BE1027653B1 - Dynamisch korset - Google Patents

Dynamisch korset Download PDF

Info

Publication number
BE1027653B1
BE1027653B1 BE20195671A BE201905671A BE1027653B1 BE 1027653 B1 BE1027653 B1 BE 1027653B1 BE 20195671 A BE20195671 A BE 20195671A BE 201905671 A BE201905671 A BE 201905671A BE 1027653 B1 BE1027653 B1 BE 1027653B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
brace
thoracic
wearer
lumbar
tension
Prior art date
Application number
BE20195671A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1027653A1 (nl
Inventor
Bart Regaert
Bart Vaneeckhout
Original Assignee
Aqtor! Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Aqtor! Nv filed Critical Aqtor! Nv
Priority to BE20195671A priority Critical patent/BE1027653B1/nl
Publication of BE1027653A1 publication Critical patent/BE1027653A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1027653B1 publication Critical patent/BE1027653B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/01Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces
    • A61F5/02Orthopaedic corsets
    • A61F5/026Back straightening devices with shoulder braces to force back the shoulder to obtain a correct curvature of the spine
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/01Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces
    • A61F5/02Orthopaedic corsets
    • A61F5/028Braces for providing support to the lower back, e.g. lumbo sacral supports

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Nursing (AREA)
  • Orthopedic Medicine & Surgery (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Vascular Medicine (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Orthopedics, Nursing, And Contraception (AREA)

Abstract

De uitvinding bevindt zich op het technisch veld van medische of orthopedische apparaten, in het bijzonder apparaten ter beïnvloeding van de houding of postuur van een drager. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een korset voor het beïnvloeden van een houding of postuur van een drager van het korset. Het korset is voorzien van minstens een lumbale brace; een thoracale brace, en een spanningsmechanisme om een spanning over te brengen tussen de lumbale brace en de thoracale brace; waarin de thoracale brace rotationeel gekoppeld is met de lumbale brace, zodat de thoracale brace, binnen een ingestelde rotatiehoek, kan bewegen ten opzichte van de lumbale brace.

