevat de stappen: - koppelen van dit tweede hulpstuk door middel van zijn koppeldelen aan de derde of vierde rand van het tweede dergelijke paneel, meer bepaald aan de kant van de rand waar de kracht uitgeoefend zal worden voor het verschuiven van het tweede dergelijk paneel in de richting evenwijdig met zijn eerste randen; -uitoefenen van een drukkracht — bijvoorbeeld door kloppen met een hamer - op het aldus gekoppelde tweede hulpstuk in de richting parallel met de eerste paar tegenoverliggende randen van het tweede dergelijk paneel voor het verschuiven van het tweede dergelijk paneel in de richting evenwijdig met zijn eerste paar tegenoverliggende randen naar het derde dergelijk paneel, waarbij een koppeling — bij voorkeur met een vergrendeling - gevormd wordt — bij voorkeur met een snapbeweging — van de vierde rand van het tweede dergelijk paneel met de derde rand van het derde dergelijk paneel, of van de derde rand van het tweede dergelijk paneel met de vierde rand van het derde dergelijk paneel; en - wegnemen van het tweede hulpstuk.

Het twaalfde aspect van de uitvinding is een hulpstuk voor het installeren van panelen, bij voorkeur van wand- of plafondpanelen. Deze panelen bevatten aan één van hun randen een eerste vrouwelijk koppeldeel; deze panelen zijn bij voorkeur panelen zoals in het eerste, tweede, derde of vierde aspect van de uitvinding.

Het eerste vrouwelijk koppeldeel omvat een eerste groef, waarbij de eerste groef begrensd is door een eerste voorste lip en een eerste achterste lip.

Bij voorkeur bevat dit eerste vrouwelijk koppeldeel een eerste vergrendelelement.

Bij voorkeur strekt de eerste achterste lip zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip uit.

Een eerste rand van het hulpstuk omvat een eerste mannelijk koppeldeel.

Het eerste mannelijk koppeldeel omvat een eerste tand.

Bij voorkeur bevat het eerste mannelijk koppeldeel van het hulpstuk eerste vergrendeldelen.

Het eerste mannelijk koppeldeel is geconfigureerd zodat het hulpstuk door middel van zijn eerste mannelijk koppeldeel gekoppeld kan worden met het eerste vrouwelijk koppeldeel van het paneel, door middel van een tand en groefverbinding.

Bij voorkeur bevat het eerste mannelijk koppeldeel van het hulpstuk eerste vergrendeldelen voor interactie met eerste vergrendeldelen van het eerste vrouwelijk koppeldeel van het paneel, zodat een vergrendeling gevormd kan worden tussen het hulpstuk en het paneel in de richting loodrecht op het paneel en in de richting evenwijdig met het paneel en loodrecht op de rand van het paneel dat het eerste vrouwelijk koppeldeel bevat.

Bij voorkeur bevat dit hulpstuk een onderdeel dat kan ingrijpen achter het paneel — bij voorkeur waarbij het onderdeel beweegbaar is, bijvoorbeeld draaibaar of verschuifbaar is — in het hulpstuk om dit ingrijpen te realiseren.

Bij voorkeur bevat het eerste mannelijk koppeldeel van het hulpstuk een tand, waarbij dit eerste mannelijk koppeldeel een eerste vergrendeldeel bevat aan de achterzijde van deze tand.

Bij voorkeur is het hulpstuk uit kunststof vervaardigd, bij voorkeur via extrusie of spuitgieten.

Optioneel is het eerste koppeldeel via een mechanische bewerking — bijvoorbeeld frezen — gevormd.

Dergelijke uitvoeringsvormen hebben het voordeel dat dit hulpstuk veelvuldig gebruikt kan worden, waarbij het gekoppeld kan worden aan een paneel en weer ontkoppeld, zonder dat schade aangebracht wordt aan de functionaliteit van het hulpstuk.

Een dergelijk hulpstuk uit MDF of HDF bijvoorbeeld kan minder frequent gebruikt worden.

Bij hogere voorkeur is de kunststof van het hulpstuk substantieel vrij van vulmiddelen.

Bij voorkeur is het hulpstuk substantieel uit een thermoplastische kunststof vervaardigd, bij voorkeur uit polyamide — en bij hogere voorkeur uit polyamide 6, of polyamide 6.6 — of uit polyester, of uit polypropyleen of uit polyethyleen.

Bij voorkeur is de lengte van het hulpstuk kleiner dan 25 centimeter, en bij hogere voorkeur kleiner dan 20 centimeter, bij hogere voorkeur kleiner dan 10 centimeter, bij nog hogere voorkeur kleiner dan 7 centimeter.

De lengte van het hulpstuk wordt hierbij gemeten aan de en parallel met de eerste rand van het hulpstuk.

Dergelijke hulpstukken hebben het voordeel compact en functioneel te zijn.

Te lange hulpstukken hebben het nadeel dat er te veel kracht uitgeoefend moet worden bij het koppelen van de panelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen.

Bij voorkeur is de breedte van het hulpstuk — gemeten in de richting loodrecht op de eerste rand van het hulpstuk kleiner dan 15 centimeter, bij hogere voorkeur kleiner dan 10 centimeter, bij nog hogere voorkeur kleiner dan 7 centimeter.

Dit zorgt voor compacte hulpstukken die toch de nodige functionaliteit hebben.

In een voorkeur uitvoeringsvorm van de methode van het elfde aspect van de uitvinding wordt een hulpstuk gebruikt zoals om het even de welke uitvoeringsvorm van het twaalfde aspect van de uitvinding.

In voorkeur uitvoeringsvormen van het negende en/of tiende aspect van de uitvinding bevat de kit een hulpstuk zoals in om het even de welke uitvoeringsvorm van het twaalfde aspect van de uitvinding.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

- figuur 1 een voorbeeld toont van een wand- of plafondbekleding volgens aspecten van de uitvinding,

- figuur 2 schematisch een dwarsdoorsnede toont loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen van een wand- of plafondpaneel volgens aspecten van de uitvinding,

- figuur 3 schematisch een dwarsdoorsnede toont loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen van twee wand- of plafondpanelen volgens figuur 2 aan elkaar gekoppeld aan hun eerste paar tegenoverliggende randen,

- figuur 4 schematisch een dwarsdoorsnede toont loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen van een wand- of plafondpaneel van het paneel geïllustreerd in figuur 2,

- figuur 5 schematisch een dwarsdoorsnede toont loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen van twee wand- of plafondpanelen van de panelen volgens figuren 2, 3 en 4 gekoppeld aan hun tweede paar tegenoverliggende randen,

- figuur 6 schematisch — in dwarsdoorsnede loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen — de installatie van wand- of plafondpanelen volgens aspecten van de uitvinding illustreert,

- figuren 7,8 en 9 schematisch — in dwarsdoorsnede loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen — een plafondbekleding illustreren volgens aspecten van de uitvinding,

- figuur 10 een bevestigingsclip met sleufgat toont zoals gebruikt kan worden in de uitvinding,

- figuur 11 een voorbeeld toont van een bevestigingsclip verschuifbaar in een tweede clip, volgens aspecten van de uitvinding,

- figuur 12 — in een ander aanzicht dan figuur 11 - een voorbeeld toont van een bevestigingsclip verschuifbaar in een tweede clip, volgens aspecten van de uitvinding,

- figuur 13 in dwarsdoorsnede loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen een plafondbekleding toont met twee gekoppelde panelen bevestigd met een clip zoals in figuren 11 en 12,

- figuur 14 de methode volgens een aspect van de uitvinding illustreert voor het installeren van een wand- of plafondbekleding,

- figuur 15 een hulpstuk toont dat gebruikt kan worden in de methode volgens de uitvinding,

- figuur 16 in dwarsdoorsnede loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen van een wand- of plafondpaneel volgens aspecten van de uitvinding, het gebruik illustreert volgens de methode van de uitvinding van het hulpstuk van figuur 15,

- Figuren 17, 18 en 19 configuraties tonen van het tweede paar tegenoverliggende randen volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding. - Figuren 20 en 21 illustreren een concept van bevestigingsclip zwevend gehouden in een tweede clip. In de figuren duiden gelijke referentienummers een zelfde element aan.

Figuur 1 toont een voorbeeld van een wand- of plafondbekleding (90) volgens aspecten van de uitvinding. De bekleding bevat een meervoud aan wand- of plafondpanelen (1), bijvoorbeeld zoals beschreven in aspecten van de uitvinding. De bekleding bevat een onderstructuur (niet zichtbaar in figuur 1, want bedekt door de panelen). De onderstructuur bevat bijvoorbeeld evenwijdige latten waaraan de panelen door middel van een aantal bevestigingsclips (niet zichtbaar in figuur 1, want bedekt door de panelen). De panelen van de bekleding zijn rechthoekig en in het voorbeeld van figuur 1 langwerpig. Vierkante panelen zijn echter ook mogelijk volgens de uitvinding. De panelen (1) bevatten een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3); namelijk een eerste rand (2) en een tweede rand (3). In het voorbeeld is het eerste paar tegenoverliggende randen voorzien langs de lange randen van de panelen. Zoals in verdere figuren verduidelijkt zal worden, bevat de eerste rand (2) een eerste mannelijk koppeldeel; en bevat de tweede rand (3) een eerste vrouwelijk koppeldeel. Het eerste mannelijke koppeldeel en het eerste vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat twee van zulke panelen (1), door middel van hun eerste mannelijke en eerste vrouwelijke koppeldelen met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd. De panelen bevatten een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5); namelijk een derde rand (4) en een vierde rand (5). Zoals geïllustreerd zal worden in verdere figuren, bevat de derde rand (4) een tweede mannelijk koppeldeel; en bevat de vierde rand (5) een tweede vrouwelijk koppeldeel. Het tweede mannelijk koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat twee van zulke panelen (1), door middel van hun tweede mannelijke en tweede vrouwelijke koppeldelen, met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd. Er worden geen bevestigingsclips gebruikt langs het tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5).

Na installatie van de panelen, werden de panelen geschilderd. Hierbij was geen voorbewerking nodig aan de sluitvlakken van de geïnstalleerde panelen. Figuur 2 toont schematisch een dwarsdoorsnede loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) van een wand- of plafondpaneel (1) gebruikt in de wand- of plafondbekleding voorgesteld in figuur 1. Figuur 3 toont schematisch een dwarsdoorsnede loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) van twee dergelijke wand- of plafondpanelen (1) (dit wil zeggen volgens figuur 2) aan elkaar gekoppeld aan hun eerste paar tegenoverliggende randen. Figuur 4 toont schematisch een dwarsdoorsnede loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) van het wand- of plafondpaneel (1) gebruikt in de wand- of plafondbekleding van figuur 1. Figuur 5 toont schematisch een dwarsdoorsnede loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) van twee dergelijke wand- of plafondpanelen (1) (dit wil zeggen volgens figuur 3) gekoppeld aan hun tweede paar tegenoverliggende randen.

De eerste rand (2) bevat een eerste mannelijk koppeldeel (13). De tweede rand (3) bevat een eerste vrouwelijk koppeldeel (14). Het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zijn zodanig geconfigureerd dat twee van zulke panelen (1), door middel van hun eerste mannelijke en eerste vrouwelijke koppeldelen (13, 14), met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd (deze gekoppelde toestand wordt in figuur 3 voorgesteld). Het eerste mannelijk koppeldeel (13) bevat een eerste tand (24). Het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) bevat een eerste groef (25), waarbij de eerste groef (25) begrensd is door een eerste voorste lip (26) en een eerste achterste lip (27). In het voorbeeld strekt de eerste achterste lip (27) zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde (33) van de eerste voorste lip (26) uit. De eerste tand (24) en de eerste groef (25) vormen in de gekoppelde toestand een tand-en-groef verbinding, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen (1). Het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijke koppeldeel (14) omvatten elk een eerste vergrendeldeel (28, 29).

