BE1027804B1

BE1027804B1 - Trailer

Info

Publication number: BE1027804B1
Application number: BE20205877A
Authority: BE
Inventors: Der Veken Jan Van
Original assignee: Bcw Nv
Priority date: 2019-12-20
Filing date: 2020-12-03
Publication date: 2021-11-08
Also published as: BE1027804A1; GB2591867A; FR3105100A1; DE102020133681A1; GB2591867B; FR3105100B1; NL2027032A; NL2027032B1; GB202019887D0

Abstract

Aanhangwagen (1) die voorzien is van wielen (2) en een chassis, die zich in een lengterichting (L) van een achterkant naar een voorkant uitstrekt, waarbij een wiel (2) door middel van een ophanging (7) verend aan het chassis bevestigd is, waarbij de ophanging (7) een verenpakket (8) met één of meer hoofdveerbladen (11, 12) omvat, waarbij de één of meer hoofdveerbladen (11, 12) een primair hoofdveerblad (11) omvatten, waarbij het primaire hoofdveerblad (11) een paraboolveerblad is, waarbij het primaire hoofdveerblad (11) twee uiteinden heeft die beide bevestigd zijn aan het chassis, waarbij minimaal één van de uiteinden van het primaire hoofdveerblad (11) bevestigd is aan het chassis door middel van een kantelblok (9), waarbij het kantelblok (9) scharnierend aan het chassis het betreffende uiteinde van het primaire hoofdveerblad (11) bevestigd is, waarbij het kantelblok (9) ten opzichte van het chassis scharnierend is.Trailer (1) provided with wheels (2) and a chassis extending in a longitudinal direction (L) from a rear to a front, one wheel (2) being resilient to the chassis by means of a suspension (7) is mounted, the suspension (7) comprising a spring package (8) with one or more main spring leaves (11, 12), the one or more main spring leaves (11, 12) comprising a primary main spring leaf (11), the primary main spring leaf ( 11) is a parabolic spring leaf, wherein the primary main spring leaf (11) has two ends both fixed to the chassis, wherein at least one of the ends of the primary main spring leaf (11) is fixed to the chassis by means of a tilt block (9) the tilting block (9) being pivotally attached to the chassis at the relevant end of the primary main spring leaf (11), wherein the tilting block (9) is pivoting relative to the chassis.

Description

Aanhangwagen De uitvinding betreft een aanhangwagen. Meer in het bijzonder betreft de uitvinding kleinere aanhangwagens voor gebruik op openbare wegen, van categorie O1, dat wil zeggen ongeremde aanhangwagens met een maximaal toegelaten massa van 750kg of minder of van categorie O2, dat wil zeggen geremde aanhangwagens met een maximaal toegelaten massa van 3500 kg of minder.Trailer The invention relates to a trailer. More particularly, the invention relates to smaller trailers for use on public roads, of category O1, i.e. unbraked trailers with a maximum authorized mass of 750 kg or less or of category O2, i.e. braked trailers with a maximum authorized mass of 3500 kilograms or less.

Bij dergelijke aanhangwagens wordt een geveerde wielophanging toegepast. Hierbij is het bekend om bij de wielophanging zogenaamde paraboolveren te gebruiken. Paraboolveren bestaan hoofdzakelijk uit één of meer veerbladen waarvan de dikte lokaal varieert volgens een parabolische vergelijking.A sprung wheel suspension is used with such trailers. It is known to use so-called parabolic springs in the wheel suspension. Parabolic springs mainly consist of one or more spring leaves whose thickness varies locally according to a parabolic equation.

Dergelijke veren geven over het algemeen een goed veergedrag voor een aanhangwagen.Such springs generally provide good suspension behavior for a trailer.

Dergelijke veren hebben echter ook een aantal nadelen.However, such springs also have a number of drawbacks.

Zo worden zij meestal aan een uiteinde scharnierend bevestigd aan het chassis van de aanhangwagen, waarbij zij aan het andere uiteinde schuivend in een daartoe voorziene geleiding geplaatst zijn en het chassis op het uiteinde rust. In een dergelijke geleiding heeft het uiteinde relatief veel plaats, zodat een dergelijke bevestiging bij gebruik op oneffen ondergronden relatief veel lawaai kan veroorzaken.For example, they are usually hinged at one end to the chassis of the trailer, while at the other end they are placed slidingly in a guide provided for that purpose and the chassis rests on the end. In such a guide the end has relatively much space, so that such an attachment can cause relatively much noise when used on uneven surfaces.

Ook zijn de bekende paraboolveren relatief lang, waardoor, bij aanhangwagens met twee of meer wielen achter elkaar aan elke zijkant, deze wielen noodzakelijkerwijs relatief ver van elkaar geplaatst moeten worden, circa 1 meter. Hierdoor is het moeilijk om met deze aanhangwagens een relatief scherpe bocht te maken en is er veel bandenslijtage.The known parabolic springs are also relatively long, so that, in the case of trailers with two or more wheels behind each other on each side, these wheels must necessarily be placed relatively far from each other, approximately 1 metre. This makes it difficult to make a relatively sharp turn with these trailers and there is a lot of tire wear.

Bij aanhangwagens stelt zich ook het probleem dat het veergedrag goed moet zijn over een groot gewichtsinterval, dat loopt van een lege aanhangwagen met een gewicht van enkele honderden kilogrammen tot een vol beladen aanhangwagen met een gewicht van 3500 kg. Dit is niet gemakkelijk te realiseren. De uitvinding beoogt om voor de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden en voorziet daartoe in een aanhangwagen die de kenmerken heeft van conclusie 1. Bij voorkeur is dit een aanhangwagen met een maximaal toegelaten massa van 3500 kg en met een onbeweeglijk bevestigde dissel. Hierbij wordt opgemerkt dat, in de conclusies, scharnierend niet noodzakelijk vrij scharnierend betekent, maar ook met weerstand scharnierend kan zijn, en dat de scharnierbeweging ook gelimiteerd kan zijn met betrekking tot de hoek waarover de scharnierbeweging mogelijk is. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de voorkant van een aanhangwagen de kant is die, bij normaal gebruik van de aanhangwagen, naar het trekkende voertuig is georiënteerd en daaraan gekoppeld is, en de achterkant de tegenoverliggende kant is. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat het verenpakket ook gevormd kan worden door slechts één veerblad, het primaire hoofdveerblad.With trailers, there is also the problem that the suspension behavior must be good over a large weight interval, ranging from an empty trailer with a weight of several hundred kilograms to a fully loaded trailer with a weight of 3500 kg. This is not easy to achieve. The object of the invention is to provide a solution for the aforementioned and other drawbacks and to this end provides a trailer which has the features of claim 1. This is preferably a trailer with a maximum permitted mass of 3500 kg and with an immovably attached drawbar. It is noted that, in the claims, hinged does not necessarily mean freely hinged, but can also be hinged with resistance, and that the hinge movement can also be limited with regard to the angle through which the hinge movement is possible. For the sake of completeness, it is noted that the front of a trailer is the side which, in normal use of the trailer, faces and is coupled to the towing vehicle, and the rear is the opposite side. For the sake of completeness, it is noted that the spring package can also be formed by only one leaf, the primary main spring leaf.