Description

DYNAMISCH KORSET
TECHNISCH VELD De uitvinding bevindt zich in het technisch veld van medische of orthopedische apparaten of hulpmiddelen, in het bijzonder apparaten of hulpmiddelen ter beïnvloeding van de houding of postuur van een drager. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een korset voor het beïnvloeden van een houding of postuur van een drager van het korset.
TECHNOLOGISCHE ACHTERGROND VAN DE UITVINDING Het sagittale vlak is een algemeen gebruikt anatomisch begrip, en is van belang voor de beoordeling van de wervelzuil. De positie van de wervelzuil in het sagittale vlak vormt een belangrijke factor in de menselijke eigenschap om rechtop te staan en voort bewegen. Wanneer de krommingen van de wervelzuil in de sagittale vlak (cervicale lordose, thoracale kyfose, lumbale lordose) normaal gevormd zijn maken zij het mogelijk het zwaartepunt van hoofd, armen en romp samen in een gunstige positie ten opzichte van het bekken te brengen. In de aanwezigheid van een samenspel van dergelijke normale krommingen spreekt men van een normaal sagittaal ‘alignement’. Wanneer er verstoring optreedt in een of meerdere van deze krommingen spreekt men van een verstoord sagittaal alignement. Een verstoring van het sagittaal alignement kan het zwaartepunt verplaatsen — vrijwel altijd naar voren — wat het lichaam dwingt een compenserende actie te ondernemen. Deze compenserende actie (“compensatie“) is er op gericht het zwaartepunt opnieuw naar het normale punt in het sagittale vlak terug te brengen. Compensaties kunnen segmentair zijn, dus op een of een beperkt aantal aanliggende mobiele segmenten (= tussenwervelschijven) een tegengestelde afwijkende kromming maken, of een groot aantal segmenten betreffen, bijvoorbeeld een thoracaal ontkrommen in reactie op een lumbaal ontkrommen; of een aanpassing van de bekkenkanteling inhouden, bijvoorbeeld. toegenomen achterwaartse bekkenkanteling bij verminderde lumbale kromming); en/of een verandering in de stand van knieën en enkels uitlokken. Een typisch kenmerk van een compenserende actie is dat deze toegenomen spierinspanning vraagt en op deze wijze klachten kan veroorzaken. Wanneer het zwaartepunt zich naar voren verplaatst door een verstoring van het sagittaal alignement kunnen de compressiekrachten welke inwerken op de voorste delen van de wervels toenemen. Deze compressiekrachten nemen niet lineair toe. Een toename van de compressiekrachten geeft een verhoging van de kans op indeukingsfracturen. Met toegenomen wigvorming van genezen indeukingsfracturen kan theoretisch een toegenomen kans op een secundaire indeukingsfractuur in de onmiddellijke nabijheid gepaard gaan.
Orthopedische apparaten zoals medische korsetten of ortheses, waarmee sommige ziekten en aandoeningen van de romp en/of rug kunnen worden behandeld of waarmee een verstoring van het sagittale alignement behandeld worden, zijn in het algemeen gekend in de stand der techniek. Dergelijke apparaten kunnen ook gebruikt worden bij de nabehandeling van de patiënt, bijvoorbeeld tijdens de revalidatieperiode volgend op een chirurgische ingreep. Een typisch korset wordt gevormd door een te openen band die op de romp van een persoon wordt gedragen, liefst in de nabijheid van het te ondersteunen gebied. De band is meestal gemaakt van één of meerdere semi-rigide panelen optioneel verbonden door een elastische stof en voorzien van een sluitsysteem. De korsetten volgens huidige stand van de techniek oefenen echter geen actieve kracht uit op de wervelzuil voorbij het tijdstip van aanbrengen. Zij zijn slechts aangebracht om de reikwijdte van beweging te beperken, al dan niet in een aan de wervelzuil opgelegde vorm.
Voor tijdelijke ondersteuning tot heling van een stabiele wervelfractuur, of voor postoperatieve ondersteuning na een geïnstrumenteerde wervelzuiloperatie, kan een driepuntskorset voorzien worden. Een dergelijk korset zorgt voor een volledige immobilisatie (ie. flexie-, extensie-, lateroflexie- en rotatiebeperking)van de wervelkolom door het lichaam op drie specifieke punten te verankeren. De drager ervan wordt daarbij gestut en/of ingesnoerd in het korset dat voor een passieve en statische ondersteuning van de wervelkolom zal zorgen. Echter, over het algemeen wordt een dergelijke strikte immobilisatie, die de bewegingsvrijheid van de patiënt volledig beperkt, als zeer oncomfortabel ervaren door de drager. Daarnaast kan de constante druk op het te ondersteunen gebied door het driepuntskorset na verloop van tijd pijnlijk worden. De complete immobilisatie zorgt er verder voor dat de drager niet meer in staat zal zijn om dagdagelijkse taken uit te voeren en vaak om hulp moet vragen. Al het voorgaande kan als gevolg hebben dat een drager sneller geneigd zal zijn om het korset te ontspannen of zelfs tijdelijk uit te doen, wat de revalidatie vertraagt en zelfs schade kan toebrengen aan een nog niet geheelde wervelkolom. Het enige alternatief voor een driepuntskorset is een volledig gips casting, waarin de bovenbeschreven nadelen nog meer uitgesproken zijn.
Er is dus nood aan verbeterde hulpmiddelen of korsetten die de nadelen van de hulpmiddelen of korsetten uit de stand der techniek, althans deels kunnen oplossen. Er is bijvoorbeeld nood aan hulpmiddelen of korsetten dewelke dynamisch zijn en zo de drager een continue ondersteunende kracht opleggen, voorbij het tijdstip van aanbrengen, en bij voorkeur terzelfdertijd een welbepaalde bewegingsvrijneid toelaten. Er is eveneens nood aan comfortabeler korsetten of hulpmiddelen, die gemakkelijk kunnen aangetrokken en gedragen worden. Er is tevens nood aan hulpmiddelen die in functie van de anatomie en specifieke behoeften van een drager kunnen afgesteld worden.
De onderhavige uitvinding heeft als doel om een antwoord te bieden aan één of meerdere van bovenstaande noden en problemen van bestaande hulpmiddelen of korsetten.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING Teneinde te voldoen aan één of meer van de boven aangeduide behoeftes op het vakgebied, werd door de uitvinders een korset ontwikkeld voor het beïnvloeden van een postuur van een drager, bij voorkeur een rugpostuur en/of wervelkolompostuur. Het korset volgens de uitvinding kan het postuur op een dynamische (niet-statische) wijze beïnvloeden. De onderhavige uitvinding betreft dus een dynamisch korset.
Een korset volgens de uitvinding is op voordelige wijze voorzien van een aantal specifieke onderdelen die een gecontroleerde bewegingsvrijheid voor de drager in bepaalde richtingen van de ruimte mogelijk maken, terwijl mechanische spanningen in andere richtingen van de ruimte worden opgelegd teneinde de drager tot een gewenst houding te beïnvloeden, aan te passen, te corrigeren. De opgelegde krachten kunnen zich richten bijvoorbeeld op het sagittale vlak of het coronale vlak of op rotatie of op een combinatie van twee of drie van voornoemde acties.
Daartoe voorziet de onderhavige uitvinding in een eerste aspect een korset voor het beïnvloeden van een postuur van een drager, het korset omvattende: een lumbale brace geconfigureerd voor het losmaakbaar omsluiten van minstens een deel van de lumbale regio van de drager; een thoracale brace geconfigureerd voor het losmaakbaar omsluiten van minstens een deel van de thoracale regio van de drager, en omvattende een onderdeel en een bovendeel;
een spanningsmechanisme omvattende: - één of meerdere connecterende kabels voorzien tussen de lumbale brace en de thoracale brace, dewelke geconfigureerd zijn om een spanning over te brengen tussen de lumbale brace en de thoracale brace; en, - een spanningsregelaar, geconfigureerd voor het instelbaar aanpassen van de spanning tussen de lumbale brace en de thoracale brace; waarin de thoracale brace aan zijn onderdeel rotationeel gekoppeld is met de lumbale brace, waarbij de koppeling aanpasbaar is om een rotatiehoek of een serie van rotatiehoeken in te stellen van de thoracale brace ten opzichte van de lumbale brace, zodat de thoracale brace kan bewegen ten opzichte van de lumbale brace, bij voorkeur in de frontale en/of dorsale richting van de drager. waarin de thoracale brace aan zijn bovendeel gekoppeld voorzien is van een bevestigingsmiddel geconfigureerd voor het losmaakbaar bevestigen van de thoracale brace aan het bovenlichaam van de drager.
Bij voorkeur voorziet de uitvinding een korset zoals hierin gedefinieerd, waarin het bevestigingsmiddel een schouderbrace omvat; bij voorkeur waarin de schouderbrace losmaakbare en/of verstelbare schouderbanden omvat, dewelke geconfigureerd zijn voor plaatsing van de schouderbrace omheen de schouderbladen van de drager.
Bij voorkeur voorziet de uitvinding in een korset zoals hierin gedefinieerd, waarin de schouderbanden van de schouderbrace verstelbaar zijn en voorzien zijn van een verstelbaar touwsysteem, waarbij het verstelbare touwsysteem de schouderbanden verstelbaar en fixeerbaar met de schouderbrace verbindt; en bij voorkeur geconfigureerd is om de lengte van de schouderbanden te regelen.
Bij voorkeur voorziet de uitvinding in een korset zoals hierin gedefinieerd, waarin het verstelbare touwsysteem van de schouderbrace minstens gedeeltelijk in een kabelbehuizing van de thoracale brace voorzien is.
Bij voorkeur voorziet de uitvinding in een korset zoals hierin gedefinieerd, waarin de spanningsregelaar tenminste één voorspanningselement omvat, voorzien in de lijn van de connecterende kabel, en geschikt om aan de connecterende kabel een voorspanning te geven, teneinde de kabel toe te laten een, bij voorkeur graduele, achterwaarts-terugtrekkende trekkracht te genereren wanneer de thoracale brace in de frontale richting van de drager beweegt.
Bij voorkeur voorziet de uitvinding in een korset zoals hierin gedefinieerd, waarin het voorspanningselement een elastisch element en/of een veerelement omvat; bij voorkeur een trekveer omvat.
Bij voorkeur voorziet de uitvinding in een korset zoals hierin gedefinieerd, waarin 5 minstens één connecterende kabel aan één uiteinde (bijvoorbeeld een eerste uiteinde) vastgemaakt is aan de thoracale brace, en aan een ander uiteinde (bijvoorbeeld een tweede uiteinde) vastgemaakt is aan de spanningsregelaar.
Bij voorkeur voorziet de uitvinding in een korset zoals hierin gedefinieerd, waarin de thoracale brace voorzien is van een kabelbehuizing; en waarin minstens één connecterende kabel tenminste gedeeltelijk in de kabelbehuizing voorzien is.
Bij voorkeur voorziet de uitvinding in een korset zoals hierin gedefinieerd, waarin de lumbale brace voorzien is van een spanningsregelaarbehuizing; en waarin de spanningsregelaar tenminste gedeeltelijk in de spanningsregelaarbehuizing voorzien is.
Bij voorkeur voorziet de uitvinding in een korset zoals hierin gedefinieerd, waarin het spanningsmechanisme een opspanmechanisme omvat, dewelke geconfigureerd is om de spanning van de spanningsregelaar en/of op de connecterende kabel te regelen.
Bij voorkeur voorziet de uitvinding in een korset zoals hierin gedefinieerd, waarin het opspanmechanisme en/of de opspankabel in de lumbale brace verwerkt zijn; en bij voorkeur minstens gedeeltelijk in de spanningsregelaarbehuizing voorzien zijn.
Bij voorkeur voorziet de uitvinding in een korset zoals hierin gedefinieerd, waarin het opspanmechanisme een kabelhaspel omvat, dewelke geconfigureerd is om de opspankabel op en/of af te wikkelen, daarbij de spanningsregelaar opspannend en/of ontspannend, en daarbij bij voorkeur de lengte van de connecterende kabel respectievelijk verkortend en/of verlengend. Bij voorkeur voorziet de uitvinding in een korset zoals hierin gedefinieerd, waarin de thoracale brace en de lumbale brace aan elkaar gekoppeld zijn door middel van een instelbaar en/of fixeerbaar scharniermechanisme dat geconfigureerd is om een beweging van de thoracale brace ten opzichte van de lumbale brace toe te laten; bij voorkeur waarbij het scharniermechanisme minstens één roterend scharnier omvat, dat bij voorkeur ingericht in aan een zijde van het korset; en bij voorkeur waarbij het scharniermechanisme minstens twee roterende scharnieren omvat, dewelke bij voorkeur ingericht zijn aan tegenoverliggende zijden van het korset.
