BE1027020B1

BE1027020B1 - Gefaseerd batterijvergrendelingsmechanisme

Info

Publication number: BE1027020B1
Application number: BE20205079A
Authority: BE
Inventors: Edward M Voli
Original assignee: Zebra Technologies
Priority date: 2019-02-08
Filing date: 2020-02-10
Publication date: 2021-04-13
Also published as: DE102020102878A1; GB2583012B; CA3066836C; CN111552348A; FR3092703B1; US10643045B1; BE1027020A1; FR3092703A1; GB2583012A; US11062105B2; US20200257864A1; GB202001516D0; CA3066836A1; CN111552348B

Abstract

Een mobiele inrichting-behuizing definieert een batterijcompartiment met een wand die zich uitstrekt van een open achteruiteinde naar een gesloten vooruiteinde toe. Een eerste vergrendelstop strekt zich uit vanaf de wand tussen het achteruiteinde en het vooruiteinde. Een tweede vergrendelstop strekt zich uit vanaf de wand tussen de eerste stop en het achteruiteinde. Een batterij te ontvangen in het compartiment omvat een vergrendeling die: zich uitstrekt om de eerste stop aan te grijpen en om de batterij volledig ingevoerd te houden en om de tweede stop aan te grijpen en om uitwerpen van de batterij vanuit een tussenliggende positie te voorkomen; en die zich terugtrekt om los te schakelen van de eerste stop, waarbij de batterij voor verplaatsing naar de tussenliggende positie wordt ontgrendeld, en om los te schakelen van de tweede stop om de batterij uit te werpen vanuit de tussenliggende positie.

Description

GEFASEERD BATTERIJVERGRENDELINGSMECHANISME Achtergrond Diverse apparaten, zoals mobiele computerinrichtingen, worden gevoed door verwijderbare batterijen (bijvoorbeeld verwijderbaar om op te laden en te vervangen). De batterijen worden typisch op hun plaats gehouden totdat verwijdering gewenst is, waarbij op dat moment een vrijgavemechanisme wordt geactiveerd.

Echter, activeren van het vrijgavemechanisme kan ertoe leiden dat de batterij uit het apparaat valt, wat kan leiden tot schade aan de batterij.

Aanvullende vrijgavemechanismes kunnen worden geïmplementeerd om het bovenstaande risico te mitigeren, maar zulke mechanismes verhogen de kosten en productie complexiteit.

Samenvatting Volgens een aspect van de uitvinding, wordt er voorzien in een mobiele computerinrichting omvattende een inrichting-behuizing die een batterijcompartiment definieert die Gi) een open achteruiteinde, (ii) een gesloten vooruiteinde, en (iii) een zijwand heeft die zich uitstrekt tussen het open achteruiteinde en het gesloten vooruiteinde, een eerste vergrendelingsstop die zich uitstrekt het compartiment in vanaf de zijwand tussen het open achteruiteinde en het gesloten vooruiteinde, een tweede vergrendelstop die zich uitstrekt het compartiment in vanaf de zijwand tussen de eerste vergrendelstop en het open achteruiteinde, en een te ontvangen batterij in het batterijcompartiment, waarbij de batterij een beweegbare vergrendeling omvat tussen een uitgestrekte positie waarbij de vergrendeling is geconfigureerd om (5) de eerste vergrendelstop aan te grijpen wanneer de batterij in een ingevoegde positie is, om de batterij in de ingevoegde positie te houden, en om (ii) de tweede vergrendelstop aan te grijpen wanneer de batterij in een tussenliggende positie is, om te voorkomen dat de batterij vanuit de tussenliggende positie wordt uitgeworpen en een ingetrokken positie waarbij de vergrendeling is geconfigureerd om (1) los te schakelen van de eerste vergrendelstop om de batterij te ontgrendelen voor verplaatsing vanuit de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie toe, en om (11) los te schakelen van de tweede vergrendelstop om de batterij uit te werpen vanuit de tussenliggende positie.

Optioneel of aanvullend kan de mobiele computerinrichting een voorspanningsmechanisme omvatten voor het voorspannen van de batterij vanaf de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie toe.

Optioneel of aanvullend kan het gesloten vooruiteinde zijn gedefinieerd door een voorwand die een elektrisch contact draagt dat is geconfigureerd om de batterij elektrisch te verbinden met de mobiele computerinrichting wanneer de batterij in de ingevoegde positie is; en waarbij het voorspanningsmechanisme het elektrisch contact is.

Optioneel of aanvullend kan de mobiele computerinrichting verder een eerste actuator omvatten die is ondersteund door de inrichting- behuizing en geconfigureerd om de vergrendeling naar de ingetrokken positie toe te bewegen wanneer de batterij in de ingevoegde positie is, om los te schakelen van de eerste vergrendelstop, en een tweede actuator geconfigureerd om de vergrendeling naar de ingetrokken positie toe te bewegen wanneer de batterij in de tussenliggende positie is, om de vergrendeling van de tweede vergrendelstop los te schakelen.

Optioneel of aanvullend kan de eerste actuator een knop omvatten die is geplaatst bij een opening in de inrichting-behuizing die grenst aan de eerste vergrendelstop.

Optioneel of aanvullend kan de tweede actuator zijn ondersteund op de batterij.

Optioneel of aanvullend kan de tweede actuator een actuatoroppervlak op de vergrendeling omvatten.

Optioneel of aanvullend kan de batterij verder een voorspanningslid omvatten om de vergrendeling naar de uitgestrekte positie toe voor te spannen.

Volgens een aspect van de uitvinding wordt er voorzien in een batterij voor een mobiele computerinrichting, die een te ontvangen batterijbehuizing omvat in een batterijcompartiment van de mobiele computerinrichting, een vergrendeling beweegbaar ondersteund door de batterijbehuizing tussen een uitgestrekte positie waarbij de vergrendeling is geconfigureerd om (i) een eerste vergrendelstop van het batterijcompartiment aan te grijpen wanneer de batterij in een ingevoegde positie is, om de batterij in een ingevoegde positie te houden, en om (ii) een tweede vergrendelstop van het batterijcompartiment aan te grijpen wanneer de batterij in een tussenliggende positie is, om uitwerpen van de batterij vanuit de tussenliggende positie te voorkomen en een ingetrokken positie waarbij de vergrendeling is geconfigureerd om (1) los te schakelen van de eerste vergrendelstop om de batterij te ontgrendelen voor verplaatsing vanuit de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie toe, en om (ii) los te schakelen van de tweede vergrendelstop om de batterij vanuit de tussenliggende positie uit te werpen.