Deze eerste vergrendeldelen (28, 29) realiseren in de gekoppelde toestand een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) in de richting in het vlak van de panelen (1) en loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3). Het eerste vergrendeldeel (28) van het eerste mannelijk koppeldeel (13) is voorzien aan de achterzijde van de eerste tand (24), terwijl het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) voorzien is aan de voorzijde van de eerste achterste lip (27). Het paneel (1) — zie figuur 4 - bevat een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5);

namelijk een derde rand (4) en een vierde rand (5). De derde rand (4) bevat een tweede mannelijk koppeldeel (43). De vierde rand (5) bevat een tweede vrouwelijk koppeldeel (44). Het tweede mannelijk koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) zijn zodanig geconfigureerd dat twee dergelijke panelen (1), door middel van hun tweede mannelijke en tweede vrouwelijke koppeldelen (43, 44), met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd.

Het tweede mannelijk koppeldeel (43) omvat een tweede tand (54). Het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) omvat een tweede groef (55), waarbij de tweede groef (55) begrensd is door een tweede voorste lip (56) en een tweede achterste lip (57). In het voorbeeld strekt de tweede achterste lip (57) zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde (63) van de tweede voorste lip (56) uit.

De tweede tand (54) en de tweede groef (55) vormen in de gekoppelde toestand (zoals geïllustreerd in figuur 5), een tand-en-groef verbinding, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen (1). Het tweede mannelijke koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijke koppeldeel (44) omvatten elk een tweede vergrendeldeel (58, 59). Deze tweede vergrendeldelen (58, 59) realiseren in de gekoppelde toestand een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) in de richting in het vlak van de panelen (1) en loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5). Het tweede vergrendeldeel (58) van het tweede mannelijk koppeldeel (43) is voorzien aan de achterzijde van de tweede tand (54). Het tweede vergrendeldeel (59) van het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) is voorzien aan de voorzijde van de tweede achterste lip (57). De lengte (L1) van het eerste vergrendeldeel (29) van de eerste achterste lip (27) gemeten in de richting loodrecht op de tweede rand (3) en in het vlak evenwijdig met de voorkant van het paneel (1) is groter dan de lengte (L2) van het tweede vergrendeldeel (59) van de tweede achterste lip (57) gemeten in de richting loodrecht op de vierde rand (5) en in het vlak evenwijdig met de voorkant van het paneel (1).

De afstand (D3) gemeten loodrecht op het vlak van het paneel (1) tussen het voorste punt van het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) en het achterste punt aan de voorkant van de eerste achterste lip (27) is groter dan de afstand (D4) gemeten loodrecht op het vlak van het paneel (1) tussen het voorste punt van het tweede vergrendeldeel (59) van het tweede vrouwelijke koppeldeel (44) en het achterste punt aan de voorkant van de tweede achterste lip (57). De voorkant (71) van het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) is evenwijdig met het oppervlak van het paneel over ten minste 75% van zijn lengte, zoals gemeten in de richting in het vlak van het paneel en loodrecht op de tweede rand (3) van het paneel. De voorkant (72) van het tweede vergrendeldeel (59) van het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) is gekromd over ten minste de helft van zijn lengte — en bij voorkeur over zijn volledige lengte — zoals gemeten in de richting in het vlak van het paneel en loodrecht op de vierde rand van het paneel (5).

De eerste achterste lip (27) is aan zijn achterzijde voorzien van een eerste uitsparing (40). In het getoonde voorbeeld bevat de tweede achterste lip (57) aan de achterzijde een beperkte uitsparing (41), die zich van het open of vrije uiteinde (74) van de tweede achterste lip (57) in de richting loodrecht op de vierde rand (5) en in het vlak evenwijdig met het oppervlak van het paneel zich over een kortere afstand uitstrekt dan de afstand waarover de eerste uitsparing (41) zich van het open of vrije uiteinde (73) van de eerste achterste lip (27) in de richting loodrecht op de tweede rand (3) en in het vlak evenwijdig met het oppervlak van het paneel (1) uitstrekt. Deze uitsparing (41) aan de tweede achterste lip (47) is eerder een afronding van de tweede achterste lip dan een functionele uitsparing.

De eerste uitsparing (40) loopt in de richting evenwijdig met het vlak van het paneel en loodrecht op de rand van het paneel die de eerste achterste lip bevat over ten minste een deel van de uitsparing evenwijdig met het oppervlak van het paneel. De voorkant van het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel is evenwijdig met het oppervlak van het paneel over ten minste een deel van de lengte van de eerste uitsparing (40) waar deze evenwijdig is met het oppervlak van het paneel.

De eerste uitsparing (40) is over minstens de helft van zijn lengte (L3) als gemeten in het vlak van het paneel en loodrecht op de tweede rand (3) van het paneel evenwijdig aan het vlak van de voorzijde van het paneel.

De eerste uitsparing (40) strekt zich van het open of vrije uiteinde (73) van de eerste achterste lip (27) uit tot voorbij het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14). De eerste rand (2) bevat een eerste sluitvlak (82) loodrecht op het vlak van het paneel, waarbij dit eerste sluitvlak zich tot aan de voorkant van het paneel uitstrekt.

De tweede rand (3) bevat een tweede sluitvlak (83) loodrecht op het vlak van het paneel, waarbij dit tweede sluitvlak zich tot aan de voorkant van het paneel uitstrekt.

In gekoppelde toestand van twee dergelijke panelen aan hun eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) ligt het eerste sluitvlak (82) aan tegen het tweede sluitvlak (83). De derde rand (4) bevat een derde sluitvlak (84) loodrecht op het vlak van het paneel; waarbij dit derde sluitvlak zich tot aan de voorkant van het paneel uitstrekt.

De vierde rand (5) bevat een vierde sluitvlak (85) loodrecht op het vlak van het paneel; waarbij dit vierde sluitvlak zich tot aan de voorkant van het paneel uitstrekt.

In gekoppelde toestand van twee dergelijke panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) ligt het derde sluitvlak (84) tegen het vierde sluitvlak (85) aan.

De achterkant van de eerste achterste lip (27) ligt in het deel er van dat zich verder uitstrekt dan de eerste voorste lip (25) gedeeltelijk in het vlak van de achterkant van het paneel.

De eerste achterste lip (27) is zodanig geconfigureerd dat een deel van de eerste achterste lip (27) achterwaarts kan verbuigen, zelfs als het paneel (1) of de eerste achterste lip (27) op een vlakke onderstructuur bevestigd is.

In gekoppelde toestand van twee panelen aan hun eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) bevindt de actieve vergrendelzone gedefinieerd door de eerste vergrendeldelen (28, 29) zich volledig voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip (26). Het deel van de eerste achterste lip (27) dat zich, in distale richting, voorbij het open of vrije uiteinde (33) van de eerste voorste lip (26) uitstrekt, 1s langer dan de dikte (T) van het paneel (1). Het eerste mannelijk koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zijn zodanig geconfigureerd dat zij, in de gekoppelde toestand, met voorspanning in elkaar passen.

Het eerste mannelijk koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zijn volledig uit het materiaal van het paneel en in één deel daarmee uitgevoerd.

In gekoppelde toestand van twee dergelijke panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) bevindt de actieve vergrendelzone gedefinieerd door de tweede vergrendeldelen (58, 59) zich volledig voorbij het open of vrije uiteinde van de tweede voorste lip (56). Het deel van de tweede achterste lip (57) dat zich, in distale richting, voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip (56) uitstrekt, is langer dan de dikte (T) van het paneel. Het tweede mannelijk koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) zijn zodanig geconfigureerd dat zij, in de gekoppelde toestand, met voorspanning in elkaar passen. Het tweede mannelijk koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) zijn volledig uit het materiaal van het paneel en in één deel daarmee uitgevoerd. De panelen (1) gebruikt in de bekleding getoond in figuur 1 en verduidelijkt in figuren 2, 3, 4 en 5 kunnen aan hun eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) door middel van een wentelbeweging met snapeffect aan elkaar gekoppeld worden. Aan hun tweede paar tegenoverliggende randen kunnen deze panelen door middel van horizontaal verschuiven van het ene paneel in het andere paneel aan elkaar gekoppeld worden, waarbij een snapeffect optreedt. Figuren 6, 7, 8, 9 en 13 illustreren schematisch — in dwarsdoorsnede loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) — de installatie van wand- of plafondpanelen (1) volgens aspecten van de uitvinding. De tweede rand (3) van een eerste wand- of plafondpaneel is door middel van een bevestigingsclip (8) aan een onderstructuur (7) bevestigd. De onderstructuur kan bijvoorbeeld een aantal parallelle latten bevatten die aan de muur of aan het plafond bevestigd zijn. De bevestigingsclips (8) zijn dan aan deze latten bevestigd. Bij voorkeur zijn dergelijke latten loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) gericht.

De opening (46) van de bevestigingsclip (8) is over een deel van het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijke koppeldeel (14) van het eerste paneel (1) geschoven. Een tweede dergelijk paneel is door middel van zijn eerste mannelijk koppeldeel (13) aan het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) van dit eerste dergelijk paneel gekoppeld.

Figuur 6 illustreert dat een volgend paneel (1) door middel van een wentelbeweging met zijn tweede rand (2) aan de eerste rand (1) van het al geïnstalleerde paneel gekoppeld kan worden.

In het voorbeeld van figuren 6 en 7 bevat de bevestigingsclip (8) een basisarm (45), een voorste arm (47) en een achterste arm (48). De opening (46) bevindt zich tussen de voorste arm (47) en de achterste arm (48). De achterste arm (48) ligt over ten minste een deel ervan in het verlengde van ten minste een deel van de basisarm (45). De basisarm (45) wordt door middel van één of meerdere bevestigingselementen — bijvoorbeeld één of meerdere schroeven, één of meerdere nagels, één of meerdere krammen of een lijmverbinding — aan de onderstructuur bevestigd. Figuur 8 illustreert een bevestigingsclip — die anders sterk gelijkend is aan deze geïllustreerd in figuur 7 - waarbij de achterste arm (48) geen contact maakt met het eerste dergelijke paneel (1). Bij de bevestigingsclip van figuur 8 maakt de basisarm (45) geen contact met panelen van de wand- of plafondbekleding.

Figuur 9 toont een bevestigingsclip (8) waarbij de achterste arm (48) geconfigureerd is om de achterzijde (38) van het eerste dergelijke paneel over zijn volledige oppervlak op een afstand te houden van de onderstructuur die groter is dan de dikte van de achterste arm (48). De achterste arm (48) bevat daartoe een stapvormig gedeelte (49). De basisarm (45) van de bevestigingsclip (8) van figuur 9 is geconfigureerd om de achterzijde (39) van het tweede dergelijke paneel over zijn volledige oppervlak op een afstand te houden van de onderstructuur die groter is dan de dikte van de basisarm (45); daartoe bevat de basisarm (45) een stapvormig gedeelte (49).

