BE1027802B1 - Werkwijzen en inrichtingen voor meerfasige activatie van communicatie-inrichtingen - Google Patents

Werkwijzen en inrichtingen voor meerfasige activatie van communicatie-inrichtingen Download PDF

Info

Publication number
BE1027802B1
BE1027802B1 BE20205942A BE202005942A BE1027802B1 BE 1027802 B1 BE1027802 B1 BE 1027802B1 BE 20205942 A BE20205942 A BE 20205942A BE 202005942 A BE202005942 A BE 202005942A BE 1027802 B1 BE1027802 B1 BE 1027802B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
interface
field
mode
communication device
communication
Prior art date
Application number
BE20205942A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1027802A1 (nl
Inventor
Alexander Mueggenborg
Edward A Richley
Original Assignee
Zebra Technologies
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Zebra Technologies filed Critical Zebra Technologies
Publication of BE1027802A1 publication Critical patent/BE1027802A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1027802B1 publication Critical patent/BE1027802B1/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04BTRANSMISSION
    • H04B5/00Near-field transmission systems, e.g. inductive or capacitive transmission systems
    • H04B5/70Near-field transmission systems, e.g. inductive or capacitive transmission systems specially adapted for specific purposes
    • H04B5/72Near-field transmission systems, e.g. inductive or capacitive transmission systems specially adapted for specific purposes for local intradevice communication
    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06KGRAPHICAL DATA READING; PRESENTATION OF DATA; RECORD CARRIERS; HANDLING RECORD CARRIERS
    • G06K7/00Methods or arrangements for sensing record carriers, e.g. for reading patterns
    • G06K7/10Methods or arrangements for sensing record carriers, e.g. for reading patterns by electromagnetic radiation, e.g. optical sensing; by corpuscular radiation
    • G06K7/10009Methods or arrangements for sensing record carriers, e.g. for reading patterns by electromagnetic radiation, e.g. optical sensing; by corpuscular radiation sensing by radiation using wavelengths larger than 0.1 mm, e.g. radio-waves or microwaves
    • G06K7/10158Methods or arrangements for sensing record carriers, e.g. for reading patterns by electromagnetic radiation, e.g. optical sensing; by corpuscular radiation sensing by radiation using wavelengths larger than 0.1 mm, e.g. radio-waves or microwaves methods and means used by the interrogation device for reliably powering the wireless record carriers using an electromagnetic interrogation field
    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06KGRAPHICAL DATA READING; PRESENTATION OF DATA; RECORD CARRIERS; HANDLING RECORD CARRIERS
    • G06K19/00Record carriers for use with machines and with at least a part designed to carry digital markings
    • G06K19/06Record carriers for use with machines and with at least a part designed to carry digital markings characterised by the kind of the digital marking, e.g. shape, nature, code
    • G06K19/067Record carriers with conductive marks, printed circuits or semiconductor circuit elements, e.g. credit or identity cards also with resonating or responding marks without active components
    • G06K19/07Record carriers with conductive marks, printed circuits or semiconductor circuit elements, e.g. credit or identity cards also with resonating or responding marks without active components with integrated circuit chips
    • G06K19/0701Record carriers with conductive marks, printed circuits or semiconductor circuit elements, e.g. credit or identity cards also with resonating or responding marks without active components with integrated circuit chips at least one of the integrated circuit chips comprising an arrangement for power management
    • G06K19/0707Record carriers with conductive marks, printed circuits or semiconductor circuit elements, e.g. credit or identity cards also with resonating or responding marks without active components with integrated circuit chips at least one of the integrated circuit chips comprising an arrangement for power management the arrangement being capable of collecting energy from external energy sources, e.g. thermocouples, vibration, electromagnetic radiation
    • G06K19/0708Record carriers with conductive marks, printed circuits or semiconductor circuit elements, e.g. credit or identity cards also with resonating or responding marks without active components with integrated circuit chips at least one of the integrated circuit chips comprising an arrangement for power management the arrangement being capable of collecting energy from external energy sources, e.g. thermocouples, vibration, electromagnetic radiation the source being electromagnetic or magnetic
    • G06K19/0709Record carriers with conductive marks, printed circuits or semiconductor circuit elements, e.g. credit or identity cards also with resonating or responding marks without active components with integrated circuit chips at least one of the integrated circuit chips comprising an arrangement for power management the arrangement being capable of collecting energy from external energy sources, e.g. thermocouples, vibration, electromagnetic radiation the source being electromagnetic or magnetic the source being an interrogation field
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02DCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES IN INFORMATION AND COMMUNICATION TECHNOLOGIES [ICT], I.E. INFORMATION AND COMMUNICATION TECHNOLOGIES AIMING AT THE REDUCTION OF THEIR OWN ENERGY USE
    • Y02D30/00Reducing energy consumption in communication networks
    • Y02D30/70Reducing energy consumption in communication networks in wireless communication networks

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Theoretical Computer Science (AREA)
  • Microelectronics & Electronic Packaging (AREA)
  • Computer Hardware Design (AREA)
  • Toxicology (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Artificial Intelligence (AREA)
  • Computer Vision & Pattern Recognition (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Mobile Radio Communication Systems (AREA)
  • Near-Field Transmission Systems (AREA)
  • Transceivers (AREA)
  • Telephone Function (AREA)

Abstract

Een werkwijze omvat, als reactie op het ontvangen van een eerste signaal in een communicatie-inrichting wanneer de communicatie-inrichting zich in een diepe slaapmodus bevindt, het wijzigen van de tag van de diepe slaapmodus naar een wakkere modus voor een periode, waarbij de communicatie-inrichting een eerste hoeveelheid stroom verbruikt in de diepe slaapstand, en de communicatie-inrichting een tweede hoeveelheid stroom verbruikt in de wakkere modus, en de tweede hoeveelheid stroom groter is dan de eerste hoeveelheid stroom; als reactie op het ontvangen van een tweede signaal gedurende de periode in de wakkere modus, het omzetten van de communicatie-inrichting van de wakkere modus naar een volledig functionele modus, waarbij de communicatie-inrichting een derde hoeveelheid stroom verbruikt in de volledig functionele modus, en de derde hoeveelheid stroom groter is dan de tweede hoeveelheid stroom.