Optioneel of aanvullend kan de batterij verder een secundaire actuator omvatten ondersteund door de batterijbehuizing die is geconfigureerd om de vergrendeling naar de ingetrokken positie toe te bewegen wanneer de batterij in de tussenliggende positie is, om de vergrendeling van de tweede vergrendelstop los te schakelen.

Optioneel of aanvullend kan de secundaire actuator een actuatoroppervlak op de vergrendeling omvatten.

Optioneel of aanvullend kan het actuatoroppervlak een oppervlaktekenmerk omvatten dat is geconfigureerd om te zijn verborgen in het compartiment wanneer de batterij in de ingevoegde positie is, en is blootgesteld wanneer de batterij in de tussenliggende positie is.

Optioneel of aanvullend kan het oppervlaktekenmerk ten minste één richel omvatten.

Optioneel of aanvullend kan de vergrendeling roteerbaar zijn rond een scharnier die is gedefinieerd door de batterijbehuizing.

Optioneel of aanvullend kan de batterij verder een voorspanningslid omvatten dat is geconfigureerd om de vergrendeling naar de uitgestrekte positie toe voor te spannen.

Optioneel of aanvullend kan het voorspanningslid een veer omvatten tussen de batterijbehuizing en de vergrendeling.

Optioneel of aanvullend kan de vergrendeling zijn geplaatst op een zijde van de batterijbehuizing; en waarbij de batterij verder een tweede vergrendeling op een tegenovergestelde zijde van de batterijbehuizing omvat.

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt er voorzien in een mobiele computerinrichting, die een inrichting-behuizing omvat die een batterijcompartiment definieert voor het ontvangen van een batterij, waarbij het batterijcompartiment heeft: een open achteruiteinde; een gesloten vooruiteinde; en een zijwand die zich uitstrekt tussen het open achteruiteinde en het gesloten vooruiteinde; een eerste vergrendelstop die zich uitstrekt het compartiment in vanaf de zijwand tussen het open achteruiteinde en het gesloten vooruiteinde, waarbij de eerste vergrendelstop is geconfigureerd om aan te grijpen aan een vergrendeling op de batterij om de batterij in een ingevoegde positie in het batterijcompartiment te houden; en een tweede vergrendelstop die zich uitstrekt het compartiment in vanaf de zijwand tussen de eerste vergrendelstop en het open achteruiteinde, waarbij de tweede vergrendelstop is geconfigureerd om aan te grijpen aan de vergrendeling om utwerpen van de batterij vanuit een tussenliggende positie te voorkomen.

Optioneel of aanvullend kan de mobiele computerinrichting een eerste actuator omvatten die 1s ondersteund door de inrichting-behuizing en geconfigureerd om de vergrendeling naar de ingetrokken positie toe te bewegen wanneer de batterij in de ingevoegde positie is, om de 5 vergrendeling los te schakelen van de eerste vergrendelstop en om de batterij te ontgrendelen voor beweging van de batterij vanuit de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie. Optioneel of aanvullend kan de eerste actuator zijn bevestigd op een flexibele plaat die is aangebracht op de inrichting-behuizing.

Korte beschrijving van de verschillende aanzichten van de tekening De bijhorende figuren, waar gelijkende referentiecijfers verwijzen naar identieke of functioneel gelijkaardige elementen doorheen de verschillende aanzichten, samen met de gedetailleerde beschrijving hieronder, zijn opgenomen in en maken deel uit van de beschrijving, en dienen om uitvoeringsvormen van concepten die de geclaimde uitvinding omvatten, verder te illustreren, en verklaren verscheidene principes en voordelen van deze uitvoeringsvormen. FIG. 1 is een isometrisch aanzicht van een mobiele computerinrichting met een batterij in een ingevoerde positie. FIG 2. is een isometrisch aanzicht van de mobiele computerinrichting van FIG. 1 met de batterij in een tussenliggende positie. FIG. 3 is een isometrisch aanzicht van de mobiele computerinrichting van FIG. 1. met de batterij uitgeworpen. FIG. 4 is een isometrisch gedeeltelijk aanzicht in dwarsdoorsnede van de mobiele computerinrichting van FIG. 3. FIG. 5 is een dwarsdoorsnede aanzicht van vergrendelstop en actuator componenten van de mobiele computerinrichting getoond in FIG. 4.

FIG. 6 is een isometrisch aanzicht van de batterij van de mobiele computerinrichting van FIG. 1 in isolatie.

FIG. 7A is een aanzicht in dwarsdoorsnede van de batterij van FIG. 6 met vergrendelingen daarvan in een uitgestrekte positie.

FIG. 7B is een aanzicht in dwarsdoorsnede van de batterij van FIG. 6 met vergrendelingen daarvan in een ingetrokken positie.

FIG. 8 is een bovenaanzicht in gedeeltelijke dwarsdoorsnede van de mobiele computerinrichting van FIG. 1.

FIG. 9 is een isometrische aanzicht in gedeeltelijke dwarsdoorsnede van de mobiele computerinrichting van FIG. 2.

De vakman zal appreciëren dat elementen in de figuren worden geïllustreerd voor eenvoud en duidelijkheid en niet noodzakelijk op schaal weergegeven zijn. De afmetingen van sommige van de elementen in de figuren kunnen, bijvoorbeeld, overdreven zijn in verhouding tot andere elementen om te helpen het begrip te verbeteren van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.

De apparaat- en werkwijzecomponenten zijn waar toepasselijk weergegeven door conventionele symbolen in de tekeningen, die enkel die specifieke details tonen die noodzakelijk zijn voor het begrijpen van de uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zodat de beschrijving niet wordt overschaduwd door details die duidelijk zijn voor de vakman die voordeel heeft van de beschrijving hierin.