Dankzij het kantelblok kan de veer in lengte variëren, zonder dat contact van het betreffende uiteinde met het chassis van de aanhangwagen een bron van lawaai kan zijn. Een dergelijke ophanging is dus veel stiller dan de bekende ophangingen met paraboolveerbladen.The tilt block allows the spring to vary in length without the contact of the end concerned with the trailer chassis being a source of noise. Such a suspension is therefore much quieter than the known suspensions with parabolic spring leaves.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft het kantelblok een eerste uiteinde en een tweede uiteinde, waarbij het eerste uiteinde aan het chassis bevestigd is en het tweede uiteinde aan het betreffende uiteinde van het primaire hoofdveerblad bevestigd is, waarbij het kantelblok twee benen heeft waartussen het betreffende uiteinde van het primaire hoofdveerblad gemonteerd is, waarbij, op een positie tussen het eerste uiteinde en het tweede uiteinde, het kantelblok voorzien is van een brug die de twee benen met elkaar verbindt. Door de brug heeft het kantelblok een verhoogde eigen stijfheid in zijdelingse richting.In a preferred embodiment the tilt block has a first end and a second end, the first end being fixed to the chassis and the second end being fastened to the respective end of the primary main spring leaf, the tilt block having two legs between which the respective end of the primary main spring leaf is mounted, wherein, at a position between the first end and the second end, the tilt block is provided with a bridge connecting the two legs. Due to the bridge, the tilting block has an increased inherent stiffness in the lateral direction.

Ook wordt door de brug bereikt dat aanwezige speling ter plaatse van de bevestigingen van het kantelblok aan andere onderdelen van de aanhangwagen tot veel kleinere ongewenste bewegingen leidt van het kantelblok ten opzichte van die andere onderdelen dan anders het geval zou zijn. Als gevolg van deze beide voordelen heeft de aanhangwagen een stabieler rijgedrag met minder schommelingen in zijdelingse richting en minder neiging tot slingeren en minder geluidsproductie als de aanhangwagen rijdt. Bij voorkeur is de afstand tussen het tweede uiteinde en de brug maximaal 60%, bij voorkeur maximaal 50% en bij grotere voorkeur maximaal 40%, van de afstand tussen het eerste uiteinde en het tweede uiteinde. Alternatief kan dit beschreven worden als een uitvoeringsvorm waarin het kantelblok twee benen heeft waartussen het betreffende uiteinde van het primaire hoofdveerblad gemonteerd is, waarbij, op een positie tussen het betreffende uiteinde van het primaire hoofdveerblad en de eerste scharnieras, de twee benen aan elkaar verbonden zijn door een dwarsverbinding. Bij voorkeur is in deze laatstgenoemde uitvoeringsvorm het kantelblok scharnierend ten opzichte van het betreffende uiteinde van het primaire hoofdveerblad, rond een tweede horizontale geometrische scharnieras die haaks staat op de lengterichting, waarbij de afstand tussen de tweede scharnieras en de genoemde positie maximaal 60%, bij voorkeur maximaalThe bridge also ensures that any play present at the location of the attachments of the tilting block to other parts of the trailer leads to much smaller undesired movements of the tilting block relative to those other parts than would otherwise be the case. As a result of both these advantages, the trailer has a more stable handling with less lateral oscillation and less tendency to sway and less noise when the trailer is moving. Preferably, the distance between the second end and the bridge is at most 60%, preferably at most 50% and more preferably at most 40%, of the distance between the first end and the second end. Alternatively, this can be described as an embodiment in which the tilt block has two legs between which the respective end of the primary main spring leaf is mounted, wherein, at a position between the respective end of the primary main spring leaf and the first pivot axis, the two legs are connected to each other. by a cross connection. Preferably, in this latter embodiment, the tilting block is pivotable with respect to the respective end of the primary main spring leaf, about a second horizontal geometric pivot axis perpendicular to the longitudinal direction, the distance between the second pivot axis and said position being a maximum of 60%, at preference maximum

50% en bij grotere voorkeur maximaal 40%, is van de afstand tussen de eerste scharnieras en de tweede scharnieras.50%, and more preferably up to 40%, is of the distance between the first pivot axis and the second pivot axis.

Bij voorkeur strekt de brug zich uit over een afstand van minimaal 10%,en bij voorkeur minimaal 20%, van de afstand tussen het eerste uiteinde en het tweede uiteinde.Preferably, the bridge extends over a distance of at least 10%, and preferably at least 20%, of the distance between the first end and the second end.

Om plaats te bieden aan het betreffende uiteinde van het primaire hoofdveerblad bevindt de brug zich normaal gesproken op enige afstand van het tweede uiteinde, bij voorkeur minimaal 10%, en bij grotere voorkeur minimaal 15% van de afstand het eerste uiteinde en het tweede uiteinde.To accommodate the appropriate end of the primary main spring leaf, the bridge is normally spaced some distance from the second end, preferably a minimum of 10%, and more preferably a minimum of 15% of the distance between the first end and the second end.

Alternatief kan het kantelblok ook beschreven worden als een lichaam met een eerste uiteinde en een tweede uiteinde, waarbij het lichaam aan het eerste uiteinde is voorzien van een bus, waarbij het lichaam voorzien is van twee zijdelingse wangen met gaten aan het tweede uiteinde en voorzien is van een uitstijvingslichaam dat de wangen onderling verbindt.Alternatively, the tilt block can also be described as a body having a first end and a second end, the body having a bush at the first end, the body having two side cheeks with holes at the second end and being provided of a stiffening body connecting the cheeks together.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het kantelblok bevestigd aan het chassis door middel van twee ophangelementen die aan weerszijden van een chassisbalk zijn gemonteerd, waarbij het kantelblok aan zijn bovenzijde een breedte heeft die minder is dan de afstand tussen de ophangelementen en aan zijn onderzijde een breedte heeft die meer is dan de afstand tussen de ophangelementen, waarbij het kantelblok aan zijn bovenzijde tussen de ophangelementen gemonteerd is en waarbij het kantelblok aan zijn onderzijde twee benen heeft waartussen een uiteinde van het primaire hoofdveerblad gemonteerd is.In a preferred embodiment, the tilting block is fixed to the chassis by means of two suspension elements mounted on either side of a chassis beam, the tilting block having a width at its top which is less than the distance between the suspension elements and a width at its bottom. which is more than the distance between the suspension elements, wherein the tilting block is mounted on its top between the suspension elements and wherein the tilting block has two legs on its underside, between which one end of the primary main spring leaf is mounted.

Dergelijke ophangelementen worden ook wel veerhanden genoemd en zijn bij voorkeur plaatvormig met opstaande randen.Such suspension elements are also referred to as spring hands and are preferably plate-shaped with upright edges.

Dankzij het verloop in breedte van het kantelblok kan het kantelblok een uiteinde van een veerblad ontvangen dat net zo breed, of zelfs breder, is als de afstand tussen de ophangelementen, terwijl het kantelblok zelf toch stevig tussen de ophangelementen bevestigd kan worden.Owing to the variation in width of the tilting block, the tilting block can receive an end of a spring leaf which is just as wide, or even wider, as the distance between the suspension elements, while the tilting block itself can still be firmly fixed between the suspension elements.