Description

WERKWIJZEN EN INRICHTINGEN VOOR MEERFASIGE ACTIVATIE VAN COMMUNICATIE-INRICHTINGEN
GEBIED Voorbeelden die hierin worden geopenbaard hebben betrekking op communicatieinrichtingen en, meer in het bijzonder, op werkwijzen en inrichtingen voor meerfasige activatie van communicatieapparatuur.
SAMENVATTING Volgens een aspect van de uitvinding is er een werkwijze voorzien omvattende, als reactie op het ontvangen van een eerste signaal op een communicatie-inrichting wanneer de communicatie-inrichting in een diepe slaapmodus is, de tag van de diepe slaapmodus naar een wakkere modus veranderen voor een periode, waarbij de communicatie-inrichting een eerste hoeveelheid stroom verbruikt in de diepe slaapmodus, en de communicatie- inrichting een tweede hoeveelheid stroom verbruikt in de wakkere modus, en de tweede hoeveelheid stroom groter is dan de eerste hoeveelheid stroom, als reactie op het ontvangen van een tweede signaal gedurende de periode in de wakkere modus, de communicatie-inrichting van de wakkere modus naar een volledig functionele modus veranderen, waarbij de communicatie- inrichting een derde hoeveelheid stroom verbruikt in de volledig functionele modus, en de derde hoeveelheid stroom groter is dan de tweede hoeveelheid stroom, en als reactie op het niet ontvangen van het tweede signaal gedurende de periode, de communicatie-inrichting van de wakkere modus naar de diepe slaapmodus veranderen. Optioneel of aanvullend kan het eerste signaal worden ontvangen door een near-field radiofrequentie (RF) interface, en/of kan het tweede signaal worden ontvangen via een magnetic-field interface of near-field radiofrequentie (RF) interface.
Optioneel of aanvullend kan de magnetic-field interface uit zijn in de diepe slaapmodus en aan zijn in de wakkere modus en de volledig functionele modus. Optioneel of aanvullend kan de werkwijze verder het veranderen van de communicatie van de volledig functionele modus naar de diepe slaapmodus omvatten als reactie op het ontvangen van een derde signaal. Volgens een aspect van de uitvinding is er een communicatie- inrichting voorzien omvattende een magnetic-field interface, een near-field radiofrequentie (RF) interface, een far-field RF interface, en een controller, waarbij de controller is geconfigureerd om de communicatie-inrichting in een diepe slaapmodus te plaatsen waarin de magnetic-field interface in een uit staat is, de near-field RF interface in een inactieve staat is, en de far- field RF interface in de uit staat is, als reactie op het ontvangen van een weksignaal op de near-field RF interface, het omzetten van de communicatie-inrichting van de diepe slaapmodus naar een wakkere modus voor een periode waarin de magnetic-field interface in de aan staat is, de near-field RF interface in de aan staat is, en de far-field RF interface in de uit staat is, indien een activeringssignaal wordt ontvangen gedurende de periode, het omzetten van de communicatie-inrichting van de wakkere modus naar een volledig functionele modus waarin de magnetic-field interface, de near-field RF interface, en de far-field RF interface elk in de aan staat zijn, indien het activeringssignaal niet ontvangen wordt gedurende de periode, het omzetten van de communicatie-inrichting van de wakkere modus naar de diepe slaapmodus.
Optioneel of aanvullend kan de near-field RF interface een effectief bereik van ongeveer twee inch hebben, en/of kan de magnetic-field interface een effectief bereik van ongeveer twee voet hebben.
Optioneel of aanvullend kan de communicatie-inrichting verder een schakelaar omvatten die moet worden geactueerd om de communicatie- inrichting in de wakkere modus te plaatsen.
Optioneel of aanvullend kan de communicatie-inrichting verder een randapparaat omvatten, waarbij de controller geconfigureerd kan zijn voor het plaatsen van het randapparaat in de uit staat in de diepe slaapmodus en de wakkere modus, en voor het plaatsen van het randapparaat in de aan staat in de volledig functionele modus. Verder kan het randapparaat een versnellingsmeter zijn.
Optioneel of aanvullend kan de communicatie-inrichting verder een timer omvatten om de periode af te dwingen en/of waarbij de communicatie-inrichting een radiofrequentie-identificatielabel kan omvatten.
Optioneel of aanvullend kan de communicatie-inrichting verder een batterij omvatten.
Optioneel of aanvullend kan de communicatie-inrichting een eerste hoeveelheid stroom van de batterij verbruiken in de diepe slaapmodus, bij voorkeur kan de communicatie-inrichting een tweede hoeveelheid stroom verbruiken in de wakkere modus, en de tweede hoeveelheid stroom is groter dan de eerste hoeveelheid stroom, bij voorkeur kan de communicatie-inrichting een derde hoeveelheid stroom verbruiken in de volledig functionele modus, en de derde hoeveelheid stroom is gelijk of groter dan de tweede hoeveelheid stroom.
Volgens een aspect van de uitvinding is er een apparaat voorzien omvattende een batterij, een eerste communicatie-interface met een eerste effectief communicatiebereik, een tweede communicatie-interface met een tweede effectief communicatiebereik groter dan het eerste effectieve communicatiebereik, een derde communicatie-interface met een derde effectief communicatiebereik groter dan het tweede effectieve communicatiebereik, een controller die is geconfigureerd voor het plaatsen van het apparaat in een eerste operationele modus waarin de eerste communicatie-interface inactief is, de tweede communicatie-interface uit is, en de derde communicatie-interface uit is, het plaatsen van het apparaat in een tweede operationele modus waarin de eerste communicatie-interface aan is, de tweede communicatie-interface aan is, en de derde communicatie- interface uit is, en, indien een activeringssignaal wordt ontvangen in de tweede operationele modus, het plaatsen van het apparaat in een derde operationele modus waarin de eerste, tweede en derde communicatie- interfaces aan zijn.
Optioneel of aanvullend kan de controller geconfigureerd zijn om het apparaat 1n de tweede operationele modus te plaatsen als reactie op het ontvangen van een weksignaal, bij voorkeur kan het weksignaal een near- field communicatiesignaal zijn.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN De openbaring is verder uitgelegd op basis van voorbeelduitvoeringen weergegeven in de volgende tekeningen. De tekeningen tonen in de figuren, in.
FIG. 1 toont een voorbeeldsysteem inclusief communicatieapparatuur ingezet in een voorbeeldgebied.
FIG. 2 is een blokdiagram van een voorbeeld van een draadloze communicatie-inrichting constructed in overeenstemming met de leer van deze openbaring.
FIG. 3 is een tabel met voorbeeldtoestanden van componenten van de voorbeeld draadloze communicatie-inrichting van FIG. 2 in verschillende voorbeeldmodi.
FIG. 4 is een stroomschema dat representatief is voor een voorbeeldwerkwijze volgens de leer van deze openbaring.
Opgemerkt wordt dat de figuren slechts schematische weergaven zijn van voorbeelduitvoeringen van de openbaring. Gelijke onderdelen zijn aangeduid met dezelfde verwijzingscijfers.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING Communicatieapparatuur zenden en/of ontvangen signalen gebruikmakend van een of meer draadloze en/of bedrade interfaces. Voorbeelden van interfaces zijn radiofrequentie (RF) zendontvangers, RF 5 ontvangers, RF zenders, magnetic-field interfaces, en bedrade interfaces. Sommige communicatieapparatuur, zoals actieve radiofrequentie- identificatie (RFID) labels, hebben een interne stroombron (e.g., een batterij) die stroom aan een of meer componenten daarvan voorziet (e.g., een of meer van de interfaces. Hoewel sommige hierin geopenbaarde voorbeelden verwijzen naar en worden uitgelegd met behulp van actieve RFID-tags, is de leer van deze openbaring toepasbaar op elke geschikte communicatie-inrichting.
Sommige communicatieapparatuur, zoals actieve RFID-tags, zijn geconfigureerd om periodiek (e.g., tien keer per seconde) signalen op een vooraf bepaald energieniveau te zenden. Dergelijke periodieke uitzendingen worden soms bakens genoemd. Met name het zenden van dergelijke signalen kost energie van een stroombron (e.g., een interne of externe batterij). De actieve transmissie van deze signalen onderscheidt zich van een passieve transmissie welke extern voorziene energie gebruikt (e.g., via terugverstrooiing van een signaal voorzien door, bijvoorbeeld, een RFID- lezer).
Naast het zenden van signalen, ontvangen sommige RFID-tags signalen via een of meer interfaces. Terwijl sommige interfaces passief afhankelijk zijn van extern voorziene energie, zijn andere actief en worden ze gevoed door een interne stroombron. Een magnetic-field interface ontvangt bijvoorbeeld stroom van een interne batterij om draadloze communicatie met een ander magnetic-field interface mogelijk te maken. In sommige gevallen varieert de hoeveelheid stroom die wordt afgenomen door component(en) van dergelijke interface(s) overeenkomstig met een gewenst prestatieniveau en/of vermogen. Een grotere hoeveelheid stroom die wordt afgenomen door een communicatiecomponent kan het bijvoorbeeld mogelijk maken dat die component een groter communicatiebereik heeft.
Wanneer een RFID-tag zendt en/of actief wacht (i.e., een interne stroombron gebruikt) om een signaal te ontvangen, is een constante stroom van stroom naar de respectievelijke componenten vereist, resulterend in een constante afname van stroom van de batterij. Bekende labels met slechts een operationele modus waarin componenten beginnen de batterij leeg te laten lopen vanaf het moment dat de RFID-tag wordt geactiveerd en niet stoppen totdat de batterij leeg is, verbruiken ongewenst stroom zelfs wanneer de RFID-tag niet wordt gebruikt (e.g., niet bevestigd aan een te volgen object).