Bij voorkeur zijn de bevestigingsclips aan de onderstructuur bevestigd dusdanig dat de bevestigingsclips kunnen verschuiven ten opzichte van de onderstructuur in de richting loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen en in het vlak van het paneel bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen en parallel met het vlak van het paneel. Dit is bijvoorbeeld mogelijk bij gebruik van een bevestigingsclip met sleufgat zoals getoond in figuur 10. Dergelijke clips met sleufgat kunnen verder uitgevoerd worden zoals de bevestingsclips getoond in figuren 6,7, 8 en 9.

Figuur 10 toont een bevestigingsclip (8) met sleufgat (65) zoals gebruikt kan worden in de uitvinding. De bevestigingsclip bevat een opening (46). De bevestigingsclip bevat ingedrukte verstevigingsribben (101). Het sleufgat (65) is zo gepositioneerd dat het zich bij gebruik van deze bevestigingsclip loodrecht zal bevinden op de tweede rand van het paneel. De bevestigingsclip kan met een schroef (niet getoond in de figuren) —

door het sleufgat — aan de onderstructuur bevestigd worden. De bevestigingsclip (8) kan verschuiven ten opzichte van de schroef en ten opzichte van de onderstructuur bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op de tweede rand (3) en parallel met het vlak van het paneel.

Figuren 11, 12, 13 illustreren een uitvoeringsvorm van een wand- of plafondbekleding waarbij de bevestigingsclip (8) zwevend gehouden wordt in een tweede clip (9). Deze tweede clip (9) is —bij voorkeur niet verschuifbaar — aan de onderstructuur (7) bevestigd, b.v. door middel van één of meerdere bevestigingsmiddelen, b.v. één of meerdere schroeven. De bevestigingsclip (8) kan verschuiven ten opzichte van de tweede clip (9) en ten opzichte van de onderstructuur (7) bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op de tweede rand (3) en parallel met het vlak van het paneel. Figuur 11 toont een dergelijke bevestigingsclip (8), met zijn opening (46), verschuifbaar in een tweede clip (9), volgens aspecten van de uitvinding. Deze bevestigingsclip (8) bevat twee ingeperste verstevigingsribben (101). Figuur 12 toont deze bevestigingsclip (8) verschuifbaar in een tweede clip (9) volgens het aanzicht XII — XII van figuur 11 en bevestigd aan een lat (7) bevestigd aan een plafond. Figuur 13 toont in dwarsdoorsnede loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) een plafondbekleding met twee gekoppelde panelen bevestigd met een bevestigingsclip (8) en tweede clip (9) zoals in figuren 11 en 12. De bevestigingsclip (8) wordt in de tweede clip (9) geschoven na bevestiging van de tweede clip (9) aan de onderstructuur (7).

Figuur 14 illustreert de methode volgens het elfde aspect van de uitvinding voor het installeren van een wand- of plafondbekleding. Figuur 15 toont een hulpstuk (92) — volgens het twaalfde aspect van de uitvinding - dat gebruikt kan worden in de methode volgens het elfde aspect van de uitvinding. Figuur 16 illustreert in dwarsdoorsnede loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) van een wand- of plafondpaneel (1), het gebruik van het hulpstuk (92) volgens het twaalfde aspect van de uitvinding in de methode van het elfde aspect van de uitvinding. Figuren 14, 15 en 16 worden in wat volgt gezamenlijk uitgelegd.

Figuur 14 illustreert schematisch een voorbeeld van een methode — volgens het elfde aspect - voor het installeren van een wand- of plafondbekleding. Deze wand- of plafondbekleding bevat een meervoud aan panelen (1) — bij voorkeur wand- of plafondpanelen zoals besproken in de figuren 2 — 6. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig.

De panelen (1) hebben een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) — bij voorkeur aan de lange zijden van het paneel -; namelijk een eerste rand (2) en een tweede rand (3). De eerste rand bevat (2) een eerste mannelijk koppeldeel (niet zichtbaar in figuur 14). De tweede rand (3) bevat een eerste vrouwelijk koppeldeel (niet zichtbaar in figuur 14). Het eerste mannelijke koppeldeel en het eerste vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat een tweede dergelijk paneel aan zijn eerste rand (2) met de tweede rand (3) van een eerste dergelijk panel in een vlak aanelkaar kunnen worden gekoppeld, door middel van een wentelbeweging van het eerste dergelijk paneel ten opzichte van het tweede dergelijk paneel, waarbij een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen.

De panelen bevatten een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5); namelijk een derde rand (4) en een vierde rand (5). De derde rand (4) bevat een tweede mannelijk koppeldeel (niet getoond in figuur 14). De vierde rand (5) bevat een tweede vrouwelijk koppeldeel (niet getoond in figuur 14). Het tweede mannelijke koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel zijn zodanig geconfigureerd dat een derde dergelijk paneel aan zijn derde rand (4) met de vierde rand (5) van een vierde dergelijk panel in een vlak aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een beweging evenwijdig met het vlak van de panelen van het derde dergelijk paneel ten opzichte van het vierde dergelijk paneel; waarbij deze beweging evenwijdig met het vlak van de panelen een snap effect teweegbrengt; waarbij een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen.

Deze methode bevat de stap van het koppelen van een tweede dergelijk paneel (16) aan zijn eerste rand (2), door middel van een wentelbeweging, aan de tweede rand (3) van twee parallelle eerste dergelijk panelen (15) die reeds in de wand- of plafondbekleding geïnstalleerd werden.

Hierbij wordt een afstand (D5) gevormd tussen de derde rand (4) van het tweede dergelijk paneel (16) en de vierde rand (5) van een derde dergelijk paneel (17) dat reeds in de wand- of plafondbekleding geïnstalleerd werd.

De tweede rand (3) van de eerste dergelijk panelen (15) zijn door middel van één of meerdere bevestigingsclips aan de onderstructuur (7) bevestigd, vooraleer het tweede dergelijk paneel (16) aan zijn eerste rand (2) aan de tweede rand (3) van de eerste dergelijk panelen (15) gekoppeld wordt.

Hierdoor zijn deze bevestigingclips volledig verborgen achter de voorkant van de gekoppelde panelen van de wand- of plafondbekleding.

De methode bevat de stap van het plaatsen van een hulpstuk (92). Dit hulpstuk (92) en zijn werking worden geïllustreerd in figuren 15 en 16. Het hulpstuk (92) wordt gekoppeld in het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) van de tweede rand (3) van het tweede (16) en derde (17) dergelijk paneel.

Het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) van de tweede rand (3) van het paneel bevat een eerste groef (25), begrensd door een eerste voorste lip (26) en een eerste achterste lip (27). Dit eerste vrouwelijk koppeldeel bevat een eerste vergrendelelement (29). Een eerste rand van het hulpstuk (92) bevat een eerste mannelijk koppeldeel (95), in de vorm van een eerste tand (93). Deze tand (93)

bevat aan zijn achterzijde een eerste vergrendeldeel (96). Het eerste mannelijk koppeldeel (95) van het hulpstuk (92) is geconfigureerd zodat het hulpstuk (92) door middel van zijn eerste mannelijk koppeldeel (95) gekoppeld kan worden met het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) van het paneel, door middel van een tand en groefverbinding.

Het eerste vergrendeldeel (96) van het hulpstuk interageert met het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) van het paneel, zodat een vergrendeling gevormd kan worden tussen het hulpstuk en het paneel in de richting loodrecht op het paneel en in de richting evenwijdig met het paneel en loodrecht op de rand van het paneel dat het eerste vrouwelijk koppeldeel bevat.

Het hulpstuk (92) bevat een onderdeel (94) dat kan ingrijpen achter het paneel.

Dit onderdeel is draaibaar in het hulpstuk (92). Figuur 15 toont de doorsnede van het hulpstuk (92), in een situatie waarbij het onderdeel (94) parallel georiënteerd is met de lengterichting van het hulpstuk (92). In deze configuratie kan het hulpstuk (92) aan een tweede rand (3) van een paneel gekoppeld worden.

Na deze koppeling wordt het onderdeel (94) gedraaid, zodat het onderdeel achter het gekoppelde paneel ingrijpt,

Zoals geïllustreerd is in figuur 16 in een plafonduitvoering.

Hierdoor is het hulpstuk tijdelijk gefixeerd aan deze panelen.

De figuren tonen een hulpstuk (92) dat een onderdeel (94) bevat dat kan ingrijpen achter het paneel, dergelijke onderdelen zijn optioneel voor de uitvinding.

Het hulpstuk (92) heeft een lengte (L4) — bijvoorbeeld 6 centimeter - en een breedte (B1) — bijvoorbeeld 4 centimeter.

In de methode wordt de tand (93) van het hulpstuk (92) in het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) van het eerste dergelijk paneel (16) en in het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) van het derde dergelijk paneel (17) geplaatst, door middel van een wentelbeweging of door middel van schuiven evenwijdig met het vlak van het tweede dergelijk paneel.

Onderdeel (94) wordt dan in de positie gebracht zodat het ingrijpt achter het tweede dergelijk paneel (16) en achter het tweede dergelijk paneel (17). In het voorbeeld is het onderdeel (94) draaibaar ten opzichte van een draaipunt (97) van het hulpstuk (92). De methode bevat verder het verschuiven van het tweede dergelijk paneel (16) in de richting evenwijdig met zijn eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) naar het derde dergelijk paneel (17), waarbij een koppeling — bij voorkeur met een vergrendeling - gevormd wordt — bij voorkeur met een snapbeweging — van de vierde rand (5) van het tweede dergelijk paneel (16) met de derde rand (4) van het derde dergelijk paneel (17). In het voorbeeld wordt om dit verschuiven efficiënt en gemakkelijker te laten verlopen een tweede hulpstuk (77) gebruikt.

Dit tweede hulpstuk (77) bevat koppeldelen zodat het tijdelijk gekoppeld kan worden met de derde rand (4) van het tweede dergelijk paneel (16). Na dit koppelen van het tweede hulpstuk (77) wordt een drukkracht (F)

uitgeoefend, met behulp van een hamer, op het aldus gekoppelde tweede hulpstuk (77) in de richting parallel met de eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) van het tweede dergelijk paneel.

Het hulpstuk (92) en het tweede hulpstuk (77) worden dan terug weggenomen.

Figuren 17, 18 en 19 tonen — in dwarsdoorsnede loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) en in gekoppelde toestand aan het tweede paar tegenoverliggende randen van twee dergelijke panelen (1) - configuraties van het tweede paar tegenoverliggende randen volgens uitvoeringsvormen van wand- of plafondpanelen volgens aspecten van uitvinding.

Deze panelen bevatten een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5); namelijk een derde rand (4) en een vierde rand

(5). De derde rand (4) bevat een tweede mannelijk koppeldeel (67). De vierde rand (5) bevat een tweede vrouwelijk koppeldeel (68). Het tweede mannelijk koppeldeel (67) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (68) zijn zodanig geconfigureerd dat twee van zulke panelen, door middel van hun tweede mannelijke en tweede vrouwelijke koppeldelen, met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd; door middel van een hoofdzakelijk verticale — ten opzichte van het vlak van de aldus gekoppelde panelen - koppelbeweging van het ene paneel ten opzichte van het andere paneel. Hierbij is een derde dergelijk paneel met zijn derde rand aan de vierde rand van het eerste dergelijk paneel gekoppeld door middel van hun respectievelijke koppeldelen aan hun derde en vierde randen, waarbij de aldus gekoppelde panelen aan elkaar vergrendeld zijn in het vlak parallel met het oppervlak van de panelen en loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen; en loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen. Het tweede mannelijk koppeldeel (67) van het paneel is uitgevoerd als een naar de achterzijde van het paneel gericht haakvormig gedeelte, hierna vergrendelhaak (86) genoemd. Het tweede vrouwelijk koppeldeel (68) 1s uitgevoerd als een naar de voorzijde van het paneel gericht haakvormig gedeelte, hierna ontvangende haak (87) genoemd. De haakvormige gedeelten (86, 87) zijn in hoofdzaak uit het materiaal van de kern van de panelen vervaardigd, en hiermee in hoofdzaak ééndelig uitgevoerd. De vergrendelhaak (86) bevat een lip (88) die is voorzien van een zich naar de achterzijde van het paneel uitstrekkend vergrendelgedeelte (89). De ontvangende haak (87) bevat een lip (97) die is voorzien van een zich naar de voorzijde van het paneel uitstrekkend vergrendelgedeelte (98). Deze vergrendeldelen werken in de gekoppelde toestand zodanig samen dat zij minstens de vergrendeling in de richting evenwijdig met het oppervlak van de panelen en loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen bewerkstelligen.