5 In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft de aanhangwagen aan elke zijkant minimaal twee wielen, te weten een voorste eerste wiel dat door een genoemde ophanging met een eerste primaire hoofdveerblad verend aan het chassis bevestigd is en een daarachter gelegen tweede wiel dat door een andere genoemde ophanging met een tweede primair hoofdveerblad verend aan het chassis bevestigd is, waarbij het achterste uiteinde van het eerste primaire hoofdveerblad en het voorste uiteinde van het tweede primaire hoofdveerblad aan dezelfde ophangelementen bevestigd zijn, waarbij het achterste uiteinde van het eerste primaire hoofdveerblad en/of het voorste uiteinde van het tweede primaire hoofdveerblad door middel van een genoemd kantelblok aan deze ophangelementen bevestigd zijn.In a preferred embodiment, the trailer has at least two wheels on each side, i.e. a front first wheel which is resiliently attached to the chassis by a said suspension with a first primary main spring leaf and a second wheel situated behind it which is supported by another said suspension with a second primary main spring leaf is resiliently mounted to the chassis, the rear end of the first primary main spring leaf and the front end of the second primary main spring leaf being mounted on the same suspension elements, the rear end of the first primary main spring leaf and/or the front end of the second primary main spring leaf are attached to these suspension elements by means of a said tilting block.

In deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn beide primaire hoofdveerbladen aan dezelfde ophangelementen bevestigd, wat een eenvoudige constructie is.In this preferred embodiment, both primary main spring leaves are attached to the same suspension elements, which is a simple construction.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm hebben de ophangelementen een breed gedeelte waaraan het kantelblok bevestigd is, waarbij de ophangelementen onder het brede gedeelte versmallen naarmate de afstand tot het brede gedeelte toeneemt tot een smal gedeelte onderaan de ophangelementen. Hierdoor kan het kantelblok bewegen en daardoor een verlenging van het primaire hoofdveerblad opvangen, zonder dat de ophangelementen storen bij een dergelijke beweging. Dit zou anders, vanwege de grotere breedte van de onderzijde van het kantelblok vergeleken met de afstand tussen de ophangelementen, tot contact tussen deze onderzijde en de ophangelementen leiden. Dit betekent dat de beide primaire hoofdveerbladen dichter bij elkaar gemonteerd kunnen worden, zodat de hart-op-hart afstand tussen achter elkaar geplaatste wielen klein kan zijn wat de draaicirkel van de aanhangwagen verkleint en de bandenslijtage beperkt.In a preferred embodiment, the suspension elements have a wide portion to which the tilting block is attached, the suspension elements narrowing below the wide portion as the distance from the wide portion increases to a narrow portion below the suspension elements. This allows the tilting block to move and thereby to receive an extension of the primary main spring leaf, without the suspension elements interfering with such a movement. Otherwise, because of the greater width of the underside of the tilting block compared to the distance between the suspension elements, this would lead to contact between this underside and the suspension elements. This means that the two primary main spring leaves can be mounted closer together, so that the center-to-center distance between rear-mounted wheels can be small, which reduces the turning circle of the trailer and limits tire wear.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is slechts één van de uiteinden van elk van het eerste primaire hoofdveerblad en het tweede primaire hoofdveerblad door middel van een genoemd kantelblok aan dergelijke ophangelementen bevestigd, waarbij het andere uiteinde van elk van het eerste primaire hoofdveerblad en het tweede primaire hoofdveerblad scharnierend, maar maar met betrekking tot bewegingen in andere richtingen onbeweeglijk, aan dergelijke ophangelementen bevestigd is.In a preferred embodiment, only one of the ends of each of the first primary main spring leaf and the second primary main spring leaf is attached to such suspension elements by means of a said pivot block, the other end of each of the first primary main spring leaf and the second primary main spring leaf being pivoted. , but immovable with respect to movements in other directions, is attached to such suspension elements.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm hebben het eerste primaire hoofdveerblad en het tweede primaire hoofdveerblad elk een voorste uiteinde en een achterste uiteinde, waarbij zowel het achterste uiteinde van het eerste primaire hoofdveerblad en het voorste uiteinde van het tweede primaire hoofdveerblad aan dezelfde ophangelementen zijn bevestigd, waarbij het achterste uiteinde van het eerste primaire hoofdveerblad of het voorste uiteinde van het tweede primaire hoofdveerblad, maar niet beide, door middel van een genoemd kantelblok aan deze ophangelementen is bevestigd.In a preferred embodiment, the first primary main spring leaf and the second primary main spring leaf each have a front end and a rear end, wherein both the rear end of the first primary main spring leaf and the front end of the second primary main spring leaf are attached to the same suspension members, the rear end of the first primary main spring leaf or the front end of the second primary main spring leaf, but not both, is attached to these suspension elements by means of a said tilt block.

In een verdere voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft het kantelblok dat aan deze ophangelementen is bevestigd een bevestigingspunt aan het eerste primaire hoofdveerblad of het tweede primaire hoofdveerblad, waarbij dit bevestigingspunt, in de situatie dat het primaire hoofdveerblad recht is, zich op dezelfde hoogte bevindt als het bevestigingspunt van het andere primaire hoofdveerblad aan deze ophangelementen.In a further preferred embodiment, the tilting block that is attached to these suspension elements has an attachment point to the first primary main spring leaf or the second primary main spring leaf, this attachment point, in the situation that the primary main spring leaf is straight, being at the same height as the attachment point of the other primary main spring leaf to these suspension elements.

Dit laatstgenoemde bevestigingspunt van het andere primaire hoofdveerblad aan deze ophangelementen bevindt zich bij voorkeur aan het onderste, smalle uiteinde van het ophangelement.This latter attachment point of the other primary main spring leaf to these suspension elements is preferably located at the lower, narrow end of the suspension element.

Dankzij de bevestigingswijze aan het chassis volgens de bovenstaande voorkeurdragende uitvoeringsvormen kunnen de primaire hoofdveerbladen optimaal dicht bij elkaar geplaatst worden, omdat immers het kantelblok niet gehinderd wordt door de ophangelementen, zodat het aan een kantelblok bevestigde uiteinde van een primair hoofdveerblad in zijn langste toestand net niet het daarvoor of daarachter gelegen primaire hoofdveerblad raakt. Dit heeft wederom tot gevolg dat de wielen dichter bij elkaar geplaatst kunnen worden dan anders het geval zou zijn.Thanks to the attachment method to the chassis according to the above-mentioned preferred embodiments, the primary main spring leaves can be placed optimally close to each other, because the tilting block is after all not hindered by the suspension elements, so that the end of a primary main spring leaf attached to a tilting block is just not in its longest condition. touches the primary main spring leaf in front of or behind it. This in turn has the consequence that the wheels can be placed closer together than would otherwise be the case.

Bij voorkeur is hierbij het kantelblok aan het achterste uiteinde van elk van de primaire hoofdveerbladen bevestigd, omdat dit een rustiger veergedrag geeft dan andersom wanneer de aanhangwagen naar voren rijdt.Preferably, the tilting block is attached to the rear end of each of the primary main spring leaves, because this gives a quieter spring behavior than the other way around when the trailer drives forward.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het verenpakket een hulpveerblad, waarbij het hulpveerblad een paraboolveerblad is, waarbij het hulpveerblad twee uiteinden heeft, waarbij het midden van de één of meer hoofdveerbladen en het midden van het hulpveerblad aan elkaar bevestigd zijn, waarbij de één of meer hoofdveerbladen en het hulpveerblad in onbelaste toestand gebogen zijn en een convexe zijde hebben, waarbij het hulpveerblad aan de convexe zijde van de één of meer hoofdveerbladen is aangebracht, waarbij het hulpveerblad in onbelaste toestand rechter is dan de één of meer hoofdveerbladen in onbelaste toestand zodat in onbelaste toestand de uiteinden van het hulpveerblad vrij zijn van de één of meer hoofdveerbladen.In a preferred embodiment, the spring package comprises an auxiliary spring leaf, the auxiliary spring leaf being a parabolic spring leaf, the auxiliary spring leaf having two ends, the center of the one or more main spring leaves and the center of the auxiliary spring leaf being attached to each other, the one or more main spring leaves and the auxiliary spring leaf in the unloaded condition is curved and has a convex side, the auxiliary spring leaf being arranged on the convex side of the one or more main spring leaves, the auxiliary spring leaf in the unloaded condition being straighter than the one or more main spring leaves in the unloaded condition so that in the unloaded condition condition the ends of the auxiliary spring leaf are free from the one or more main spring leaves.