Uitgebreide beschrijving Voorbeelden hierin beschreven zijn gericht op een mobiele computerinrichting, omvattende: een inrichting-behuizing die een batterijcompartiment definieert die Gi) een open achteruiteinde, (ii) een gesloten vooruiteinde, en (iii) een zijwand heeft die zich uitstrekt tussen het open achteruiteinde en het gesloten vooruiteinde; een eerste vergrendelingsstop die zich uitstrekt het compartiment in vanaf de zijwand tussen het open achteruiteinde en het gesloten vooruiteinde; een tweede vergrendelstop die zich uitstrekt het compartiment in vanaf de zijwand tussen de eerste vergrendelstop en het open achteruiteinde; en een te ontvangen batterij in het batterijcompartiment, waarbij de batterij een beweegbare vergrendeling omvat tussen: een uitgestrekte positie waarbij de vergrendeling is geconfigureerd om (3) de eerste vergrendelstop aan te grijpen wanneer de batterij in een ingevoegde positie is, om de batterij in de ingevoegde positie te houden, en om (ii) de tweede vergrendelstop aan te grijpen wanneer de batterij in een tussenliggende positie is, om te voorkomen dat de batterij vanuit de tussenliggende positie wordt uitgeworpen; en een ingetrokken positie waarbij de vergrendeling is geconfigureerd om (i) los te schakelen van de eerste vergrendelstop om de batterij te ontgrendelen voor verplaatsing vanuit de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie toe, en om (11) los te schakelen van de tweede vergrendelstop om de batterij uit te werpen vanuit de tussenliggende positie.

Aanvullende voorbeelden hierin beschreven zijn gericht op een batterij voor een mobiele computerinrichting, omvattende: een te ontvangen batterijbehuizing in een batterijcompartiment van de mobiele computerinrichting, een vergrendeling beweegbaar ondersteund door de batterijbehuizing tussen: een uitgestrekte positie waarbij de vergrendeling is geconfigureerd om (i) een eerste vergrendelstop van het batterijcompartiment aan te grijpen wanneer de batterij in een ingevoegde positie is, om de batterij in een ingevoegde positie te houden, en om (ii) een tweede vergrendelstop van het batterijcompartiment aan te grijpen wanneer de batterij in een tussenliggende positie is, om uitwerpen van de batterij vanuit de tussenliggende positie te voorkomen; en een ingetrokken positie waarbij de vergrendeling is geconfigureerd om (3) los te schakelen van de eerste vergrendelstop om de batterij te ontgrendelen voor verplaatsing vanuit de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie toe, en om (ii) los te schakelen van de tweede vergrendelstop om de batterij vanuit de tussenliggende positie uit te werpen.

Verdere voorbeelden hierin beschreven zijn gericht op een mobiele computerinrichting, omvattende: een inrichting-behuizing die een batterijcompartiment definieert voor het ontvangen van een batterij, waarbij het batterijcompartiment heeft: een open achteruiteinde; een gesloten vooruiteinde; en een zijwand die zich uitstrekt tussen het open achteruiteinde en het gesloten vooruiteinde; een eerste vergrendelstop die zich uitstrekt het compartiment in vanaf de zijwand tussen het open achteruiteinde en het gesloten vooruiteinde, waarbij de eerste vergrendelstop is geconfigureerd om aan te grijpen aan een vergrendeling op de batterij om de batterij in een ingevoegde positie in het batterijcompartiment te houden; en een tweede vergrendelstop die zich uitstrekt het compartiment in vanaf de zijwand tussen de eerste vergrendelstop en het open achteruiteinde, waarbij de tweede vergrendelstop is geconfigureerd om aan te grijpen aan de vergrendeling om uitwerpen van de batterij vanuit een tussenliggende positie te voorkomen. FIG. 1 toont een mobiele computerinrichting 100, die kan worden ingezet in een grote verscheidenheid aan omgevingen, omvattende transport en logistieke faciliteiten (bijvoorbeeld pakhuizen), zorginstellingen, en dergelijke. De mobiele computerinrichting 100 geïllustreerd in het voorbeeld in FIG. 1 omvat een behuizing die een lichaamsgedeelte 104 en een greepgedeelte 108 heeft. In het huidige voorbeeld is het greepgedeelte 108 een pistoolgreep, echter kan in andere voorbeelden de greep 108 verschillende andere configuraties hebben, of kan simpelweg worden weggelaten. Het lichaamsgedeelte 104 van de behuizing ondersteunt verschillende componenten van de mobiele computerinrichting 100, omvattende een scherm 112 (die een geïntegreerd touchscreen kan hebben), een toetsenbord samenstel 116, en een gegevensverzamelings-samenstel 120 zoals een streepjescode lezer. Het lichaam 104 van de behuizing kan ook verschillende andere interne componenten ondersteunen, omvattende microcontrollers, communicatie-samenstellen, en dergelijke.