In een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op een korset, zoals hierin gedefinieerd, voor gebruik in de beïnvloeding van het postuur of de houding van een drager; bij voorkeur in de beïnvloeding van de rughouding of rugpostuur van een drager; bij voorkeur in de beïnvloeding van de wervelkolomhouding of wervelkolompostuur van een drager. In een uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een korset zoals hierin gedefinieerd voor gebruik in het corrigeren en/of ondersteunen van het postuur, bij voorkeur de rugpostuur, van de drager. Dankzij onder meer de aanwezigheid van een specifiek en regelbaar spanningsmechanisme, laat het korset volgens de uitvinding toe om tijdens het dragen actief krachten uit te oefenen, waarvan de resultante erop gericht is het lichaam van de drager te beïnvloeden, corrigeren, ondersteunen. Het korset is bovendien op ingenieuze wijze gemakkelijk regelbaar (verstelbaar).
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN Om de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn in de bijgaande figuren zonder enig beperkend karakter, enkele voorbeelden van mogelijke uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding beschreven. In deze figuren wijzen gelijke nummers naar gelijke of gelijksoortige elementen. Figuur 1 illustreert een dorsaal aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een korset (100) volgens de uitvinding. Figuur 2 geeft een frontaal aanzicht weer van een voorkeursuitvoeringsvorm van een korset (100) volgens de uitvinding. Figuur 3 illustreert een zijaanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een deel van een korset volgens de uitvinding waarin de koppeling van de lumbale brace (1) aan het onderdeel van de thoracale brace (6) door middel van een scharniermechanisme (4) is voorgesteld. Figuur 4 stelt een gedetailleerd zicht voor van een voorkeursuitvoeringsvorm waarop een schouderbrace (13) met verstelbare schouderbanden (14) voor gebruik in een korset volgens de uitvinding te zien is. Figuur 5 illustreert een voorkeursuitvoeringsvorm van een spanningsmechanisme (200) voor toepassing in een korset volgens de uitvinding. Het spanningsmechanisme (200) is deels in de lumbale brace (1) verwerkt.
De numerieke referenties worden hieronder nader besproken. Doorheen de beschrijving, conclusies, en figuren, wordt de volgende nummering aangehouden: |_Gjthoracalebrace OO | _ 8 flexibele beschermingsonderplaat | |_9| spanningsregelaar behuizing |
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING Zoals verder gebruikt in deze tekst omvatten de enkelvoudsvormen “een”, “de”, “het” zowel het enkelvoud als de meervoudsvorm tenzij de context duidelijk anders is. De termen “omvatten”, “omvat” zoals verder gebruikt, zijn synoniem met “inclusief”, “includeren” of “bevatten, “bevat” en zijn inclusief of open en sluiten bijkomende, niet vernoemde leden, elementen of werkwijze stappen niet uit. De termen “omvatten”, “omvat” zijn inclusief de term “bevatten”. De opsomming van numerieke waarden aan hand van een cijferbereik omvat alle waarden en fracties in deze bereiken, zowel als de geciteerde eindpunten.
Alle in de onderhavige specificatie geciteerde documenten worden bij deze geacht volledig hierin te zijn opgenomen door verwijzing. Tenzij anders gedefinieerd, hebben alle termen bekend gemaakt in de uitvinding, inclusief technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals een vakman deze gewoonlijk verstaat. Als verdere leidraad, worden definities opgenomen voor verdere toelichting van termen die in de beschrijving van de uitvinding worden gebruikt. De hierin gebruikte terminologie is bijgevolg niet bedoeld als beperkend.
In de volgende passages worden verschillende aspecten van de uitvinding nader gedefinieerd. Geprefereerde kenmerken en uitvoeringsvormen van het korset volgens de uitvinding worden hieronder uiteengezet. Elk kenmerk of uitvoeringsvorm van de uitvinding dat als dusdanig gedefinieerd wordt kan gecombineerd worden met éénder welk andere kenmerk of uitvoeringsvorm tenzij expliciet het tegendeel vermeld wordt. In het bijzonder kan elk kenmerk dat als voordelig of geprefereerd aangeduid wordt gecombineerd worden met éénder welk ander kenmerk of kenmerken of uitvoeringsvormen die als voordelig of geprefereerd vermeld staan.
In het bijzonder, een kenmerk aangeduid als de “voorkeur” of “voordelig” kan worden gecombineerd met andere kenmerken of eigenschappen die vermeld worden als “voorkeur” en/of “voordelig”. Verwijzing in deze specificatie naar "één uitvoeringsvorm" of "een uitvoeringsvorm" betekent dat een bepaalde functie, structuur of karakteristiek beschreven in verband met de uitvoeringsvorm van toepassing is in tenminste één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Wanneer de zinnen "in één uitvoeringsvorm" of "een Uitvoeringsvorm" op verschillende plekken in deze specificatie worden vermeld verwijzen zij niet noodzakelijk naar dezelfde uitvoeringsvorm, hoewel dit niet wordt uitgesloten. Voorts kunnen de beschreven kenmerken, structuren of karakteristieken worden gecombineerd op elke geschikte wijze, zoals duidelijk zal zijn voor een vakman op basis van deze beschrijving. De beschreven en in de conclusies geclaimde uitvoeringsvormen kunnen worden gebruikt in elke combinatie.
In de onderhavige beschrijving van de uitvinding wordt verwezen naar de bijgaande tekeningen die er deel van uitmaken, en die bepaalde specifieke uitvoeringsvormen van de uitvinding illustreren. Cijfers gelinkt aan bepaalde elementen illustreren de betreffende elementen als voorbeeld, zonder de elementen hierdoor te beperken. Er moet worden begrepen dat structureel of logische wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder de beschermingsomvang van de huidige uitvinding te verlaten.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een dynamisch korset. De term “korset” zoals hierin gebruikt kan ook als synoniem voor ”exoskelet” of “extern korset’ of “harnas” gebruikt worden. Het korset zal typisch gedragen worden door een gebruiker van het korset; deze gebruiker wordt hierin verwezen als “drager”.
De uitvinding voorziet een korset voor het beïnvloeden van postuur van een drager, waarin het korset de volgende elementen omvat: lumbale brace geconfigureerd voor het losmaakbaar omsluiten van minstens een deel van de lumbale regio van de drager; een thoracale brace geconfigureerd voor het |losmaakbaar omsluiten van minstens een deel van de thoracale regio van de drager, en omvattende een onderdeel en een bovendeel; een spanningsmechanisme omvattende: één of meerdere connecterende kabels voorzien tussen de lumbale brace en de thoracale brace, dewelke geconfigureerd zijn om een spanning over te brengen tussen de lumbale brace en de thoracale brace; en, een spanningsregelaar, geconfigureerd voor het instelbaar aanpassen van de spanning tussen de lumbale brace en de thoracale brace; waarin de thoracale brace aan zijn onderdeel rotationeel gekoppeld is met de lumbale brace, waarbij de koppeling aanpasbaar is om een rotatiehoek of een serie van rotatiehoeken in te stellen van de thoracale brace ten opzichte van de lumbale brace, zodat de thoracale brace kan bewegen ten opzichte van de lumbale brace in de frontale en/of dorsale richting van de drager; en, waarin de thoracale brace aan zijn bovendeel voorzien is van een bevestigingsmiddel geconfigureerd voor het losmaakbaar bevestigen van de thoracale brace aan het bovenlichaam van de drager. De term “beïnvloeden” van het postuur zoals hierin gebruikt verwijst bij voorkeur naar het corrigeren en/of ondersteunen van het postuur van de drager
De term “postuur” zoals hierin gebruikt verwijst naar de “houding” van de persoon; het postuur kan bijvoorbeeld verwijzen naar de positie van de rug en/of de wervelzuil of wervelkolom.
De term “corrigerend” zoals hierin gebruikt verwijst naar de functie van het korset dat een corrigerende werking heeft, bij het dragen, op de houding of postuur van de drager, en bij voorkeur op de rugpostuur en/of wervelkolom postuur.
De term “ondersteunend” zoals hierin gebruikt verwijst naar de functie van het korset dat een ondersteunende werking heeft, bij het dragen, op de postuur van de drager, en bij voorkeur op de rug postuur en/of wervelkolom postuur.
Het korset zoals hierin beschreven kan het postuur van de drager op een dynamische wijze beïnvloeden.
De term “dynamisch” verwijst naar het dynamische karakter van het korset, daar het korset verschillende mechanische elementen omvat die de houding van de drager ervan reactief beïnvloeden.
Met andere woorden, het korset bevat een aantal elementen die de drager in een bepaalde (corrigerende) houding brengt of de drager actieve ondersteuning biedt in de richting van een wenselijke houding, zonder dat deze houding daarom daadwerkelijk bereikt dient te worden.
Het korset kan verder ook een gerichte mate van beweging opleggen binnen een vooraf bepaalde reikwijdte van beweging (“range of motion”). Het korset kan het sagittale ‘alignement’ van de drager op een dynamische wijze beïnvloeden.
Het korset beoogt een spanning (trekkracht) uit te oefenen op het lichaam van de drager.
Deze spanning is erop gericht de spieren welke het postuur of houding van de drager handhaven in deze taak te beïnvloeden.
Onder “dynamische beïnvloeding” wordt onder meer verstaan dat het spanningsmechanisme van het korset de omvang van de spanning kan aanpassen naar het huidige postuur van de drager; de spanningsomvang kan veranderd worden naarmate er een verandering optreedt in het postuur van de drager, en bij voorkeur geleide van wat de drager aan spanning als comfortabel ervaart.
De postuurbeïnvloeding kan bij voorkeur bepaald of ingesteld worden met referentie tot een rotatiehoek van de thoracale brace ten opzichte van de lumbale brace.
Dergelijke verandering in rotatiehoek kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een frontale beweging van de thoracale brace ten opzichte van de lumbale brace, bijvoorbeeld wanneer een drager teveel vooroverbuigt.
Alternatief, kan een verandering in rotatiehoek bijvoorbeeld het gevolg zijn van een dorsale beweging van de thoracale brace ten opzichte van de lumbale brace, bijvoorbeeld wanneer een drager teveel achteroverbuigt.
De spanning zal typisch toenemen naarmate de positie van thoracale brace afwijkt van een vooraf ingestelde gecorrigeerde positie.
De drager kan tegen een overmatige dorsale beweging beschermd kan worden gezien de bewegingsvrijheid van de thoracale brace t.o.v. de lumbale brace ook naar achteren kan gelimiteerd worden.
De dynamische beïnvloeding kan tot stand komen door het aanpassen en/of instellen van de spanning tussen de lumbale brace en de thoracale brace wanneer nodig, bijvoorbeeld bij een verstoring van het sagittale alignement.
De spanning kan een trekkracht vormen welke de thoracale brace in de nodige richting kan aantrekken en/of aanspannen ter beïnvloeding, i.e. correctie en/of ondersteuning, van het postuur van de drager.
De trekkracht is bij voorkeur in de dorsale richting van de drager georiënteerd of ingesteld.
Een verwijzing naar een (bewegings)richting van het korset wordt hierin geïnterpreteerd tijdens het dragen van het korset met referentie tot de oriëntatie drager van het korset.
De term “frontaal” verwijst hierbij naar de voorkant van de drager, bij voorkeur de buikzijde, en de term “dorsaal” verwijst hierbij naar de achterkant van de drager, bij voorkeur de rugzijde.
Bij wijze van voorbeeld: bij een voorwaartse beweging van de thoracale brace in de frontale richting van de drager kan de spanning gevormd door het spanningsmechanisme van het korset toenemen, met als gevolg dat een achterwaartse trekkracht uitgeoefend op een achterzijde van het korset, de thoracale brace in de dorsale richting kan terugtrekken.
Op deze wijze kan de omvang van de spanning uitgeoefend door het korset dynamisch aangepast worden.
Door middel van een korset volgens de uitvinding kan de bewegingsvrijheid van een drager van het korset substantieel toenemen in vergelijking met de statische (immobiliserende) korsetten volgens de stand der techniek, waarin een constante druk wordt uitgeoefend op vooraf bepaalde lichaamspunten om het lichaam en in het bijzonder de wervelkolom van de drager volledig te immobiliseren, en/of om drukpunten of krachten in een bepaalde richting af te leiden.
De verhoogde bewegingsvrijneid van het huidig korset kan toelaten om minstens een deel van de dagdagelijkse taken uit te voeren zonder dat daarbij de nodige correctie in het gedrang komt.
Verder wordt met huidig korset het draagcomfort voor de drager substantieel verbeterd, mede omdat de druk op het lichaam van de drager beperkt of gevarieerd kan worden.
Een verhoogd draagcomfort kan op zijn beurt de mate van therapietrouw verbeteren, omdat de drager minder geneigd zal zijn om het korset uit te doen, bijvoorbeeld gedurende een revalidatieperiode.