Het kenmerk dat het hulpveerblad rechter is dan de één of meer hoofdveerbladen wil met andere woorden zeggen dat het hulpveerblad een grotere gemiddelde boogstraal heeft dan de één of meer hoofdveerbladen.In other words, the feature that the auxiliary spring leaf is straighter than the one or more main spring leaves means that the auxiliary spring leaf has a larger mean radius of curvature than the one or more main spring leaves.

Dit heeft als voordeel dat het verenpakket beter met een variëteit aan beladingen van de aanhangwagen kan omgaan, omdat de veerconstante, vanaf het moment dat de één of meer hoofdveerbladen meer dan een bepaalde hoeveelheid vervormd zijn zodat zij met de uiteinden van het hulpveerblad in contact komen, hoger wordt doordat het hulpveerblad ook actief wordt. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn, bij een vervorming van het verenpakket die lager is dan een grenswaarde, de uiteinden van het hulpveerblad vrij van de één of meer hoofdveerbladen en zijn, bij een vervorming van het verenpakket die hoger is dan de grenswaarde, de uiteinden van het hulpveerblad in contact met de één of meer hoofdveerbladen, waarbij de grenswaarde minimaal 20% is van de maximale vervorming van het verenpakket en maximaal 50% is van de maximale vervorming van het verenpakket.This has the advantage that the spring package can better handle a variety of trailer loads, because the spring rate, from the moment the one or more main spring leaves are deformed more than a certain amount so that they contact the ends of the auxiliary spring leaf , becomes higher because the auxiliary spring leaf also becomes active. In a preferred embodiment, when the spring package is deformed below a limit value, the ends of the auxiliary spring leaf are free from the one or more main spring leaves and, when the spring package is deformed above the limit value, the ends of the auxiliary spring leaf in contact with the one or more main spring leaves, wherein the limit value is a minimum of 20% of the maximum deformation of the spring package and a maximum of 50% of the maximum deformation of the spring package.

Hierbij wordt de maximale vervorming beschouwd in gemonteerde toestand van het verenpakket aan de rest van de aanhangwagen, waarbij er voorzieningen kunnen zijn aan de aanhangwagen die de maximale vervorming van het verenpakket beperken.Here, the maximum deformation is considered in the mounted condition of the spring package to the rest of the trailer, whereby there may be provisions on the trailer that limit the maximum deformation of the spring package.

Om een geleidelijkere overgang te verkrijgen tussen het veergedrag van het verenpakket bij een vervorming minder dan de grenswaarde en meer dan de grenswaarde zijn bij voorkeur de uiteinden van het hulpveerblad voorzien van contactpunten die in de richting van de één of meer hoofdveerbladen boven het hulpveerblad uitsteken, waarbij bij voorkeur de contactpunten gemaakt zijn van rubber.In order to obtain a more gradual transition between the spring behavior of the spring package at a deformation less than the limit value and more than the limit value, the ends of the auxiliary spring leaf are preferably provided with contact points which project above the auxiliary spring leaf in the direction of the one or more main spring leaves, preferably the contact points are made of rubber.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvatten de één of meer hoofdveerbladen een secundair hoofdveerblad, waarbij het secundaire hoofdveerblad een paraboolveerblad is, waarbij het secundaire hoofdveerblad twee uiteinden heeft, waarbij het midden van het primaire hoofdveerblad en het midden van het secundaire hoofdveerblad aan elkaar bevestigd zijn, waarbij een afstandshouder tussen het midden van het primaire hoofdveerblad en het midden van het secundaire hoofdveerblad is aangebracht, waarbij de hoofdveerbladen in onbelaste toestand gebogen zijn en een convexe zijde en een concave zijde hebben, waarbij het secundaire hoofdveerblad met zijn concave zijde gericht naar de convexe zijde van het primaire hoofdveerblad is bevestigd aan het primaire hoofdveerblad, waarbij het secundaire hoofdveerblad in onbelaste toestand meer gebogen is dan het primaire hoofdveerblad in onbelaste toestand zodat de uiteinden van het secundaire hoofdveerblad tegen het primaire hoofdveerblad rusten.In a preferred embodiment, the one or more main spring leaves comprise a secondary main spring leaf, the secondary main spring leaf being a parabolic spring leaf, the secondary main spring leaf having two ends, the center of the primary main spring leaf and the center of the secondary main spring leaf being attached to each other, wherein a spacer is arranged between the center of the primary main spring leaf and the center of the secondary main spring leaf, the main spring leaves being bent in the unloaded condition and having a convex side and a concave side, the secondary main spring leaf having its concave side facing the convex side of the main main spring leaf is attached to the main main spring leaf, with the unloaded secondary main spring leaf being more bent than the unloaded primary main spring leaf so that the ends of the secondary main spring leaf rest against the primary main spring leaf.

Het kenmerk waarbij het secundaire hoofdveerblad meer gebogen is dan het primaire hoofdveerblad wil met andere woorden zeggen dat het secundaire hoofdveerblad een kleinere gemiddelde boogstraal heeft dan de één of meer hoofdveerbladen.In other words, the feature where the secondary main spring leaf is more curved than the primary main spring leaf means that the secondary main spring leaf has a smaller mean radius of curvature than the one or more main spring leaves.

Dankzij het secundaire hoofdveerblad kan op gemakkelijke wijze het gewenste veergedrag verkregen worden, zonder dat het verenpakket langer dient te worden.Thanks to the secondary main spring leaf, the desired spring behavior can be obtained in an easy way, without the spring package having to be longer.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de bevestiging van één of beide uiteinden van het primaire veerblad aan het chassis of aan een kantelblok en/of de bevestiging van het kantelblok of de kantelblokken aan het chassis een silentblock.In a preferred embodiment, the attachment of one or both ends of the primary spring leaf to the chassis or to a tilt block and/or the attachment of the tilt block or blocks to the chassis comprises a silent block.

Bij voorkeur omvat de bevestiging van beide uiteinden van het primaire veerblad aan het chassis of aan een kantelblok en de bevestiging van het kantelblok of de kantelblokken aan het chassis een silentblock.Preferably, the attachment of both ends of the primary spring leaf to the chassis or to a tilt block and the attachment of the tilt block or blocks to the chassis comprises a silent block.

Op deze manier wordt de ophanging nog stiller.In this way, the suspension becomes even quieter.