Het tweede mannelijk koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel bevatten verdere vergrendeldelen (34, 35) voor het vergrendelen in de richting loodrecht op het vlak van het paneel. In de voorbeelden van figuren 17 en 18 bevatten deze verdere vergrendeldelen een insert (35), waarbij bij de koppeling van het paneel met zijn derde rand (4) aan de vierde rand (5) van een ander dergelijk paneel, een beweging van of in het insert (35) voor de vergrendeling in de richting loodrecht op het vlak van de aldus gekoppelde panelen zorgt. In het voorbeeld van figuur 19 worden deze verdere vergrendeldelen (34) gevormd door respectievelijk een uitstulping en een ondersnijding in het substraat van het paneel.

De panelen van figuren 17, 18 en 19 zijn aan hun tweede paar tegenoverliggende randen zo geconfigureerd, dat zij aan hun tweede paar tegenoverliggende randen ook aan elkaar gekoppelde kunnen worden door verschuiven evenwijdig met het vlak van de panelen van het ene paneel naar het andere paneel toe; om koppeling op deze manier toete laten, kan de lip (97) van de ontvangende haak (87) naar achter verbuigen, waarbij een koppeling met voorspanning gerealiseerd wordt aan het tweede paar tegenoverliggende randen. Figuren 20 en 21 illustreren een concept van bevestigingsclip (8) zwevend gehouden in een tweede clip (9). De bevestigingsclip (8) wordt schematisch voorgesteld in figuur

21. De bevestigingsclip (8) bevat een opening (46), twee ingeperste verstevigingsribben (101), twee verdere openingen (104). Onder elke van de verdere openingen (104) is een haak (102) voorzien. Figuur 20 toont — in een aanzicht zoals in figuur 12 - de bevestigingsclip (8) zwevend gehouden in een tweede clip (9) die bevestigd is aan de onderstructuur (7). Deze tweede clip (9) is bij voorkeur een korte lengte gesneden van een profiel. De bevestigingsclip (8) van figuur 21 kan door middel van een draaibeweging in de richting W2 zoals aangegeven in figuur 21 op de tweede clip (9) bevestigd worden. Hierdoor grijpen de haken (102) van de bevestigingsclip (8) elk in over een been (106) van de tweede clip (9).

Claims

Conclusies

1. Wand- of plafondpaneel (1), waarbij het paneel rechthoekig is, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij het paneel een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) bevat; namelijk een eerste rand (2) en een tweede rand (3); waarbij de eerste rand een eerste mannelijk koppeldeel (13) omvat, waarbij de tweede rand een eerste vrouwelijk koppeldeel (14) omvat, waarbij het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zodanig zijn geconfigureerd dat twee van zulke panelen (1), door middel van hun eerste mannelijke en eerste vrouwelijke koppeldelen (13, 14), met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd, waarbij het eerste mannelijk koppeldeel (13) een eerste tand (24) omvat; waarbij het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) een eerste groef (25) omvat, waarbij de eerste groef (25) begrensd is door een eerste voorste lip (26) en een eerste achterste lip (27); bij voorkeur waarbij de eerste achterste lip (27) zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde (33) van de eerste voorste lip (26) uitstrekt; waarbij de eerste tand (24) en de eerste groef (25), in de gekoppelde toestand, een tand-en-groef verbinding vormen, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen (1); waarbij het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijke koppeldeel (14) elk een eerste vergrendeldeel (28, 29) omvatten, dewelke eerste vergrendeldelen (28, 29), in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseren in de richting in het vlak van de panelen (1) en loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3); waarbij het eerste vergrendeldeel (28) van het eerste mannelijk koppeldeel (13) is voorzien aan de achterzijde van de eerste tand (24); waarbij het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) is voorzien aan de voorzijde van de eerste achterste lip (27); en waarbij het paneel een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) bevat; namelijk een derde rand (4) en een vierde rand (5); waarbij de derde rand een tweede mannelijk koppeldeel (43) omvat, waarbij de vierde rand een tweede vrouwelijk koppeldeel (44) omvat, waarbij het tweede mannelijk koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) zodanig zijn geconfigureerd dat twee van zulke panelen (1), door middel van hun tweede mannelijke en tweede vrouwelijke koppeldelen (43, 44), met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd, waarbij het tweede mannelijk koppeldeel (43) een tweede tand (54) omvat;

waarbij het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) een tweede groef (55) omvat, waarbij de tweede groef (55) begrensd is door een tweede voorste lip (56) en een tweede achterste lip (57); bij voorkeur waarbij de tweede achterste lip (57) zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde (63) van de tweede voorste lip (56) uitstrekt,

waarbij de tweede tand (54) en de tweede groef (55), in de gekoppelde toestand, een tand-en-groef verbinding vormen, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen (1); waarbij het tweede mannelijke koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijke koppeldeel (44) elk een tweede vergrendeldeel (58, 59) omvatten, dewelke tweede vergrendeldelen (58, 59), in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseren in de richting in het vlak van de panelen (1) en loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5); waarbij het tweede vergrendeldeel (58) van het tweede mannelijk koppeldeel (43) is voorzien aan de achterzijde van de tweede tand (54);

waarbij het tweede vergrendeldeel (59) van het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) is voorzien aan de voorzijde van de tweede achterste lip (57); daardoor gekenmerkt dat de lengte (L1) van het eerste vergrendeldeel (29) van de eerste achterste lip (27) gemeten in de richting loodrecht op de tweede rand (3) en in het vlak evenwijdig met de voorkant van het paneel (1) groter is dan de lengte (L2) van het tweede vergrendeldeel (59) van de tweede achterste lip (57) gemeten in de richting loodrecht op de vierde rand (5) en in het vlak evenwijdig met de voorkant van het paneel (1).

2. Wand- of plafondpaneel (1), al dan niet zoals in de eerste conclusie, waarbij het paneel rechthoekig is, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij het paneel een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) bevat; namelijk een eerste rand (2) en een tweede rand (3); waarbij de eerste rand een eerste mannelijk koppeldeel (13) omvat, waarbij de tweede rand een eerste vrouwelijk koppeldeel (14) omvat, waarbij het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zodanig zijn geconfigureerd dat twee van zulke panelen (1), door middel van hun eerste mannelijke en eerste vrouwelijke koppeldelen (13, 14), met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd, waarbij het eerste mannelijk koppeldeel (13) een eerste tand (24) omvat; waarbij het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) een eerste groef (25) omvat, waarbij de eerste groef (25) begrensd is door een eerste voorste lip (26) en een eerste achterste lip (27); bij voorkeur waarbij de eerste achterste lip (27) zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde (33) van de eerste voorste lip (26) uitstrekt; waarbij de eerste tand (24) en de eerste groef (25), in de gekoppelde toestand, een tand-en-groef verbinding vormen, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen (1); waarbij het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijke koppeldeel (14) elk een eerste vergrendeldeel (28, 29) omvatten, dewelke eerste vergrendeldelen (28, 29), in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseren in de richting in het vlak van de panelen (1) en loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3); waarbij het eerste vergrendeldeel (28) van het eerste mannelijk koppeldeel (13) is voorzien aan de achterzijde van de eerste tand (24); waarbij het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) is voorzien aan de voorzijde van de eerste achterste lip (27); en waarbij het paneel een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) bevat; namelijk een derde rand (4) en een vierde rand (5); waarbij de derde rand een tweede mannelijk koppeldeel (43) omvat, waarbij de vierde rand een tweede vrouwelijk koppeldeel (44) omvat,

waarbij het tweede mannelijk koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) zodanig zijn geconfigureerd dat twee van zulke panelen (1), door middel van hun tweede mannelijke en tweede vrouwelijke koppeldelen (43, 44), met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd,

waarbij het tweede mannelijk koppeldeel (43) een tweede tand (54) omvat; waarbij het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) een tweede groef (55) omvat, waarbij de tweede groef (55) begrensd is door een tweede voorste lip (56) en een tweede achterste lip (57); bij voorkeur waarbij de tweede achterste lip (57) zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde (63) van de tweede voorste lip (56) uitstrekt, waarbij de tweede tand (54) en de tweede groef (55), in de gekoppelde toestand, een tand-en-groef verbinding vormen, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen (1); waarbij het tweede mannelijke koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijke koppeldeel (44) elk een tweede vergrendeldeel (58, 59) omvatten, dewelke tweede vergrendeldelen (58, 59), in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseren in de richting in het vlak van de panelen (1) en loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5); waarbij het tweede vergrendeldeel (58) van het tweede mannelijk koppeldeel (43) is voorzien aan de achterzijde van de tweede tand (54); waarbij het tweede vergrendeldeel (59) van het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) is voorzien aan de voorzijde van de tweede achterste lip (57); daardoor gekenmerkt dat de afstand (D3) gemeten loodrecht op het vlak van het paneel (1) tussen het voorste punt van het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) en het achterste punt aan de voorkant van de eerste achterste lip (27) groter is dan de afstand (D4) gemeten loodrecht op het vlak van het paneel (1) tussen het voorste punt van het tweede vergrendeldeel (59) van het tweede vrouwelijke koppeldeel (44) en het achterste punt aan de voorkant van de tweede achterste lip (57).