Sommige bekende RFID-tags deactiveren een far-field RF interface totdat een activeringssignaal werd ontvangen door een magnetic- field interface op de RFID-tag, en het activeringssignaal ervoor zorgt dat de far-field RF interface wordt geactiveerd. Indien de magnetic-field interface echter continue volledig actief blijft wordt in de loop van de tijd een significante hoeveelheid stroom afgenomen. Door deze constante stroomafname loopt de batterij in de loop van de tijd zodanig leeg dat wanneer de eerder gedeactiveerde far-field RF interface wordt geactiveerd, de interne batterij zich al in een verminderde laadtoestand bevindt (e.g., op halfwaardetijd).
Voorbeelden die hierin zijn geopenbaard erkennen dat batterijlaadtoestanden ongewenst worden verbruikt terwijl RFID-tags niet worden ingezet. RFID-tags kunnen bijvoorbeeld in opslag blijven voordat ze voor volgdoeleinden aan een bedrijfsmiddel worden bevestigd. Als er stroom wordt verbruikt terwijl de RFID-tag niet is ingezet, wordt de batterijlading onnodig verminderd. Het is belangrijk op te merken, dat voor de onderstaande beschrijvingen, de batterijlading of batterijduur verwijst naar het energieniveau van een batterij indien de batterij voor eenmalig gebruik is. Als de batterij oplaadbaar is, verwijst de batterijlading of batterijduur naar een enkele laadcyclus tussen laadbeurten voor de batterij. Verder erkennen voorbeelden hierin geopenbaard dat gedeactiveerde RFID-tags die actief luisteren naar een signaal om te worden geactiveerd, verbruken significante hoeveelheden stroom door bijvoorbeeld continue een magnetic- field interface te laten draaien terwijl de RFID-tag niet is ingezet.
Om dit te voorkomen en om de stroombron uit te breiden, voorzien de hierin geopenbaarde voorbeelden een meerfasig proces waarin de communicatie-inrichting een serie van operationele modi doorloopt. Specifiek, hierin geopenbaarde voorbeelden voorzien een diepe slaapmodus, een wakkere modus, en een volledig functionele modus. Elk van de operationele modi zet interne componenten van de communicatie-inrichting in een bepaalde staat. Zoals hierin gebruikt, wanneer een component zich in een uit staat (“uit”) bevindt, werkt de component niet en neemt deze geen stroom af van de batterij. Zoals hierin gebruikt, wanneer een component zich in een inactieve staat (“inactief”) bevindt, functioneert of werkt de component met een verminderd niveau van energieverbruik (e.g., het afnemen van een verminderde hoeveelheid stroom van de batterij in verhouding tot de volledige functionaliteit). Wanneer een component zich in een aan staat (“on”) bevindt, functioneert of werkt de component op een volledig niveau van stroomverbruik (e.g., het afnemen van een hoeveelheid stroom van de batterij geassocieerd met volledige functionaliteit). Anders gezegd, de hoeveelheid stroom afgenomen door een component in de inactieve staat is lager dan de hoeveelheid stroom afgenomen door diezelfde component in de aan staat. Het is belangrijk op te merken dat zelfs wanneer de RFID-tag in een diepe slaapmodus is, er nog steeds sprake is van zelfontlading op de batterij, waar de laadtoestand nog steeds kan dalen terwijl de batterij inactief is. De onderstaande openbaring omschrijft een werkwijze om de hoeveelheid batterijverlies te verminderen terwijl de RFID-tag is gedeactiveerd.
Zoals hieronder in detail omschreven, plaatsen voorbeeldwerkwijzen en apparaten die hierin worden geopenbaard verschillende interfaces van communicatieapparatuur in verschillende toestanden in overeenstemming met ontvangen signalen. In sommige hierin geopenbaarde voorbeelden, wanneer de communicatie-inrichting zich in de diepe slaapmodus bevindt, is een magnetic-field interface uit, is een near- field RF interface inactief, is een controller inactief, en een far-field RE interface is uit. Als bepaalde componenten uit zijn en andere inactief zijn verbruikt de communicatie-inrichting met name slechts een kleine hoeveelheid stroom. In sommige voorbeelden, wanneer de magnetic-field interface uit is en de near-field RF interface inactief is, stelt dit de communicatie-inrichting in staat om te werken (e.g., luisteren naar een near-field RF-signaal) op nanoampère stroom, in tegenstelling tot het vereisen van microampère wanneer de magnetic-field interface aan is.
Als onderdeel van een meerfasig activeringsproces dat hierin is geopenbaard, ontvangt de communicatie-inrichting een weksignaal via de near-field RF interface. Als reactie op het weksignaal, gaat de communicatie-inrichting naar de wakkere modus waarin de magnetic-field interface aan is, de near-field RF interface aan is, de controller aan is, en de far-field RF interface uit is. Met name het uit hebben van de far-field RF interface vermindert het stroomverbruik significant. De communicatie- inrichting blijft in de wakkere modus voor een vooraf bepaalde periode waarin de magnetic-field interface en de near-field RF interface luisteren naar een activeringssignaal. Als volgend deel van het hierin geopenbaarde meerfasige activeringsproces, als de communicatie het activeringssignaal ontvangt in de wakkere modus, gaat de communicatie-inrichting naar de volledig functionele modus. In de volledig functionele modus is de magnetische interface aan, is de near-field RF interface aan, is de controller aan, en is de far-field interface aan. Indien de communicatie de activatie niet ontvangt gedurende de periode die overeenkomt met de wakkere modus, keert de communicatie-inrichting terug naar de diepe slaapmodus.
Dienovereenkomstig, voorzien hierin geopenbaarde voorbeelden meerdere operationele modi waarin de communicatie-inrichting zich niet in een volledig functionele modus bevindt en, dus, energie besparen ten opzichte van de volledig functionele modus. De hierin geopenbaarde voorbeelden worden hieronder omschreven in samenhang met de figuren als voorbeeldimplementaties in voorbeeldomgevingen. Voorbeelden van energiebesparende werkwijzen en apparaten die hierin worden geopenbaard zijn echter toepasbaar in verband met elke geschikte inrichting of toepassing.
FIG. 1 toont een voorbeeldomgeving waarin hierin geopenbaarde werkwijzen en apparaten kunnen worden geïmplementeerd. De voorbeeldomgeving van FIG. 1 omvat een actief gebied 100 en een inactief gebied 102. Het actieve gebied 100 omvat ingezette RFID-tags 106 en RFID- lezers 108. De actieve omgeving 100 kan een winkelruimte, een warenhuis, een supermarkt, of elk type ruimte zijn inclusief verplaatsbare objecten waar een entiteit interesse in heeft om ze te volgen via, bijvoorbeeld, RFID- technologie. De ingezette RFID-tags 106 zijn bevestigd of anderszins gedragen door een object dat moet worden gevolgd via de RFID-lezers 108 en een verwerkingsplatform in communicatie met de RFID-lezers 108. Het verwerkingsplatform kan elke geschikte lokalisatietechnologie of techniek gebruiken om locaties te bepalen van de ingezette RFID-tags 106 en, dus, het object dat de respectieve ingezette RFID-tags 106 draagt terwijl die objecten door het actieve gebied 100 bewegen.
Het inactieve gebied 102 omvat niet-ingezette RFID-tags 104. De niet-ingezette RFID-tags 104 zijn nog niet toegewezen of gedragen door een te volgen object. Het voorbeeld inactieve gebied 102 kan een opslagruimte of elk ander gebied waar momenteel ongebruikte labels worden opgeslagen in afwachting van toekomstig gebruik binnen het actieve gebied 100.
De niet-ingezette RFID-tags 104 kunnen in het actieve gebied 102 worden gehouden voor een langere periode. Indien de niet-ingezette RFID- tags 104 continue signalen zouden zenden (e.g., bakens) en/of actief zouden luisteren naar signalen in het actieve gebied 102, zou een batterij in de niet- mgezette RFID-tag 104 een onnodig verkorte lading hebben zodra deze naar het actieve gebied 100 wordt overgedragen. De hierin geopenbaarde voorbeelden maken het echter mogelijk dat de niet-ingezette RFID-tags 104 in een diepe slaapmodus worden opgeslagen en luisteren naar een weksignaal terwijl ze bijvoorbeeld alleen nanoampère stroom verbruiken.
In een uitvoering worden de niet-ingezette RFID-tags 104 opgeslagen in het inactieve gebied 102 totdat de niet-ingezette RFID-tags 104 zijn toegewezen en bevestigd aan een te volgen object (i.e., ingezet). Omdat de niet-ingezette RFID-tags 104 niet hoeven te zenden of te luisteren terwijl ze zich in het inactieve gebied 102 bevinden, worden de niet- ingezette RFID-tags 104 in de diepe slaapmodus geplaatst tijdens opslag. Wanneer een of meer van de niet-ingezette RFID-tags 104 worden geselecteerd voor gebruik in de actieve omgeving 100, moeten die tag(s) worden geactiveerd. In het geïllustreerde voorbeeld van FIG. 1, zendt een externe activator 110 een weksignaal naar de geselecteerde tag (s) via een near-field RF-signaal. De externe activator 110 is elk apparaat dat in staat is om een near-field RF-signaal te zenden, zoals bijvoorbeeld een draagbaar mobiel computerapparaat dat wordt gedragen door een persoon 112. In sommige voorbeelden zendt de externe activator 110 een 13,56 MHz-signaal dat sterk genoeg is om tijdelijk energie te leveren aan bijvoorbeeld een NFC- chip van de tag(s) via een near-field RF-antenne. Als alternatief kan de externe activator 110 een vast apparaat zijn dat bijvoorbeeld aan een plank of muur is gemonteerd. Omdat het voorbeeld weksignaal een near-field RF- signaal is in het geïllustreerde voorbeeld, worden de externe activator 110 en de geselecteerde tag(s) dicht bij elkaar geplaatst (e.g. binnen 2 inch) om ontvangst van het weksignaal mogelijk te maken. Dit voorkomt dat niet-
geselecteerde tag(s) onbedoeld het weksignaal ontvangen en in de diepe slaapstand blijven.
In sommige voorbeelden wordt het weksignaal verzonden vanaf de externe activator 110 als een nabij-veld RF-signaal met een bereik van één tot twee voet. Dit voorbeeld zou voordelig zijn voor situaties waarin het doel is om bijvoorbeeld een groep van de niet-ingezette RFID-tags 104 te activeren, misschien allemaal in een doos, voordat ze naar het actieve gebied 100 worden gebracht of voordat ze worden verzonden (e.g., naar een klant). In dergelijke gevallen wordt de hele doos met RFID-tags gewekt zonder dat de RFID-tags uit de doos hoeven te worden verwijderd.
