BE1026949B1

BE1026949B1 - A VINYL BASED FLOOR COVERING

Info

Publication number: BE1026949B1
Application number: BE20195003A
Authority: BE
Inventors: Vlassenrode Kristof Van; Frederik Marijsse
Original assignee: Ivc Bvba
Priority date: 2019-01-04
Filing date: 2019-01-04
Publication date: 2020-08-04
Also published as: BE1026949A1

Abstract

Een vinyl gebaseerde vloerbekleding omvattende een gelaagde structuur wordt voorzien, dewelke een substraatlaag omvat op dewelke een decoratieve laag is aangebracht, op dewelke op zijn beurt een slijtlaag is aangebracht, gekenmerkt in dat de decoratieve laag een beeld van een textielproduct met een eerste textielpatroon weergeeft, en waarbij de slijtlaag van een reliëf is voorzien, welk reliëf een tweede textielpatroon weergeeft.A vinyl-based floor covering comprising a layered structure is provided, which comprises a substrate layer on which a decorative layer is applied, on which in turn a wear layer is applied, characterized in that the decorative layer displays an image of a textile product with a first textile pattern, and wherein the wear layer is provided with a relief, which relief represents a second textile pattern.

Description

EEN VINYL GEBASEERDE VLOERBEKLEDING Technisch gebied De uitvinding is gerelateerd aan vinyl gebaseerde vloerbekleding en methoden om deze te maken. Stand van de techniek PVC gebaseerde vloerbekleding is algemeen gekend. Voor sommige toepassingen worden vloerbekledingen gebruikt die een textielpatroon aan de beloopbare zijde hebben. Een voorbeeld van dergelijke vloerbekleding wordt gegeven in US2004248489A1. Degelijke vloerbekleding heeft als nadeel dat vuil zich kan ophopen tussen de vinyl filamenten. Ze zijn du moeilijk reinigbaar. Samenvatting van de uitvinding Het is een doelstelling van de uitvinding om in vinyl gebaseerde vloerbekledingen te voorzien, die niet het nadeel hebben van de uit vinyltextielvezel-vervaardigde vloerbekleding van US2004248489A1 te hebben. Dit is die als voordeel hebben dat ze aanvoelen als textiel, maar goed reinigbaar zijn.A VINYL BASED FLOOR COVERING Technical Field The invention is related to vinyl based floor coverings and methods of making them. State of the art PVC based floor covering is well known. For some applications, floor coverings are used that have a textile pattern on the walkable side. An example of such floor covering is given in US2004248489A1. A proper floor covering has the disadvantage that dirt can accumulate between the vinyl filaments. They are difficult to clean. Summary of the Invention It is an object of the invention to provide vinyl based floor coverings which do not have the disadvantage of having the vinyl textile fiber floor covering of US2004248489A1. This is the advantage that they feel like textile, but are easy to clean.

Volgens een eerste aspect wordt er voorzien in een vinyl gebaseerde vloerbekleding omvattende een gelaagde structuur, dewelke een substraatlaag omvat op dewelke een decoratieve laag is aangebracht, op dewelke op zijn beurt een slijtlaag is aangebracht, gekenmerkt in dat de decoratieve laag een beeld van een textielproduct met een eerste textielpatroon weergeeft, en waarbij de slijtlaag van een reliëf is voorzien, welk reliëf een tweede textielpatroon weergeeft. Een vinyl gebaseerde vloerbekleding volgens conclusie 1, waarbij het eerste textielpatroon een eerste weefpatroon is en het tweede textielpatroon een tweede _weefpatroon is. Een weefpatroon wordt gekenmerkt door een binding, een aantal draden per centimeter in kettingrichting (de kettingdraden), de dikte of diameter van de garens of draden in kettingrichting, een aantal draden per centimeter in inslagrichting (de inslagdraden) en de dikte of diameter van de garens of draden in inslagrichting.According to a first aspect, there is provided a vinyl-based floor covering comprising a layered structure comprising a substrate layer on which a decorative layer is applied, on which in turn a wear layer is applied, characterized in that the decorative layer has an image of a textile product with a first textile pattern, and wherein the wear layer is provided with a relief, which relief represents a second textile pattern. A vinyl-based floor covering according to claim 1, wherein the first textile pattern is a first weave and the second textile pattern is a second weave. A weave pattern is characterized by a weave, a number of threads per centimeter in the warp direction (the warp threads), the thickness or diameter of the yarns or threads in the warp direction, a number of threads per centimeter in the weft direction (the weft threads) and the thickness or diameter of the yarns or threads in the weft direction.

Vinyl gebaseerd betekent bij voorkeur op basis van PVC. Met PVC wordt verwezen naar polyvinylchloride, alsook naar coploymeren van vinylchloride en vinyl acetaat (zogenaamde VC/VAc copolymeren).Vinyl based preferably means based on PVC. PVC refers to polyvinyl chloride, as well as to copolymers of vinyl chloride and vinyl acetate (so-called VC / VAc copolymers).

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het eerste weefpatroon gelijk zijn aan het tweede weefpatroon. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het eerste weefpatroon verschillend is van het tweede weefpatroon.In some embodiments, the first weave may be the same as the second weave. In some embodiments, the first weave may be different from the second weave.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de ketting- en inslagrichtingen van het eerste en tweede weefpatroon twee aan twee parallel zijn.In some embodiments, the warp and weft directions of the first and second weave may be parallel two by two.

Zo kan de kettingrichting van het eerste weefpatroon parallel zijn aan de inslagrichting van het tweede weefpatroon, en bij gevolg zal de kettingrichting van het tweede weefpatroon parallel zijn aan de inslagrichting van het eerste weefpatroon.For instance, the warp direction of the first weaving pattern can be parallel to the weft direction of the second weaving pattern, and as a result the warp direction of the second weaving pattern will be parallel to the weft direction of the first weaving pattern.

Bij voorkeur echter is de inslagrichting van het eerste weefpatroon parallel met de inslagrichting van het tweede weefpatroon, en de kettingrichting van het eerste weefpatroon parallel met de kettingrichting van het tweede weefpatroon.Preferably, however, the weft direction of the first weave pattern is parallel to the weft direction of the second weave pattern, and the warp direction of the first weave pattern is parallel to the warp direction of the second weave pattern.

Het eerste patroon is bijvoorbeeld een effen- of linnenbinding, een keperbinding (bijvoorbeeld een jeansbinding), of een atlas- ofte satijnbinding. Bij voorkeur is in dit beeld van het patroon, het patroon uitgevoerd als een gesloten binding, dit wil zeggen dat de ketting- en inslagdraden substantieel volledig het onder het textielproduct liggende oppervlak, bedekken. De grootste van de ‘relatieve bedekkingsgraad” in ketting- en inslagrichting is dus bij voorkeur tussen de 90 en 100%.The first pattern is, for example, a plain or linen weave, a twill weave (for example a jeans weave), or an atlas or satin weave. Preferably, in this image of the pattern, the pattern is designed as a closed weave, i.e. the warp and weft threads cover substantially completely the surface lying under the textile product. The largest of the "relative coverage" in warp and weft direction is therefore preferably between 90 and 100%.