Opgemerkt wordt dat een silentblock een in het vakgebied gebruikelijke benaming is voor twee concentrische holle cilinders oftewel bussen waartussen rubber is aangebracht, waarbij de cilinders bevestigd worden aan twee onderdelen die moeten kunnen scharnieren ten opzichte van elkaar zonder vibraties over te brengen.It is noted that a silent block is a name customary in the field for two concentric hollow cylinders or bushes between which rubber is arranged, wherein the cylinders are attached to two parts that must be able to pivot with respect to each other without transmitting vibrations.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft de aanhangwagen aan elke zijkant precies één wiel of precies twee of precies drie wielen die achter elkaar geplaatst zijn, waarbij, in het geval de aanhangwagen aan elke zijkant twee of drie wielen heeft, deze wielen een hart-op-hart afstand hebben van 100 cm of minder.In a preferred embodiment, the trailer has exactly one wheel on each side or exactly two or exactly three wheels placed one behind the other, where, in case the trailer has two or three wheels on each side, these wheels have a center-to-centre have a distance of 100 cm or less.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft de aanhangwagen aan elke zijkant minimaal twee wielen die achter elkaar geplaatst zijn en die een hart- op-hart afstand hebben van 85cm of minder, en bij voorkeur van 80cm of minder.In a preferred embodiment, the trailer has a minimum of two wheels on each side that are placed one behind the other and which have a center-to-center distance of 85cm or less, and preferably of 80cm or less.

Om de uitvinding te verduidelijken, wordt hieronder een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een aanhangwagen volgens de uitvinding, met referentie aan de volgende figuren, waarbij: figuur 1 schematisch en in perspectief een aanhangwagen volgens de uitvinding weergeeft in een eerste gebruikstoestand:; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens Il-II van een deel van de aanhangwagen van figuur 1; figuur 3 de doorsnede weergeeft volgens figuur 2 in een tweede gebruikstoestand; figuur 4 een doorsnede weergeeft van een deel van de aanhangwagen van figuur 1 volgens lijn IV-IV in fig. 2; figuur 5 in perspectief en op grotere schaal een deel weergeeft van de aanhangwagen van figuur 1; figuur 6 het deel van de aanhangwagen volgens figuur 5 weergeeft in een geëxplodeerd aanzicht; figuren 7, respectievelijk 8 een onderdeel van de aanhangwagen weergeven in een aanzicht zoals in figuren 4 en 5, respectievelijk 6. De in de figuren weergegeven aanhangwagen 1 is een tandem-asser, met aan beide zijkanten twee wielen 2, die op onderling parallelle, horizontale assen draaibaar zijn en die een onderlinge hart-op-hart afstand A hebben van 74 cm.In order to clarify the invention, a preferred embodiment of a trailer according to the invention is described below, with reference to the following figures, in which: figure 1 shows schematically and in perspective a trailer according to the invention in a first position of use:; figure 2 represents a section according to II-II of a part of the trailer of figure 1; figure 3 represents the cross-section according to figure 2 in a second position of use; figure 4 shows a cross-section of part of the trailer of figure 1 along line IV-IV in figure 2; figure 5 shows in perspective and on a larger scale a part of the trailer of figure 1; figure 6 shows the part of the trailer according to figure 5 in an exploded view; figures 7 and 8 respectively show a part of the trailer in a view as in figures 4 and 5 and 6 respectively. The trailer 1 shown in the figures is a tandem axle, with two wheels 2 on both sides, which are mounted on mutually parallel, horizontal shafts are rotatable and have a mutual center-to-center distance A of 74 cm.

De assen van de wielen 2 zijn bevestigd in kokerbalken 3 die lopen van een zijkant van de aanhangwagen naar de andere zijkant en die daardoor overeenkomstige wielen 2 aan de beide zijkanten verbinden.The axles of the wheels 2 are mounted in box girders 3 running from one side of the trailer to the other side and thereby connecting corresponding wheels 2 on both sides.

De aanhangwagen 1 strekt zich van zijn achterkant naar zijn voorkant uit in een lengterichting L. De aanhangwagen 1 heeft een chassis, waarop in de figuren geen opbouw geplaatst is, maar waarop eender welke opbouw geplaatst kan worden, afhankelijk van de gewenste functie van de aanhangwagen 1. Het chassis omvat, in dit voorbeeld, twee draagbalken 4 die zich in de lengterichting L uitstrekken en een dwarsbalk die de twee draagbalken 4 aan hun voorkant verbindt.The trailer 1 extends from its rear to its front in a longitudinal direction L. The trailer 1 has a chassis on which no superstructure is placed in the figures, but on which any superstructure can be placed, depending on the desired function of the trailer 1. The chassis comprises, in this example, two girders 4 extending in the longitudinal direction L and a cross-beam connecting the two girders 4 at their front.

De aanhangwagen 1 heeft verder een V-vormige dissel 5 met twee benen die onbeweeglijk aan het chassis bevestigd is. Aan de voorkant van de dissel 5 is deze voorzien van een kogelkoppeling 6 met een oplooprem.The trailer 1 further has a V-shaped drawbar 5 with two legs, which is fixed immovably to the chassis. At the front of the drawbar 5, it is provided with a ball coupling 6 with an overrun brake.

De wielen 2 zijn elk verend aan het chassis opgehangen door middel van een wielophanging 7. Deze wielophanging 7 bestaat hoofdzakelijk uit een verenpakket 8, een kantelblok 9 en plaatvormige ophangelementen 10, ook wel veerhanden genoemd in het betreffende vakgebied.The wheels 2 are each resiliently suspended from the chassis by means of a wheel suspension 7. This wheel suspension 7 mainly consists of a spring package 8, a tilting block 9 and plate-shaped suspension elements 10, also referred to as spring hands in the relevant field.

Het verenpakket 8 bestaat uit twee hoofdveerbladen 11,12 en een hulpveerblad 13, die elk gebogen paraboolveerbladen zijn en die in hun midden door middel van een torenbout, en met gebruikmaking van tussenplaatjes om als afstandshouder te dienen, op een afstand van elkaar aan elkaar bevestigd zijn.The spring package 8 consists of two main spring leaves 11,12 and an auxiliary spring leaf 13, each of which is curved parabolic spring leaves and which are fastened in their center by means of a tower bolt, and using spacers to act as a spacer, at a distance from each other. to be.

De twee hoofdveerbladen zijn, meer specifiek, een primair hoofdveerblad 11 met ogen 14 aan beide uiteinden en een secundair hoofdveerblad 12. Het secundaire hoofdveerblad 12 is gemaakt met een kleinere boogstraal dan het primaire hoofdveerblad 11, zodat de uiteinden van het secundaire hoofdveerblad 12 tegen het primaire hoofdveerblad 12 rusten, waarbij de hoofdveerbladen verder niet in direct contact zijn.More specifically, the two main spring leaves are a primary main spring leaf 11 with eyes 14 at both ends and a secondary main spring leaf 12. The secondary main spring leaf 12 is made with a smaller radius of curvature than the primary main spring leaf 11, so that the ends of the secondary main spring leaf 12 against the primary main spring leaf 12 rests with the main spring leaves not otherwise in direct contact.

Het hulpveerblad 13 is gemaakt met een grotere boogstraal dan de hoofdveerbladen 11, 12 zodat de uiteinden van het hulpveerblad 13 vrij zijn van de hoofdveerbladen, ten minste in onbelaste toestand van het verenpakket. De uiteinden van het hulpveerblad zijn voorzien van rubber blokjes 15 die bij voldoende grote vervorming van het verenpakket 8 contactpunten met de hoofdveerbladen 11, 12 vormen.The auxiliary spring leaf 13 is made with a greater radius of curvature than the main spring leaves 11, 12 so that the ends of the auxiliary spring leaf 13 are clear of the main spring leaves, at least in the unloaded condition of the spring package. The ends of the auxiliary spring leaf are provided with rubber blocks 15 which form contact points with the main spring leaves 11, 12 when the spring package 8 is deformed sufficiently.