Wanneer de geselecteerde(n) van de niet-ingezette RFID-tags 104 het near-field weksignaal ontvangt, gaat de geselecteerde(n) van de niet- ingezette RFID-tags 104 over van de diepe slaapmodus naar een wakkere modus. Terwijl in de wakkere modus, wordt de geselecteerde van de niet- ingezette RFID-tags 104 tijdelijk in staat gesteld om een activeringssignaal te ontvangen, waardoor de geselecteerde van de niet-ingezette RFID-tags 104 overgaat van de wakkere modus naar een volledig functionele modus. Eenmaal in de volledig functionele modus, wordt die tag beschouwd als een van de ingezette RFID-tags 106 en kan deze worden gebruikt om een object binnen het actieve gebied 100 te volgen.
In het geïllustreerde voorbeeld voorziet de externe activator 110 het activeringssignaal aan de geselecteerde tag(s). In het geïllustreerde voorbeeld is het activeringssignaal een magnetic-field signaal dat wordt ontvangen door de magnetic-field interface van de tag(s). In een ander voorbeeld is het activeringssignaal een near-field RF-signaal. In sommige voorbeelden wordt een tweede externe activator anders dan de externe activator 110 gebrukt om het activeringssignaal te verschaffen. De geïllustreerde externe activator 110 van FIG. 1 kan een mobiel computerapparaat zijn met een near-field RF interface, en een andere (niet weergegeven) externe activator is een magnetic-field staf. In een ander voorbeeld is de externe activator 110 een apparaat dat zowel een near-field RF-signaal als een magnetic-field signaal kan zenden.
In een voorbeeldscenario betreedt een persoon 112 die in een warenhuis werkt het inactieve gebied 102 om aanvullende niet-ingezette RFID-tags 104 op te halen voor inzet in het actieve gebied 100 (e.g., om te worden bevestigd aan een object dat zal bewegen in het actieve gebied 100 zodat het object kan worden gevolgd via de RFID-lezers 108). In dit voorbeeldscenario benadert de persoon meerdere niet-ingezette RFID-tags 104, allemaal momenteel in de diepe slaapmodus. De persoon 112 heeft niet het hele veelvoud niet-ingezette RFID-tags 104 nodig, maar slechts een subset van de niet-ingezette RFID-tags 104. Om de levensduur van de batterij te behouden, bevindt het veelvoud aan niet-ingezette RFID-tags 104 zich allemaal in de diepe slaapmodus en alleen communiceerbaar via de near-field RF interface daarvan. De persoon 112 nadert de subset en gebruikt een mobiel computerapparaat met near-field RF- communicatiemogelijkheden om een weksignaal te zenden naar elk van de niet-ingezette RFID-tags 104 binnen de subset. Aangezien de afstandslimiet voor near-field RF-communicatie 2-3 inch is, moet de persoon 112 het mobiele computerapparaat dicht bij de niet-ingezette RFID-tags 104 bewegen die zijn geselecteerd om te worden ingezet, waardoor de persoon 112 zich kan richten op de subset van de niet-ingezette RFID-tags 104 en niet alle niet-ingezette RFID-tags 104. Zodra de persoon 112 het mobiele computerapparaat gebruikt om de subset van de niet-ingezette RFID-tags 104 naar de wakkere modus te veranderen, luistert de magnetic-field interface van elke RFID-tag 104 in de subset naar verdere instructies. Een magnetisch activeringssignaal kan dan via een magnetic-field interface naar elk van de subsets worden gestuurd, waardoor de operationele modus van de RFID-tags 104 in de subset verandert van de wakkere modus naar de volledig functionele modus. In het geïllustreerde voorbeeld is het bereik van het magnetic-field activeringssignaal ongeveer twee voet, dus tijdens bijvoorbeeld het werken in een opslagruimte van een warenhuis, is de kans groot dat het magnetic-field activeringssignaal meer zou bereiken dan alleen de subset van RFID-tags 104 geselecteerd voor inzet. Echter, omdat het veelvoud RFID-tags 104 die niet in de geselecteerde subset zitten niet het wek-near-field RF-signaal heeft ontvangen, luisteren die tags niet naar het magnetic-field interface activeringssignaal omdat de corresponderende magnetic-field interfaces in de uit staat zijn. Het is noodzakelijk dat de niet- ingezette RFID-tags 104 in de diepe slaapmodus blijven, omdat de diepe slaapmodus het de niet-ingezette RFID-tags 104 mogelijk maakt de levensduur van de batterij te behouden om de toekomstige implementatietijd te verlengen. De subset van de veelheid van niet- ingezette RFID-tags 104 die zijn geselecteerd voor inzet, ontvangt dan het activeringssignaal via de magnetic-field interface en gaat over van de wakkere modus naar de volledig functionele modus. De geselecteerde subset van RFID-tags 104 is nu klaar om te worden geassocieerd met te volgen artikelen en maken dan dus deel uit van de ingezette RFID-tags 106.
FIG. 2 toont een voorbeeld RFID-tag 200 waarin de voorbeeldmethoden en apparaten die hierin zijn geopenbaard kunnen worden geïmplementeerd. Hoewel het voorbeeld van FIG. 2 een RFID-tag is, kunnen hierin geopenbaarde voorbeeldmethoden en apparaten worden geïmplementeerd in elke geschikt communicatie-inrichting. De voorbeeld RFID-tag 200 van FIG. 2 omvat een near-field RF interface 202, een near- field-antenne 204, een controller 206, een timer 208, een spanningsregelaar 210, een schakelaar 212, een far-field RF interface 214, een magnetic-field interface 216, een spoel 218, een randapparaat 220, een batterij 222 en een far-field antenne 224.
Alternatieve implementaties van de voorbeeld RFID-tag 200 van FIG. 2 omvatten een of meer aanvullende of alternatieve elementen, processen en/of apparaten. Aanvullend, of alternatief, een of meer van de voorbeeldcomponenten van de voorbeeld RFID-tag 200 van FIG. 2 kunnen worden gecombineerd, verdeeld, herschikt of weggelaten.
Het voorbeeld near-field RF interface 202, de voorbeeldcontroller 206, de voorbeeldtimer 208, de voorbeeldspanningsregelaar 210, de voorbeeldschakelaar 212, het voorbeeld far-field RF interface 214, en het voorbeeld magnetic-field interface 216 van FIG. 2 worden geïmplementeerd door hardware, software, firmware en/of elke combinatie van hardware, software en/of firmware.
In sommige voorbeelden, ten minste een van de voorbeeld near-field RF interface 202, de voorbeeldcontroller 206, de voorbeeldtimer 208, de voorbeeldspanningsregelaar 210, de voorbeeldschakelaar 212, de voorbeeld far-field RF interface 214 en het voorbeeld magnetic-field interface 216 van FIG. 2 wordt geïmplementeerd door een logische schakeling.
Zoals hierin gebruikt, wordt de term "logische schakeling’ uitdrukkelijk gedefinieerd als een fysiek apparaat dat ten minste één hardwarecomponent omvat die is geconfigureerd (e.g., via handeling in overeenstemming met een vooraf bepaalde configuratie en/of via uitvoering van opgeslagen machine leesbare instructies) om een of meer machines te besturen en/of om handelingen uit te voeren op een of meer machines.
Voorbeelden van een logische schakeling omvatten een of meer processoren, een of meer coprocessoren, een of meer microprocessoren, een of meer controllers, een of meer digitale signaalprocessoren (DSP's), een of meer toepassingsspecifieke geïntegreerde schakelingen (ASIC's), een of meer field programmable gate-arrays (FPGA's), een of meer controllereenheden (MCU's), een of meer hardwareversnellers, een of meer computerchips voor speciale doeleinden en een of meer system-on-a-chip (SoC) apparaten.
Sommige voorbeelden van logische schakelingen, zoals ASIC's of FPGA's, zijn specifiek geconfigureerde hardware voor het uitvoeren van handelingen (e.g., een of meer van de handelingen van FIG.4). Sommige voorbeelden van logische schakelingen zijn hardware die machine leesbare instructies uitvoert om handelingen uit te voeren (e.g., een of meer handelingen van FIG. 4). Sommige voorbeelden van logische schakelingen omvatten een combinatie van specifiek geconfigureerde hardware en hardware die machine leesbare instructies uitvoert.
De near-field RF interface 202 in FIG. 2 is in communicatie met de near-field antenne 204. De near-field RF interface 202 is in staat om een near-field RF-signaal te ontvangen van een near-field RF zendapparaat via de near-field antenne 204. De near-field RF interface 202 is ofwel een passieve (i.e., vertrouwt op een externe energiebron voor stroom) of actieve component (i.e, gebruikt stroom van de batterij 222). De near-field RF interface 202 is in communicatie met de controller 206. In sommige uitvoeringen is de near-field RF interface 202 geconfigureerd in overeenstemming met ISO/IEC 14443. In het geïllustreerde voorbeeld heeft de near-field RF interface 202 een bereik van 1-2 inch.
De externe activator 110 moet bijvoorbeeld binnen 1-2 inch van de near-field-antenne 204 zijn om te communiceren met de near-field RF interface 202. De controller 206 van FIG. 2 regelt componenten van de voorbeeld RFID-tag 200. De controller 206 is in communicatie met de near-field RF interface 202 en de far-field RF interface 214 om, naast andere functies, de hoeveelheid stroom te regelen die van de batterij 222 wordt afgenomen door de near-field RF interface 202 en de far-field RF interface 214. In het geïllustreerde voorbeeld van FIG. 2, verbruikt de near-field RF interface 202 een kleinere hoeveelheid stroom van de batterij 222 wanneer deze volledig functioneel is dan de far-field RF interface 214 wanneer hij volledig functioneel is.
Zoals hieronder in detail wordt omschreven, wordt de voorbeeld RFID-tag 200 van FIG. 2 in een van de drie operationele modi geplaatst en ondergaat een meerfasig proces wanneer deze van een niet-ingezette tag naar een ingezette tag over gaat.
In het geïllustreerde voorbeeld van FIG. 2 implementeert de controller 206 het meerfasige proces door het opslaan van definities van de verschillende operationele modi en de corresponderende toestanden voor de componenten van de RFID-tag 200. In het geïllustreerde voorbeeld is de data representatief voor de operationele modi en de corresponderende toestanden opgeslagen in een datastructuur (e.g., een tabel) in een geheugen dat toegankelijk 1s voor de controller 206.