Verder biedt het huidig korset een betere ondersteuning voor de drager, mede doordat het korset de bewegingsrichting naar een correct postuur kan assisteren, en bijvoorbeeld het bewegingsbereik van de drager tot een toegelaten bereik kan beperken.
Een verhoogde mate van ondersteuning kan op zijn beurt de revalidatie- of herstelperiode verkorten, omdat de belasting op het lichaam van de drager beperkt of zelfs vermeden kan worden.
De verschillende onderdelen van het korset en hun werking en voordelen zullen hieronder meer in detail besproken worden.
Het korset volgens de uitvinding omvat een lumbale brace of een lumbaal element, dat geconfigureerd is om een lumbale regio van de drager te omsluiten.
De “lumbale regio” zoals hierin gebruikt, verwijst naar een gebied dat zich bij voorkeur onder de ribbenkooi bevindt, en minstens een deel van of alle lumbale segmenten, een deel of het geheel van het bekken, en/of een deel of het geheel van het abdomen bevat.
De lumbale regio kan ongeveer overeenkomen met het onderste deel van de rug.
De lumbale brace kan een behuizing of frame omvatten dat bij voorkeur geschikt is voor het omsluiten van de lumbale regio.
De lumbale brace kan gedimensioneerd zijn om minstens een deel van of de volledige lumbale regio te omsluiten.
De behuizing of frame kan uit een rigide materiaal geproduceerd worden.
Niet-limitatieve voorbeelden van geschikte materialen zijn polyamide (PA), polyethylene (PE), polypropylene (PP), acrylonitril-butadieen-styreen (ABS), en dergelijke.
De lumbale brace kan tevens geconfigureerd zijn voor bevestiging aan de lumbale regio van de drager.
De lumbale brace kan daartoe een bevestigingsmiddel omvatten.
Bij wijze van voorbeeld kan de lumbale brace afgesloten worden met strips of banden.
De lumbale brace kan tevens geconfigureerd zijn voor het omspannen van de lumbale regio van de drager.
Bij wijze van voorbeeld kan de lumbale brace geproduceerd zijn uit een elastisch of rekbaar materiaal, of elastische of rekbare elementen omvatten, welke omheen de lumbale regio opgespannen kunnen worden.
De lumbale brace is bij voorkeur geconfigureerd om dorsaal te worden gedragen; d.w.z. dat de brace aan de rugzijde van de drager zal gedragen worden, in het bijzonder ter hoogte van de onderrug.
De lumbale brace kan voorzien zijn van een aangrijpingspaneel of frame, dat bij voorkeur aan een dorsale zijde van de lumbale brace voorzien is.
Bij het aandoen van de lumbale brace kan het aangrijpingspaneel bijvoorbeeld in contact komen met een deel van de onderrug van de drager.
De lumbale brace kan verder voorzien zijn van twee zijvleugels, die zich bijvoorbeeld boogvormig zijwaarts uitstrekken vanuit het dorsaal gelegen aangrijpingspaneel.
De zijvleugels kunnen rigide of flexibel zijn.
De twee zijvleugels kunnen samenkomen aan een frontaal uiteinde van de lumbale brace.
Hierdoor zal de lumbale brace een lumbale regio van de drager — althans gedeeltelijk- circulair omsluiten.
De lumbale brace kan verder een sluitingsmiddel omvatten om de lumbale brace af te sluiten rond de lumbale regio.
Bij voorkeur zal hierdoor de lumbale brace de drager circulair omsluiten.
Het sluitingsmiddel zal bij voorkeur aan een frontale zijde van de lumbale brace voorzien zijn.
Een dergelijke sluiting heeft het voordeel dat de drager op een eenvoudige wijze de lumbale brace zelfstandig kan sluiten en openen.
Niet- limitatieve voorbeelden van geschikte sluitingsmiddelen zijn veters, ritssluiting, Klittenband, haken, knopen, klikbare clips, magneten, enzovoort.
Er kan eveneens een combinatie van verschillende sluitingsmiddelen voorzien zijn om de afsluiting te versterken.
De lumbale brace kan tevens uitgerust zijn met een beschermingsplaat dat bij voorkeur flexibel en/of samendrukbaar is.
De beschermingsplaat kan het draagcomfort verder verhogen.
De beschermingsplaat kan voorzien zijn aan een zijde van de lumbale brace waarop een druk uitgeoefend zal worden tegen het lichaam van de drager, bijvoorbeeld ten gevolge van een rotatiebeweging van de thoracale brace in de frontale of dorsale richting.
De beschermingsplaat is bij voorkeur ingericht aan een bovenzijde en/of onderzijde van de lumbale brace.
De mediale zijde (binnenkant) van de lumbale brace kan voorzien zijn van een zacht medium, zoals een kussen of invulling, om de wrijving te verminderen en het draagcomfort te verhogen.
De laterale zijden (buitenkant) van de lumbale brace kunnen tevens voorzien zijn van een beschermingselement en/of beschermde hoes om de duurzaamheid van het korset te verbeteren.
De lumbale brace kan opgebouwd zijn uit een onderdeel (of onderste deel) en een bovendeel (of bovenste deel). Het bovendeel van de lumbale brace kan koppelbaar of gekoppeld zijn met de thoracale brace, bij voorkeur aan een onderdeel van de thoracale brace.
Het bovendeel van de lumbale brace kan een verbindingsstuk omvatten welke opwaarts richting de thoracale brace kan lopen en/of georiënteerd zijn.
Het verbindingsstuk kan gedeeltelijk overlopen in en/of overlappen met een onderdeel van de thoracale brace.
Het verbindingsstuk kan geschikt zijn voor plaatsing van een deel van het scharniermechanisme.
Het onderdeel van de lumbale brace kan geschikt zijn voor steun of contact met het bekken van een drager.
Het korset volgens de uitvinding omvat een thoracale brace of een thoracaal element, dat geconfigureerd is om een thoracale regio van de drager te omsluiten.
De “thoracale regio” zoals hierin gebruikt, verwijst naar een gebied dat zich bij voorkeur ter hoogte van de ribbenkooi bevindt, en kan minstens een deel van of alle thoracale segmenten, een deel of het geheel van de borstkas, en/of een deel of het geheel van de schouderbladen bevatten.
De thoracale regio kan ongeveer overeenkomen met het bovenste en/of middelste deel van de rug.
De thoracale brace kan een behuizing of frame omvatten, dat bij voorkeur geschikt is voor het omsluiten van de thoracale regio.
De thoracale brace kan gedimensioneerd zijn om minstens een deel van of de volledige thoracale regio te omsluiten.
De behuizing of frame kan uit een rigide materiaal geproduceerd worden.
Niet-limitatieve voorbeelden van geschikte materialen zijn polyamide (PA), polyethylene (PE), polypropylene (PP), acrylonitril-butadieen-styreen (ABS), en dergelijke.
De thoracale brace kan tevens geconfigureerd zijn voor bevestiging aan de thoracale regio van de drager.
De thoracale brace kan daartoe een bevestigingsmiddel omvatten.
De thoracale brace is bij voorkeur geconfigureerd om dorsaal te worden gedragen; d.w.z. dat de brace op de rug van de drager zal gedragen worden, in het bijzonder ter hoogte van de boven en/of middenrug.
De thoracale brace kan verder een sluitingsmiddel omvatten om de thoracale brace te sluiten rond de thoracale regio.
Bij voorkeur zal hierdoor de thoracale brace de drager — althans gedeeltelijk- circulair omsluiten.
Het sluitingsmiddel zal bij voorkeur aan een frontale zijde van de thoracale brace ingericht zijn.
Dergelijke sluiting heeft het voordeel om eenvoudig en zelfstandig de thoracale brace te kunnen sluiten en openen.
Niet- limitatieve voorbeelden van geschikte sluitingsmiddelen zijn veters, ritssluiting, klittenband, haken, knopen, klikbare clips, enzovoort.
De thoracale brace is bij voorkeur opgebouwd uit een onderdeel (of onderste deel) en een bovendeel (of bovenste deel). Het onderdeel van de thoracale brace is bij voorkeur koppelbaar of gekoppeld met de lumbale brace, bij voorkeur aan een bovendeel van de lumbale brace.
Het onderdeel van de thoracale brace kan een verbindingsstuk omvatten welke neerwaarts richting de lumbale brace kan lopen en/of georiënteerd zijn.
De koppeling tussen de thoracale brace en de lumbale brace is bij voorkeur een koppeling die een zekere mate van rotatie van de onderdelen ten opzicht van elkaar toelaat.
Het verbindingsstuk kan gedeeltelijk overlopen in en/of overlappen met een bovendeel van de lumbale brace.
Het verbindingsstuk kan tevens geschikt zijn voor plaatsing van een deel van het scharniermechanisme.
Het bovendeel van de thoracale brace kan aan zijn bovendeel een bevestigingsmiddel omvatten of gekoppeld zijn aan een bevestigingsmiddel, dewelke bij voorkeur geconfigureerd is voor het losmaakbaar bevestigen van de thoracale brace aan het bovenlichaam van de drager.
Het “bovenlichaam” zoals hierin gebruikt, verwijst naar het onderdeel van het lichaam van de drager dat zich boven het middel bevindt.
Het bovenlichaam kan het thoracale regio bevatten, maar ook lichaamsdelen die niet in de thoracale regio bevat zijn, zoals de schouders of armen.
Het bevestigingsmiddel van de thoracale brace kan geconfigureerd zijn om het bovenlichaam te omspannen.
Het bevestigingsmiddel kan geproduceerd zijn uit een elastisch materiaal dat voor spanning zal zorgen omheen het bovenlichaam.
Het bevestigingsmiddel kan bijvoorbeeld een strap of band omvatten dat gedeeltelijk of volledig over de borstkas loopt ter bevestiging van de thoracale brace.
Een dergelijke borstkasstrap kan voor een verbeterd drukcomfort zorgen.
In een uitvoeringsvorm is het genoemde bevestigingsmiddel een onderdeel van de thoracale brace.
Het bevestigingsmiddel kan onlosmaakbaar bevestigd of geïntegreerd zijn in of vastgemaakt zijn aan de thoracale brace.
In een andere uitvoeringsvorm is het bevestigingsmiddel een apart onderdeel van het korset dat aan de thoracale brace bevestigbaar of bevestigd is.
Het bevestigingsmiddel kan in deze Uitvoeringsvorm losmaakbaar bevestigd of gekoppeld zijn aan de thoracale brace.
Dit kan toelaten om het bevestigingsmiddel eenvoudig te vervangen bij beschadiging of slijtage.
Het bevestigingsmiddel van de thoracale brace kan een schouderbrace of een schouderelement omvatten, dewelke bij voorkeur geconfigureerd is om de schouderbladen van de drager te omsluiten.
De schouderbrace kan rond de schouderbladen van de drager aangebracht worden en optioneel ook bevestigd worden.
De schouderbrace kan geconfigureerd zijn om een kracht uit te oefenen in de laterale en/of dorsale richting, waardoor de schouderbladen terug- en/of open getrokken worden.
Dit kan toelaten om het postuur beter of vollediger te beïnvloeden, doordat naast een beïnvloeding van de positie van de wervelkolom of rugpostuur ook de positie van de schouders beïnvloed kan worden.
In een uitvoeringsvorm is de schouderbrace een apart onderdeel van een korset volgens de uitvinding.
De schouderbrace kan aan een bovendeel van de thoracale brace vastgemaakt worden.
Hierdoor kan de schouderbrace beter gepositioneerd zijn voor plaatsing van de schouderbrace ter hoogte van de schouderbladen van de drager. Dit kan de plaatsing van de schouderbrace vergemakkelijken.
In een andere uitvoeringsvorm is de schouderbrace een (vast) onderdeel van de thoracale brace, en bij voorkeur voorzien ter hoogte van het bovendeel van de thoracale brace.
De schouderbrace kan voorzien zijn van losmaakbare en/of verstelbare schouderbanden voor plaatsing van de schouderbrace omheen de schouderbladen van de drager. De schouderbrace kan bijvoorbeeld twee schouderbanden omvatten, één om rond elke arm te dragen of aan te doen. De schouderbanden kunnen over de armen van de drager getrokken worden om ter hoogte van de schouderbladen samen te komen. De schouderbanden kunnen ook rechtstreeks over de schouderbladen gevouwen of gestrapt worden. Een schouderband kan van een flexibel of rekbaar materiaal geproduceerd worden, bijvoorbeeld van een stoffen of textiel materiaal. De schouderbanden kunnen straps of riemen zijn.
De schouderbrace kan voorzien zijn van een verstelbaar touwsysteem, dewelke de schouderbanden verstelbaar en fixeerbaar met de schouderbrace verbindt. Het verstelbaar touwsysteem is bij voorkeur geconfigureerd om de lengte van de schouderbanden te regelen. Het verstelbaar touwsysteem kan één of meerdere koorden of touwen omvatten, die door middel van een trekmechanisme, zoals een trek- — lip, verlengd of verkort kunnen worden om aldus de lengte van de schouderbanden al trekkend aan te passen. Het verstelbare touwsysteem kan een fixeermechanisme of fixeermiddel omvatten om de positie en/of lengte van de schouderbanden te fixeren. Niet-limitatieve voorbeelden van geschikte fixeermiddelen zijn Klittenband, haken, knopen, knopen, mageneten, velcro, en dergelijke.