De ophangelementen 10 zijn plaatvormige elementen met een opstaande rand voor de stevigheid. Zij hebben een breedste gedeelte 16, en lopen naar boven en onder toe naar een smaller bovenste en onderste uiteinde. Boven het breedste gedeelte 16 van de ophangelementen 10 zijn zij, paarsgewijs, aan weerszijden van een draagbalk 4 van het chassis, door middel van bouten aan deze draagbalk 4 bevestigd. Onder de draagbalk 4 hebben de ophangelementen een onderlinge afstand B. De ophangelementen 10 zijn nabij hun onderste uiteinde voorzien van eerste gaten 17, en op hun breedste gedeelte van tweede gaten 18. Er zijn drie paren ophangelementen 10 voorzien aan iedere zijkant van de aanhangwagen, te weten een voorste paar 10a, waaraan het voorste uiteinde van het voorste verenpakket 8 is bevestigd, een middelste paar 10b, waaraan het achterste uiteinde van het voorste verenpakket 8 is bevestigd via een kantelblok 9 en waaraan het voorste uiteinde van het achterste verenpakket 8 is bevestigd, en een achterste paar 10c, waaraan het achterste uiteinde van het achterste verenpakket 8 is bevestigd via een kantelblok 9.The suspension elements 10 are plate-shaped elements with a raised edge for strength. They have a widest portion 16, and taper up and down to a narrower upper and lower end. Above the widest part 16 of the suspension elements 10 they are attached, in pairs, on either side of a supporting beam 4 of the chassis, to this supporting beam 4 by means of bolts. Below the beam 4, the suspension elements have a mutual distance B. The suspension elements 10 are provided with first holes 17 near their lower end, and second holes 18 at their widest part. Three pairs of suspension elements 10 are provided on each side of the trailer, namely, a front pair 10a, to which the front end of the front spring package 8 is attached, a middle pair 10b, to which the rear end of the front spring package 8 is attached via a tilt block 9, and to which the front end of the rear spring package 8 is attached attached, and a rear pair 10c, to which the rear end of the rear spring package 8 is attached via a tilt block 9.

Het kantelblok 9 is een gevormd onderdeel dat, in zijaanzicht, gebogen is. Het kantelblok 9 heeft bovenaan een breedte C die smaller is dan de afstand B tussen de ophangelementen 10 en verbreedt naar onderen toe. Het kantelblokThe tilt block 9 is a molded part which, in side view, is bent. The tilting block 9 has a width C at the top which is narrower than the distance B between the suspension elements 10 and widens towards the bottom. The tilting block

9 is aan een eerste uiteinde, in dit voorbeeld aan zijn bovenzijde, voorzien van een oog 19. Aan een tweede uiteinde, in dit voorbeeld de onderzijde van het kantelblok, heeft het kantelblok 9 een breedte D die groter is dan de afstand B tussen de ophangelementen 10, en is het voorzien van twee benen 20 met gaten 21. Tussen de benen is een brug 214, oftewel een dwarsverbinding, gelast. Deze brug 21a strekt zich uit van het bovenste uiteinde van het kantelblok 9 tot op een afstand a1 vanaf het onderste uiteinde van het kantelblok 9, meer precies vanaf een lijn die door de middelpunten van de gaten 21 loopt, waarbij de afstand a1 40% bedraagt van de afstand a2 tussen de centrale lijn van het oog 19 en de lijn die door de middelpunten van de gaten 21 loopt. Het verenpakket 8 en het kantelblok 9 en de ophangelementen 10 zijn aan elkaar bevestigd. Hierbij is het oog 14 aan het voorste uiteinde van ieder primair hoofdveerblad 11 bevestigd ter plaatse van de eerste gaten 17 van een paar ophangelementen 10 en is het oog 14 aan het achterste uiteinde van ieder primair hoofdveerblad 11 bevestigd tussen de benen 20 aan het tweede uiteinde van een kantelblok 9.9 is provided at a first end, in this example on its top side, with an eye 19. At a second end, in this example the bottom side of the tilting block, the tilting block 9 has a width D which is greater than the distance B between the suspension elements 10, and it is provided with two legs 20 with holes 21. A bridge 214, i.e. a transverse connection, is welded between the legs. This bridge 21a extends from the upper end of the tilt block 9 to a distance a1 from the lower end of the tilt block 9, more precisely from a line passing through the centers of the holes 21, the distance a1 being 40% of the distance a2 between the central line of the eye 19 and the line passing through the centers of the holes 21. The spring package 8 and the tilting block 9 and the suspension elements 10 are fixed to each other. The eye 14 is attached to the front end of each primary main spring leaf 11 at the location of the first holes 17 of a pair of suspension elements 10 and the eye 14 to the rear end of each primary main spring leaf 11 is fixed between the legs 20 at the second end. of a tilting block 9.

De kantelblokken 9 zijn met hun eerste uiteinde tussen een paar ophangelementen 10, ter plaatse van de tweede gaten 18 daarvan, bevestigd. Het verenpakket 8 en het kantelblok 9 en de ophangelementen 10 zijn aan elkaar bevestigd door middel van silentblocks 22. Dit zijn rubberlagers met een binnenste metalen bus 23 en een buitenste metalen bus 24, waartussen rubber is aangebracht. De silentblocks 22 zijn hierbij in de ogen 14 van de primaire hoofdveerbladen 11 en in het oog 19 van het kantelblok 9 geperst, zodat zij daarin onbeweeglijk vast zitten.The tilting blocks 9 are fixed with their first ends between a pair of suspension elements 10, at the location of the second holes 18 thereof. The spring package 8 and the tilting block 9 and the suspension elements 10 are fixed to each other by means of silent blocks 22. These are rubber bearings with an inner metal bush 23 and an outer metal bush 24, between which rubber is arranged. The silent blocks 22 are in this case pressed into the eyes 14 of the primary main spring leaves 11 and into the eye 19 of the tilting block 9, so that they are immovably fixed therein.

De binnenste bus 23 steekt in dit voorbeeld aan elke kant 1.5 mm verder dan het rubber en de buitenste bus 24. Hierdoor kan deze binnenste bus 23 vastgeklemd worden tussen de ophangelementen 10 of tussen de benen 20 van het kantelblok door middel van een bout 25 die loopt doorheen de eerste gaten 17, de tweede gaten 18 of de gaten 21 in de benen 20 van het kantelblok 9 en die stevig aangedraaid wordt. Hierdoor is een scharnierbeweging alleen mogelijk door vervorming van het rubber in de silentblocks 22.In this example, the inner sleeve 23 protrudes 1.5 mm further on each side than the rubber and the outer sleeve 24. As a result, this inner sleeve 23 can be clamped between the suspension elements 10 or between the legs 20 of the tilting block by means of a bolt 25 which passes through the first holes 17, the second holes 18 or the holes 21 in the legs 20 of the tilting block 9 and is tightened firmly. As a result, a hinge movement is only possible through deformation of the rubber in the silentblocks 22.