De timer 208 stelt de controller 206 in staat om de RFID-tag 200 in verschillende operationele modi (e.g., de wakkere modus) te plaatsen gedurende een bepaalde periode. In het geïllustreerde voorbeeld zendt, na het ontvangen van een starttimer signaal van de controller 206, de timer 208 een eindtimer signaal naar de controller 206 nadat een vooraf bepaalde periode is verstreken vanaf wanneer dat het starttimer signaal werd ontvangen. In het geïllustreerde voorbeeld wordt de timer 208 getoond als gescheiden van de controller 206. In sommige voorbeelden implementeert de controller 206 intern de functie van de timer 208.
De schakelaar 212 is een fysieke schakelaar of een elektrische schakelaar. In het geïllustreerde voorbeeld activeert de schakelaar 212 als reactie op het ontvangen van een signaal van de controller 206. De voorbeeldschakelaar 212 van FIG. 2 is in lijn met een schakeling die stroom levert aan de magnetic-field interface 216 wanneer de schakelaar 212 is gesloten. De schakelaar 212 opent bij het ontvangen van een ander signaal van de controller 206 om te voorkomen dat de magnetic-field interface 216 stroom ontvangt. In sommige uitvoeringen is de schakelaar 212 een veldeffecttransistorschakelaar. In sommige voorbeelden kan deze schakelaar 212 worden gedeeld of kunnen een of meer aanvullende schakelaars regelen of andere componenten (e.g., de far-field RF interfaces 214 en/of het randapparaat 220) stroom ontvangen van de batterij 222. Aanvullend, of alternatief, regelen de schakelaar 212 en/of andere schakelaars) een hoeveelheid stroom die wordt geleverd of afgenomen door een of meer van de componenten.
De magnetic-field interface 216 communiceert met externe magnetische interfaces via de spoel 218. De spoel 218 ontvangt signalen van externe apparaten in de vorm van veranderingen in magnetische velden. De spoel 218 voorziet ontvangen signalen aan de magnetic-field interface 216.
In het geïllustreerde voorbeeld is de magnetische veldinterface 216 alleen operationeel (i.e, ontvangt stroom van de batterij 222) wanneer de schakelaar 212 in de gesloten positie is (e.g., zoals geregeld door de controller 206). In het geïllustreerde voorbeeld resoneert de spoel 218 op 125 kHz.
Het voorbeeld randapparaat 220 van FIG. 2 is een sensor, een versnellingsmeter, een temperatuursensor of een equivalent type sensor waarvan bekend is dat deze wordt gebruikt in combinatie met een RFID- tag. Het randapparaat 220 is in lijn met de schakelaar 212 en daarom is er stroom beschikbaar voor het randapparaat 220 volgens een toestand van de schakelaar 212. In het geïllustreerde voorbeeld is het randapparaat 220 uit in de diepe slaapmodus en het randapparaat 220 is aan in de wakkere modus en volledig functionele modus. In sommige voorbeelden omvat de RFID-tag 200 een veelvoud aan randapparaten 220. In de geïllustreerde utvoering deelt het randapparaat 220 de schakelaar 212 met de magnetic- field interface 216 en is daarom aan wanneer de magnetic-field interface 216 aan is.
De voorbeeld far-field RF interface 214 van FIG. 2 gebruikt de far- field antenne 224 voor het zenden en/of ontvangen van RF-signalen zoals bijvoorbeeld uitbarstingen van ultra brede bandsignalen. De voorbeeld far- field RF interface 214 van FIG. 2 zendt signalen volgens instructies ontvangen van de controller 206. In sommige uitvoeringen ontvangt de far- field RF interface 214 far-field RF-signalen van externe apparaten en zendt de ontvangen signalen naar de controller 206. In sommige uitvoeringen ontvangt de far-field RF interface 214 ontvangt stroom van de batterij 222 via de spanningsregelaar 210. De spanningsregelaar 210 is bruikbaar om stroom te regelen die wordt ontvangen van de batterij 222 om het mogelijk te maken dat de far-field RF interface een constante stroom heeft tijdens bedrijf. In sommige uitvoeringen is de far-field-antenne 224 een 6.5 GHz- antenne.
In sommige uitvoeringen voorziet de batterij 222 stroom aan de near-field RF interface 202. In de getoonde uitvoering neemt de near-field RF interface 202 geen stroom af tenzij de near-field RF interface 202 een signaal ontvangt. Wanneer de near-field RF interface 202 een signaal ontvangt, neemt de near-field RF interface 202 in de getoonde uitvoering 240 microampère af. In de getoonde uitvoering neemt de far-field RF interface 214 1,5 milliampère stroom af wanneer een bericht wordt verzonden, echter als er geen bericht wordt verzonden, neemt de far-field RF interface 214 geen stroom af.
FIG. 3 toont een voorbeeld set van operationele modi en corresponderende toestanden om het hierin geopenbaarde meerfasige activeringsproces te implementeren. Het voorbeeld van FIG. 3 omvat drie operationele modi voor de voorbeeld RFID-tag 200 van FIG. 2. De drie operationele modi maken het voor de RFID-tag 200 mogelijk om een kleinere hoeveelheid lading van de batterij 222 af te nemen terwijl deze niet wordt ingezet, wat de lading van de batterij 222 verlengt. De voorbeeld operationele modi van FIG. 3 worden "operationeel" genoemd omdat in elk van de modi ten minste één component ten minste gedeeltelijk operationeel IS.
Zoals getoond in de tabel van FIG. 3, wanneer de RFID-tag 200 in de diepe slaapmodus is, wordt de minste hoeveelheid van de totale stroom van de batterij 222 af genomen ten opzichte van de andere operationele modi. In sommige uitvoeringen wordt de RFID-tag 200 onmiddellijk na vervaardiging in de diepe slaapmodus geplaatst. In de diepe slaapmodus is de magnetic-field interface 216 uit, is de near-field RF interface 202 inactief, is de controller 206 inactief, en is de far-field RF interface 214 uit. In de diepe slaapmodus nemen de inactieve near-field RF interface 202 en de inactieve controller 206 een kleinere hoeveelheid stroom af van de batterij 222 1n vergelijking met dezelfde componenten wanneer deze in de aan staat zijn. In een uitvoering neemt de inactieve near-field RF interface 202 geen stroom af als een passieve near-field RF interface en zal wachten op een near-field signaal van 13.56 MHz om de antenne energie te geven en een signaal door te geven aan de controller 206, die kan worden geïmplementeerd als een microcontroller 206.
De controller 206 zet de RFID-tag 200 over van de diepe slaapmodus naar de wakkere modus na het ontvangen van het weksignaal via de near-field RF interface 202. In de wakkere modus is de magnetic-field interface 216 aan, is de near-field RF interface 202 aan, is de controller 206 aan, en is de far-field RF-interface 214 uit. Om de periode te beginnen dat de RFID-tag 200 in staat is om over te gaan naar de volledig functionele modus, stelt de controller 206 de timer 208 in om de periode te initiëren waarin de RFID-tag 200 in de wakkere modus wordt geplaatst. Aanvullend zendt de controller 206 een signaal om de schakelaar 212 te actueren, waardoor stroom van de batterij 222 wordt geleverd aan de magnetic-field interface 216. Terwijl het geïllustreerde voorbeeld van FIG. 3 de magnetic- field interface 216 en de near-field RF interface 202 omvat die beide stroom afnemen uit de batterij 222 in de wakkere modus, omvatten sommige alternatieve voorbeelden slechts een van de magnetic-field interface 216 en de near-field RF interface 202 die aan is in de wakkere modus.
In het voorbeeld van FIG. 3, wanneer de RFID-tag 200 in de wakkere modus is, nemen de near-field RF interface 202 en de magnetische interface 216 beide gelijktijdig stroom af om te luisteren naar mogelijke communicatiesignalen. In sommige uitvoeringen is de far-field RF interface 214 aan wanneer de RFID-tag 200 in de wakkere modus is. In sommige uitvoeringen, neemt in de wakkere modus en de volledig functionele modus de near-field RF interface 202 240 microampère en de magnetic-field interface 216 12 microampère af. In het geïllustreerde voorbeeld, wanneer de door de timer geïmplementeerde periode eindigt, als noch de near-field RF interface 202 noch de magnetic-field interface 216 een activeringssignaal heeft ontvangen (e.g., van de externe activator 110 of een ander apparaat),
deactueert de controller 206 de schakelaar 212, waardoor de magnetic-field interface 216 wordt losgekoppeld van de batterij 222. Door dit te doen zet de controller 206 de RFID-tag 200 over van de wakkere modus naar de diepe slaapmodus.
Aan de andere kant, indien de RFID-tag 200 een activeringssignaal ontvangt terwijl deze in de wakkere modus is (via ofwel de magnetische interface 216 of de near-field RF interface 202), zet de controller 206 de RFID-tag 200 over van de wakkere modus naar de volledig functionele modus. In sommige uitvoeringen blijft de RFID-tag 200 in de volledig functionele modus gedurende de rest van de levensduur van de batterij 222. Alternatief zet de controller 206 de RFID-tag 200 over van de volledig functionele modus naar de diepe slaapmodus als reactie op bijvoorbeeld een deactiveringssignaal. In sommige uitvoeringen wordt het deactiveringssignaal ontvangen door ofwel de near-field RF interface 202, de magnetische interface 216, of de far-field RF interface 214.
In de getoonde uitvoering van FIG. 3, wanneer de tag 200 in de volledig functionele modus is, is de magnetische interface 216 aan, is de near-field RF interface 202 aan, is de controller 206 aan en is de far-field RF interface 214 aan. In de volledig functionele modus is de RFID-tag 200 volledig operationeel en zendt deze signalen (e.g., bakens) als een far-field RF-tag. De signalen die door de far-field RF-antenne 224 via de far-field interface 214 worden verzonden, kunnen bijvoorbeeld worden gelezen door de RFID-lezers 108 van FIG. 1 en kunnen worden verwerkt om de RFID-tag 200 te lokaliseren. De far-field RF interface 214 neemt de meeste stroom van de batterij 222 af indien ingeschakeld in vergelijking met de near-field RF interface 202 (indien aan) en de magnetic-field interface 216 (indien aan). In de geïllustreerde uitvoering neemt de far-field RF interface 214 ongeveer 1,5 milliampère af wanneer deze volledig functioneel is.