De schouderbanden komen bij voorkeur samen tussen de schouderbladen van de drager. Het punt van samenkomst kan een basis vormen voor bevestiging van de thoracale brace. De schouderbrace kan voorzien zijn van een basisplaat dat bevestigd of bevestigbaar is aan de thoracale brace. Bij het aanbrengen van het korset strekt de basisplaat zich bij voorkeur uit over een gedeelte van de rug van de drager, bij voorkeur een gedeelte van de wervelkolom, bij voorkeur ter hoogte van de schouderbladregio. De basisplaat zal hiermee bij voorkeur minstens deels tussen de schouderbladen van de drager gepositioneerd zijn.
Het korset volgens de uitvinding omvat een spanningsmechanisme, dewelke bij voorkeur geconfigureerd is om een spanning te voorzien en/of over te brengen tussen de lumbale brace en de thoracale brace.
Het spanningsmechanisme kan geconfigureerd zijn om (achterwaarts) een spanning in de dorsale richting op de thoracale brace te voorzien vanuit de lumbale brace.
De spanning kan daardoor een dorsaal gerichte trekkracht vormen welke ervoor kan zorgen dat het bovenlichaam van de drager naar achteren getrokken wordt, om de houding van de drager te beïnvloeden, i.e. ondersteunen en/of corrigeren.
De positie van de thoracale brace ten opzichte van de lumbale brace kan de omvang van de spanning bepalen.
Wanneer de thoracale brace loodrecht bovenop de lumbale brace gepositioneerd staat kan de omvang van de spanning beperkt worden tot het minimum dat nodig om het postuur nog voldoende te beïnvloeden.
Hoe sterker de afwijking van de positie van de thoracale brace ten opzichte van de genoemde de loodrechte stand, hoe hoger de spanning kan opgevoerd worden.
De afwijkingsgraad kan bijvoorbeeld gemeten worden in graden ten opzichte van de rotationele koppeling tussen de lumbale brace en de thoracale brace.
Het rotationeel mechanisme wordt verder in de tekst besproken.
Het spanningsmechanisme kan een aantal elementen omvatten, waaronder één of meerdere connecterende kabels, dewelke aangebracht zijn tussen (enerzijds) de lumbale brace en (anderzijds) de thoracale brace, dewelke geconfigureerd zijn om een spanning over te brengen tussen de lumbale brace en de thoracale brace.
Het spanningsmechanisme omvat bij voorkeur een veelvoud van connecterende kabels omvatten.
Dit kan een spanningsbeveiliging voorzien en de duurzaamheid verbeteren.
Minstens één connecterende kabel kan aan één uiteinde (een eerste uiteinde) vastgemaakt zijn aan de thoracale brace en aan een ander uiteinde (een tweede uiteinde) vastgemaakt zijn aan de lumbale brace.
Minstens één connecterende kabel is bij voorkeur aan minstens één uiteinde vastgemaakt aan de spanningsregelaar.
De spanningsregelaar kan daarbij op zijn beurt in verbinding staan met de thoracale brace en/of de lumbale brace; bij voorkeur met de lumbale brace.
Het spanningsmechanisme kan verder ook een spanningsregelaar omvatten, dewelke geconfigureerd is voor het instelbaar aanpassen van de spanning tussen de lumbale brace en de thoracale brace.
De spanningsregelaar kan vastgemaakt zijn of geïntegreerd zijn in of een onderdeel zijn van de thoracale brace en/of de lumbale brace.
De spanningsregelaar kan ook een apart onderdeel zijn van het korset dat aan de thoracale brace en/of de lumbale brace bevestigd kan worden.
De spanningsregelaar kan minstens één voorspanningselement omvatten, voorzien in de lijn van de connecterende kabel, dewelke geschikt om aan de connecterende kabel een voorspanning te geven teneinde de kabel toe te laten een, bij voorkeur graduele, achterwaarts-terugtrekkende trekkracht te geven wanneer de schouderbrace en/of de thoracale brace in de frontale richting (voorwaarts) van de drager beweegt. In een voorkeursuitvoeringsvorm bestaat de spanningsregelaar uit tenminste één, en bij voorkeur uit meerdere voorspanningselementen, die in de lijn van de connecterende kabel of kabels aangebracht zijn.
De spanningsregelaar, bij voorkeur het voorspanningselement, kan een elastisch element en/of een veerelement omvatten of hieruit bestaan. Het veerelement kan bijvoorbeeld een veer, zoals een trekveer, schroefveer of een spiraalveer omvatten. Het spanningsmechanisme kan verder een opspanmechanisme omvatten, dewelke geconfigureerd om de spanning van de spanningsregelaar, bij voorkeur de spanning van de één of meerdere voorspanningselementen, en/of de spanning op de connecterende kabel te regelen. Het opspanmechanisme kan toelaten om de omvang van de spanning te beperken wanneer bij het aan of uittrekken van het korset, hetgeen de gebruiksvriendelijkheid kan verbeteren, Het opspanmechanisme kan ook toelaten om de spanning aan te passen naar de noden van de drager, bijvoorbeeld om de spanning verlagen naarmate de rehabilitatieprocedure vordert.
Het opspanmechanisme kan één of meerdere opspankabels omvatten, dewelke het opspanmechanisme met de spanningsregelaar verbindt. Minstens één opspankabel kan aan één uiteinde (een eerste uiteinde) vastgemaakt zin aan het opspanmechanisme en aan een ander uiteinde (een tweede uiteinde) vastgemaakt zijn aan de spanningsregelaar. Het opspanmechanisme kan een kabelhaspel omvatten, die geconfigureerd is om de genoemde opspankabel op en/of af te wikkelen, daarbij de spanningsregelaar opspannend en/of ontspannend, en daarbij bij voorkeur ook de lengte van de connecterende kabel respectievelijk verkortend en/of verlengend. De kabelhaspel kan bijvoorbeeld een boa-sluiting zijn.
De lumbale brace kan een spanningsregelaarbehuizing omvatten, waarbij de spanningsregelaar tenminste gedeeltelijk in de spanningsregelaarbehuizing voorzien is, zoals in een holte afgebakend door de spanningsregelaarbehuizing. De spanningsregelaarbehuizing is bij voorkeur op een laterale (buitenkant) of dorsale zijde van de lumbale brace voorzien, teneinde het comfort van de lumbale brace te verbeteren, doordat contact met tussen de behuizing en het lichaam van de drager vermeden kan worden.
De spanningsregelaarbehuizing bakent bij voorkeur een holte af die geflankeerd wordt door minstens één open uiteinde.
Dergelijk open uiteinde kan zo toegang bieden aan een connecterende kabel, dewelke in verbinding staat of is vastgemaakt aan de in de holte voorziene spanningsregelaar.
De behuizing van de spanningsregelaar kan ook een holte geflankeerd door minstens twee open uiteinden omvatten.
Een tweede open uiteinde kan bijvoorbeeld verder toegang bieden aan andere elementen, zoals bijvoorbeeld een opspankabel, om verbinding te maken met de in de holte voorziene spanningsregelaar.
De connecterende kabel is bij voorkeur loskoppelbaar om vervanging bij slijtage of breuk te vereenvoudigden.
Het opspanmechanisme en/of de opspankabel kunnen minstens gedeeltelijk in de spanningsregelaarbehuizing voorzien zijn.
De spanningsregelaarbehuizing kan voorzien zijn van lagers om een draaiing van de connecterende kabel mogelijk te maken, bijvoorbeeld een draaiing van 90°. De spanningsregelaarbehuizing kan een geleider omvatten om de connecterende kabel te geleiden doorheen de spanningsregelaarbehuizing.
De thoracale brace kan een kabelbehuizing omvatten, waarbij de connecterende kabel tenminste gedeeltelijk in de kabelbehuizing voorzien is, zoals in een holte afgebakend door de kabelbehuizing.
De kabelbehuizing is bij voorkeur op een laterale (buitenkant) of dorsale zijde van de thoracale brace voorzien, teneinde het comfort van de thoracale brace verbeteren, doordat contact met tussen de behuizing en het lichaam van de drager vermeden kan worden.
De kabelbehuizing is bij voorkeur op een laterale (buitenkant) of dorsale zijde van de schouderbrace voorzien, bijvoorbeeld op de achterzijde van de basisplaat van de schouderbrace.
De connecterende kabel kan de kabelbehuizing van de thoracale brace inlopen ter bevestiging van de kabel aan de thoracale brace.
De kabelbehuizing kan een bevestigingspunt omvatten om de connecterende kabel aan de thoracale brace te bevestigen.
De connecterende kabel is bij voorkeur loskoppelbaar om vervanging bij slijtage of breuk te vereenvoudigden.
De kabelbehuizing kan een geleider omvatten om de connecterende kabel te geleiden doorheen de kabelbehuizing.
De kabelbehuizing kan een holte afbakenen dat geflankeerd is door minstens één open uiteinde, waarin minstens één connecterende kabel zich tenminste deels in uitstrekt.
De kabelbehuizing kan ook een holte geflankeerd door minstens twee open uiteinde kan een holte afbakenen.
De tweede opening kan in dergelijke uitvoeringsvorm verder een uitgang bieden aan andere of aan eenzelfde connecterende kabel die langs de eerste opening inloopt en vervolgens langs de tweede opening uitloopt.
Het korset volgens de uitvinding voorziet een rotationele koppeling van de thoracale brace aan de lumbale brace door middel van een instelbaar en/of fixeerbaar scharniermechanisme dat geconfigureerd is om een beweging (rotatie) van de thoracale brace ten opzichte van de lumbale brace toe te laten.
Een rotationele koppeling houdt in dat de thoracale brace kan roteren ten opzichte van de lumbale brace, en vice versa.
De rotatie kan een frontale rotatie zijn, welke typisch in de voorwaartse richting van het abdomen of de ribben van de drager zal zijn.
De rotatie kan een dorsale rotatie zijn, welke typisch in de achterwaartse richting van de rug van een drager zal zijn.
Het toegelaten bewegingsbereik (“range of motion”), in het bijzonder de rotatie of serie van rotaties, kan instelbaar zijn; de maximale rotatiehoek kan naar keuze ingesteld en vastgezet worden.
Het scharniermechanisme kan een roterend scharnier omvatten dat bij voorkeur voorzien is aan een zijde (linker of rechterzijde) van het korset.
Bij voorkeur zal het scharnier ingericht zijn aan het onderdeel van de thoracale brace dat gekoppeld is aan een bovendeel van de lumbale brace.
Het scharniermechanisme kan ook minstens twee roterende scharnieren omvatten die ingericht zijn aan tegenoverliggende zijden (linker- en rechterzijde) van het korset.
Bij voorkeur zullen dergelijke scharnieren ingericht zijn aan tegenoverliggende zijden van het onderdeel van de thoracale brace, en elk gekoppeld zijn aan tegenoverliggende zijden van het bovendeel van de lumbale brace.
Het scharniermechanisme kan een blokkeermechanisme omvatten dat toelaat om de bewegingsbereik tussen de thoracale brace en de lumbale brace in te stellen.
Het blokkeermechanisme kan bijvoorbeeld een schroef omvatten, dat de rotatie tot of vanaf een gewenst rotatiehoek instelbaar blokkeert.
Het blokkeermechanisme kan bijvoorbeeld een insteekbare pen of pin omvatten, dat de rotatie tot of vanaf een gewenst rotatiehoek instelbaar blokkeert.
Het korset beoogt krachten uit te oefenen op het lichaam van de drager.
Deze krachten zijn erop gericht de spieren welke de sagittale balans handhaven in deze taak te ondersteunen.
Genoemde krachten zijn er eveneens op gericht de compressieve krachten op het voorste deel (“corpus”) van de thoracale en lumbale wervels in staande en zittende houding te verminderen.
Op die wijze kan het korset theoretisch van nut zijn voor de behandeling van onder meer een drager met stabiele indeukingsfractuur, sagittale balans afwijking (vb. camptocormia bij ziekte van Parkinson, degeneratieve scoliose). Ook in het herstel na een chirurgische vastzetting van de wervelzuil (fusie/fixatie) kan dit korset theoretisch een gunstig effect hebben De onderhavige uitvinding vindt zijn toepassing in omstandigheden waarin een beïnvloeding van de houding of postuur van personen, zowel volwassenen als kinderen, vereist is.
In het bijzonder wanneer een beïnvloeding van de positie van de rug en/of wervelkolom ten opzichte van het bekken van een persoon in het sagittale vlak vereist is.
In een aspect heeft de uitvinding daarom ook betrekking op een korset, zoals hierin gedefinieerd, voor gebruik in de beïnvloeding van het postuur of de houding van een drager; bij voorkeur in de beïnvloeding van de rughouding of rugpostuur van een drager; bij voorkeur in de beïnvloeding van de wervelkolomhouding of wervelkolompostuur van een drager.
In een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op een korset, zoals hierin gedefinieerd, voor gebruik in de correctie van het postuur of de houding van een drager; bij voorkeur in de correctie van de rughouding of rugpostuur van een drager; bij voorkeur in de correctie van de wervelkolomhouding of wervelkolompostuur van een drager.
In een aspect heeft de uitvinding betrekking op een korset, zoals hierin gedefinieerd, voor gebruik in de ondersteuning van het postuur of de houding van een drager; bij voorkeur in de ondersteuning van de rughouding of rugpostuur van een drager; bij voorkeur in de ondersteuning van de wervelkolomhouding of wervelkolompostuur van een drager.