Met ‘relatieve bedekkingsgraad” in ketting- dan wel inslagrichting wordt bedoeld n*d waarbij de waarde wordt uitgedrukt is als % , n het aantal ketting- dan wel inslagdraden per 100 mm is, en d de draaddiameter van de draden in ketting- dan wel inslagrichting (in mm).With 'relative coverage' in warp or weft direction is meant n * d where the value is expressed as%, n is the number of warp or weft threads per 100 mm, and d is the thread diameter of the threads in warp or weft direction. weft direction (in mm).

Bij voorkeur, doch niet noodzakelijk, zijn de ketting- en inslagdraden in een identieke kleur afgebeeld. Echter kunnen de kleuren van de ketting- en inslagdraden van elkaar verschillen, om aldus een kleurenmotief af te beelden. Bijkomstig of als alternatief kan het beeld van het eerste textielpatroon zo zijn uitgevoerd, dat het beeld een gestone- washed of gebatikt effect op het textielpatroon afbeeld. Als alternatief kan het beeld eenweefsel afbeelden met een gegeven weefpatroon, waarop een kleurenmotief is gedrukt. In het algemeen toont het beeld het weefpatroon bij voorkeur in vlakke toestand. Het beeld kan een weefsel met een weefpatroon afbeelden, waarbij de gebruikte garens monofilamenten zijn.Preferably, but not necessarily, the warp and weft threads are depicted in an identical color. However, the colors of the warp and weft threads can differ from each other, thus depicting a color motif. Additionally or alternatively, the image of the first textile pattern may be configured such that the image depicts a stonewashed or batiked effect on the textile pattern. Alternatively, the image may depict a fabric with a given weave pattern on which a color motif has been printed. In general, the image preferably shows the weave pattern in a flat state. The image may depict a weave fabric, where the yarns used are monofilaments.

De decoratieve laag kan van dit beeld voorzien zijn door rotogravure druk of door inkt jet printen. De slijtlaag, bij voorkeur een doorzichtige or transparante slijtlaag, is voorzien van een reliëf, hetwelk als een tweede textielpatroon, bij voorkeur een weefpatroon, is uitgevoerd, bijvoorbeeld een effen- of linnenbinding, een keperbinding (bijvoorbeeld een jeansbinding), of een atlas- ofte satijnbinding. Dit wil zeggen dat het reliëf aan de oppervlakte van de slijtlaag een vorm geeft, die gelijkend is op de vorm van het oppervlak van een weefsel gemaakt met hetzelfde weefpatroon en garens of draden die een gelijke diameter hebben. Het simuleert als het ware het oppervlak van dergelijk weefpatroon. Bij voorkeur worden de draden als halve cilindrische vormen bovenop het oppervlak gerealiseerd.The decorative layer can be provided with this image by rotogravure printing or by ink jet printing. The wear layer, preferably a transparent or transparent wear layer, is provided with a relief, which is in the form of a second textile pattern, preferably a weave pattern, for example a plain or linen weave, a twill weave (for example a jeans weave), or an atlas weave. or satin weave. That is, the relief on the surface of the wear layer gives a shape that is similar to the shape of the surface of a fabric made with the same weave pattern and yarns or threads having an equal diameter. It simulates the surface of such a weaving pattern, as it were. Preferably, the wires are realized as semi-cylindrical shapes on top of the surface.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het reliëf halve cilindrische vormen bovenop het oppervlak van de slijtlaag omvatten, welke halve cilindrische vormen in zowel ketting als inslagrichting van het weefpatroon liggen.In some embodiments, the relief may include semi-cylindrical shapes on top of the wear layer surface, which semi-cylindrical shapes lie in both warp and weft directions of the weave.

Het is duidelijk dat de vlakke zijde van de halve cilindrische vorm parallel is met en in de richting van de decoratieve laag georiënteerd is.It is clear that the flat side of the semi-cylindrical shape is parallel with and oriented in the direction of the decorative layer.

Het reliëf geeft bij voorkeur slechts de bovenste helft van draden weer aan de hand van in ketting en in inslagrichting liggende halve cilindrische volumes. Daar waar in inslagrichting een inslagdraad onder de kettingdraad zou lopen, wordt de inslagdraad als twee ter hoogte van de kruising begrensde halve cilindrische vormen weergegeven, daar waar in kettingrichting één halve cilindrische vorm zich over het kruispunt uitstrekt hetwelk de bovenliggende kettingdraad voorstelt.The relief preferably represents only the top half of the threads by means of warp and weft half-cylindrical volumes. Where in the weft direction a weft thread would run under the warp thread, the weft thread is shown as two semi-cylindrical shapes delimited at the intersection, whereas in warp direction one semi-cylindrical shape extends over the intersection which represents the upper warp thread.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de breedte van de halve cilindrische vorm tussen 0.1 tot 1 mm liggen. Bij voorkeur is deze breedte in het bereik van 0.4 en 0.85 mm, bijvoorbeeld tussen de 0.35 en 0.65 mm.In some embodiments, the width of the semi-cylindrical shape can be from 0.1 to 1 mm. Preferably, this width is in the range of 0.4 and 0.85 mm, for instance between 0.35 and 0.65 mm.

De hoogte van de halve cilindrische vorm ligt bij voorkeur tussen de 0.1 en 0.5mm, bijvoorbeeld tussen de 0.2 en 0.35mm, zoals ongeveer 0.2 of 0.3mm. Tweede weefpatroon is bij voorkeur uitgevoerd als een open binding. Dit wil zeggen dat tussen naast elkaar liggende kettingdraden en tussen naast elkaar liggende inslagdraden, er een onderlinge afstand is, die dermate groot is zodat er een open zone in het weefpatroon is. Dergelijke open weefsels hebben een relatieve bedekkingsgraad in zowel ketting- als inslagrichting die substantieel verschilt van 100%.The height of the semi-cylindrical shape is preferably between 0.1 and 0.5mm, for example, between 0.2 and 0.35mm, such as about 0.2 or 0.3mm. The second weave pattern is preferably designed as an open weave. This means that between adjacent warp threads and between adjacent weft threads, there is a mutual distance which is so great that there is an open zone in the weaving pattern. Such open fabrics have a relative coverage in both warp and weft directions that differs substantially from 100%.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de relatieve bedekkingsgraden in ketting- en inslagrichting tussen de 5% en 75% zijn. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de grootste van de relatieve bedekkingsgraden in ketting- en inslagrichting tussen 15% en 30% liggen. Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de relatieve bedekkingsgraden in ketting- en inslagrichting gelijk zijn.In some embodiments, the relative degrees of coverage in the warp and weft direction may be between 5% and 75%. In some embodiments, the greatest of the relative degrees of coverage in warp and weft directions may be between 15% and 30%. In some embodiments, the relative degrees of coverage in warp and weft directions may be the same.