De bovengenoemde componenten van de inrichting 100 worden gevoed door een batterij 124, zoals een oplaadbare batterij (bijvoorbeeld lithium-ion, of een andere geschikte batterijchemie). De batterij 124 is verwijderbaar ondersteund in een batterijcompartiment gedefinieerd door het lichaam 104. In FIG. 1 is de batterij 124 getoond in een ingevoerde positie, waarin de batterij 124 volledig is ontvangen in het batterij compartiment en de componenten van de mobiele inrichting 100 van energie voorziet. Zoals hieronder in meer detail wordt beschreven, omvat de inrichting 100 een gefaseerd batterijvergrendelingsmechanisme dat verwijdering van de batterij 124 vanuit de mgevoerde positie getoond in FIG. 1 in twee afzonderlijke fases mogelijk maakt. In een eerste fase, getoond in FIG. 2, is de batterij 124 gedeeltelijk wtgeworpen vanuit het batterijcompartiment door activatie van een primaire actuator 200 die is ondersteund door het lichaam 104 (als ook een bijpassende actuator op een tegenovergestelde zijde van de mobiele inrichting 100 en daardoor niet zichtbaar in FIG. 2). De batterij 124 wordt echter verhinderd volledig te worden uitgeworpen van de mobiele inrichting 100 totdat een andere actuator 204, die is ondersteund door de batterij 124 zelf, is geactiveerd. Na activering van de actuator 204 (als ook een bijpassende actuator op een tegenovergestelde zijde van de mobiele inrichting 100 en daardoor niet zichtbaar in FIG. 2), mag de batterij 124 volledig worden uitgeworpen van de mobiele inrichting 100. FIG. 3 illustreert de mobiele inrichting 100 na volledig uitwerpen van de batterij 124. Een batterijcompartiment 300 is gedeeltelijk zichtbaar in FIG. 3 na verwijdering van de batterij 124. In FIG. 4 zal het bovengenoemde gefaseerde vergrendelingsmechanisme in meer detail worden beschreven. FIG. 4 illustreert een aanzicht in dwarsdoorsnede van de mobiele inrichting 100 zoals getoond in FIG. 3 (d.w.z. zonder batterij 124), op het doorsnedevlak F4. Zoals gezien in FIG. 4 omvat het batterijcompartiment 300 een open achteruiteinde 404, en een tegenovergesteld gesloten vooruiteinde. In het bijzonder, is het vooruiteinde van het compartiment 300 gedefinieerd door een wand 408 die een set contacten 412 draagt. In het huidige voorbeeld zijn de contacten 412, die de batterij 124 elektrisch verbinden met de interne componenten van de mobiele inrichting 100 wanneer de batterij 124 volledig is ingevoerd in het compartiment 300, pogo pinnen. De contacten 412 drukken de batterij 124 daarom naar de utgeworpen positie toe (d.w.z. van de wand 408 vandaan). De elektrische contacten 412 kunnen bijvoorbeeld pogo pinnen zijn.

Het batterijcompartiment 300 omvat ook een set wanden die zich uitstrekken tussen de voorwand 408 en het gesloten achteruiteinde 404 om de compartimenten 300 te vormen. In het bijzonder omvatten de wanden tegenovergestelde wanden 416-1 en 416-2 die de zijdes van het compartiment 300 definiëren tussen het open achteruiteinde 404 en de voorwand 408. Tenminste een van de zijwanden omvat een paar vergrendelstoppen. In het geïllustreerde voorbeeld omvat elke zijwand 416 eerste en tweede vergrendelstoppen. De zijwand 416-1 omvat dus een eerste vergrendelstop 420-1 en een tweede vergrendelstop 424-1, terwijl de zijwand 416-2 een eerste vergrendelstop 420-2 en een tweede vergrendelstop 424-2 omvat. De vergrendelstoppen 420 en 424 strekken zich uit het compartiment 300 in vanaf de zijwanden 416. Elk paar vergrendelstoppen (dat is, het paar bestaande uit vergrendelstoppen 420-1 en 424-1, en het paar bestaande uit vergrendelstoppen 420-2 en 424-2) is geconfigureerd om een corresponderende vergrendelstructuur op de batterij 124 zelf aan te grijpen, zoals hieronder in meer detail zal worden beschreven.

De bovengenoemde actuatoren 200 zijn ook getoond in FIG. 4. In het bijzonder omvat de mobiele inrichting 100 twee actuatoren 200-1 en 200-2 geplaatst op tegenovergestelde zijdes van de inrichting-behuizing (in het bijzonder het lichaam 104). De actuatoren zijn beweegbaar tussen een rustpositie, getoond in FIG. 4 en een geactiveerde positie, waarin de actuatoren 200 zich uitstrekken het compartiment 300 in aangrenzend aan de eerste vergrendelstoppen 420-1 en 420-2. In het huidige voorbeeld zijn de actuatoren 200 knoppen die zijn blootgesteld aan het exterieur van de mobiele inrichting 100 om toe te laten dat actuatoren 200 worden ingedrukt door een gebruiker om de actuatoren vanuit de rustpositie naar de geactiveerde positie toe te bewegen.

De actuatoren strekken zich door respectievelijke openingen in het lichaam 104 van de inrichting-behuizing uit, en zijn bevestigd op respectievelijke flexibele platen 428-1 en 428-2. De flexibele platen 428-1 en 428-2 zijn bevestigd aan de zijwanden 416-1 en 416-2, aan respectievelijke achteruiteindes daarvan, en dragen de actuatoren 200-1 en 200-2 aan respectievelijke vooruiteindes daarvan. Druk die wordt uitgeoefend op een actuator 200 vervormt daarom de plaat 428 die de actuator 200 draagt, en beweegt de actuator 200 het compartiment 300 in. Loslaten van de bovengenoemde druk staat de actuator 200 toe om terug te keren naar de rustpositie (de platen 428 kunnen bijvoorbeeld voorgespannen zijn naar de rustpositie toe). In andere voorbeelden, kunnen de actuatoren 200 beweegbaar ondersteund zijn door het lichaam 104 door andere geschikte mechanismes, zoals spiraalveren, flexibele pakkingen en dergelijk.

Wat betreft FIG. 5 is een gedetailleerd aanzicht in dwarsdoorsnede getoond van de vergrendelstoppen 420-2 en 424-2 en de actuator 200-2. Zoals hierboven is opgemerkt, vervormt een externe kracht 500 op de actuator 200-2, bijvoorbeeld uitgeoefend op de actuatoren 200-1 en 200-2 door grijpen en samendrukken van de actuatoren 200, de plaat 428-2 en beweegt de actuator 200-2 het compartiment 300 in, in de richting 504 geïllustreerd in FIG. 5. Een slagoppervlak 508-2 van de actuator 200-2 gelegen aangrenzend aan de eerste vergrendelstop 420-2 verplaatst daarom naar het interieur van het compartiment 300 toe. Tijdens het verplaatsen het compartiment 300 in, maakt het slagoppervlak 508-2 contact met een vergrendelingsmechanisme van de batterij 124 en schakelt het vergrendelmechanisme van de eerste vergrendelstop 420-2 los, zoals hieronder zal worden beschreven.