In een aspect heeft de uitvinding betrekking op een korset, zoals hierin gedefinieerd, voor gebruik in de aanpassing van het postuur of de houding van een drager; bij voorkeur in de aanpassing van de rughouding of rugpostuur van een drager; bij voorkeur in de aanpassing van de wervelkolomhouding of wervelkolompostuur van een drager.
In een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op een korset, zoals hierin gedefinieerd, voor gebruik als een orthopedisch en/of medisch apparaat of hulpmiddel; het korset kan bijvoorbeeld gebruikt worden als een orthopedisch of medisch korset.
In een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op een korset zoals hierin gedefinieerd, voor gebruik in de beïnvloeding van een verstoord sagittaal alignement van een drager. Met andere woorden, de uitvinding betreft dus tevens een korset, zoals hierin gedefinieerd, voor gebruik bij het beïnvloeden, ondersteunen, corrigeren, aanpassen van het sagittale alignement van een drager. In een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op een korset zoals hierin gedefinieerd, voor gebruik in de behandeling en/of preventie van een aandoening geassocieerd met het sagittale alignement van de wervelzuil van een drager, zoals bijvoorbeeld maar niet beperkt tot één of meerdere van volgende aandoeningen: thoracolumbale compressiefracturen, sagittale balanstoornissen, neurologische aandoeningen in brede zin met weerslag op de rugspieren, Ziekte van Parkinson, belasting van de wervellichamen, scoliose, vastzettingsoperatie van de rug en dergelijke. In een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op een korset zoals hierin gedefinieerd, voor gebruik in de behandeling en/of preventie van een aandoening geassocieerd met verstoorde alignement van de wervelzuil van een drager, zoals bijvoorbeeld maar niet beperkt tot één of meerdere van volgende aandoeningen: stoornissen met verminderde kracht en/of uithoudingsvermogen, degeneratieve spierziektes zoals MS, stoornissen in gewrichtsfuncties zoals idiopatische scoliose, kyfose, kyfo-scoliose, etc. .
VOORBEELDEN Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter te tonen zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeursdragende uitvoeringsvormen beschreven met verwijzing naar de bijgaande figuren. De uitvoeringsvormen geïllustreerd in de figuren betreffen geprefereerde uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding en horen geenszins als een beperking te worden geïnterpreteerd. Figuur 1 illustreert een achteraanzicht (dorsaal aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een korset (100) volgens de uitvinding. Figuur 2 illustreert het vooraanzicht (frontaal aanzicht) van een voorkeursuitvoeringsvorm van een korset (100) volgens de uitvinding. Het geïllustreerde korset omvat onder andere een lumbale brace (1), een thoracale brace (6) en een schouderbrace (13). In de afgebeelde uitvoeringsvorm zijn de lumbale brace (1) en de thoracale brace (6) aan elkaar gekoppeld door middel van een scharniermechanisme (4). In de afgebeelde uitvoeringsvorm vormt de schouderbrace (13) een onderdeel van de thoracale brace (6); de schouderbrace (13) is vast bevestigd aan de thoracale brace (6). De vakman begrijpt dat de schouderbrace ook een apart onderdeel kan vormen van het korset (100), dat los van de thoracale brace bestaat en hierop kan worden vastgemaakt.
De lumbale brace (1) heeft een onderdeel (102) en een bovendeel (101). De thoracale brace (6) heeft een onderdeel (602) en een bovendeel (601). Het scharniermechanisme (4) verbindt het onderdeel (602) van de thoracale brace (6) met het bovendeel (101) de lumbale brace (1). Het scharniermechanisme (4) laat een rotatie van de thoracale brace (6) ten opzichte van de lumbale brace (1) toe onder een bepaalde rotatiehoek.
De thoracale brace (6) kan aldus rotationeel bewegen ten opzichte van de lumbale brace (1) in de frontale en/of dorsale richting van de drager.
De rotatiehoek kan naar keuze en volgens de behoefte van de drager ingesteld worden.
Eens gekozen kan de rotatiehoek vastgezet worden, bijvoorbeeld door middel vaneen schroef of pin (niet afgebeeld). Een voorbeeld van een scharniermechanisme is afgebeeld op figuur 3, en bestaat uit een scharnierhuis (20), een scharnierplaat (21) en een insteekbare pen (niet afgebeeld). In de voorgestelde uitvoeringsvorm maakt het scharnierhuis (20) deel uit van de thoracale brace, terwijl de scharnierplaat (21) deel uitmaakt van de lumbale brace (1). Optioneel kan een verdikking (5) voorzien worden ter hoogte van de overhang van het scharnierhuis naar de thoracale brace (6) om voldoende afstand te creëren en om de thoracale brace (6) vlot over de lumbale brace (1) te kunnen laten roteren.
In de uitvoeringsvorm voorgesteld op figuren 1 en 2 omvat de lumbale brace (1) een basisframe (23) dat uitgerust is met een flexibele beschermingsplaat onderaan (8) en een flexibele beschermingsplaat bovenaan (22) teneinde het draagcomfort van de drager te verbeteren.
De lumbale brace (1) kan desgewenst vooraan (frontaal) voorzien worden van een sluitingsmiddel of sluitingsmechanisme om de lumbale brace (1) rond de lumbale regio van een drager te omsluiten en de brace vast te zetten.
Het sluitingsmiddel of sluitingsmechanisme kan bijvoorbeeld een buikstukhuis (3) omvatten, welke voorzien is van een uitsparing of gleuf waaraan het sluitingsmiddel bevestigd kan worden en de tegenoverliggende onderdelen van de thoracale brace (6) met elkaar te verbinden.
Figuren 1, 2 en 3 illustreren hoe de thoracale brace (6) aan zijn bovendeel (601) voorzien is van de schouderbrace (13), en zo de schouderbrace
(13) op een goede hoogte positioneert voor een gemakkelijke bevestiging van de schouderbrace rond de schouderbladen van de drager.
In de voorgestelde uitvoeringsvormen omvat de thoracale brace een basisframe (24). Figuren 1 en 2 illustreren ook een schouderbrace (13) voor een korset volgens de uitvinding.
De voorgestelde schouderbrace (13) is gekoppeld aan het bovendeel (601) van de thoracale brace (6) en is voorzien van twee schouderbanden (14). De schouderbrace beschikt over een kabelbehuizing (11) die een holte met openingen omsluit waardoorheen de schouderbanden (14) lopen.
Figuur 4 stelt een gedetailleerd zicht voor van een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van een schouderbrace (13). In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is de schouderbrace (13) een achtvormige bandage en voorzien van twee schouderbanden (14). Een schouderband (14) vertrekt vanuit de kabelbehuizing (11) en loopt van achteraan over de schouder naar voor om zo onder de oksel van een drager door via een passant (7) terug de kabelbehuizing (11) binnen te gaan.
Bij het dragen van de schouderbrace (13) bevindt de kabelbehuizing (11) zich tussen de schouderbladen, ter hoogte van het de apex (apex = centerpunt kabelbehuizing (11)). In de voorgestelde uitvoeringsvorm is elke schouderband (14) verbonden met een —bij voorkeur harde- verbindingsplaat (12) waarin gaten voorzien zijn.
Door deze gaten loopt een trekkoord of touw (16). Dit trekkoord (16) begint —zoals voorgesteld in figuren 1 en 2- ter hoogte van een trekker of trek-lip (15) en loopt door een gat van de verbindingsplaat (12) (zie figuren 1 en 3), naar de kabelbehuizing (11) om in de kabelbehuizing door het koordblok (19) te lopen.
Na doorgang door achtereenvolgens de kabelbehuizing (11), het koordblok (19), de harde plaat (12), opnieuw de kabelbehuizing (11), het koordblok (19) en de harde plaat (12) eindigt het trekkoord ter hoogte van de trekker (15). Van de schouderband (14) wordt één uiteinde gefixeerd op de harde plaat (12), het andere uiteinde wordt gefixeerd in de kabelbehuizing (11). Op die manier is het mogelijk, door aan de trekker (15) te trekken, de schouderbanden (14) aan te spannen en op die manier de schouders naar achter te trekken en/of open te trekken.
Eens de trekker (15) op een gewenste spanning is gebracht kan deze gefixeerd worden aan de schouderband (14) om zijn positie te behouden.
Dit kan, bijvoorbeeld, met velcro gebeuren (niet afgebeeld). Deze verstelbare inrichting van de schouderbrace en schouderbanden zorgt er voor dat een drager van het korset op zelfstandige basis gemakkelijk het korset kan aandoen en opspannen ter hoogte van de schouders en schouderbladen door met zijn duimen de trekker (15) naar beneden te trekken.
Om het korset aan te doen lost de drager de trekkers (15). Vervolgens kan het korset worden aangedaan zoals een jas: door de armen door de schouderbanden (14) te steken.
De schouderbrace (13) kan desgewenst vooraan (frontaal) voorzien worden van een sluitingsmiddel of sluitingsmechanisme (niet afgebeeld) om de schouderbrace (13) om het bovenlichaam van een drager te omsluiten en de schouderbrace (13) vast te zetten. Het sluitingsmiddel of sluitingsmechanisme kan bijvoorbeeld een borstkasstrap zijn welke de tegenoverliggende schouderbanden van de schouderbrace (13) met elkaar kan verbinden. Een dergelijke borstkasstrap kan voor een verbeterd drukcomfort zorgen.
Een korset volgens de uitvinding omvat verder een regelbaar spanningsmechanisme (200). Figuur 5 illustreert een voorkeursuitvoeringsvorm van een spanningsmechanisme (200) volgens de uitvinding, dewelke deels in de lumbale brace (1) verwerkt zit. Het spanningsmechanisme (200) omvat onder andere connecterende kabel(s) (10) die tussen de lumbale brace (1) en de thoracale brace (6) lopen (zie bijvoorbeeld figuren 1 en 2) en een spanning overbrengen tussen de lumbale brace (1) en de thoracale brace (6). Het spanningsmechanisme omvat ook een spanningsregelaar dat de spanning tussen de lumbale brace (1) en de thoracale brace (6) instelt. De ingestelde spanning kan op gemakkelijke wijze, bijvoorbeeld met behulp van een opspanmechanisme, aangepast worden, in functie van de noden van een drager (zie verder). De spanningsregelaar kan een instelbaar veersysteem zijn dat één of meerdere voorspanningselementen (vb. veerelementen) (17) omvat. In figuur 5 zijn de voorspanningselementen voorgesteld als trekveren (17). Het spreekt echter vanzelf dat andere types veerelementen of voorspanningselementen eveneens in het kader van de uitvinding kunnen gebruikt worden. Figuur 5 illustreert in het bijzonder hoe de trekveren (17) zich in een spanningsregelaarbehuizing (9) bevinden dat op de dorsale zijde van de lumbale brace is aangebracht.
In de uitvoeringsvorm voorgesteld op figuren 1 en 2 loopt vanuit de kabelbehuizing (11) een connecterende kabel (10) naar de spanningsregelaarbehuizing (9) die op de lumbale brace is aangebracht. Figuur 5 illustreert hoe de spanningsregelaarbehuizing (9) voorzien is van twee trekveren (17). Deze trekveren (17) worden tussen de uiteinden van de binnenkomende connecterende kabel (10) geplaatst.
In de spanningsregelaarbehuizing (9) zitten tevens twee lagers (18). De lagers (18) hebben tot doel de connecterende kabel (10) die in deze uitvoeringsvorm verticaal loopt, om te leiden naar een horizontale lijn zodat de kabel (10) die uit de spanningsregelaarbehuizing (9) komt naar een opspanmechanisme (2) kan afgeleid worden. De uitvoeringsvorm geïllustreerd op figuur 5 voorziet verder in een opspankabel (26) die de trekveren (17) met het opspanmechanisme (2) verbindt.
Mede door afstellen van het opspanmechanisme (2) kan de voorspanning op de veren (17) geregeld worden zodat het dynamische karakter en de graad van beweging van het korset naar wens kan ingesteld worden. Het opspanmechanisme (2) kan een BOA sluiting zijn, maar andere types sluitingen of kabelhaspels, die geschikt zijn om de opspankabels (26) op te wikken en af te wikkelen, zijn eveneens mogelijk in de context van de uitvinding.
Bij gebruik van een BOA-sluiting als opspanmechanisme (2) zullen door de opspankabels (26) op te rollen de trekveren (17) opgespannen worden, en aldus de kabel (10) aangetrokken worden. De trekveren (17) die een bepaalde kracht hebben, zullen zorgen voor het dynamische karakter van het geheel. De (voor)spanning in de trekveren (17) is zo gekozen dat hun kracht iets groter is dan de kracht nodig om de thoracale brace (6) te bewegen. Door de kabel (10) met de BOA (2) aan te spannen zal de thoracale brace (6) in het scharnier (4) gaan draaien. Hierdoor wordt het bovenlichaam van de drager achteruit getrokken en wordt de sagittale balans beïnvloed.
Het scharnier (4) kan zo ingesteld worden dat het bewegingsbereik kan beperkt worden. Hiertoe kunnen op de scharnierplaat (21) bijvoorbeeld schroeven geplaatst worden die de rotatie van het scharnier beperken door tegen de rand van de gleuf van het scharnierhuis (20) te lopen.