FIG. 4 is een stroomschema dat representatief is voor voorbeeldhandelingen voor het implementeren van de voorbeeld RFID-tag
200 van FIG. 2. Alternatieve voorbeeldimplementaties van de handelingen van FIG. 4 omvatten een of meer aanvullende of alternatieve handelingen. Aanvullend of alternatief kunnen een of meer van de handelingen van het voorbeeldstroomschema van FIG. 4 worden gecombineerd, verdeeld, herschikt of weggelaten. In sommige voorbeelden worden de handelingen van FIG. 4 geïmplementeerd door machine leesbare instructies (e.g., software en/of firmware) die zijn opgeslagen op een medium (e.g., een tastbaar machine leesbaar medium) voor uitvoering door een of meer logische schakelingen (e.g., processor(en)). In sommige voorbeelden worden de handelingen van FIG. 4 geïmplementeerd door een of meer configuraties van een of meer specifiek ontworpen logische schakelingen (e.g., ASIC ('s)). In sommige voorbeelden worden de handelingen van FIG. 4 geïmplementeerd door een combinatie van specifiek ontworpen logische schakeling(en) en machine leesbare instructies opgeslagen op een medium (e.g., een tastbaar machine leesbaar medium) voor uitvoering door logische schakeling(en).
Zoals hierin gebruikt, wordt elk van de termen “tastbaar machine leesbaar medium”, “niet-vergankelijk machine leesbaar medium” en “machine leesbaar opslagapparaat” uitdrukkelijk gedefinieerd als een opslagmedium (e.g., een schotel van een harde schijf, een digitale veelzijdige schijf, een compact disc, flash-geheugen, alleen-lezen geheugen, willekeurig toegankelijk geheugen, etc.) waarop machine leesbare instructies (e.g., programmacode in de vorm van bijvoorbeeld software en/of firmware) kunnen worden opgeslagen. Verder, zoals hierin gebruikt, wordt elk van de termen "tastbaar machine leesbaar medium", "niet-vergankelijk machine leesbaar medium" en "machinaal leesbaar opslagapparaat" uitdrukkelijk gedefinieerd om voortplantende signalen uit te sluiten. Dat wil zeggen, zoals gebruikt in elke conclusie van dit octrooi, kan een "tastbaar machine leesbaar medium" niet worden gelezen om te worden geïmplementeerd door een voortplantend signaal. Verder, zoals gebruikt in een der conclusies van dit octrooi, kan een "niet-vergankelijk machine leesbaar medium" niet worden gelezen om te worden geimplementeerd door een voortplantend signaal. Verder, zoals gebruikt in een der conclusies van dit octrooi, kan een "machine leesbaar opslagapparaat" niet worden gelezen om te worden geïmplementeerd door een voortplantend signaal.
Zoals hierin gebruikt, wordt elk van de termen “tastbaar machine leesbaar medium”, “niet-vergankelijk machine leesbaar medium” en “machine leesbaar opslagapparaat” uitdrukkelijk gedefinieerd als een opslagmedium waarop machine leesbare instructies worden opgeslagen voor elke geschikte tijdsduur (e.g., permanent, voor een langere periode (e.g., terwijl een programma geassocieerd met de machine leesbare instructies wordt uitgevoerd), en/of een korte periode (e.g., terwijl de machine leesbare instructies in de cache worden opgeslagen en/of tijdens een bufferproces)).
Aanvankelijk wordt de RFID-tag 200 in de diepe slaapmodus geplaatst (blok 400). Zoals hierboven beschreven, kan de RFID-tag 200, wanneer deze is vervaardigd, in de diepe slaapmodus worden gezet om de hoeveelheid stroom die door de batterij 222 wordt verbruikt te minimaliseren of op zijn minst te verminderen terwijl de RFID-tag 200 niet is ingezet en dus, geen hoeveelheden stroom nodig hebben die geassocieerd worden met functionaliteit (e.g., overdracht van signalen op leesbare bereiken). In de context van FIG. 1 kan de RFID-tag 200 in de diepe slaapmodus blijven terwijl deze wordt opgeslagen in het inactieve gebied
102. Als de RFID-tag 200 een magnetisch activeringssignaal wordt gezonden terwijl deze in de diepe slaapmodus is, zou de RFID-tag 200 niet reageren zoals wanneer de RFID-tag 200 in diepe slaapmodus is, de magnetische interface 216 uit is en deze geen signalen ontvangt.
In het voorbeeld van FIG. 4, luistert de RFID-tag 200 naar een wek-RF-signaal via de near-field RF interface 202, die niet actief is in de diepe slaapmodus (blok 402). Een dergelijk signaal wordt verzonden door,
bijvoorbeeld, een persoon die bepaalde van de niet-ingezette tag(s) 104 van FIG. 1 met behulp van de externe activator 110 wil inzetten.
Als het weksignaal wordt ontvangen, zet de controller 206 de RFID-tag 200 over van de diepe slaapmodus naar de wakkere modus (blok 404). Anders blijft de RFID-tag in de diepe slaapmodus (blok 402).
In de wakkere modus wacht de RFID-tag 200 op een activeringssignaal via de magnetic-field interface 216 en/of de near-field RF interface 202 (blok 406). Als het activeringssignaal wordt ontvangen binnen de periode geïmplementeerd door de timer 208, zet de controller 206 de RFID-tag 200 over van de wakkere modus naar de volledig functionele modus (blok 410). Om het bovenstaande voorbeeldscenario voort te zetten, gebruikt de persoon die bepaalde RFID-tags wil inzetten de externe activator 110 of een andere geschikte communicatie-inrichting om een magnetic-field signaal te zenden dat het activeringssignaal omvat wanneer deze in inactief gebied 102 is. Als de periode geïmplementeerd door de timer 208 afloopt voordat een activeringssignaal wordt ontvangen, keert de RFID- tag 200 terug naar de diepe slaapmodus (blok 400). Als een activeringssignaal naar de RFID-tag 200 wordt verzonden nadat de timer 208 afloopt en de RFID-tag 200 terugkeert naar de diepe slaapmodus, dan is er geen verandering in toestand voor de RFID-tag 200. Een scenario dat dit toelaat is situaties waarin de gebruiker per ongeluk een weksignaal naar de RFID-tag 200 zendt. In dit geval zou de RFID-tag 200 tijdelijk in de wakkere modus zijn in afwachting van een activeringssignaal, en dan geen activeringssignaal ontvangen, waardoor de RFID-tag 200 terug keert naar de diepe slaapmodus om batterijlading te behouden.
In de volledig functionele modus is de RFID-tag 200 volledig functioneel. De controller 206 stelt de batterij 222 in staat om stroom te voorzien aan de far-field RF interface 214. De far-field RF interface 214, terwijl deze zich in de volledig functionele modus bevindt, bakens far-field RF-signalen (e.g., UWB-signaal) uit tijdens normale werking die het mogelijk maakt dat de RFID-tag 200 wordt gelokaliseerd door een systeem dat bijvoorbeeld de RFID-lezers 108 omvat.
In het voorbeeld van FIG. 4 wordt de RFID-tag 200 gedeactiveerd doordat de batterij 222 bijvoorbeeld leeg raakt. Als alternatief kan de RFID- tag 200 terug in de diepe slaapmodus worden geplaatst door een deactiveringssignaal ontvangen door de RFID-tag 200. Het deactiveringssignaal kan worden ontvangen via de near-field RF interface 202, far-field RF-interface 214, of door magnetic-field interface 216. Wanneer de RFID-tag 200 terugkeert naar de diepe slaapmodus, keren de toestanden van de componenten binnen de RFID-tag 200 allemaal terug naar de diepe slaapmodus zoals hierboven besproken.
Hoewel bepaalde voorbeeld apparaten, werkwijzen en vervaardigingsartikelen hierin zijn geopenbaard, is de omvang van de dekking van dit octrooi hiertoe niet beperkt. Integendeel, dit octrooi dekt alle apparaten, werkwijzen en vervaardigingsartikelen die redelijkerwijs binnen de omvang van de conclusies van dit octrooi vallen.
De voordelen, oplossingen voor problemen en willekeurig welk der element(en) die een voordeel of oplossing kunnen veroorzaken of meer uitgesproken laten worden, dienen niet te worden uitgelegd als kritische, vereiste of essentiële kenmerken of elementen van een of alle conclusies. De uitvinding is uitsluitend gedefinieerd door de bijgevoegde conclusies omvattend eventuele aangebrachte wijzigingen tijdens de verleningsprocedure van deze aanvraag en alle equivalenten van die conclusies zoals verleend. Voor de duidelijkheid en een beknopte beschrijving zijn kenmerken hierin beschreven als onderdeel van dezelfde of afzonderlijke uitvoeringen, echter, het zal duidelijk zijn dat de omvang van de uitvinding uitvoeringen met combinaties van alle of enkele van de beschreven kenmerken kan omvatten. Het moge duidelijk zijn dat de getoonde uitvoeringen dezelfde of soortgelijke componenten hebben, behalve waar ze worden beschreven als verschillend.
De Samenvatting van de Openbaarmaking wordt verstrekt om het voor de lezer mogelijk te maken snel de aard van de technische openbaarmaking vast te stellen.
Het is ingediend met het besef dat het niet zal worden gebruikt om de omvang of betekenis van de conclusies te interpreteren.
Daarnaast kan in de voorgaande Gedetailleerde Beschrijving worden gezien dat verschillende functies in verschillende uitvoeringen gegroepeerd zijn met als doel de openbaarmaking te stroomlijnen.
Deze manier van openbaarmaking dient niet te worden geïnterpreteerd als een weerspiegeling van een intentie dat de geclaimde uitvoeringen meer kenmerken vereisen dan uitdrukkelijk in elke conclusie worden genoemd.
Zoals de volgende conclusies weergeven, ligt de inventieve materie van de uitvinding juist in minder dan alle kenmerken van een enkele geopenbaarde uitvoering.
Aldus zijn de volgende conclusies hierbij opgenomen in de Gedetailleerde Beschrijving, met elke conclusie op zichzelf staand als een afzonderlijk geclaimd onderwerp.
Het simpele feit dat bepaalde maatregelen worden gereciteerd in onderling verschillende conclusies geeft niet aan dat een combinatie van deze maatregelen niet bruikbaar is voor een voordeel.
Vele varianten zullen voor de vakman duidelijk zijn.
Alle varianten worden geacht binnen de omvang van de uitvinding gedefinieerd in de volgende conclusies te vallen.