Wat betreft FIG. 6 is de batterij 124 getoond in isolatie. De batterij 124 omvat een batterijbehuizing 600 die een achteruiteinde 604 heeft voor invoegen in het compartiment en om aan gerijpen met de elektrische contacten 412. De batterijbehuizing 600 omvat ook een achteruiteinde 608, die in het huidige voorbeeld aanvullende elektrische contacten draagt, bijvoorbeeld om corresponderende contacten in een oplader (niet getoond) aan te grijpen. De batterijbehuizing 600 omvat verder zijwanden 612-1 en 612-2. Elke zijwand 612 draagt een respectievelijke beweegbare vergrendeling 616-1, 616-2. De vergrendelingen 616 zijn beweegbaar tussen een uitgestrekte positie, zoals getoond in FIG. 6, en een mgetrokken positie. De batterijbehuizing 600 omvat in het geïllustreerde voorbeeld behuizingextensies 618-1 en 618-2. Zoals hieronder zal worden getoond in FIGS. 7A-7B, verplaatsen de vergrendelingen 616-1 en 616-2 zich in de respectievelijke behuizingextensies 618-1 en 618-2, wanneer ze de overgang maken naar de ingetrokken positie. In andere uitvoeringsvormen kunnen de behuizingextensies 618 worden weggelaten.

Zoals duidelijk zal zijn in de onderstaande beschrijving zijn de vergrendelingen 616 geconfigureerd om in de uitgestrekte positie de eerste en twee vergrendelstoppen 420 en 424 aan te grijpen, en om los te schakelen van de eerste en tweede vergrendelstoppen 420 en 424 in de ingetrokken positie. Dat is, in de uitgestrekte positie zijn de vergrendelingen 616 geconfigureerd om terugtrekking van de batterij 124 vanuit het compartiment te voorkomen voorbij hetzij de ingevoegde positie of de tussenliggende positie. Verder zijn de vergrendelingen 616 in ingetrokken positie geconfigureerd om de batterij 124 te ontgrendelen, waarbij beweging van de batterij 124 vanuit de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie toe wordt toegelaten, alsook om complete uitwerping van de batterij 124 van de tussenliggende positie toe te laten (zoals getoond in FIG. 3). Zoals ook getoond in FIG. 6 omvat elke vergrendeling 616 een secundaire actuator in de vorm van een actuatoroppervlak 620 (alleen het actuatoroppervlak 620-2 is zichtbaar in FIG. 6). De actuatoroppervlakken 620 zijn exterieure oppervlakken van de vergrendelingen 616, en zijn geconfigureerd om druk te ontvangen (bijvoorbeeld van de gebruiker van de mobiele inrichting 100) wanneer de batterij 124 in de tussenliggende positie is. Als antwoord op zulke druk bewegen de vergrendelingen 616 naar de ingetrokken positie toe. De actuatoroppervlakken 620 kunnen richels zijn, zoals getoond, of anderszins gestructureerd of visueel te onderscheiden zijn van de rest van de vergrendelingen 616.

FIGS. 7A en 7B illustreren aanzichten in dwarsdoorsnede van de batterij 124 op het doorsnedevlak F7 (zoals getoond in FIG. 6). Beide actuatoroppervlakken 620-1 en 620-2 zijn zichtbaar in FIGS. 7A en 7B. In het bijzonder illustreert FIG. 7A de batterij 124 met de vergrendelingen 616 in de uitgestrekte positie, terwijl FIG. 7B de vergrendelingen illustreert in de ingetrokken positie. Zoals te zien is in FIGS. 7A en 7B zijn de vergrendelingen 616 roteerbaar ten opzichte van de batterijbehuizing 600 rond scharnieren 700-1, 700-2, zoals pinnen ondersteund door de behuizing 600 rond welke de vergrendelingen 616 kunnen roteren. De vergrendelingen 616 zijn verder voorgespannen naar de uitgestrekte positie getoond in FIG. 7A toe door voorspansleden, zoals springveren 704-1, 704-2 tussen de behuizing 600 en elke vergrendeling 616. Zoals te zien is in FIG. 7B, wanneer de vergrendelingen 616 zijn ingetrokken, zijn de onderste randen 708-1 en 708-2 van de behuizingextensies 618-1 en 618-2 zichtbaar, ze waren verborgen door de vergrendelingen 616 in FIG. 7A.

In FIG. 8 is een aanzicht in dwarsdoorsnede geïllustreerd van het compartiment 300 met de batterij 124 daarin volledig ingevoegd. Zoals getoond in FIG. 8, zijn de vergrendelingen 616 in de uitgestrekte positie en grijpen daarom de eerste vergrendelingstoppen 420 aan, waarbij de batterij 124 in de ingevoegde positie wordt gehouden. Dat is, de vergrendelingen 616 handelen om te voorkomen dat de batterij 124 beweegt vanuit de ingevoegde positie getoond in de tussenliggende positie. Zoals ook te zien in FIG. 8, zijn de secundaire actuatoren (bijvoorbeeld de actuatoroppervlakken 620) niet blootgesteld aan het exterieur van de mobiele inrichting 100. In plaats daarvan zijn de actuatoroppervlakken 620 binnen het compartiment 300, en zijn daarom ontoegankelijk voor de gebruiker van de mobiele inrichting 100.

Om de batterij 124 te verwijderen van de ingevoegde positie getoond in FIG. 8, wordt er voorzien in twee afzonderlijke fases. In een eerste fase, wordt de batterij verplaatst vanuit de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie toe door druk uit te oefenen op de primaire actuatoren 200 vanaf buiten de mobiele inrichting 100. Het aanbrengen van druk op de primaire actuatoren 200 beweegt de actuatoren 300 het compartiment in, waarbij de slagoppervlakken 508 met de vergrendelingen 616 aangrijpen en waarbij de vergrendelingen 616 verplaatsen vanaf de eerste vergrendelstoppen 420. Losschakeling van de vergrendelingen 616 van de eerste vergrendelstoppen 420 laat beweging (bijvoorbeeld gedreven door het voorspanningseffect van de pogo pinnen 412 of andere voorspanningsleden) van de batterij 124 toe vanuit de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie toe. Zoals nu duidelijk zal zijn wordt beweging van de batterij 124 direct naar volledige uitwerping voorkomen door de tweede vergrendelstoppen 424. In het bijzonder, wanneer de vergrendelingen 616 zijn los geschakeld van de eerste vergrendelstoppen, beweegt de batterij 124 achterwaarts en keren de vergrendelingen 616 terug naar de uitgestrekte positie, aangezien ze niet langer binnenwaarts worden gedwongen door de primaire actuatoren 200.