Claims (15)

CONCLUSIES
1. Een korset (100) voor het beïnvloeden van een postuur van een drager, omvattende: - een lumbale brace (1) geconfigureerd voor het Iosmaakbaar omsluiten van minstens een deel van de lumbale regio van de drager; - een thoracale brace (6) geconfigureerd voor het losmaakbaar omsluiten van minstens een deel van de thoracale regio van de drager, en omvattende een onderdeel (602) en een bovendeel (601); - een spanningsmechanisme (200) omvattende: - één of meerdere connecterende kabels (10) voorzien tussen de lumbale brace (1) en de thoracale brace (6), dewelke geconfigureerd zijn om een spanning over te brengen tussen de lumbale brace (1) en de thoracale brace (6); en, - een spanningsregelaar, geconfigureerd voor het instelbaar aanpassen van de spanning tussen de lumbale brace (1) en de thoracale brace (6); waarin de thoracale brace (6) aan zijn onderdeel (602) rotationeel gekoppeld is met de lumbale brace (1), waarbij de koppeling aanpasbaar is om een rotatiehoek of een serie van rotatiehoeken in te stellen van de thoracale brace (6) ten opzichte van de lumbale brace (1), zodat de thoracale brace (6) kan bewegen ten opzichte van de lumbale brace (1), bij voorkeur in de frontale en/of dorsale richting van de drager; en, waarin de thoracale brace (6) aan zijn bovendeel (601) gekoppeld voorzien is van een bevestigingsmiddel geconfigureerd voor het losmaakbaar bevestigen van de thoracale brace (100) aan het bovenlichaam van de drager.
2. Het korset (100) volgens conclusie 1, waarin het bevestigingsmiddel een schouderbrace (13) omvat, dewelke voorzien is van losmaakbare en/of verstelbare schouderbanden (14) voor plaatsing van de schouderbrace (13) omheen de schouderbladen van de drager.
3. Het korset (100) volgens conclusie 1 of 2, waarin de spanningsregelaar tenminste één voorspanningselement (17) omvat, voorzien in de lijn van de connecterende kabel (10), en geschikt om aan de connecterende kabel (10) een voorspanning te geven, teneinde de kabel toe te laten een, bij voorkeur graduele, achterwaarts-terugtrekkende trekkracht te genereren wanneer de thoracale brace (6) in de frontale richting van de drager beweegt.
4. Het korset (100) volgens één der voorgaande conclusie 1 tot 3, waarin het voorspanningselement een elastisch element en/of een veerelement omvat; bij voorkeur een trekveer omvat.
5. Het korset (100) volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 4, waarin minstens één connecterende kabel (10) aan één uiteinde vastgemaakt is aan de thoracale brace (6) en aan een ander uiteinde vastgemaakt is aan de spanningsregelaar.
6. Het korset (100) volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 5, waarin de thoracale brace (6) voorzien is van een kabelbehuizing (11), en waarin minstens één connecterende kabel (10) tenminste gedeeltelijk in de kabelbehuizing (11) voorzien is.
7. Het korset (100) volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 6, waarin de lumbale brace (1) voorzien is van een spanningsregelaarbehuizing (9), en waarin de spanningsregelaar tenminste gedeeltelijk in de spanningsregelaarbehuizing (9) voorzien is.
8. Het korset (100) volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 7, waarin het spanningsmechanisme (200) een opspanmechanisme (2) omvat, dewelke geconfigureerd is om de spanning van de spanningsregelaar en/of op de connecterende kabel (10) te regelen.
9. Het korset (100) volgens conclusie 8, waarin het spanningsmechanisme (200) voorzien is van een opspankabel (26) dewelke het opspanmechanisme (2) met de spanningsregelaar (17) verbindt.
10. Het korset (100) volgens conclusies 8 of 9, waarin het opspanmechanisme (2) en/of de opspankabel (26) in de lumbale brace (1) verwerkt zijn; en bij voorkeur minstens gedeeltelijk in de spanningsregelaarbehuizing (9) voorzien zijn.
11. Het korset (100) volgens één der voorgaande conclusies 8 tot 10, waarin het opspanmechanisme (2) een kabelhaspel omvat, geconfigureerd om de opspankabel (26) op en/of af te wikkelen, daarbij de spanningsregelaar (17) opspannend en/of ontspannend, en daarbij bij voorkeur de lengte van de connecterende kabel (10) respectievelijk verkortend en/of verlengend.
12. Het korset (100) volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 11 waarin de thoracale brace (6) en de lumbale brace (1) aan elkaar gekoppeld zijn door middel van een instelbaar en/of fixeerbaar scharniermechanisme (4) dat geconfigureerd is om een beweging van de thoracale brace (6) ten opzichte van de lumbale brace (1) toe te laten; bij voorkeur waarbij het scharniermechanisme (4) minstens één roterend scharnier (20, 21) omvat dat bij voorkeur ingericht is aan een zijde van het korset (100); bij voorkeur minstens twee roterende schamieren (20, 21) omvat, dewelke bij voorkeur ingericht zijn aan tegenoverliggende zijden van het korset (100).
13. Het korset (100) volgens één der voorgaande conclusies 2 tot 12, waarin de schouderbanden (14) van de schouderbrace (13) verstelbaar zijn en voorzien zijn van een verstelbaar touwsysteem, waarbij het verstelbare touwsysteem de schouderbanden (14) verstelbaar en fixeerbaar met de schouderbrace (13) verbindt, en geconfigureerd is om de lengte van de schouderbanden (14) te regelen.
14. Het korset (100) volgens voorgaande conclusie 13, waarin het verstelbare touwsysteem van de schouderbrace (13) minstens gedeeltelijk in de kabelbehuizing (11) van de thoracale brace (6) voorzien is.
15. Korset (100) volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 14, voor gebruik in het beïnvloeden van een postuur van een drager; bij voorkeur voor het corrigeren en/of ondersteunen van het postuur van de drager.
BE20195671A 2019-10-09 2019-10-09 Dynamisch korset BE1027653B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195671A BE1027653B1 (nl) 2019-10-09 2019-10-09 Dynamisch korset