Bij gelijke of verschillende weefpatronen is het mogelijk dat de patronen “in register’ staan. Dit betekent dat voor gelijke patronen, daar waar er in het beeld een kettingdraad te zien is, er in het reliëf een overeenkomstige kettingdraad wordt afgebeeld, en dat daar waar er in het beeld een inslagdraad te zien is, er in het reliëf een overeenkomstige inslagdraad wordt afgebeeld.With the same or different weaving patterns, it is possible that the patterns are “in register”. This means that for similar patterns, where a warp thread is visible in the image, a corresponding warp thread is depicted in the relief, and that where a weft thread can be seen in the image, there is a corresponding weft thread in the relief. is depicted.

Voor ongelijke maar gelijkaardige patronen, kan slechts voor een deel van de ketting- en inslagdraden van beide patronen er een overeenkomst zijn. Bijvoorbeeld zal per groep van Nk naast elkaar gelegen kettingdraden in het beeld van het eerste weefpatroon slechts één overeenkomstige kettingdraad in het reliëf van het tweede weefpatroon worden weergegeven en zal per groep van Ni naast elkaar gelegen inslagdraden in het beeld van het eerste weefpatroon, er een overeenkomstige inslagdraad in het reliëf van het tweede weefpatroon weergegeven worden.For dissimilar but similar patterns, only part of the warp and weft threads of both patterns can be matched. For example, per group of Nk adjacent warp threads in the image of the first weave pattern, only one corresponding warp thread will be displayed in the relief of the second weave pattern and per group of Ni adjacent weft threads in the image of the first weave pattern, there will be one. corresponding weft thread in the relief of the second weave pattern.

Betreft het eerste patroon, hetwelke in het beeld op de decoratieve laag is afgebeeld, kan om het even welk textielpatroon, bij voorkeur gelijk welk weefpatroon zijn. Het is bijvoorbeeld een effen- of linnenbinding of een keperbinding (bijvoorbeeld een jeansbinding), of een atlas- ofte satijnbinding, eventueel gecombineerd met een ripsbinding in ketting- of inslagrichting, of beide of een afwisselende ripsbinding. Het kan bijvoorbeeld een natté-binding voorstellen. De getoonde binding kan een keperbinding zijn, bijvoorbeeld een ketting- of inslagkeper, zoals een keper Nx binding type keperAs for the first pattern, which is depicted in the image on the decorative layer, it can be any textile pattern, preferably any weave pattern. For example, it is a plain or linen weave or a twill weave (for example a jeans weave), or an atlas or satin weave, optionally combined with a rip weave in warp or weft direction, or both or an alternating rip weave. For example, it may represent a wet bond. The weave shown can be a twill weave, for example a warp or weft twill, such as a twill Nx weave type twill

Ax/Bx, waarbij Nx, Ax en Bx gehele getallen voorstellen, en Ax+Bx = Nx, bijvoorbeeld een keper 4 binding of een keper 2/2 binding. De getoonde binding kan een versterkte keperbinding zijn, een terugkerende, gebroken of ruitvormige keperbinding zijn, of gelijk welke fantasiekeperbinding. De getoonde binding kan ook een satijnbinding zijn, 5 bijvoorbeeld satijn 8 met verplaatsingsgetal 3, of kan een valse satijnbinding zijn, bijvoorbeeld satijn 4 of 6. Zoals reeds gezegd wordt bij voorkeur een gesloten binding getoond. Betreft het tweede patroon, hetwelk in het reliëf in de slijtlaag is afgebeeld, kan om het even welk textielpatroon, bij voorkeur gelijk welk weefpatroon zijn. Het is bijvoorbeeld een effen- of linnenbinding of een keperbinding (bijvoorbeeld een jeansbinding), of een atlas- ofte satijnbinding, eventueel gecombineerd met een ripsbinding in ketting- of inslagrichting, of beide of een afwisselende ripsbinding. Het kan bijvoorbeeld een natté- binding voorstellen. De getoonde binding kan een keperbinding zijn, bijvoorbeeld een ketting- of inslagkeper, zoals een keper Nx binding type keper Ax/Bx, waarbij Nx, Ax en Bx gehele getallen voorstellen, en Ax+Bx = Nx, bijvoorbeeld een keper 4 binding of een keper 2/2 binding. De getoonde binding kan een versterkte keperbinding zijn, een terugkerende, gebroken of ruitvormige keperbinding zijn, of gelijk welke fantasiekeperbinding. De getoonde binding kan ook een satijnbinding zijn, bijvoorbeeld satijn 8 met verplaatsingsgetal 3, of kan een valse satijnbinding zijn, bijvoorbeeld satijn 4 of 6. Bij voorkeur wordt echter een open linnen of keperbinding in reliëf getoond, of een open natté-binding, waarbij de twee aan twee gelijklopende ketting- en inslagdraden in het reliëf tegen elkaar aangelegen zijn.Ax / Bx, where Nx, Ax and Bx represent integers, and Ax + Bx = Nx, for example a twill 4 weave or a twill 2/2 weave. The weave shown can be a reinforced twill weave, a recurring, broken or diamond twill weave, or any fancy twill weave. The weave shown can also be a satin weave, for example satin 8 with displacement number 3, or it can be a false satin weave, for example satin 4 or 6. As already stated, a closed weave is preferably shown. Regarding the second pattern, which is depicted in the relief in the wear layer, it can be any textile pattern, preferably any weave pattern. For example, it is a plain or linen weave or a twill weave (for example a jeans weave), or an atlas or satin weave, optionally combined with a rip weave in warp or weft direction, or both or an alternating rip weave. For example, it may represent a wet bond. The weave shown may be a twill weave, for example a warp or weft twill, such as a twill Nx weave type twill Ax / Bx, where Nx, Ax and Bx represent integers, and Ax + Bx = Nx, for example a twill weave 4 or a twill 2/2 weave. The weave shown can be a reinforced twill weave, a recurring, broken or diamond twill weave, or any fancy twill weave. The weave shown may also be a satin weave, for example satin 8 with displacement number 3, or it may be a false satin weave, for example satin 4 or 6. However, preferably an open linen or twill weave in relief is shown, or an open wet weave, where the two warp and weft threads running parallel to each other in relief are adjacent to each other.