Zodoende wordt beweging van de batterij 124 gestopt bij de tussenliggende positie, getoond in FIG. 9, wanneer de vergrendelingen 616 (teruggekeerd naar de uitgestrekte positie) aangrijpen met de tweede vergrendelstoppen 424. Zoals te zien in FIG. 9, zijn de secundaire actuatoren (bijvoorbeeld de actuator oppervlakken 620) blootgesteld wanneer de batterij 124 in de tussenliggende positie is. De tweede fase wordt geïnitieerd door de actuatoroppervlakken 620 naar binnen toe te drukken, om de vergrendelingen 616 terug te brengen naar de teruggetrokken positie en daarbij schakelen de vergrendelingen 616 los van de tweede vergrendelstoppen 424. Wanneer de vergrendelingen 616 zijn los geschakeld van de tweede vergrendelstoppen 424, kan de batterij 124 volledig worden teruggetrokken vanuit het compartiment 300.

Om de batterij 124 in het compartiment te vervangen, is het vooruiteinde 604 van de batterij 124 in het compartiment 300 geplaatst op het open achteruiteinde 404 van het compartiment 300. De batterij 124 wordt dan het compartiment in geduwd totdat het achteruiteinde 604 contact maakt met de wand 408 die het vooruiteinde van het compartiment definieert. Terwijl de batterij 124 het compartiment in verplaatst, bewegen de vergrendelingen 616 naar de teruggetrokken positie tegen elk van de tweede en eerste vergrendelstoppen 424 en 420. Voor een dergelijke beweging is gebruik van de acutatoren 200 of 620 niet noodzakelijk, aangezien de vergrendelingen 616 en de vergrendelstoppen 420, 424 zijn gevormd, zoals te zien in FIG. 8, om verplaatsen van de vergrendelingen 616 naar de ingevoegde positie toe mogelijk te maken, terwijl het verplaatsen van de vergrendelingen 616 in de teruggaande richting wordt verhinderd (d.w.z. naar uitwerping toe).

In de voorgaande beschrijving, zijn er specifieke _ uitvoeringsvormen beschreven. Echter zal de vakman erkennen dat verschillende aanpassingen en veranderingen gemaakt kunnen worden zonder afstand te nemen van de beschermingsomvang van de uitvinding zoals uitgezet in de conclusies hieronder. Daarom moeten de beschrijving en de figuren begrepen worden ter illustratie in plaats van beperkend, en al dergelijke modificaties zijn bedoeld om in de beschermingsomvang van de uitvinding van de huidige beschrijving inbegrepen te zijn.

De voordelen, oplossingen voor problemen, en elk element(en) dat ertoe kan leiden dat enig voordeel of oplossing optreedt of duidelijker wordt, mogen niet worden opgevat als kritische, verplichte of essentiële kenmerken of elementen van een of alle conclusies. De uitvinding wordt uitsluitend gedefinieerd door de bijgevoegde conclusies, inclusief eventuele wijzigingen die zijn aangebracht tijdens de loop van deze aanvraag en alle equivalenten van die conclusies zoals gepubliceerd. Voor de duidelijkheid en een beknopte beschrijving worden kenmerken hierin beschreven als onderdeel van dezelfde of afzonderlijke uitvoeringsvormen, maar het zal duidelijk zijn dat de reikwijdte van de uitvinding uitvoeringsvormen kan omvatten met combinaties van alle of sommige van de beschreven kenmerken. Het zal duidelijk zijn dat de getoonde uitvoeringsvormen dezelfde of vergelijkbare componenten hebben, afgezien van waar ze worden beschreven als zijnde verschillend.

Bovendien kunnen in dit document relationele termen zoals eerste en tweede, boven- en onder en dergelijke alleen worden gebruikt om een entiteit of actie van een andere entiteit of actie te onderscheiden zonder noodzakelijkerwijs een feitelijke relatie of volgorde tussen dergelijke entiteiten of acties te vereisen of te impliceren. De termen “omvatten”, “omvattende”, “heeft”, “hebbende”, “bevat”, “bevattende” of enige variatie daarop zijn bedoeld om een niet-exclusieve insluiting te dekken, zodat een proces, werkwijze, artikel, of samenstel dat een lijst elementen omvat, heeft, bevat niet alleen die elementen bevat maar ook andere elementen kan bevatten die niet expliciet genoemd zijn of inherent zijn aan een dergelijk proces, werkwijze, artikel, of samenstel. Een element voorgegaan door “omvat. een”, “heeft … een”, “bevat … een” sluit niet, zonder meer beperkingen, het bestaan uit van aanvullende identieke elementen in het proces, de methode, het artikel of de rangschikking uit die het element omvat, heeft of bevat. De term “een” wordt gedefinieerd als één of meer tenzij het er expliciet anders staat beschreven. De termen “in hoofdzaak”, “essentieel”, “nabij”, “ongeveer” of enige andere versie daarvan worden gedefinieerd als dicht bij wat door de vakman wordt begrepen, en in een niet beperkende uitvoeringsvorm wordt de term gedefinieerd als zijnde binnen 10%, in een andere uitvoeringsvorm binnen 5%, in een andere uitvoeringsvorm binnen 1% en in een andere uitvoeringsvorm binnen 0.5%. De term “gekoppeld” wordt hierin gedefinieerd als verbonden, hoewel dat niet noodzakelijk direct en niet noodzakelijk mechanisch. Een apparaat of structuur die “geconfigureerd” is op een bepaalde manier is geconfigureerd op ten minste die manier, maar kan ook op manieren geconfigureerd zijn die niet beschreven zijn.