3. Wand- of plafondpaneel (1), al dan niet zoals in de eerste of tweede conclusie, waarbij het paneel rechthoekig is, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij het paneel een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) bevat; namelijk een eerste rand (2) en een tweede rand (3); waarbij de eerste rand een eerste mannelijk koppeldeel (13) omvat, waarbij de tweede rand een eerste vrouwelijk koppeldeel (14) omvat, waarbij het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zodanig zijn geconfigureerd dat twee van zulke panelen (1), door middel van hun eerste mannelijke en eerste vrouwelijke koppeldelen (13, 14), met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd, waarbij het eerste mannelijk koppeldeel (13) een eerste tand (24) omvat; waarbij het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) een eerste groef (25) omvat, waarbij de eerste groef (25) begrensd is door een eerste voorste lip (26) en een eerste achterste lip (27); bij voorkeur waarbij de eerste achterste lip (27) zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde (33) van de eerste voorste lip (26) uitstrekt; waarbij de eerste tand (24) en de eerste groef (25), in de gekoppelde toestand, een tand-en-groef verbinding vormen, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen (1); waarbij het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijke koppeldeel (14) elk een eerste vergrendeldeel (28, 29) omvatten, dewelke eerste vergrendeldelen (28, 29), in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseren in de richting in het vlak van de panelen (1) en loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3); waarbij het eerste vergrendeldeel (28) van het eerste mannelijk koppeldeel (13) is voorzien aan de achterzijde van de eerste tand (24); waarbij het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) is voorzien aan de voorzijde van de eerste achterste lip (27); en waarbij het paneel een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) bevat; namelijk een derde rand (4) en een vierde rand (5); waarbij de derde rand een tweede mannelijk koppeldeel (43) omvat, waarbij de vierde rand een tweede vrouwelijk koppeldeel (44) omvat,

waarbij het tweede mannelijk koppeldeel (43) een tweede tand (54) omvat; waarbij het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) een tweede groef (55) omvat, waarbij de tweede groef (55) begrensd is door een tweede voorste lip (56) en een tweede achterste lip (57); bij voorkeur waarbij de tweede achterste lip (57) zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde (63) van de tweede voorste lip (56) uitstrekt, waarbij de tweede tand (54) en de tweede groef (55), in de gekoppelde toestand, een tand-en-groef verbinding vormen, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen (1); waarbij het tweede mannelijke koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijke koppeldeel (44) elk een tweede vergrendeldeel (58, 59) omvatten, dewelke tweede vergrendeldelen (58, 59), in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseren in de richting in het vlak van de panelen (1) en loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5); waarbij het tweede vergrendeldeel (58) van het tweede mannelijk koppeldeel (43) is voorzien aan de achterzijde van de tweede tand (54); waarbij het tweede vergrendeldeel (59) van het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) is voorzien aan de voorzijde van de tweede achterste lip (57); daardoor gekenmerkt dat de voorkant (71) van het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) evenwijdig is met het oppervlak van het paneel over ten minste de helft van zijn lengte — en bij voorkeur over ten minste 75% van zijn lengte — zoals gemeten in de richting in het vlak van het paneel en loodrecht op de tweede rand (3)

van het paneel; waarbij de voorkant (72) van het tweede vergrendeldeel (59) van het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) gekromd is over ten minste de helft van zijn lengte — en bij voorkeur over zijn volledige lengte — zoals gemeten in de richting in het vlak van het paneel en loodrecht op de vierde rand van het paneel (5).

4. Wand- of plafondpaneel (1), al dan niet zoals in de eerste, tweede of derde conclusie, waarbij het paneel rechthoekig is, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij het paneel een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) bevat; namelijk een eerste rand (2) en een tweede rand (3); waarbij de eerste rand een eerste mannelijk koppeldeel (13) omvat, waarbij de tweede rand een eerste vrouwelijk koppeldeel (14) omvat, waarbij het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zodanig zijn geconfigureerd dat twee van zulke panelen (1), door middel van hun eerste mannelijke en eerste vrouwelijke koppeldelen (13, 14), met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd, waarbij het eerste mannelijk koppeldeel (13) een eerste tand (24) omvat; waarbij het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) een eerste groef (25) omvat, waarbij de eerste groef (25) begrensd is door een eerste voorste lip (26) en een eerste achterste lip (27); bij voorkeur waarbij de eerste achterste lip (27) zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde (33) van de eerste voorste lip (26) uitstrekt; waarbij de eerste tand (24) en de eerste groef (25), in de gekoppelde toestand, een tand-en-groef verbinding vormen, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen (1); waarbij het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijke koppeldeel (14) elk een eerste vergrendeldeel (28, 29) omvatten, dewelke eerste vergrendeldelen (28, 29), in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseren in de richting in het vlak van de panelen (1) en loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3); waarbij het eerste vergrendeldeel (28) van het eerste mannelijk koppeldeel (13) is voorzien aan de achterzijde van de eerste tand (24); waarbij het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) is voorzien aan de voorzijde van de eerste achterste lip (27); en waarbij het paneel een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) bevat; namelijk een derde rand (4) en een vierde rand (5); waarbij de derde rand een tweede mannelijk koppeldeel (43) omvat, waarbij de vierde rand een tweede vrouwelijk koppeldeel (44) omvat, waarbij het tweede mannelijk koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijk koppeldeel

(44) zodanig zijn geconfigureerd dat twee van zulke panelen (1), door middel van hun tweede mannelijke en tweede vrouwelijke koppeldelen (43, 44), met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd, waarbij het tweede mannelijk koppeldeel (43) een tweede tand (54) omvat;

waarbij het tweede vergrendeldeel (59) van het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) is voorzien aan de voorzijde van de tweede achterste lip (57); daardoor gekenmerkt dat de eerste achterste lip (27), aan de achterzijde ervan, voorzien is van een eerste uitsparing (40), waarbij de tweede achterste lip (57), aan de achterzijde ervan, geen uitsparing bevat; of waarbij de tweede achterste lip aan zijn achterzijde voorzien is van een tweede uitsparing (41) waarbij deze tweede uitsparing zich van het open of vrije uiteinde (74) van de tweede achterste lip (57) in de richting loodrecht op de vierde rand (5) en in het vlak evenwijdig met het oppervlak van het paneel zich over een kortere afstand uitstrekt dan de afstand waarover de eerste uitsparing (41) zich van het open of vrije uiteinde (73) van de eerste achterste lip (27) in de richting loodrecht op de tweede rand (3) en in het vlak evenwijdig met het oppervlak van het paneel (1) uitstrekt.

5. Wand- of plafondpaneel als in conclusie 4, waarbij de eerste uitsparing (40) in de richting in het vlak van het paneel en loodrecht op de rand van het paneel die de eerste achterste lip bevat over ten minste een deel van de uitsparing evenwijdig loopt met het oppervlak van het paneel, bij voorkeur waarbij de voorkant van het eerste vergrendeldeel van het eerste vrouwelijk koppeldeel evenwijdig is met het oppervlak van het paneel over ten minste een deel van de lengte van de eerste uitsparing waar deze evenwijdig is met het oppervlak van het paneel.

6. Wand- of plafondpaneel als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 4 - 5, waarbij de eerste uitsparing (40) in de richting in het vlak van het paneel en loodrecht op de tweede rand (3) van het paneel over ten minste een deel van de uitsparing evenwijdig loopt met het oppervlak van het paneel.

7. Wand- of plafondpaneel als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 4 - 6, waarbij de eerste uitsparing (40) over minstens de helft van zijn lengte (L3) als gemeten in het vlak van het paneel en loodrecht op de tweede rand van het paneel evenwijdig is aan het vlak van de voorzijde van het paneel.

8. Wand- of plafondpaneel als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 4 - 7, waarbij de eerste uitsparing (40) zich uitstrekt van het open of vrije uiteinde (73) van de eerste achterste lip (27) tot voorbij het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14).

9. Wand- of plafondpaneel als in om even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij het paneel langwerpig is en het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) aan de lange kanten van het paneel voorzien is.

10. Wand- of plafondpaneel (1) als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste rand (2) een eerste sluitvlak (82) bevat loodrecht op het vlak van het paneel; waarbij dit eerste sluitvlak zich tot aan de voorkant van het paneel uitstrekt; waarbij de tweede rand (3) een tweede sluitvlak (83) bevat loodrecht op het vlak van het paneel; waarbij dit tweede sluitvlak zich tot aan de voorkant van het paneel uitstrekt; waarbij in gekoppelde toestand van twee dergelijke panelen aan hun eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) het eerste sluitvlak (82) tegen het tweede sluitvlak (83) aanligt; waarbij de derde rand (4) een derde sluitvlak (84) bevat loodrecht op het vlak van het paneel; waarbij dit derde sluitvlak zich tot aan de voorkant van het paneel uitstrekt; waarbij de vierde rand (5) een vierde sluitvlak (85) bevat loodrecht op het vlak van het paneel; waarbij dit vierde sluitvlak zich tot aan de voorkant van het paneel uitstrekt; waarbij in gekoppelde toestand van twee dergelijke panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) het derde sluitvlak (84) tegen het vierde sluitvlak (85) aanligt.

11. Wand- of plafondpaneel als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste achterste lip (27) zodanig geconfigureerd is dat de eerste achterste lip (27), of minstens een deel daarvan, achterwaarts kan verbuigen, zelfs als het paneel (1) of de eerste achterste lip (27) op een vlakke onderstructuur bevestigd is.

12. Wand- of plafondpaneel als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de achterkant van de eerste achterste lip (27) in het deel dat zich verder uitstrekt dan de eerste voorste lip gedeeltelijk in het vlak ligt van de achterkant van het paneel.

13. Wand- of plafondpaneel als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij het paneel één of een combinatie van twee of meer van de volgende eigenschappen vertoont: - het paneel heeft een lengte van minstens 2400 mm en dat het paneel één of een combinatie van twee of meer van volgende eigenschappen vertoont: - het paneel heeft een breedte op lengteverhouding vertoont groter dan 1/10; - het paneel bevat een waterresistente voor- en/of achterzijde; - het paneel bevat aan de voor- en/of achterzijde een melamine laag; - het paneel bevat aan de voor- en/of achterzijde een laklaag, bijvoorbeeld een acrylgebaseerde, bij voorkeur UV uitgeharde laklaag, - het paneel bevat aan de voor- en/of achterzijde een waterdichte folie, zoals bijvoorbeeld een PVC (polyvinylchloride) folie, een PET (polyethyleentereftalaat) folie, of een PP (polypropyleen) folie; - het paneel bevat als kern een watervast materiaal, bijvoorbeeld een kern die gebaseerd is op een al dan niet gevulde kunststof, zoals gevulde PVC.

14. Wand- of plafondpaneel als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij het paneel één of meerdere van de volgende kenmerken vertoont: - de actieve vergrendelzone gedefinieerd door de eerste vergrendeldelen (28-29) bevindt zich, deels of volledig, voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip (26); - het deel van de eerste achterste lip (27) dat zich, in distale richting, voorbij het open of vrije uiteinde (33) van de eerste voorste lip (26) uitstrekt, 1s langer dan de dikte (T) van het paneel (1); - het eerste mannelijk koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zijn geconfigureerd zodanig dat zij met een wentelbeweging gekoppeld kunnen worden, bij voorkeur met snap- of klikeffect; - het eerste mannelijk koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zijn geconfigureerd zodanig dat zij met een horizontale beweging met snapeffect van een paneel ten opzichte van een ander dergelijk paneel gekoppeld kunnen worden; - het eerste mannelijk koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zijn zodanig geconfigureerd dat zij, in de gekoppelde toestand, met voorspanning in elkaar passen; en/of - het eerste mannelijk koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zijn volledig uit het materiaal van het paneel en in één deel daarmee uitgevoerd.

15. Wand- of plafondpaneel als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij het paneel (1) één of meerdere van de volgende kenmerken vertoont: - de actieve vergrendelzone gedefinieerd door de tweede vergrendeldelen (58, 59) bevindt zich, deels of volledig, voorbij het open of vrije uiteinde van de tweede voorste lip (56); - het deel van de tweede achterste lip (57) dat zich, in distale richting, voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip (56) uitstrekt, is langer dan de dikte (T) van het paneel, - het tweede mannelijk koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) zijn geconfigureerd zodanig dat zij met een wentelbeweging gekoppeld kunnen worden, bij voorkeur met snap- of klikeffect; - het tweede mannelijk koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) zijn geconfigureerd zodanig dat zij met een horizontale beweging met snapeffect van een paneel ten opzichte van een ander dergelijk paneel gekoppeld kunnen worden; - het tweede mannelijk koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) zijn zodanig geconfigureerd dat zij, in de gekoppelde toestand, met voorspanning in elkaar passen; en/of - het tweede mannelijk koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) zijn volledig uit het materiaal van het paneel en in één deel daarmee uitgevoerd.