De substraatlaag is bij voorkeur uitgevoerd uit PVC, en kan een monolaag of een multigelaagde laag zijn. Bij voorkeur is de dikte van de substraatlaag gekozen in het bereik van 0.5 tot 1.5 mm, meer bij voorkeur tussen 0.6 tot 1.25 mm, bijvoorbeeld tussen 0.65 en 1.00 mm. De PVC van de één of meerdere lagen kan chemisch of mechanisch geschuimd zijn. Met een geschuimde laag wordt een laag bedoeld die holle ruimtes bevat, bij voorkeur in een hoeveelheid dat de densiteit van het materiaal met minstens 10%, en bij voorkeur zelfs minstens 25% is verminderd ten opzichte van het gewicht van een gelijk volume thermoplastisch materiaal zonder holle ruimtes. Bij voorkeur betreft het zogenaamdeThe substrate layer is preferably made of PVC, and can be a monolayer or a multi-layered layer. Preferably, the thickness of the substrate layer is selected in the range of 0.5 to 1.5 mm, more preferably between 0.6 to 1.25 mm, for example between 0.65 and 1.00 mm. The PVC of the one or more layers can be chemically or mechanically foamed. By a foamed layer is meant a layer that contains cavities, preferably in an amount that the density of the material is reduced by at least 10%, and preferably even at least 25% with respect to the weight of an equal volume of thermoplastic material without hollow spaces. Preferably, it concerns so-called

“closed cell” schuim. Met niet-geschuimde laag wordt een laag bedoeld zonder holle ruimtes, of, althans toch hoogstens met een aandeel holle ruimtes zodanig dat de densiteit van het materiaal niet, of niet meer dan 10%, verminderd, en bij voorkeur zelfs niet meer dan 2%.Closed cell foam. By non-foamed layer is meant a layer without hollow spaces, or, at least at most with a share of hollow spaces such that the density of the material is not reduced, or not more than 10%, and preferably not even more than 2%. .

Volgens een eerste mogelijkheid is de geschuimde laag minstens door middel van een mechanisch schuimingsproces bekomen. Hiermee wordt bedoeld dat in de betreffende laag holtes worden gevormd door het thermoplastisch materiaal weg te duwen en te vervangen door een gas(bijvoorbeeld lucht), vaak onder invloed van een mechanische actie of door inblazen van een gas (bijvoorbeeld lucht) onder druk. Volgens een tweede mogelijkheid is de geschuimde laag minstens door middel van een chemisch schuimingsproces bekomen. Hiermee wordt bedoeld dat in de betreffende laag holtes worden gevormd door middel van een gasvormig reactieproduct. Er kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van azodicarbonamide. Deze stof geeft bij opwarming stikstofgas vrij dat in de vorm van bellen in de geschuimde laag aanwezig blijft. Volgens een derde mogelijkheid is de geschuimde laag minstens door middel van vulmiddelen bekomen, waarbij deze vulmiddelen op zich één of meerdere holtes omvatten. Hierbij kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de geëxpandeerde toestand van de eerder al vermelde microsferen. Meer speciaal kan gebruik gemaakt worden van de microsferen bekend uit WO 2013/178561. Of het kan verkregen worden door het gebruik van expanderende korrels in een PVC gebaseerde laag.According to a first possibility, the foamed layer is obtained at least by means of a mechanical foaming process. By this is meant that cavities are formed in the relevant layer by pushing away the thermoplastic material and replacing it with a gas (for example air), often under the influence of a mechanical action or by blowing in a gas (for example air) under pressure. According to a second possibility, the foamed layer is obtained at least by means of a chemical foaming process. By this is meant that cavities are formed in the relevant layer by means of a gaseous reaction product. For example, azodicarbonamide can be used. When heated, this substance releases nitrogen gas that remains in the form of bubbles in the foamed layer. According to a third possibility, the foamed layer is obtained at least by means of fillers, these fillers in themselves comprising one or more cavities. For example, use can be made of the expanded state of the aforementioned microspheres. More specifically, use can be made of the microspheres known from WO 2013/178561. Or it can be obtained by using expanding beads in a PVC-based layer.

Volgens uitvoeringsvormen kan de PVC van het substraat harde, semi-harde of zachte PVC zijn. Bij voorkeur wordt zachte PVC gebruikt. Hierbij omvat de zachte PVC van de eerste laag PVC weekmakers, in een hoeveelheid van 15 tot 100 phr, en bij voorkeur in een hoeveelheid van 30 tot 80phr, bijvoorbeeld van 30 tot 60 phr. “Phr’ betekent gewichtsdelen weekmaker per honderd gewichtsdelen PVC. De weekmakers kunnen onder andere zijn esters van carbonzuren (bijvoorbeeld esters van ortho- of tere- ftaalzuur, trimelietzuur, benzoëzuur en adipinezuur), bijvoorbeeld diisononylftalaat (DINP), dioctyl tereftalaat (DOTP), di-isononyl-1,2-cyclohexaandicarboxylaat (DINCH), esters van fosforzuur, bijvoorbeeld triaryl- of trialkylarylfosfaten, bijvoorbeeldtricresylfosfaat, al of niet gechloreerde koolwaterstoffen, ethers, polyesters, polyglycolen, sulfonamides, of combinaties van deze.In embodiments, the PVC of the substrate can be hard, semi-hard, or soft PVC. Preferably soft PVC is used. Here, the soft PVC of the first layer comprises PVC plasticizers, in an amount of 15 to 100 phr, and preferably in an amount of 30 to 80 phr, for example, from 30 to 60 phr. "Phr" means parts by weight of plasticizer per hundred parts by weight of PVC. The plasticizers may include esters of carboxylic acids (e.g. esters of ortho or terephthalic acid, trimelitic acid, benzoic acid and adipic acid), e.g. diisononyl phthalate (DINP), dioctyl terephthalate (DOTP), diisononyl 1,2-cyclohexane dicarboxylate (DINCH ), esters of phosphoric acid, for example triaryl or trialkyl aryl phosphates, for example trresyl phosphate, chlorinated or non-chlorinated hydrocarbons, ethers, polyesters, polyglycols, sulfonamides, or combinations of these.

De PVC van het substraat omvat mogelijkerwijze ook vulstoffen, zoals daar zijn glasvezels, calciumhydroxide (gebluste kalk), calciumcarbonaat en calciumwaterstofcarbonaat, en/of CaMg(CO:)2 , talk, of ook lichtgewicht vulstoffen zoals holle microsfeertjes (Expancel). De PVC formulatie van deze PVC laag kan vulstoffen omvatten tussen 10 en 50 %w, bij voorkeur tussen de 15 en 45 %w, bijvoorbeeld tussen de 20 en 45 %w. Het bovengemelde gewichtspercent (%w) wordt uitgedrukt als het gewicht van de vulstof ten opzichte van het gewicht van de gehele formulatie van het polymeer, desgevallend PVC, in hetwelke de vulstof zich bevindt.The PVC of the substrate may also comprise fillers, such as there are glass fibers, calcium hydroxide (slaked lime), calcium carbonate and calcium hydrogen carbonate, and / or CaMg (CO:) 2, talc, or also lightweight fillers such as hollow microspheres (Expancel). The PVC formulation of this PVC layer may comprise fillers between 10 and 50% w, preferably between 15 and 45% w, for example between 20 and 45% w. The above weight percent (% w) is expressed as the weight of the filler relative to the weight of the entire formulation of the polymer, PVC, if any, in which the filler is contained.