Dankzij de silentblocks 22 is het kantelblok 9 scharnierend, zij het met weerstand en over een beperkte hoek, aan de ophangelementen 10 bevestigd en is het verenpakket 8 scharnierend, met weerstand en over een beperkte hoek, aan het kantelblok 9 en daardoor aan de ophangelementen 10 bevestigd.Thanks to the silent blocks 22, the tilt block 9 is hinged, albeit with resistance and through a limited angle, to the suspension elements 10 and the spring package 8 is hinged, with resistance and through a limited angle, to the tilt block 9 and thereby to the suspension elements 10. confirmed.

Hierbij is het kantelblok 9 scharnierend rond een eerste geometrische scharnieras S aan de ophangelementen 10 bevestigd en scharnierend rond een tweede geometrische scharnieras T aan het verenpakket 8 bevestigd. De tweede geometrische scharnieras T valt samen met de lijn die door de middelpunten van de gaten 21 loopt. De eerste geometrische scharnieras S valt samen met de centrale lijn van het oog 19.In this case, the tilting block 9 is pivoted about a first geometric pivot axis S to the suspension elements 10 and pivoted about a second geometric pivot axis T to the spring package 8 . The second geometric pivot axis T coincides with the line passing through the centers of the holes 21. The first geometric pivot axis S coincides with the central line of the eye 19.

De wielen 2 zijn elk aan een ophanging 7 bevestigd doordat de kokerbalken 3, nabij hun uiteinden, en dus nabij de wielen 2, door middel van U-beugels 26 op het verenpakket 8 bevestigd zijn. Ter plaatse van deze bevestiging is een stootblok 27 aangebracht op de kokerbalken 3. Dit stootblok 27 raakt de draagbalken 4 indien de vervorming van het verenpakket 8 groter is dan een maximale waarde en beperkt daardoor de veerweg om schade aan de ophanging 7 te voorkomen.The wheels 2 are each attached to a suspension 7 in that the box girders 3, near their ends, and thus near the wheels 2, are attached to the spring package 8 by means of U-brackets 26. At the location of this attachment a buffer block 27 is arranged on the box girders 3. This buffer block 27 touches the bearing beams 4 if the deformation of the spring package 8 is greater than a maximum value and thereby limits the spring travel to prevent damage to the suspension 7 .

Indien de vervorming van de hoofdveerbladen 11,12 beperkt is, zijn de uiteinden van het hulpveerblad 13 vrij van de hoofdveerbladen 11,12 en heeft het hulpveerblad geen functie. Wanneer echter een bepaalde grenswaarde van de vervorming overschreden wordt, komen de uiteinden van het hulpveerblad 13, met name de rubber blokjes 15, in contact met de hoofdveerbladen 11,12. Bij nog grotere vervormingen draagt daardoor het hulpveerblad 13 bij aan de veerkarakteristiek van het verenpakket 8. Deze grenswaarde ligt op ongeveer 34% van de maximale veerweg. In figuur 2 en figuur 3 worden twee verschillende mates van vervorming van het verenpakket 8 weergegeven. Hierbij toont figuur 2 de ophanging 7 in onbelaste toestand en toont figuur 3 de ophanging 7 in een toestand waarin het primaire hoofdveerblad 11 horizontaal, met andere woorden, recht, is. In de toestand van figuur 3 is de bovengenoemde grenswaarde alreeds overschreden, zodat de uiteinden van het hulpveerblad 13 in contact zijn, via de rubber blokjes 15, met de hoofdveerbladen 11,12. Alle bevestigingspunten van de ogen 14 aan een kantelblok 9 of aan een ophangelement 10, of van een kantelblok 9 aan de ophangelementen 10, zijn hierbij over een kleine hoek gescharnierd vergeleken met de toestand van figuur 2.If the deformation of the main spring leaves 11,12 is limited, the ends of the auxiliary spring leaf 13 are free from the main spring leaves 11,12 and the auxiliary spring leaf has no function. However, when a certain limit value of the deformation is exceeded, the ends of the auxiliary spring leaf 13, in particular the rubber blocks 15, come into contact with the main spring leaves 11,12. In the case of even greater deformations, the auxiliary spring leaf 13 therefore contributes to the spring characteristic of the spring package 8. This limit value is approximately 34% of the maximum spring travel. In figure 2 and figure 3 two different degrees of deformation of the spring package 8 are shown. Here, figure 2 shows the suspension 7 in an unloaded condition and figure 3 shows the suspension 7 in a condition in which the primary main spring leaf 11 is horizontal, in other words, straight. In the situation of figure 3, the above-mentioned limit value has already been exceeded, so that the ends of the auxiliary spring leaf 13 are in contact, via the rubber blocks 15, with the main spring leaves 11,12. All attachment points of the eyes 14 on a tilting block 9 or on a suspension element 10, or of a tilting block 9 on the suspension elements 10, are herein hinged through a small angle compared to the situation in figure 2.

De maximale waarde van deze scharnierhoek is in dit voorbeeld 12°. De geometrische scharnierassen S, respectievelijk T waarrond het kantelblok 9 scharnierend is ten opzichte van de draagbalken, respectievelijk het verenpakket 8, zijn in de figuren aangegeven en lopen horizontaal en haaks op lengterichting L.The maximum value of this hinge angle is 12° in this example. The geometric pivot axes S, T, respectively, around which the tilting block 9 is pivotable with respect to the supporting beams, respectively the spring package 8, are indicated in the figures and run horizontally and perpendicular to the longitudinal direction L.

In de toestand van figuur 3 is het kantelblok 9 maximaal gekanteld, en bevinden het voorste oog 14 van het achterste primaire hoofdveerblad 11 en het achterste oog 14 van het voorste primaire hoofdveerblad 11 zich op een minimale afstand van elkaar en op dezelfde hoogte.In the state of Fig. 3, the tilt block 9 is tilted to the maximum, and the front eye 14 of the rear primary main spring leaf 11 and the rear eye 14 of the front primary main spring leaf 11 are at a minimum distance from each other and at the same height.

Deze kantelbeweging van het kantelblok 9 is mogelijk doordat de ophangelementen 10 naar onderen toe smaller worden, zodat de bredere onderzijde van het kantelblok 9 niet gehinderd wordt door de ophangelementen 10 bij een kantelbeweging.This tilting movement of the tilting block 9 is possible because the suspension elements 10 narrow towards the bottom, so that the wider underside of the tilting block 9 is not hindered by the suspension elements 10 during a tilting movement.

Claims

Conclusions

1.- Trailer (1) fitted with wheels (2) and with a chassis, the trailer (1) extending in a longitudinal direction (L) from a rear to a front, with at least one of the wheels (2) is resiliently attached to the chassis by means of a suspension (7), wherein the suspension (7) comprises a spring package (8) with one or more main spring leaves (11,12), wherein the one or more main spring leaves (11,12) have a primary main spring leaf (11), wherein the primary main spring leaf (11) is a parabolic spring leaf, the primary main spring leaf (11) having two ends, both ends of the primary main spring leaf (11) being attached to the chassis, with at least one of the ends of the primary main spring leaf (11) is fixed to the chassis by means of a tilt block (9), the tilt block (9) being hinged to the chassis and to the respective end of the primary main spring leaf (11), the tilt block (9) towards The main part of the chassis is hinged about a horizontal geometric hinge axis (S) perpendicular to the longitudinal direction (L).