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195671A BE1027653B1 (nl) 2019-10-09 2019-10-09 Dynamisch korset

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1027653A1 BE1027653A1 (nl) 2021-05-05
BE1027653B1 true BE1027653B1 (nl) 2021-05-11

Family

ID=68382089

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20195671A BE1027653B1 (nl) 2019-10-09 2019-10-09 Dynamisch korset

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1027653B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5855561A (en) * 1997-09-15 1999-01-05 Glidden; Shawn Back support with freedom of rotary motion
US20060149179A1 (en) * 2004-11-12 2006-07-06 Neville Alleyne Spinal orthosis to inhibit kyphosis and to minimize disk disease
US20140276308A1 (en) * 2013-03-15 2014-09-18 University Of Tennessee Research Foundation Distraction and Mobility Back Support
US20150133842A1 (en) * 2012-04-20 2015-05-14 F.G.P. S.r.I. Tensioning system for dorsal orthopedic supports for the vertebral column
WO2016148566A1 (en) * 2015-03-13 2016-09-22 Laevo B.V. Wearable support structure for at least partly relieving a human body during leaning or bending over
EP3381417A1 (en) * 2017-03-31 2018-10-03 F.G.P. S.R.L. Orthopaedic support brace for the backbone

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5855561A (en) * 1997-09-15 1999-01-05 Glidden; Shawn Back support with freedom of rotary motion
US20060149179A1 (en) * 2004-11-12 2006-07-06 Neville Alleyne Spinal orthosis to inhibit kyphosis and to minimize disk disease
US20150133842A1 (en) * 2012-04-20 2015-05-14 F.G.P. S.r.I. Tensioning system for dorsal orthopedic supports for the vertebral column
US20140276308A1 (en) * 2013-03-15 2014-09-18 University Of Tennessee Research Foundation Distraction and Mobility Back Support
WO2016148566A1 (en) * 2015-03-13 2016-09-22 Laevo B.V. Wearable support structure for at least partly relieving a human body during leaning or bending over
EP3381417A1 (en) * 2017-03-31 2018-10-03 F.G.P. S.R.L. Orthopaedic support brace for the backbone

Also Published As

Publication number Publication date
BE1027653A1 (nl) 2021-05-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11273067B2 (en) Orthopedic device for scapulothoracic stabilization
US20220133520A1 (en) Orthopedic device for treating complications of the hip
US11850206B2 (en) Body interface
RU2701579C1 (ru) Реклинирующий ортез с натяжными ремнями
US9468554B2 (en) Orthopedic device for treating complications of the hip
US9554935B2 (en) Orthopedic device for treating complications of the hip
EP3463215B1 (en) Orthopedic device
US9393144B2 (en) Orthopedic device for treating complications of the hip
US20140058307A1 (en) Adjustable back brace
EP1928370B1 (en) Joint brace
EP3328327B1 (en) Orthopedic device for treating complications of the hip
KR20160022818A (ko) 척추만곡증 교정기
US20100262056A1 (en) Back brace
JP4566582B2 (ja) 肩関節固定装具
CN112399839B (zh) 背部支撑带
RU2675741C2 (ru) Усовершенствованный поясничный корсет
US10143583B2 (en) Lumbar brace
CH711550A2 (en) Orthosis for pelvic stabilization.
BE1027653B1 (nl) Dynamisch korset
US10813783B1 (en) Spinal orthosis
US20240225882A1 (en) Back support belt
US20240082039A1 (en) Over Corrective Therapeutic Scoliosis Brace

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20210511