Verder kan deze PVC additieven omvatten zoals pigmenten en kleurstoffen, bewaarmiddelen, anti-fungi, thermische stabilisatoren, UV-stabilisatoren, blaasmiddelen, viscositeitsregelaars, en dergelijk.Furthermore, this PVC can include additives such as pigments and dyes, preservatives, anti-fungi, thermal stabilizers, UV stabilizers, blowing agents, viscosity regulators, and the like.

In sommige uitvoeringsvormen wordt één monolaag PVC gebruikt. Bij voorkeur wordt een laag harde PVC gebruikt. Volgens uitvoeringsvormen kan de densiteit van deze substraatlaag in het bereik van 0.5 tot 2 g/cm? liggen. Het PVC van de substraatlaag heeft bij voorkeur een densiteit van 0.8 tot 1.7 g/cm 3. PVC in het substraat kan geschuimd of niet geschuimd zijn. Bij voorkeur wordt harde PVC gebruikt die een hoeveelheid weekmakers tussen de 5 en 20 phr omvat, en waar eventueel vulstoffen, zoals boven gemeld, omvat in een hoeveelheid tussen de 50 en 300 phr.In some embodiments, one monolayer of PVC is used. Preferably, a layer of hard PVC is used. According to embodiments, the density of this substrate layer can be in the range of 0.5 to 2 g / cm? lie. The PVC of the substrate layer preferably has a density of 0.8 to 1.7 g / cm3. PVC in the substrate can be foamed or non-foamed. Preferably, rigid PVC is used which comprises an amount of plasticizers between 5 and 20 phr, and which optionally includes fillers, as mentioned above, in an amount between 50 and 300 phr.

In een alternatieve vorm kan het substraat minstens twee polymeerlagen, zoals PVC lagen, omvatten. Beide lagen kunnen zachte PVC omvatten zoals hierboven beschreven, welke zachte PVC die niet geschuimd is. In een alternatieve vorm kan een eerste laag geschuimde zachte PVC zijn, daar waar de tweede laag PVC niet geschuimde PVC omvat, waarbij de niet geschuimde laag dichter naar de decoratieve laag gelegen is dan de geschuimde laag.In an alternative form, the substrate can include at least two polymer layers, such as PVC layers. Both layers may comprise soft PVC as described above, which is soft PVC that is not foamed. In an alternative form, a first layer may be foamed soft PVC where the second layer PVC comprises non-foamed PVC, the non-foamed layer being closer to the decorative layer than the foamed layer.

Het PVC van de tweede laag PVC heeft een densiteit van bijvoorbeeld meer dan 1 g/cm3, bijvoorbeeld tussen 1.2 en 1.9 g/cm, zoals van 1.3 tot 1.6 g/cm3. De eerste niet geschuimde laag kan een gelijkaardige densiteit hebben.The PVC of the second layer of PVC has a density of, for example, more than 1 g / cm3, for example between 1.2 and 1.9 g / cm, such as from 1.3 to 1.6 g / cm3. The first non-foamed layer can have a similar density.

Bij een gelaagde substraatlaag kan de dikte van de eerste, geschuimde laag variëren tussen 1,3 en 3 mm, bijvoorbeeld van 1,5 tot 2,2 mm. De dikte van de tweede, niet geschuimde laag kan variëren tussen 0.3 en 0.4 mm.In the case of a layered substrate layer, the thickness of the first, foamed layer can vary between 1.3 and 3 mm, for example from 1.5 to 2.2 mm. The thickness of the second non-foamed layer can vary between 0.3 and 0.4 mm.

Tussen deze eerste laag PVC en deze tweede laag PVC kan een laag, al of niet met PVC geïmpregneerd, textielproduct voorzien zijn. Dit textielproduct is bij voorkeur een glasvezel omvattend textielproduct zoals aan glasvezelvlies of een glasvezelweefsel. Bij voorkeur is een glasvezelvlies gebruikt, welke bij voorkeur een oppervlaktegewicht kan hebben tussen 30 en 60 g/m? en een dikte van tussen de 0.2 en 0.45 mm, bijvoorbeeld tussen de 0.25 en 0.45 mm. Het textielproduct kan geïmpregneerd zijn door PVC van de eerste of de tweede laag PVC. In de eerste en/of tweede PVC laag kan eventueel ook nog een verdere, tweede laag textielproduct verwerkt zijn.Between this first layer of PVC and this second layer of PVC, a layer of textile product, whether or not impregnated with PVC, can be provided. This textile product is preferably a glass fiber textile product such as a glass fiber fleece or a glass fiber fabric. Preferably a glass fiber fleece is used, which preferably can have a weight per unit area between 30 and 60 g / m? and a thickness of between 0.2 and 0.45 mm, for example between 0.25 and 0.45 mm. The textile product may be PVC impregnated from the first or second layer of PVC. A further, second layer of textile product can optionally also be incorporated in the first and / or second PVC layer.

Dit tweede textielproduct is bij voorkeur een glasvezel omvattend textielproduct zoals aan glasvezelvlies of een glasvezelweefel. Dit tweede textielproduct kan doch hoeft niet hetzelfde product te zijn als het eerste textielproduct.This second textile product is preferably a textile product comprising glass fiber such as a glass fiber fleece or a glass fiber fabric. This second textile product can, but need not be, the same product as the first textile product.

Bij voorkeur wordt voor dit tweede textielproduct een glasvezelvlies gebruikt, welke bij voorkeur een oppervlaktegewicht kan hebben tussen 30 en 60 g/m? en een dikte van tussen de 0.2 en 0.45 mm, bijvoorbeeld tussen 0.25 en 0.45 mm.Preferably, a glass fiber fleece is used for this second textile product, which preferably may have a weight per unit area of between 30 and 60 g / m? and a thickness of between 0.2 and 0.45 mm, for example between 0.25 and 0.45 mm.

In een alternatieve uitvoeringsvorm is de PVC gebruikt voor het substraat, en desgevallend een gelaagd substraat, de minstens eerste en tweede laag PVC, harde PVC zijn.In an alternative embodiment, the PVC is used for the substrate, and optionally a layered substrate, the at least first and second layers of PVC, are rigid PVC.

De decoratieve laag omvat een laag polymeer, typisch PVC. Op deze laag polymeer kan met bijvoorbeeld inkt, zoals waterverdragen inkten, een decoratieve textielpatroon zijn aangebracht.The decorative layer comprises a layer of polymer, typically PVC. A decorative textile pattern can be applied to this layer of polymer using, for example, ink, such as water-compatible inks.