16. Wand- of plafondpaneel als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij het paneel één of meerdere van de volgende kenmerken vertoont: - het paneel heeft een lengte tussen 1000 mm en 1500 mm;

- het paneel heeft een breedte tussen 300 en 450 mm; - de dikte van het paneel is tussen 5 en 15 mm; - het paneel is hout-gebaseerd; - het paneel omvat als kern een houtvezelplaat, zoals een MDF- of HDF-plaat; - het paneel heeft een decoratieve voor- en/of achterzijde; - het paneel is van het DPL- of HPL-type; en/of - het paneel heeft een afwerkbare voor- en/of achterzijde, met bijvoorbeeld een lakdraagfolie.

17. Wand- of plafondbekleding (90), waarbij de bekleding een meervoud aan wand- of plafondpanelen (1) als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 tot 16, een onderstructuur (7), bij hogere voorkeur evenwijdige latten - en ten minste één bevestigingsclip (8) bevat; waarbij de ten minste één bevestigingsclip aan de onderstructuur bevestigd is; waarin de ten minste één bevestigingsclip geconfigureerd is met een opening (46), waarbij de ten minste één bevestigingsclip aan de onderstructuur bevestigd is; waarbij de opening (46) over ten minste een deel van het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijke koppeldeel (14) van een eerste dergelijk paneel (1) geschoven is; waarbij een tweede dergelijk paneel door middel van zijn eerste mannelijk koppeldeel (13) aan het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) van dit eerste dergelijk paneel gekoppeld is; waarbij een derde dergelijk paneel met zijn derde rand (4) aan de vierde rand (5) van het eerste dergelijk paneel gekoppeld is door middel van hun respectievelijke koppeldelen aan hun derde en vierde randen; bij voorkeur zijn geen bevestigingsclips voorzien aan het tweede paar tegenoverliggende randen van de panelen.

18. Wand- of plafondbekleding (90); waarbij de bekleding een meervoud aan wand- of plafondpanelen (1), een onderstructuur (7) en ten minste één bevestigingsclip (8) bevat; waarbij de panelen rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) bevatten;

namelijk een eerste rand (2) en een tweede rand (3); waarbij de eerste rand (2) een eerste mannelijk koppeldeel (13) omvat, waarbij de tweede rand (3) een eerste vrouwelijk koppeldeel (14) omvat, waarbij het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zodanig zijn geconfigureerd dat twee van zulke panelen (1), door middel van hun eerste mannelijke en eerste vrouwelijke koppeldelen (13, 14), met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd, waarbij het eerste mannelijk koppeldeel (13) een eerste tand (24) omvat;

waarbij het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) een eerste groef (25) omvat, waarbij de eerste groef (25) begrensd is door een eerste voorste lip (26) en een eerste achterste lip (27); bij voorkeur waarbij de eerste achterste lip (27) zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde (33) van de eerste voorste lip (26) uitstrekt;

waarbij de eerste tand (24) en de eerste groef (25), in de gekoppelde toestand, een tand-en-groef verbinding vormen, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen (1); waarbij het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijke koppeldeel (14) elk een eerste vergrendeldeel (28, 29) omvatten, dewelke eerste vergrendeldelen (28, 29), in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseren in de richting in het vlak van de panelen (1) en loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3); waarbij het eerste vergrendeldeel (28) van het eerste mannelijk koppeldeel (13) is voorzien aan de achterzijde van de eerste tand (24);

waarbij het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) is voorzien aan de voorzijde van de eerste achterste lip (27); waarin de ten minste één bevestigingsclip (8) geconfigureerd is met een opening (46); waarbij de ten minste één bevestigingsclip aan de onderstructuur bevestigd is;

waarbij de opening (46) over ten minste een deel van één van de randen van een eerste dergelijk paneel geschoven 1s; bij voorkeur over ten minste een deel van de eerste rand of over ten minste een deel van de tweede rand;

waarbij een tweede dergelijk paneel door middel van zijn eerste mannelijk koppeldeel (13) aan het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) van dit eerste dergelijk paneel gekoppeld is; daardoor gekenmerkt dat de ten minste één bevestigingsclip (8) aan de onderstructuur (7) bevestigd is dusdanig dat de bevestigingsclip (8) kan verschuiven ten opzichte van de onderstructuur (7) in de richting loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) en in het vlak van het paneel (1) bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) en parallel met het vlak van het paneel; bij voorkeur zijn geen bevestigingsclips voorzien aan het tweede paar tegenoverliggende randen van de panelen.

19. Wand- of plafondbekleding als in conclusie 18, waarbij de opening (46) van de ten minste één bevestigingsclip over ten minste een deel van het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijke koppeldeel (14) van een eerste dergelijk paneel (1) geschoven is.

20. Wand- of plafondbekleding als in conclusie 18 of 19, waarbij de panelen een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) bevatten; namelijk een derde rand (4) en een vierde rand (5); waarbij de derde rand (4) een tweede mannelijk koppeldeel (43) omvat, waarbij de vierde rand (5) een tweede vrouwelijk koppeldeel (44) omvat, waarbij het tweede mannelijk koppeldeel (44) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (45) zodanig zijn geconfigureerd dat twee van zulke panelen (1), door middel van hun tweede mannelijke en tweede vrouwelijke koppeldelen, met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd, waarbij het tweede mannelijk koppeldeel (43) een tweede tand (54) omvat; waarbij het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) een tweede groef (55) omvat, waarbij de tweede groef (55) begrensd is door een tweede voorste lip (56) en een tweede achterste lip (57); bij voorkeur waarbij de tweede achterste lip (57) zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde (63) van de tweede voorste lip (56) uitstrekt,

waarbij de tweede tand (54) en de tweede groef (55), in de gekoppelde toestand, een tand-en-groef verbinding vormen, die een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseert in de richting loodrecht op het vlak van de panelen (1); waarbij het tweede mannelijke koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijke koppeldeel (44) elk een tweede vergrendeldeel (58, 59) omvatten, dewelke tweede vergrendeldelen (58, 59), in de gekoppelde toestand, een mechanische vergrendeling tussen de panelen (1) realiseren in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5); waarbij het tweede vergrendeldeel (58) van het tweede mannelijk koppeldeel (43) is voorzien aan de achterzijde van de tweede tand (54); waarbij het tweede vergrendeldeel (59) van het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) is voorzien aan de voorzijde van de tweede achterste lip (57); waarbij een derde dergelijk paneel met zijn derde rand (4) aan de vierde rand (5) van het eerste dergelijk paneel gekoppeld is door middel van hun respectievelijke koppeldelen aan hun derde en vierde randen.

21. Wand- of plafondbekleding als in om het even dewelke van de conclusies 18 — 20, waarbij de panelen wand- of plafondpanelen zijn zoals in om het even de welke van de conclusies 1 — 16.

22. Wand- of plafondbekleding zoals in claims 18 of 19; waarbij de panelen een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) bevatten; namelijk een derde rand (4) en een vierde rand (5); waarbij de derde rand (4) een tweede mannelijk koppeldeel (67) omvat, waarbij de vierde rand (5) een tweede vrouwelijk koppeldeel (68) omvat, waarbij het tweede mannelijk koppeldeel (67) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (68) zodanig zijn geconfigureerd dat twee van zulke panelen (1), door middel van hun tweede mannelijke en tweede vrouwelijke koppeldelen, met elkaar kunnen worden gekoppeld in een vlak en aldus tussen de panelen (1) een gekoppelde toestand kan worden gerealiseerd; door middel van een hoofdzakelijk verticale — ten opzichte van het vlak van de aldus gekoppelde panelen - koppelbeweging van het ene paneel ten opzichte van het andere paneel, waarbij een derde dergelijk paneel met zijn derde rand aan de vierde rand van het eerste dergelijk paneel gekoppeld is door middel van hun respectievelijke koppeldelen aan hun derde en vierde randen, waarbij de aldus gekoppelde panelen aan elkaar vergrendeld zijn in het vlak parallel met het oppervlak van de panelen en loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen; en loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen.

23. Wand- of plafondbekleding zoals in conclusie 22, waarbij het tweede mannelijk koppeldeel (67) van het paneel is uitgevoerd als een naar de achterzijde van het paneel gericht haakvormig gedeelte, hierna vergrendelhaak (86) genoemd, waarbij het tweede vrouwelijk koppeldeel (68) is uitgevoerd als een naar de voorzijde van het paneel gericht haakvormig gedeelte, hierna ontvangende haak (87) genoemd; - bij voorkeur waarbij de haakvormige gedeelten (86, 87) in hoofdzaak uit het materiaal van de kern van de panelen zijn vervaardigd, en hiermee in hoofdzaak ééndelig zijn uitgevoerd -; waarbij de vergrendelhaak (86) een lip (88) omvat die is voorzien van een zich naar de achterzijde van het paneel uitstrekkend vergrendelgedeelte (89), waarbij de ontvangende haak (87) een lip (97) omvat die is voorzien van een zich naar de voorzijde van het paneel uitstrekkend vergrendelgedeelte (98); waarbij de vergrendel gedeelten in de gekoppelde toestand zodanig samenwerken dat zij minstens voornoemde vergrendeling in de richting evenwijdig met het oppervlak van de panelen en loodrecht op het tweede paar tegenoverliggende randen bewerkstelligen; waarbij het tweede mannelijk koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel verdere vergrendeldelen (34, 35) bevatten voor het vergrendelen in de richting loodrecht op het vlak van het paneel.

24. Wand- of plafondbekleding zoals in conclusie 23, waarbij de verdere vergrendeldelen een afzonderlijk inzetstuk of insert (35) — bij voorkeur een beweegbare insert of beweegbaar afzonderlijk inzetstuk — bevatten, waarbij bij de koppeling van het paneel met zijn derde rand (4) aan de vierde rand

(5) van een ander dergelijk paneel, een beweging van of in het insert of inzetstuk voor de vergrendeling in de richting loodrecht op het vlak van de aldus gekoppelde panelen zorgt.