Claims (18)

CONCLUSIES
1. Werkwijze omvattend: als reactie op het ontvangen van een eerste signaal op een communicatie-inrichting wanneer de communicatie-inrichting in een diepe slaapmodus is, de tag van de diepe slaapmodus naar een wakkere modus veranderen voor een periode, waarbij de communicatie-inrichting een eerste hoeveelheid stroom verbruikt in de diepe slaapmodus, en de communicatie- inrichting een tweede hoeveelheid stroom verbruikt in de wakkere modus, en de tweede hoeveelheid stroom groter is dan de eerste hoeveelheid stroom; als reactie op het ontvangen van een tweede signaal gedurende de periode in de wakkere modus, de communicatie-inrichting van de wakkere modus naar een volledig functionele modus veranderen, waarbij de communicatie-inrichting een derde hoeveelheid stroom verbruikt in de volledig functionele modus, en de derde hoeveelheid stroom groter is dan de tweede hoeveelheid stroom; en als reactie op het niet ontvangen van het tweede signaal gedurende de periode, de communicatie-inrichting van de wakkere modus naar de diepe slaapmodus veranderen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het eerste signaal wordt ontvangen door een near-field radiofrequentie (RF) interface.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij het tweede signaal wordt ontvangen via een magnetic-field interface of near-field radiofrequentie (RF) interface.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij de magnetic-field interface uit is in de diepe slaapmodus en aan in de wakkere modus en de volledig functionele modus.
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattend het veranderen van de communicatie van de volledig functionele modus naar de diepe slaapmodus als reactie op het ontvangen van een derde signaal.
6. Communicatie-inrichting omvattend: een magnetic-field interface; een near-field radiofrequentie (RF) interface; een far-field RF interface; en een controller, waarbij de controller is geconfigureerd om: de communicatie-inrichting in een diepe slaapmodus te plaatsen waarin de magnetic-field interface in een uit staat is, de near-field RF interface in een inactieve staat is, en de far-field RE interface in de uit staat is; als reactie op het ontvangen van een weksignaal op de near- field RF interface, het omzetten van de communicatie-inrichting van de diepe slaapmodus naar een wakkere modus voor een periode waarin de magnetic-field interface in de aan staat is, de near-field RF interface in de aan staat is, en de far-field RF interface in de uit staat 1S; indien een activeringssignaal wordt ontvangen gedurende de periode, het omzetten van de communicatie-inrichting van de wakkere modus naar een volledig functionele modus waarin de magnetic-field interface, de near-field RF interface, en de far-field RF interface elk in de aan staat zijn; indien het activeringssignaal niet ontvangen wordt gedurende de periode, het omzetten van de communicatie-inrichting van de wakkere modus naar de diepe slaapmodus.
7. Communicatie-inrichting volgens conclusie 6, waarbij de near-field RF interface een effectief bereik van ongeveer twee inch heeft en/of waarbij de magnetic-field interface een effectief bereik van ongeveer twee voet heeft.
8. Communicatie-inrichting volgens conclusie 6 of 7, verder omvattend een schakelaar die moet worden geactueerd om de communicatie-inrichting in de wakkere modus te plaatsen.
9. Communicatie-inrichting volgens een der conclusies 6 — 8, verder omvattend een randapparaat, waarbij de controller geconfigureerd is voor: het plaatsen van het randapparaat in de uit staat in de diepe slaapmodus en de wakkere modus; en het plaatsen van het randapparaat in de aan staat in de volledig functionele modus.
10. Communicatie-inrichting volgens conclusie 9, waarbij het randapparaat een versnellingsmeter is.
11. Communicatie-inrichting volgens een der conclusies 6 — 10, verder omvattend een timer om de periode af te dwingen en/of waarbij de communicatie-inrichting een radiofrequentie-identificatielabel omvat.
12. Communicatie-inrichting volgens een der conclusies 6 — 11, verder omvattend een batterij.
13. Communicatie-inrichting volgens conclusie 12, waarbij de communicatie-inrichting een eerste hoeveelheid stroom van de batterij verbruikt in de diepe slaapmodus.
14. Communicatie-inrichting volgens conclusie 13, waarbij de communicatie-inrichting een tweede hoeveelheid stroom verbruikt in de wakkere modus, en de tweede hoeveelheid stroom groter is dan de eerste hoeveelheid stroom.
15. Communicatie-inrichting volgens conclusie 14 waarbij de communicatie-inrichting een derde hoeveelheid stroom verbruikt in de volledig functionele modus, en de derde hoeveelheid stroom gelijk of groter is dan de tweede hoeveelheid stroom.
16. Apparaat omvattend: een batterij;
een eerste communicatie-interface met een eerste effectief communicatiebereik; een tweede communicatie-interface met een tweede effectief communicatiebereik groter dan het eerste effectieve communicatiebereik; een derde communicatie-interface met een derde effectief communicatiebereik groter dan het tweede effectieve communicatiebereik; een controller die is geconfigureerd voor: het plaatsen van het apparaat in een eerste operationele modus waarin de eerste communicatie-interface inactief is, de tweede communicatie-interface uit is, en de derde communicatie-interface uit 18; het plaatsen van het apparaat in een tweede operationele modus waarin de eerste communicatie-interface aan is, de tweede communicatie-interface aan is, en de derde communicatie-interface uit is; en indien een activeringssignaal wordt ontvangen in de tweede operationele modus, het plaatsen van het apparaat in een derde operationele modus waarin de eerste, tweede en derde communicatie- interfaces aan zijn.
17. Apparaat volgens conclusie 16, waarbij de controller geconfigureerd is om het apparaat 1n de tweede operationele modus te plaatsen als reactie op het ontvangen van een weksignaal.
18. Apparaat volgens conclusie 17, waarbij het weksignaal een near-field communicatiesignaal is.
BE20205942A 2019-12-18 2020-12-16 Werkwijzen en inrichtingen voor meerfasige activatie van communicatie-inrichtingen BE1027802B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US16/718,999 US11822997B2 (en) 2019-12-18 2019-12-18 Methods and apparatus for multi-stage activation of communication devices