Bij voorkeur wordt een PVC gebruikt voor het voorzien van de decoratieve laag, meer bij voorkeur zachte PVC. Bij voorkeur wordt een PVC met densiteit van bijvoorbeeld minder dan of gelijk aan 1 g/cm? gebruikt, bijvoorbeeld tussen 0.3 en 1 g/cm?, zoals vanPreferably, a PVC is used to provide the decorative layer, more preferably soft PVC. Preferably a PVC with a density of, for example, less than or equal to 1 g / cm? used, for example between 0.3 and 1 g / cm 2, such as from

0.5 tot 0.85 g/cm?. Bij voorkeur omvat deze zachte PVC weekmakers, in een hoeveelheid van 15 tot 100 phr, en bij voorkeur in een hoeveelheid van 30 tot 100 phr, bijvoorbeeld van 50 tot 80 phr. Om de laag opaak of wit te maken, omvat deze laag PVC bij voorkeur TiO2, bij voorkeur grotere hoeveelheden TiO2.0.5 to 0.85 g / cm ?. Preferably, this soft PVC comprises plasticizers, in an amount of 15 to 100 phr, and preferably in an amount of 30 to 100 phr, for example, from 50 to 80 phr. To make the layer opaque or white, this layer of PVC preferably comprises TiO2, preferably higher amounts of TiO2.

Volgens uitvoeringsvormen kan het polymeer van de decoratieve laag PVC zijn. Volgens uitvoeringsvormen kan het polymeer van de decoratieve laag geschuimd PVC zijn. Volgens uitvoeringsvormen kan het polymeer van de decoratieve laag niet geschuimd PVC zijn. Bij voorkeur is de dikte van de decoratieve laag tussen de 0.1 en 0.65 mm, bijvoorbeeld tussen 0.20 en 0.55 mm. In een alternatieve uitvoering kan de decoratieve laag uitgevoerd zijn als een van een decoratie voorziene folie, bijvoorbeeld PVC folie, bijvoorbeeld een folie van ongeveerIn embodiments, the polymer of the decorative layer may be PVC. In embodiments, the polymer of the decorative layer may be foamed PVC. In embodiments, the polymer of the decorative layer may be non-foamed PVC. Preferably, the thickness of the decorative layer is between 0.1 and 0.65 mm, for example between 0.20 and 0.55 mm. In an alternative embodiment, the decorative layer can be designed as a foil provided with a decoration, for instance PVC foil, for instance a foil of approximately

0.1mm. Op de zijde tegenovergesteld aan de zijde van de decoratieve laag die het substraat contacteert, wordt een slijtlaag voorzien.0.1mm. On the side opposite to the side of the decorative layer that contacts the substrate, a wear layer is provided.

Deze slijtlaag omvat een doorzichtige laag polymeer, bij voorkeur doorzichtig PVC. Volgens uitvoeringsvormen kan het polymeer van de slijtlaag PVC zijn. Bij voorkeur wordt een PVC met densiteit van bijvoorbeeld meer dan 1 g/cm? gebruikt, bijvoorbeeld tussen 1.1 en 1.6 g/cm, zoals van 1.15 tot 1.35 g/cm°. Bij voorkeur omvat deze zachte PVC weekmakers, in een hoeveelheid van 15 tot 100 phr, en bij voorkeur in een hoeveelheid van 25 tot 80 phr, bijvoorbeeld van 30 tot 50 phr. Bij voorkeur is deze PVC laag niet gevuld, en omvat dus geen vulstoffen.This wear layer comprises a transparent layer of polymer, preferably transparent PVC. In embodiments, the polymer of the wear layer may be PVC. Preferably a PVC with a density of, for example, more than 1 g / cm? is used, for example between 1.1 and 1.6 g / cm, such as from 1.15 to 1.35 g / cm 2. Preferably, this soft PVC comprises plasticizers, in an amount of 15 to 100 phr, and preferably in an amount of 25 to 80 phr, for example, from 30 to 50 phr. Preferably, this PVC layer is not filled and therefore does not contain any fillers.

Bij voorkeur is de dikte van de slijtlaag tussen de 0.1 en 0.7 mm, bijvoorbeeld tussenPreferably the thickness of the wear layer is between 0.1 and 0.7 mm, for example between

0.35 en 0.65 mm. Deze slijtlaag omvat mogelijkerwijze harde partikels, bijvoorbeeld aluminium oxide deeltjes (korund deeltjes). Deze deeltjes kunnen aanwezig zijn in een hoeveelheid van 50 tot 150 g/m°. Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het maximale hoogteverschil tussen de toppen en de valleien van het reliëf in het bereik van 0.05 tot 0.5 mm ligt.0.35 and 0.65 mm. This wear layer possibly comprises hard particles, for example aluminum oxide particles (corundum particles). These particles can be present in an amount of 50 to 150 g / m2. In some embodiments, the maximum height difference between the peaks and the valleys of the relief may be in the range of 0.05 to 0.5 mm.

Deze slijtlaag wordt voorzien van het tweede textielpatroon, bijvoorbeeld door het negatieve van de in het reliëf te voorziene draden in de slijtlaag in te drukken. De hoogte van het reliëf, dit is het maximale hoogteverschil tussen de toppen en de valleien is bij voorkeur tussen de 0.05 en 0.5mm, bijvoorbeeld tussen de 0.1 en 0.5mm, bijvoorbeeld tussen de 0.2 en 0.35mm, zoals ongeveer 0.2 of 0.3mm. Mogelijkerwijze kan aan de slijtlaag, aan de zijde die de decoratieve laag niet contacteert, nog een laklaag worden aangebracht. Deze lak is bij voorkeur een polyurethaan lak (PU), met een oppervlaktegewicht bij voorkeur tussen de 5 en 25 g/m°, eneen dikte tussen de 5 en 25 um.This wear layer is provided with the second textile pattern, for example by pressing the negative of the threads to be embossed into the wear layer. The height of the relief, this is the maximum height difference between the summits and the valleys, is preferably between 0.05 and 0.5mm, for example between 0.1 and 0.5mm, for example between 0.2 and 0.35mm, such as about 0.2 or 0.3mm. Possibly, another lacquer layer can be applied to the wear layer on the side that does not contact the decorative layer. This lacquer is preferably a polyurethane lacquer (PU), with a surface weight preferably between 5 and 25 g / m 2, and a thickness between 5 and 25 µm.

Bij voorkeur is de vloerbekleding een oprolbare vloerbekleding. Bij voorkeur is de afmeting tussen de 2 en 4 m breed en 20 tot 30 meter lang. In een alternatieve vorm is de vloerbekleding een paneel, al of niet voorzien van koppelingsmiddelen aan enkele of al haar zijden. Bij voorbeeld is de vloerbekleding een rechthoekig vloerpaneel met twee aan twee samenwerkende koppelmiddelen aan de twee paar tegenover elkaar staande zijden. De korte zijde van het vloerpaneel kan variëren tussen de 0.15 en 0.65 m, de lange zijde tussen de 0.35 en 1.95 m.Preferably the floor covering is a roll-up floor covering. Preferably the dimension is between 2 and 4 m wide and 20 to 30 m long. In an alternative form, the floor covering is a panel, which may or may not be provided with coupling means on some or all of its sides. For example, the floor covering is a rectangular floor panel with two co-acting coupling means on the two pairs of opposite sides. The short side of the floor panel can vary between 0.15 and 0.65 m, the long side between 0.35 and 1.95 m.