Trailer (1) according to claim 1, wherein the tilting block (9) has a first end and a second end, the first end being attached to the chassis and the second end being attached to the respective end of the primary main spring leaf (11). the tilt block (9) has two legs (20) between which the respective end of the primary main spring leaf (11) is mounted, wherein, at a position between the first end and the second end, the tilt block (9) is provided of a bridge (21a) connecting the two legs.

Trailer (1) according to claim 2, wherein the distance (a1) between the second end and the bridge (21a) is at most 60% of the distance (a2) between the first end and the second end.

Trailer (1) according to claim 2 or 3, wherein the bridge extends over a distance of at least 10%, and preferably at least 20%, of the distance (a2) between the first end and the second end.

Trailer (1) according to any one of the preceding claims, characterized in that the tilting block (9) is fixed to the chassis by means of two suspension elements (10) mounted on either side of a chassis beam (4), the tilting block (9) has a width (C) at its top that is less than the distance (B) between the suspension elements and a width (D) at its bottom that is greater than the distance (B) between the suspension elements, where the tilting block (9) is mounted on its upper side between the suspension elements (10) and wherein the tilting block (9) has on its lower side two legs (20) between which one end of the primary main spring leaf (11) is mounted.

Trailer (1) according to claim 5, wherein the trailer (1) has at least two wheels (2) on each side, i.e. a front first wheel supported by said suspension (7) with a first primary main spring leaf (11). is resiliently attached to the chassis and a second wheel (2) located behind it which is resiliently attached to the chassis by another said suspension (7) with a second primary main spring leaf (11), the rear end of the first primary main spring leaf (11 ) and the front end of the second primary main spring leaf (11) being attached to the same suspension elements (10), the rear end of the first primary main spring leaf (11) and/or the front end of the second primary main spring leaf (11) by means of of a said tilting block (9) are attached to these suspension elements (10), the suspension elements (10) having a wide portion (16) to which the tilting block (9) is attached, the suspension elements (10) being below the wide portion (16) narrow as distance from the wide portion (16) increases to a narrow portion at the bottom of the suspension elements (10), with only one of the ends of each of the first main main spring leaf (11) and second main main spring leaf ( 11) is attached to such suspension elements (10) by means of a said tilting block (9), the other end of each of the first primary main spring leaf (11) and the second primary main spring leaf (11) pivotally attached to such suspension elements (10) is.

Trailer (1) according to claim 5 or 6, wherein the first primary main spring leaf (11) and the second primary main spring leaf (11) each have a front end and a rear end, wherein both the rear end of the first primary main spring leaf ( 11) if the front end of the second main main spring leaf (11) are attached to the same suspension elements (10), the rear end of the first main main spring leaf (11) or the front end of the second main main spring leaf (11), but not both are attached to these suspension elements (10) by means of a said tilting block (9).

Trailer (1) according to claim 7, wherein the tilting block (9) attached to these suspension elements (10) has an attachment point to the first primary main spring leaf (11) or the second primary main spring leaf (11), said attachment point, in the situation that the primary main spring leaf (11) is straight, it is at the same height as the attachment point of the other primary main spring leaf (11) to these suspension elements (10).

Trailer (1) according to any one of the preceding claims, wherein the spring package (8) comprises an auxiliary spring leaf (13), the auxiliary spring leaf (13) being a parabolic spring leaf, the auxiliary spring leaf (13) having two ends, the middle being of the one or more main spring leaves (11,12) and the center of the auxiliary spring leaf (13) are attached to each other, wherein the one or more main spring leaves (11,12) and the auxiliary spring leaf (13) are bent in unloaded condition and have a convex side, wherein the auxiliary spring leaf (13) is arranged on the convex side of the one or more main spring leaves (11), the auxiliary spring leaf (13) in unloaded condition being straighter than the one or more main spring leaves (11, 12) in unloaded condition so that in unloaded condition the ends of the auxiliary spring leaf (13) are free from the one or more main spring leaves (11,12).

Trailer (1) according to claim 9, wherein, if the spring package (8) is deformed below a limit value, the ends of the auxiliary spring leaf (13) are free from the one or more main spring leaves (11,12). and wherein, in case of a deformation of the spring package (8) that is higher than the limit value, the ends of the auxiliary spring leaf (13) are in contact with the one or more main spring leaves (11,12), the limit value being at least 20% of the maximum deformation of the spring package (8) and a maximum of 50% of the maximum deformation of the spring package (8).

Trailer (1) according to any one of claims 5 to 10, wherein the trailer (1) has at least two wheels (2) on each side, i.e. a front first wheel connected by said suspension (7) to a first primary main spring leaf (11) is resiliently attached to the chassis and a second wheel (2) located behind it which is resiliently attached to the chassis by another said suspension (7) with a second primary main spring leaf (11) wherein the rear end of the first main main spring leaf (11) and the front end of the second main main spring leaf (11) are attached to the same suspension elements (10) with either the rear end of the first main main spring leaf (11) or the front end of the second main main spring leaf ( 11) are attached to these suspension elements (10) by means of a said tilt block (9) but not both, i.e. the rear end of the first primary main spring leaf (11) and the front end of the The second primary main spring leaf (11) is attached to these suspension elements (10) by means of separate said tilting blocks (9).

Trailer (1) according to any one of the preceding claims, wherein the trailer (1) has at least two wheels (2) on each side, i.e. a front first wheel which is supported by a said suspension (7) with a first primary main spring leaf. (11) is resiliently attached to the chassis and a second wheel (2) located behind it which is resiliently attached to the chassis by another said suspension (7) with a second primary main spring leaf (11), only one of the ends of each of the first main main spring leaf (11) and the second main main spring leaf (11) being fixed to the chassis by means of a said tilt block (9) the other end of each of the first main main spring leaf (11) and the second main main spring leaf (11) is hinged to the chassis.

Trailer (1) according to any one of the preceding claims, characterized in that the trailer is a trailer of category O1 or category O2.

Trailer (1) according to claims 9 or 10, wherein the ends of the auxiliary spring leaf (13) are provided with contact points (15) which point in the direction of the one or more main spring leaves (11,12) above the auxiliary spring leaf (13). sticking out.

Trailer (1) according to claim 14, wherein the contact points (15) are made of rubber.

Trailer (1) according to any one of the preceding claims, wherein the one or more main spring leaves (11,12) comprise a secondary main spring leaf (12), the secondary main spring leaf (12) being a parabolic spring leaf, the secondary main spring leaf (12 ) has two ends, with the center of the main primary spring leaf (11) and the center of the main secondary spring leaf (12) attached to each other, a spacer between the center of the main main spring leaf (11) and the center of the main secondary spring leaf (12) wherein the main spring leaves (11,12) are bent in the unloaded condition and have a convex side and a concave side, the secondary main spring leaf (12) having its concave side facing the convex side of the primary main spring leaf

(11) is attached to the primary main spring leaf (11), with the main secondary spring leaf (12) in the unloaded condition being bent more than the main main spring leaf (11) in the unloaded condition so that the ends of the main secondary spring leaf (12) against the main main spring leaf (11) rest.

Trailer (1) according to any one of the preceding claims, wherein the attachment of both ends of the primary spring leaf (11) to the chassis or to a tilting block (9) and the attachment of the tilting block (9) or the tilting blocks (9 ) each have a silent block (22) on the chassis.

Trailer (1) according to any one of the preceding claims, wherein the trailer (1) has at least two wheels (2) on each side that have a centre-to-centre distance (A) of 85cm or less.