25. Wand- of plafondbekleding (90); waarbij de bekleding een meervoud aan wand- of plafondpanelen (1), een onderstructuur en ten minste één bevestigingsclip bevat; waarbij de panelen rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) — bij voorkeur aan de lange zijden van het paneel - bevatten; namelijk een eerste rand (2) en een tweede rand (3); waarbij de eerste rand (2) een eerste mannelijk koppeldeel (13) omvat, bij voorkeur bevat het eerste mannelijk koppeldeel een eerste tand (24); waarbij de tweede rand (3) een eerste vrouwelijk koppeldeel (14) omvat, bij voorkeur omvat het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) een eerste groef (25); bij hogere voorkeur waarbij de eerste groef (25) begrensd is door een eerste voorste lip (26) en een eerste achterste lip (27); bij nog hogere voorkeur waarbij de eerste achterste lip zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip uitstrekt; bij voorkeur bevat het eerste mannelijk koppeldeel (13) vergrendeldelen (28) en bevat het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) vergrendeldelen (29) voor interactie met de vergrendeldelen (28) van het eerste mannelijk koppeldeel van een gekoppeld paneel om een vergrendeling van aldus gekoppelde panelen in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen te realiseren; waarbij het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zodanig zijn geconfigureerd dat een eerste dergelijk paneel aan zijn eerste rand (2) met de tweede rand (3) van een tweede dergelijk panel in een vlak aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een wentelbeweging (W) van het eerste dergelijk paneel ten opzichte van het tweede dergelijk paneel; waarbij een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen; waarin de ten minste één bevestigingsclip (8) geconfigureerd is met een opening

(46); waarbij de ten minste één bevestigingsclip aan de onderstructuur bevestigd is; waarbij de opening (46) over ten minste een deel van een eerste rand (2) van een eerste paneel of over ten minste een deel van een tweede rand (3) van een tweede paneel geschoven is, waarbij deze eerste rand (2) aan deze tweede rand (3) gekoppeld is; waarbij de panelen een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) bevatten; namelijk een derde rand (4) en een vierde rand (5); waarbij de derde rand (4) een tweede mannelijk koppeldeel (43) omvat, bij voorkeur bevat het eerste mannelijk koppeldeel (43) een tweede tand (54); waarbij de vierde rand (5) een tweede vrouwelijk koppeldeel (44) omvat, bij voorkeur omvat het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) een tweede groef (55); bij hogere voorkeur waarbij de tweede groef (55) begrensd is door een tweede voorste lip (56) en een tweede achterste lip (57); bij nog hogere voorkeur waarbij de tweede achterste lip zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde van de tweede voorste lip uitstrekt; bij voorkeur bevat het tweede mannelijk koppeldeel (43) vergrendeldelen (58) en bevat het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) vergrendeldelen (59) voor interactie met de vergrendeldelen (58) van het tweede mannelijk koppeldeel (43) van een gekoppeld paneel om een vergrendeling van aldus gekoppelde panelen in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen te realiseren; waarbij het tweede mannelijke koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) zodanig zijn geconfigureerd dat een derde dergelijk paneel aan zijn derde rand (4) met de vierde rand (5) van een vierde dergelijk panel in een vlak aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een beweging parallel met het vlak van de panelen van het derde dergelijk paneel ten opzichte van het vierde dergelijk paneel, waarbij deze beweging evenwijdig met het vlak van de panelen een snap effect teweegbrengt; en waarbij een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen; daardoor gekenmerkt dat de ten minste één bevestigingsclip (8) aan de onderstructuur (7) bevestigd is dusdanig dat de bevestigingsclip kan verschuiven ten opzichte van de onderstructuur in de richting loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) en in het vlak van het paneel (1) bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) en parallel met het vlak van het paneel.

26. Wand- of plafondbekleding; waarbij de bekleding een meervoud aan wand- of plafondpanelen (1), een onderstructuur (7) en ten minste één bevestigingsclip (8) bevat; waarbij de panelen rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) — bij voorkeur aan de lange zijden van het paneel - bevatten; namelijk een eerste rand (2) en een tweede rand (3); waarbij de eerste rand (2) een eerste mannelijk koppeldeel (13) omvat, bij voorkeur bevat het eerste mannelijk koppeldeel een eerste tand (24); waarbij de tweede rand (3) een eerste vrouwelijk koppeldeel (14) omvat, bij voorkeur omvat het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) een eerste groef (25); bij hogere voorkeur waarbij de eerste groef (25) begrensd is door een eerste voorste lip (26) en een eerste achterste lip (27); bij nog hogere voorkeur waarbij de eerste achterste lip (27) zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde van de eerste voorste lip (26) uitstrekt; bij voorkeur bevat het eerste mannelijk koppeldeel (13) vergrendeldelen (28) en bevat het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) vergrendeldelen (29) voor interactie met de vergrendeldelen (28) van het eerste mannelijk koppeldeel (13) van een gekoppeld paneel om een vergrendeling van aldus gekoppelde panelen in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen te realiseren; waarbij het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zodanig zijn geconfigureerd dat een eerste dergelijk paneel aan zijn eerste rand (2) met de tweede rand (3) van een tweede dergelijk panel in een vlak aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een wentelbeweging van het eerste dergelijk paneel ten opzichte van het tweede dergelijk paneel; waarbij een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen; waarin de ten minste één bevestigingsclip (8) geconfigureerd is met een opening (46), waarbij de ten minste één bevestigingsclip aan de onderstructuur (8) bevestigd is; waarbij de opening (46) over ten minste een deel van een eerste rand (2) van een eerste paneel of over ten minste een deel van een tweede rand (3) van een tweede paneel geschoven is, waarbij deze eerste rand (2) aan deze tweede rand (3) gekoppeld is; waarbij de panelen een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) bevatten; namelijk een derde rand (4) en een vierde rand (5); waarbij de derde rand (4) een tweede mannelijk koppeldeel (43, 86) omvat; waarbij de vierde rand (5) een tweede vrouwelijk koppeldeel (44, 87) omvat; bij voorkeur bevat het tweede mannelijk koppeldeel vergrendeldelen en bevat het tweede vrouwelijk koppeldeel vergrendeldelen voor interactie met de vergrendeldelen van het tweede koppeldeel van een gekoppeld paneel om een vergrendeling van aldus gekoppelde panelen in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen te realiseren waarbij het tweede mannelijke koppeldeel en het tweede vrouwelijk koppeldeel zodanig zijn geconfigureerd dat een derde dergelijk paneel aan zijn derde rand met de vierde rand van een vierde dergelijk panel in een vlak aan elkaar kunnen worden gekoppeld; waarbij bij deze koppeling een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen; waarbij deze koppeling kan worden uitgevoerd door middel van een beweging evenwijdig met het vlak van de panelen van het derde dergelijk paneel ten opzichte van het vierde dergelijk paneel; waarbij deze beweging evenwijdig met het vlak van de panelen een snap effect teweegbrengt en/of waarbij deze koppeling kan worden uitgevoerd door middel van een beweging van het derde dergelijk paneel substantieel loodrecht ten opzichte van het oppervlak van het vierde dergelijk paneel,

daardoor gekenmerkt dat de ten minste één bevestigingsclip (8) aan de onderstructuur (7) bevestigd is dusdanig dat de bevestigingsclip kan verschuiven ten opzichte van de onderstructuur in de richting loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) en in het vlak van het paneel bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op het eerste paar tegenoverliggende randen en parallel met het vlak van het paneel.

27. Wand- of plafondbekleding (90) als in om het even dewelke van de conclusies 18 — 26, waarbij de bevestigingsclip (8) met behulp van een bevestiging — b.v. een schroef — aan de onderstructuur bevestigd is, zodanig dat de bevestigingsclip relatief kan verschuiven ten opzichte van de bevestiging bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op de eerste rand en parallel met het vlak van het paneel.

28. Wand- of plafondbekleding als in conclusie 27, waarbij de bevestigingsclip (8) een sleufgat (65) bezit en waarbij de bevestiging — b.v. een schroef — door dit sleuf gat (65) loopt; waarbij het sleufgat (65) loodrecht op de tweede rand (3) gericht is; waarbij de bevestigingsclip (8) kan verschuiven ten opzichte van de bevestiging en ten opzichte van de onderstructuur bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op de tweede rand (3) en parallel met het vlak van het paneel; bij voorkeur is de bevestigingsclip (8) met een schroef door het sleufgat (65) aan de onderstructuur bevestigd, waarbij tussen de kop van de schroef en de bevestigingsclip een kraagje — bij voorkeur uit kunststof — voorzien is.

29. Wand- of plafondbekleding als in conclusie 18 - 27, waarbij de bevestigingsclip (8) zwevend gehouden wordt in een tweede clip (9), waarbij deze tweede clip (9) — bij voorkeur niet verschuifbaar — aan de onderstructuur (7) bevestigd is, b.v. door middel van één of meerdere bevestigingsmiddelen, b.v. één of meerdere schroeven; waarbij de bevestigingsclip (8) kan verschuiven ten opzichte van de tweede clip (9) en ten opzichte van de onderstructuur (7) bij uitzetting van het paneel in de richting loodrecht op de tweede rand (3) en parallel met het vlak van het paneel; bij voorkeur waarbij de bevestigingsclip (8) door een schuifbeweging of door een draaibeweging (W2) in de tweede clip (9) gebracht wordt.

30. Wand- of plafondbekleding als in conclusie 29, bevattende een meervoud bevestigingsclips (8) en een meervoud tweede clips (9); waarbij de bevestigingsclips (8) en de tweede clips (9) als sets van elk één bevestigingsclip (8) met telkens één specifieke tweede clip (9) voorzien zijn.

31. — Wand- of plafondbekleding als in om het even dewelke van de conclusies 17 — 30, waarbij de panelen rechthoekig en langwerpig zijn, waarbij het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) de lange randen van de panelen zijn.

32. Wand- of plafondbekleding zoals in om het even dewelke van de conclusies 17 - 31, waarbij de ten minste één bevestigingsclip (8) een basisarm (45), een voorste arm (47) en een achterste arm (48) bevat, waarbij de opening (46) zich tussen de voorste arm (47) en de achterste arm (48) bevindt, waarbij de basisarm (45) door middel van één of meerdere bevestigingselementen — bijvoorbeeld één of meerdere schroeven, één of meerdere nagels, één of meerdere krammen of een lijmverbinding — aan de onderstructuur bevestigd is.

33. Wand- of plafondbekleding zoals in conclusie 32, waarbij de achterste arm (48) over ten minste een deel ervan in het verlengde ligt van ten minste een deel van de basisarm (45).

34. Wand- of plafondbekleding zoals in om het even dewelke van de conclusies 32 — 33, waarbij de achterste arm (48) geen contact maakt met het eerste dergelijke paneel (1).

35. Wand- of plafondbekleding zoals in om het even dewelke van de conclusies 29 — 34, waarbij de basisarm (45) geen contact maakt met panelen van de wand- of plafondbekleding.

36. Wand- of plafondbekleding zoals in om het even dewelke van de conclusies 32 — 35, waarbij de achterste arm (48) geconfigureerd is om de achterzijde (38) van het eerste dergelijke paneel over zijn volledige oppervlak op een afstand te houden van de onderstructuur die groter is dan de dikte van de achterste arm (48); bij voorkeur bevat de achterste arm (48) daartoe een stapvormig gedeelte (49).

37. Wand- of plafondbekleding zoals in om het even dewelke van de conclusies 32 — 36, waarbij de basisarm (45) geconfigureerd is om de achterzijde (39) van het tweede dergelijke paneel over zijn volledige oppervlak op een afstand te houden van de onderstructuur die groter is dan de dikte van de basisarm (45); bij voorkeur bevat de basisarm (45) daartoe een stapvormig gedeelte (49).

38. Wand- of plafondbekleding zoals in om het even dewelke van de conclusies 32 — 37, waarbij er aan de achterkant van de opening (46) minstens 0.55 mm — en bij voorkeur minstens 0.8 mm; en bij hogere voorkeur minstens 1 mm - speling is tussen de achterkant van het eerste vergrendeldeel (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) en de achterste arm (48).

39. Wand- of plafondbekleding zoals in om het even dewelke van de conclusies17 — 38, waarbij er tussen de achterkant van ten minste een deel van de tweede achterste lip (57) van het eerste paneel en de onderstructuur (7) een open ruimte is, zodat de tweede achterste lip van het eerste paneel of ten minste een deel ervan achterwaarts kan verbuigen bij en/of tijdens het koppelen van het derde paneel door middel van zijn derde koppeldelen aan de vierde koppeldelen van het eerste paneel.

40. Wand- of plafondbekleding zoals in om het even dewelke van de conclusies 17 — 39, waarbij de voorkant van de wand- of plafondpanelen geschilderd werd na bevestiging van wand- of plafondpanelen aan de onderstructuur.