Verrassenderwijze werd gevonden dat een vloerbekleding dat in de decoratieve laag van een beeld met een textielpatroon wordt voorzien, en waarbij op het oppervlak een tweede textielpatroon in het reliëf is ingewerkt, het subjectieve aanvoelen van een textiel geeft, zelfs indien de twee textielpatronen niet identiek zijn, en ook niet indien deze textielpatronen zelfs niet op elkaar lijken. Anderzijds, in vergelijk met vloerbekledingen waarbij de oppervlak uit een textielproduct bestaat, zoals bijvoorbeeld het product volgens US2004248489A1, heeft het product volgens de vinding het voordeel van geen vuil te huisvesten in de poriën van het textiel. Het product volgens de vinding voelt aan als een textielproduct, maar heeft een goed reinigbaar oppervlak Gezien het klaarblijkelijk losgekoppeld zijn van het textiele aanvoelen van het reliëf in de slijtlaag, en het textiele visuele aspect van het beeld in de decoratieve laag, is het veel eenvoudiger om alternatieve producten te vervaardigen, daar enkel het textiele patroon van het op de decoratieve laag zichtbare beeld dient gewijzigd te worden. Dit is relatief eenvoudig gezien het kan door bijvoorbeeld een ander patroon te drukken of te printen.Surprisingly, it has been found that a floor covering that is imaged with a textile pattern in the decorative layer, and in which a second textile pattern is embossed on the surface, gives the subjective feel of a textile, even if the two textile patterns are not identical. and even if these textile patterns do not even resemble each other. On the other hand, in comparison with floor coverings where the surface consists of a textile product, such as, for example, the product according to US2004248489A1, the product according to the invention has the advantage of not harboring dirt in the pores of the textile. The product according to the invention feels like a textile product, but has a surface that is easy to clean. Considering the apparent separation of the textile feel of the relief in the wear layer, and the textile visual aspect of the image in the decorative layer, it is much simpler to manufacture alternative products, as only the textile pattern of the image visible on the decorative layer needs to be changed. This is relatively simple, since it can be done by printing or printing a different pattern, for example.

Volgens een tweede aspect wordt in een methode voor het vervaardigen van een vloerbekleding voorzien, de methode omvattende de stappen - Het voorzien van een gelaagde structuur, dewelke een substraatlaag omvat op dewelke een decoratieve laag is aangebracht, op dewelke op zijn beurt een slijtlaag is aangebracht, waarbij de decoratieve laag een beeld van een textielproduct met een eerste textielpatroon weergeeft, - Het voorzien van een reliëf in de slijtlaag, welk reliëf een tweede textielpatroon weergeeft.According to a second aspect, there is provided a method of manufacturing a floor covering, the method comprising the steps of - Providing a layered structure comprising a substrate layer on which a decorative layer is applied, on which in turn a wear layer is applied. , wherein the decorative layer displays an image of a textile product with a first textile pattern, - Providing a relief in the wear layer, which relief represents a second textile pattern.

De gelaagde structuur die uit verschillende lagen bestaat kan op gelijk welke wijze voorzien worden zoals gekend in de stand van de techniek.The layered structure consisting of several layers can be provided in any way as known in the art.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het negatieve beeld van het reliëf worden ingeperst in de slijtlaag.In some embodiments, the negative image of the relief may be pressed into the wear layer.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het negatieve beeld van het reliëf voorzien zijn op de omtrek van een persrol. Deze vorm van inpersen wordt ook wel “embossing” genoemd.In some embodiments, the negative image may be embossed on the periphery of a press roll. This form of pressing is also called “embossing”.

Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de slijtlaag tot voorbij haar verweekpunt worden verwarmd vooraleer het reliëf in de slijtlaag wordt voorzien.In some embodiments, the wear layer may be heated beyond its softening point before the relief is provided in the wear layer.

De onafhankelijke en afhankelijke conclusies geven specifieke en geprefereerde kenmerken van de uitvoeringsvormen van de uitvinding weer. Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen gecombineerd worden met kenmerken van de onafhankelijke en afhankelijke conclusies, of met kenmerken hierboven en/of hierna beschreven, en dit op om het even welke geschikte manier zoals duidelijk zou zijn voor een vakman.The independent and dependent claims set out specific and preferred features of the embodiments of the invention. Features of the dependent claims may be combined with features of the independent and dependent claims, or with features described above and / or below, in any suitable manner as would be apparent to a person skilled in the art.

De bovengemelde en andere kenmerken, eigenschappen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt met behulp van volgende voorbeelden van uitvoeringsvormen, eventueel in combinatie met de tekeningen.The above and other features, features and advantages of the present invention will be elucidated with the aid of the following examples of embodiments, optionally in combination with the drawings.

De beschrijving van deze voorbeelden van uitvoeringsvormen is gegeven als verduidelijking, zonder de intentie de omvang van de uitvinding te beperken. Dereferentiecijfers in de hierna volgende beschrijving refereren naar de tekeningen. Zelfde referentiecijfers in eventueel verschillende figuren refereren naar identieke of gelijkaardige elementen.The description of these exemplary embodiments is provided for illustrative purposes, without the intention to limit the scope of the invention. The reference numerals in the following description refer to the drawings. Same reference numbers in possibly different figures refer to identical or similar elements.

Korte beschrijving van de figuren Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: e Figuur 1 toont schematisch een vloerbekleding volgnes de uitvinding. e Figuur 2 is een detail van de oppervlakte van de vloerbekleding volgens figuurBrief description of the figures In order to better demonstrate the characteristics of the invention, some preferred embodiments are described below, by way of example without any limitation, with reference to the accompanying drawings, in which: Figure 1 schematically shows a floor covering according to the following method. the invention. e Figure 2 is a detail of the surface of the floor covering according to figure

1. e Figuur 3 toont schematisch een doorsnede in ketting- en inslagrichting van de vloerbekleding in figuur 1. e Figuur 4 toont de binding gebruikt bij het vervaardigen van het reliëf in figuur 1. e Figuren 5a tot 5c toont alternatieve weefbindingen. e Figuur 6 toont schematisch een doorsnede in ketting- en inslagrichting van een alternatieve vloerbekleding. Beschrijving van voorbeelden van uitvoeringsvormen De onderhavige uitvinding wordt hierna beschreven gebruik makende van specifieke uitvoeringsvormen. Het moet opgemerkt dat de term "omvattende", zoals bijvoorbeeld gebruikt in de conclusies, niet mag geïnterpreteerd worden in beperkende zin, beperkend tot de daarna volgende elementen, kenmerken en/of stappen. De term "omvattende" sluit niet de aanwezigheid van andere elementen, kenmerken of stappen uit. Dus de omvang van een uitdrukking "een voorwerp omvattende de elementen A en B", Is niet gelimiteerd tot een voorwerp dat enkel de elementen A en B bevat. De omvang van een uitdrukking "een methode omvattende de stappen A en B", is niet gelimiteerd tot een methode die enkel de stappen A en B bevat.1. e Figure 3 schematically shows a cross-section in warp and weft direction of the floor covering in figure 1. e Figure 4 shows the weave used in producing the relief in figure 1. e Figures 5a to 5c show alternative weave weaves. Figure 6 schematically shows a cross-section in warp and weft direction of an alternative floor covering. Description of Examples of Embodiments The present invention is described below using specific embodiments. It should be noted that the term "comprising", as used in the claims, for example, is not to be interpreted in a limiting sense, limiting the following elements, features and / or steps. The term "comprising" does not preclude the presence of other elements, features, or steps. Thus, the scope of an expression "an object comprising elements A and B" is not limited to an object containing only elements A and B. The scope of an expression "a method comprising steps A and B" is not limited to a method comprising only steps A and B.