Het zal duidelijk zijn dat sommige uitvoeringsvormen vervat kunnen zijn in één of meer generieke of gespecialiseerde processors (of _"verwerkingsapparaten") zoals microprocessors, digitale signaalprocessors, aangepaste processoren en veldprogrammeerbare poortarrays (FPGA's) en unieke opgeslagen programma instructies (inclusief zowel software als firmware) die de één of meer processoren aansturen om, in combinatie met bepaalde niet-processorschakelingen, sommige, de meeste of alle functies van de hierin beschreven werkwijze en/of opstelling te implementeren. Als alternatief kunnen sommige of alle functies worden geïmplementeerd door een toestandsmachine die geen opgeslagen programma instructies bevat, of in een of meer applicatie specifieke geïntegreerde schakelingen (ASIC's), waarin elke functie of sommige combinaties van bepaalde functies zijn geïmplementeerd als aangepaste logica. Natuurlijk zou een combinatie van de twee benaderingen kunnen worden gebruikt.

Bovendien kan een uitvoeringsvorm worden geïmplementeerd als een door een computer leesbaar opslagmedium met computer leesbare code daarop opgeslagen voor het programmeren van een computer (bijvoorbeeld omvattende een processor) om een werkwijze uit te voeren zoals hierin beschreven en waarvoor rechten worden aangevraagd. Voorbeelden van dergelijke computer leesbare opslagmedia omvatten, maar zijn niet beperkt tot, een harde schijf, een CD-ROM, een optische opslaginrichting, een magnetische opslaginrichting, een ROM (alleen-leesgeheugen), een PROM (programmeerbaar alleen-leesgeheugen), een EPROM (utwisbaar programmeerbaar alleen-leesgeheugen), een EEPROM (elektrisch utwisbaar programmeerbaar alleen-leesgeheugen) en een flash-geheugen. Verder wordt verwacht dat de vakman, niettegenstaande mogelijk aanzienlijke inspanningen en veel ontwerpkeuzes gemotiveerd door bijvoorbeeld beschikbare tijd, huidige technologie en economische overwegingen, wanneer geleid door de concepten en principes die hierin zijn beschreven, gemakkelijk in staat zal zijn om dergelijke software-instructies en -programma's en IC's met minimale experimenten te genereren.

De samenvatting van de beschrijving wordt verschaft om de lezer snel een indruk te geven van de aard van de technische beschrijving. Het wordt ingediend met het begrip dat het niet zal worden gebruikt om de beschermingsomvang of betekenis van de conclusies te interpreteren of te beperken. Bovendien kan uit de voorgaande “uitgebreide beschrijving” worden opgemaakt dat verschillende kenmerken samen in verschillende uitvoeringsvormen worden gegroepeerd om de beschrijving te stroomlijnen. Deze wijze van beschrijving dient niet worden geïnterpreteerd als het weerspiegelen van een voornemen dat de uitvoeringsvormen waarvoor rechten worden aangevraagd meer kenmerken vereisen dan die uitdrukkelijk in elke conclusie worden vermeld. Eerder, zoals de volgende conclusies weerspiegelen, ligt er inventieve materie in minder dan alle kenmerken van een enkele beschreven uitvoeringsvorm. Aldus worden de volgende conclusies in de “uitgebreide beschrijving” opgenomen, waarbij elke conclusie op zichzelf staat als materie waarvoor afzonderlijk rechten zijn aangevraagd. Het enkele feit dat bepaalde maatregelen worden gedefinieerd in onderling verschillende conclusies, wijst er niet op dat een combinatie van deze maatregelen niet tot voordeel kan worden toegepast.

Een veelvoud van varianten zal duidelijk zijn voor de vakman.

Alle varianten worden begrepen binnen de beschermingsomvang van de uitvinding te vallen die wordt beschreven in de volgende conclusies.

Claims

Conclusies

1. Mobiele computerinrichting, omvattende: een inrichting-behuizing die een batterijcompartiment definieert die (1) een open achteruiteinde, (11) een gesloten vooruiteinde, en (Li) een zijwand heeft die zich uitstrekt tussen het open achteruiteinde en het gesloten vooruiteinde; een eerste vergrendelingsstop die zich uitstrekt het compartiment in vanaf de zijwand tussen het open achteruiteinde en het gesloten vooruiteinde; een tweede vergrendelstop die zich uitstrekt het compartiment in vanaf de zijwand tussen de eerste vergrendelstop en het open achteruiteinde; en een te ontvangen batterij in het batterijcompartiment, waarbij de batterij een beweegbare vergrendeling omvat tussen: een uitgestrekte positie waarbij de vergrendeling is geconfigureerd om (i) de eerste vergrendelstop aan te grijpen wanneer de batterij in een ingevoegde positie 1s, om de batterij in de ingevoegde positie te houden, en om (11) de tweede vergrendelstop aan te grijpen wanneer de batterij in een tussenliggende positie is, om te voorkomen dat de batterij vanuit de tussenliggende positie wordt uitgeworpen; en een ingetrokken positie waarbij de vergrendeling is geconfigureerd om (i) los te schakelen van de eerste vergrendelstop om de batterij te ontgrendelen voor verplaatsing vanuit de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie toe, en om (ii) los te schakelen van de tweede vergrendelstop om de batterij uit te werpen vanuit de tussenliggende positie.

2. De mobiele computerinrichting volgens conclusie 1, waarbij de inrichting-behuizing voorts omvattende een tegenovergestelde zijwand die zich uitstrekt tussen het open achteruiteinde en het gesloten vooruiteinde, waarin de tegenovergestelde zijwand tevens een eerste vergrendelstop en een tweede vergrendelstop omvat.

3. De mobiele computerinrichting volgens conclusie 2, waarbij de batterij voorts een vergrendeling omvat geconfigureerd om samen te werken met de eerste vergrendelstop en de tweede vergrendelstop op de tegenovergestelde zijwand van de inrichting- behuizing.

4. De mobiele computerinrichting volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende: een eerste actuator ondersteund door de inrichting-behuizing en geconfigureerd om de vergrendeling naar de ingetrokken positie toe te bewegen wanneer de batterij in de ingevoegde positie is, om los te schakelen van de eerste vergrendelstop; en een tweede actuator geconfigureerd om de vergrendeling naar de ingetrokken positie toe te bewegen wanneer de batterij in de tussenliggende positie 1s, om de vergrendeling van de tweede vergrendelstop los te schakelen.

5. De mobiele computerinrichting volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende een voorspanningsmechanisme voor het voorspannen van de batterij vanaf de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie toe.