41. Wand- of plafondbekleding zoals in om het even dewelke van de conclusies 17 — 40; waarbij de onderstructuur één of meerdere latten — bij voorkeur evenwijdige latten — bevat, waarbij de ten minste één bevestigingsclip aan de één of meerdere latten bevestigd is.

42. Kit voor het installeren van een wand- of plafondbekleding als in om het even dewelke van de conclusies 17 — 41; waarbij de kit een meervoud aan wand- of plafondpanelen (1) — en bij voorkeur wand- of plafondpanelen als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 tot 16 -; en ten minste één — en bij voorkeur meer dan één - bevestigingsclip (8) bevat, voor het installeren van een wand- of plafondbekleding als in om het even dewelke van de conclusies 17 — 41.

43. Kit voor het installeren van een wand- of plafondbekleding als in om het even dewelke van de conclusies 29 — 41; waarbij de kit een meervoud aan wand- of plafondpanelen (1) — en bij voorkeur wand- of plafondpanelen als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 tot 16 -; en ten minste één — en bij voorkeur meer dan één - bevestigingsclip (8) ten minste één — en bij voorkeur meer dan één tweede clip (9) bevat, voor het installeren van een wand- of plafondbekleding als in om het even dewelke van de conclusies 29 — 41.

44. Methode voor het installeren van een wand- of plafondbekleding (90), bij voorkeur een wand- of plafondbekleding als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 17 — 41; waarbij de wand- of plafondbekleding een meervoud aan panelen (1) bevat — bij voorkeur wand- of plafondpanelen als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 — 16; waarbij de panelen rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) — bij voorkeur aan de lange zijden van het paneel - bevatten; namelijk een eerste rand (2) en een tweede rand (3); waarbij de eerste rand (2) een eerste mannelijk koppeldeel (13) omvat, waarbij de tweede rand (3) een eerste vrouwelijk koppeldeel (14) omvat, waarbij het eerste mannelijke koppeldeel (13) en het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) zodanig zijn geconfigureerd dat een tweede dergelijk paneel aan zijn eerste rand (2) met de tweede rand (3) van een eerste dergelijk panel in een vlak aan elkaar kunnen worden gekoppeld, bij voorkeur door middel van een wentelbeweging van het eerste dergelijk paneel ten opzichte van het tweede dergelijk paneel; bij voorkeur waarbij een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen; waarbij de panelen een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) bevatten; namelijk een derde rand (4) en een vierde rand (5);

waarbij de derde rand (4) een tweede mannelijk koppeldeel (43) omvat, waarbij de vierde rand (5) een tweede vrouwelijk koppeldeel (44) omvat, waarbij het tweede mannelijke koppeldeel (43) en het tweede vrouwelijk koppeldeel (44) zodanig zijn geconfigureerd dat een derde dergelijk paneel aan zijn derde rand (4) met de vierde rand (5) van een vierde dergelijk panel in een vlak aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een beweging evenwijdig met het vlak van de panelen van het derde dergelijk paneel ten opzichte van het vierde dergelijk paneel, waarbij deze beweging evenwijdig met het vlak van de panelen een snap effect teweegbrengt; bij voorkeur waarbij een vergrendeling van de aldus gekoppelde panelen bekomen wordt zowel in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de aldus gekoppelde randen als in de richting loodrecht op het oppervlak van de aldus gekoppelde panelen; waarbij de methode de stappen bevat van: - koppelen van een tweede dergelijk paneel (16) aan zijn eerste rand (2), bij voorkeur door middel van een wentelbeweging, aan de tweede rand (3) van een eerste dergelijk paneel (15) dat reeds in de wand- of plafondbekleding geïnstalleerd werd; waarbij een afstand (DS) gevormd is tussen de derde rand (4) van het tweede dergelijk paneel (16) en de vierde rand (5) van een derde dergelijk paneel (17) dat reeds in de wand- of plafondbekleding geïnstalleerd werd; of waarbij een afstand gevormd is tussen de vierde rand van het tweede dergelijk paneel (16) en de derde rand van een derde dergelijk paneel (17) dat reeds in de wand- of plafondbekleding geïnstalleerd werd, - plaatsen van een hulpstuk (92), waarbij dit hulpstuk (92) een mannelijk element — bij voorkeur een tand (93) - bevat dat in het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) van het tweede dergelijk paneel (16) en in het eerste vrouwelijk koppeldeel van het derde dergelijk paneel geplaatst (17) wordt, bij voorkeur door middel van een wentelbeweging of door middel van schuiven evenwijdig met het vlak van het tweede dergelijk paneel (16); optioneel waarbij dit hulpstuk (92) een onderdeel (94) bevat dat ingrijpt achter het tweede dergelijk paneel (16) en/of achter het derde dergelijk paneel (17) — bij voorkeur waarbij het onderdeel beweegbaar is — bijvoorbeeld draaibaar of verschuifbaar is — in het hulpstuk om dit ingrijpen te realiseren; - verschuiven van het tweede dergelijk paneel (16) in de richting evenwijdig met zijn eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) naar het derde dergelijk paneel (17), waarbij een koppeling — bij voorkeur met een vergrendeling - gevormd wordt — bij voorkeur met een snapbeweging — van de vierde rand (5) van het tweede dergelijk paneel (16) met de derde rand (4) van het derde dergelijk paneel (17); of van de derde rand (4) van het tweede dergelijk paneel (16) met de vierde rand (5) van het derde dergelijk paneel (17); en - wegnemen van het hulpstuk (92).

45. Methode als in conclusie 44; waarbij de tweede rand (3) van het eerste dergelijk paneel (1) door middel van één of meerdere bevestigingsclips (8) aan de onderstructuur (7) bevestigd is, vooraleer het tweede dergelijk paneel aan zijn eerste rand (2) aan de tweede rand (3) van het eerste dergelijk paneel gekoppeld wordt, waardoor deze één of meerdere bevestigingclips (8) volledig verborgen zijn achter de voorkant van de gekoppelde panelen van de wand- of plafondbekleding.

46. Methode als in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 43 — 45; waarbij een tweede hulpstuk (77) gebruikt wordt, waarbij dit tweede hulpstuk (77) koppeldelen bevat zodat het tijdelijk gekoppeld kan worden met de derde rand (4); of koppeldelen bevat zodat het tijdelijk gekoppeld kan worden met de vierde rand (5) van het tweede dergelijk paneel (16); waarbij de methode de stappen bevat van: - koppelen van dit tweede hulpstuk (77) door middel van zijn koppeldelen aan de derde of vierde rand van het tweede dergelijke paneel (16), meer bepaald aan de kant van de rand waar de kracht (F) uitgeoefend zal worden voor het verschuiven van het tweede dergelijk paneel in de richting evenwijdig met zijn eerste paar tegenoverliggende randen; - uitoefenen van een drukkracht (F) — bijvoorbeeld door kloppen met een hamer - op het aldus gekoppelde tweede hulpstuk (77) in de richting parallel met de eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) van het tweede dergelijk paneel (16) voor het verschuiven van het tweede dergelijk paneel (16) in de richting evenwijdig met zijn eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) naar het derde dergelijk paneel (17), waarbij een koppeling — bij voorkeur met een vergrendeling - gevormd wordt — bij voorkeur met een snapbeweging — van de vierde rand van het tweede dergelijk paneel (16) met de derde rand van het derde dergelijk paneel (17); of van de derde rand van het tweede dergelijk paneel (16) met de vierde rand van het derde dergelijk paneel (17); en - wegnemen van het tweede hulpstuk (77).

47. Hulpstuk (92) voor het installeren van panelen; waarbij deze panelen aan één van hun randen (3) een eerste vrouwelijk koppeldeel (14) bevatten — bij voorkeur panelen zoals in om het even dewelke van de conclusies 1—16- waarbij het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) een eerste groef (25) omvat, waarbij de eerste groef (25) begrensd is door een eerste voorste lip (26) en een eerste achterste lip (27); bij voorkeur waarbij dit eerste vrouwelijk koppeldeel een eerste vergrendelelement bevat (29); bij voorkeur waarbij de eerste achterste lip (27) zich in distale richting voorbij het open of vrije uiteinde (33) van de eerste voorste lip (26) uitstrekt; - waarbij een eerste rand van het hulpstuk een eerste mannelijk koppeldeel (95) omvat, waarbij het eerste mannelijk koppeldeel (95) een eerste tand (93) omvat; waarbij het eerste mannelijk koppeldeel (95) van het hulpstuk (92) geconfigureerd is zodat het hulpstuk (92) door middel van zijn eerste mannelijk koppeldeel (95) gekoppeld kan worden met het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) van het paneel, door middel van een tand en groefverbinding, bij voorkeur waarbij het eerste mannelijk koppeldeel (95) van het hulpstuk eerste vergrendeldelen (96) bevat voor interactie met eerste vergrendeldelen (29) van het eerste vrouwelijk koppeldeel (14) van het paneel, zodat een vergrendeling gevormd kan worden tussen het hulpstuk en het paneel in de richting loodrecht op het paneel en in de richting evenwijdig met het paneel en loodrecht op de rand van het paneel dat het eerste vrouwelijk koppeldeel bevat; bij voorkeur waarbij dit hulpstuk een onderdeel (94) bevat dat kan ingrijpen achter het paneel — bij voorkeur waarbij het onderdeel beweegbaar of verschuifbaar is — bijvoorbeeld draaibaar is — in het hulpstuk om dit ingrijpen te realiseren.

48. Hulpstuk (92) als in conclusie 47, waarbij het eerste mannelijk koppeldeel (95) van het hulpstuk (92) een tand bevat (93), en waarbij dit eerste mannelijk koppeldeel (95) een eerste vergrendeldeel (96) bevat aan de achterzijde van deze tand (93).

49. _ Hulpstuk als in conclusies 47 of 49, waarbij het hulpstuk uit kunststof vervaardigd is, bij voorkeur via extrusie of spuitgieten, optioneel waarbij het eerste koppeldeel (95) via een mechanische bewerking — bijvoorbeeld frezen — gevormd is.

50. Hulpstuk als in om het even dewelke van de conclusies 47 — 49, waarbij de kunststof van het hulpstuk substantieel vrij is van vulmiddelen.

51. Hulpstuk als in om het even dewelke van de conclusies 47 — 50, waarbij het hulpstuk substantieel uit een thermoplastische kunststof vervaardigd is, bij voorkeur uit polyamide — en bij hogere voorkeur uit polyamide 6, of polyamide 6.6 — of uit polyester, of uit polypropyleen of uit polyethyleen.

52. Hulpstuk als in om het even dewelke van de conclusies 47 — 51, waarbij de lengte (L4) van het hulpstuk kleiner is dan 25 centimeter, bij voorkeur kleiner dan centimeter, bij hogere voorkeur kleiner dan 10 centimeter, bij hogere voorkeur kleiner dan 7 centimeter; waarbij de lengte van het hulpstuk gemeten wordt aan de en parallel met de eerste rand van het hulpstuk; en bij voorkeur waarbij de breedte 20 (B1) van het hulpstuk — gemeten in de richting loodrecht op de eerste rand van het hulpstuk kleiner is dan 15 centimeter, bij hogere voorkeur kleiner dan 10 centimeter, bij hogere voorkeur kleiner is dan 7 centimeter.

53. Methode als in om het even dewelke van de conclusies 44 — 46; waarbij een hulpstuk (92) gebruikt wordt als in conclusies 47 - 52.

54. Kit zoals in conclusie 42 of 43, waarbij de kit een hulpstuk (92) bevat als in om het even dewelke van de conclusies 47 - 52.