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1027802A1 BE1027802A1 (nl) 2021-06-22
BE1027802B1 true BE1027802B1 (nl) 2021-12-13

Family

ID=74873445

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205942A BE1027802B1 (nl) 2019-12-18 2020-12-16 Werkwijzen en inrichtingen voor meerfasige activatie van communicatie-inrichtingen

Country Status (5)

Country Link
US (2) US11822997B2 (nl)
BE (1) BE1027802B1 (nl)
DE (1) DE112020006150T5 (nl)
GB (1) GB2605699A (nl)
WO (1) WO2021126332A1 (nl)

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2573948A1 (en) * 2011-09-23 2013-03-27 Nxp B.V. System and method for commissioning devices
US20160373166A1 (en) * 2015-06-17 2016-12-22 Intel Corporation Proximity sensor for deep sleep wakeup of wireless charger

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6985773B2 (en) * 2002-02-07 2006-01-10 Cardiac Pacemakers, Inc. Methods and apparatuses for implantable medical device telemetry power management
US9560522B2 (en) * 2012-12-20 2017-01-31 Intel Corporation Tap-to-wake and tap-to-login near field communication (NFC) device
US10591969B2 (en) 2013-10-25 2020-03-17 Google Technology Holdings LLC Sensor-based near-field communication authentication
CA2940467C (en) 2016-08-30 2017-11-07 Mostafa M. A. Awheda Smart rfid electrical unit system

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2573948A1 (en) * 2011-09-23 2013-03-27 Nxp B.V. System and method for commissioning devices
US20160373166A1 (en) * 2015-06-17 2016-12-22 Intel Corporation Proximity sensor for deep sleep wakeup of wireless charger

Also Published As

Publication number Publication date
US20240037351A1 (en) 2024-02-01
GB202203945D0 (en) 2022-05-04
WO2021126332A1 (en) 2021-06-24
US11822997B2 (en) 2023-11-21
US20210192154A1 (en) 2021-06-24
GB2605699A (en) 2022-10-12
BE1027802A1 (nl) 2021-06-22
DE112020006150T5 (de) 2022-10-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8149120B2 (en) Temporary non-responsive state for RFID tags
US7446646B2 (en) System and method for supporting multiple reader-tag configurations using multi-mode radio frequency tag
EP2377067B1 (en) Inclusive or exclusive rfid tag interrogation and query round
US20170093464A1 (en) Highly selective low-power card detector for near field communications (nfc)
JP2007525859A (ja) マルチモード無線ローカルエリアネットワーク及び無線周波数識別資産タグ
US9087247B2 (en) Passive RFID triggering systems and methods using antenna reverse power detection
CN101147114A (zh) 减少与移动终端相关联的短程无线通信阅读器的功率消耗
EP2544123A2 (en) RFID antenna system and method for controlling the same
Yoon et al. Implementation and performance evaluation of an active RFID system for fast tag collection
US20190354734A1 (en) Combined radio frequency identification tag and bluetooth low energy beacon
US9013279B2 (en) Data access during wireless communication
BE1027802B1 (nl) Werkwijzen en inrichtingen voor meerfasige activatie van communicatie-inrichtingen
CN107437952A (zh) 增强型近场通信装置、其操作方法和通信装置
US9829323B2 (en) Apparatus, information processing method, and information processing system
WO2021211124A1 (en) Device deactivation
KR20130039158A (ko) 무선 주파수 인식 태그
CN117494751A (zh) 一种有源电子标签的供电激活方法、装置及有源电子标签
CN116454592A (zh) 结合定位信息的自动控制天线切换装置、方法及设备
CN113627205A (zh) 射频读卡器和射频寻卡方法
KR20130056734A (ko) 무전지 센서 태그 및 그의 데이터 처리 방법
KR20090120440A (ko) 무선인식 태그를 이용한 정보 전달 시스템
JP2005210397A (ja) Rf−id送受信システム及び方法
KR20090122162A (ko) 무선인식 태그를 이용한 정보 전달 방법

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20211213