6. De mobiele computerinrichting volgens conclusie 5, waarbij het gesloten vooruiteinde is gedefinieerd door een voorwand die een elektrisch contact draagt dat is geconfigureerd om de batterij elektrisch te verbinden met de mobiele computerinrichting wanneer de batterij in de ingevoegde positie is; en waarbij het voorspanningsmechanisme het elektrisch contact IS.

7. De mobiele computerinrichting volgens een van de conclusies 4-6, waarbij de eerste actuator een knop omvat die is geplaatst bij een opening in de inrichting-behuizing die grenst aan de eerste vergrendelstop.

8. De mobiele computerinrichting volgens een van de conclusies 4-7, waarbij de tweede actuator is ondersteund op de batterij.

9. De mobiele computerinrichting volgens een van de conclusies 4-8, waarbij de tweede actuator een actuatoroppervlak op de vergrendeling omvat.

10. De mobiele computerinrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij de batterij verder een voorspanningslid omvat om de vergrendeling naar de uitgestrekte positie toe voor te spannen.

11. Batterij voor een mobiele computerinrichting volgens een der conclusies 20 - 25, omvattende: een te ontvangen batterijbehuizing in een batterijcompartiment van de mobiele computerinrichting, een vergrendeling beweegbaar ondersteund door de batterijbehuizing tussen: een uitgestrekte positie waarbij de vergrendeling is geconfigureerd om (i) een eerste vergrendelstop van het batterijcompartiment aan te grijpen wanneer de batterij in een ingevoegde positie is, om de batterij in een ingevoegde positie te houden, en om (ii) een tweede vergrendelstop van het batterijcompartiment aan te grijpen wanneer de batterij in een tussenliggende positie 1s, om uitwerpen van de batterij vanuit de tussenliggende positie te voorkomen; en een ingetrokken positie waarbij de vergrendeling is geconfigureerd om (i) los te schakelen van de eerste vergrendelstop om de batterij te ontgrendelen voor verplaatsing vanuit de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie toe, en om (ii) los te schakelen van de tweede vergrendelstop om de batterij vanuit de tussenliggende positie uit te werpen.

12. De batterij volgens conclusie 11, verder omvattende:

een secundaire actuator ondersteund door de batterijbehuizing die is geconfigureerd om de vergrendeling naar de ingetrokken positie toe te bewegen wanneer de batterij in de tussenliggende positie is, om de vergrendeling van de tweede vergrendelstop los te schakelen.

13. De batterij volgens conclusie 12, waarbij de secundaire actuator een actuatoroppervlak op de vergrendeling omvat.

14. De batterij volgens conclusie 13, waarbij het actuatoroppervlak een oppervlaktekenmerk omvat dat is geconfigureerd om te zijn verborgen in het compartiment wanneer de batterij in de ingevoegde positie is, en is blootgesteld wanneer de batterij in de tussenliggende positie is.

15. De batterij volgens conclusie 14, waarbij het oppervlaktekenmerk ten minste één richel omvat.

16. De batterij volgens een van de conclusies 11-15, waarbij de vergrendeling roteerbaar is rond een scharnier die is gedefinieerd door de batterijbehuizing.

17. De batterij volgens een van de conclusies 11-16, verder omvattende een voorspanningslid dat is geconfigureerd om de vergrendeling naar de uitgestrekte positie toe voor te spannen.

18. De batterij volgens conclusie 17, waarbij het voorspanningslid een veer omvat tussen de batterijbehuizing en de vergrendeling.

19. De batterij volgens een van de conclusies 11-18, waarbij de vergrendeling is geplaatst op een zijde van de batterijbehuizing; en waarbij de batterij verder een tweede vergrendeling op een tegenovergestelde zijde van de batterijbehuizing omvat.

20. Mobiele computerinrichting, omvattende: een inrichting-behuizing die een batterijcompartiment definieert voor het ontvangen van een batterij volgens een der conclusies 11 — 19, waarbij het batterijcompartiment heeft: een open achterwteinde; een gesloten vooruiteinde; en een zijwand die zich uitstrekt tussen het open achteruiteinde en het gesloten vooruiteinde; een eerste vergrendelstop die zich uitstrekt het compartiment in vanaf de zijwand tussen het open achteruiteinde en het gesloten vooruiteinde, waarbij de eerste vergrendelstop is geconfigureerd om aan te grijpen aan een vergrendeling op de batterij om de batterij in een ingevoegde positie in het batterijcompartiment te houden; en een tweede vergrendelstop die zich uitstrekt het compartiment in vanaf de zijwand tussen de eerste vergrendelstop en het open achteruiteinde, waarbij de tweede vergrendelstop is geconfigureerd om aan te grijpen aan de vergrendeling om uitwerpen van de batterij vanuit een tussenliggende positie te voorkomen.

21. De mobiele computerinrichting volgens conclusie 20, verder omvattende: een eerste actuator ondersteund door de inrichting-behuizing en geconfigureerd om de vergrendeling naar de ingetrokken positie toe te bewegen wanneer de batterij in de ingevoegde positie is, om de vergrendeling los te schakelen van de eerste vergrendelstop en om de batterij te ontgrendelen voor beweging van de batterij vanuit de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie.

22. De mobiele computerinrichting volgens conclusie 20 of 21, verder omvattende een voorspanningsmechanisme voor het voorspannen van de batterij vanaf de ingevoegde positie naar de tussenliggende positie toe.

23. De mobiele computerinrichting volgens een van de conclusies 20-22, waarbij het gesloten vooreind is gedefinieerd door een voorwand die een elektrisch contact draagt dat is geconfigureerd om de batterij elektrisch met de mobiele computerinrichting te verbinden wanneer de batterij in de ingevoegde positie is; en waarbij het voorspanningsmechanisme het elektrische contact is.

24. De mobiele computerinrichting volgens een van de conclusies 21-23, waarbij de eerste actuator een knop omvat die is geplaatst bij een opening in de inrichting-behuizing die grenst aan de eerste vergrendelstop.

25. De mobiele computerinrichting volgens een van de conclusies 21-23, waarbij de eerste actuator is bevestigd op een flexibele plaat die is aangebracht op de inrichting-behuizing.