In het licht van de onderhavige uitvinding betekenen deze uitdrukkingen enkel dat de relevante elementen respectievelijk stappen voor de uitvinding de elementen respectievelijk stappen A en B zijn.In the light of the present invention, these terms mean only that the relevant elements and steps, respectively, for the invention are elements, steps A and B, respectively.

In de hierna volgende specificatie wordt referentie gemaakt naar "een uitvoeringsvorm” of "de uitvoeringsvorm". Dergelijke referentie betekent dat een specifiek element of kenmerk, beschreven aan de hand van deze uitvoeringsvorm, is omvat in minstens deze ene Uitvoeringsvorm.In the following specification, reference is made to “an embodiment” or “the embodiment.” Such reference means that a specific element or feature described with reference to this embodiment is included in at least this one Embodiment.

Het voorkomen van de termen "in een uitvoeringsvorm* of "in de uitvoeringsvorm“ op verschillende plaatsen in deze beschrijving, refereert echter niet noodzakelijkerwijze naar dezelfde uitvoeringsvorm, hoewel het echter wel kan refereren naar een zelfde uitvoeringsvorm.However, the occurrence of the terms "in an embodiment * or" in the embodiment "at different places in this description does not necessarily refer to the same embodiment, although it may refer to the same embodiment.

Voorts kunnen de eigenschappen of de kenmerken op om het even welke geschikte manier in een of meerdere uitvoeringsvormen worden gecombineerd, zoals duidelijk zou zijn voor de vakman.Furthermore, the features or features may be combined in any suitable manner in one or more embodiments, as would be apparent to those skilled in the art.

Figuur 1 toont schematisch een vinyl gebaseerde vloerbekleding 10 omvattende een gelaagde structuur, dewelke een substraatlaag 101 omvat op dewelke een decoratieve laag 103 is aangebracht, op dewelke op zijn beurt een slijtlaag 105 is aangebracht. De decoratieve laag toont op de naar de buitenzijde van de vloerbekleding georiënteerde zijde 113 een beeld van een textielproduct met een eerste textielpatroon. De slijtlaag is voorzien aan de zijde georiënteerd naar de buitenzijde 115 van vloerbekleding van een reliëf 125, welk reliëf een tweede textielpatroon weergeeft.Figure 1 schematically shows a vinyl-based floor covering 10 comprising a layered structure, which comprises a substrate layer 101 on which a decorative layer 103 is applied, on which in turn a wear layer 105 is applied. The decorative layer shows an image of a textile product with a first textile pattern on the side 113 oriented outwardly of the floor covering. The wear layer is provided on the side oriented towards the outside 115 of floor covering with a relief 125, which relief represents a second textile pattern.

Het textielpatroon welk in beeld is gebracht op de zijde 113 van de decoratieve laag is bijvoorbeeld een afbeelding van een weefbinding, zijnde een jeans-textiel, bijvoorbeeld een keper 2/2 binding met dekkingsgraad in kettingrichting van nagenoeg 100%, in inslagrichting van ongeveer 50%. De kleur is donkerblauw in ketting- en wit in inslagrichting. De ketting- en inslaggarens zichtbaar op het beeld hebben een dikte van ongeveer 1mm. Het aantal inslagdraden zichtbaar is ongeveer 5 per 10mm, het aantal inslagdraden nagenoeg 10 per 10mm.The textile pattern imaged on the side 113 of the decorative layer is, for example, an image of a weave weave, being a jeans textile, for example a twill 2/2 weave with warp coverage of nearly 100%, in the weft direction of about 50 %. The color is dark blue in warp and white in weft direction. The warp and weft yarns visible on the image have a thickness of approximately 1mm. The number of weft threads visible is about 5 per 10mm, the number of weft threads is about 10 per 10mm.

Het reliëf 125 van de slijtlaag bestaat uit halve cilindrische vormen 135 bovenop het oppervlak 115 van de slijtlaag omvat, welke halve cilindrische vormen in zowel ketting-The relief 125 of the wear layer consists of semi-cylindrical shapes 135 on top of the surface 115 of the wear layer, which semi-cylindrical shapes in both chain and

(K) als inslagrichting (1) van het weefpatroon liggen. Zoals zichtbaar in het detail van figuur 1 in figuur 2, hebben de halve cilindrische vormen 135 een cilindrisch lichaam 139 met aan beide zijden afgeronde, bolsectievormige uiteinden 137. Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van het vloerpaneel 10 in ketting- en inslagrichting volgens de vlakken AA respectievelijk BB’. Dit tweede textielpatroon, weergegeven door het reliëf 125, is een weefbinding, namelijk een gewone open linnenbinding met 40 draden per 10 cm in zowel ketting- als inslagrichting. Elke kettingdraad heeft een breedte d van 0.5 mm. De afstand w tussen twee ketting- of inslagdraden is ongeveer 2mm. De hoogte h van het reliëf is ongeveer(K) as the weft direction (1) of the weave pattern. As can be seen in the detail of Figure 1 in Figure 2, the semi-cylindrical shapes 135 have a cylindrical body 139 with rounded spherical section ends 137 on both sides. Figure 3 shows a cross section of the floor panel 10 in warp and weft direction along planes AA respectively BB '. This second textile pattern, represented by the relief 125, is a weave weave, namely an ordinary open linen weave with 40 threads per 10 cm in both warp and weft direction. Each warp thread has a width d of 0.5 mm. The distance w between two warp or weft threads is approximately 2mm. The height h of the relief is approx

0.25mm. De relatieve dekkingsgraad in kettingrichting en in inslagrichting is 20%. Het resultaat is een open weefbinding waar twee paren ketting- en inslagdraden telkens een “open ruimte” 140 van 2 op 2 mm afboorden. De linnenbinding is schematisch getoond in figuur 4.0.25mm. The relative coverage in warp direction and weft direction is 20%. The result is an open weave weave where two pairs of warp and weft threads each border an “open space” 140 of 2 by 2 mm. The linen weave is shown schematically in figure 4.

Een aantal alternatieve bindingen zijn weergegeven in figuur 5a tot 5c, waar figuur 5a een keperbinding 1/2 in kettingrichting voorstelt, figuur 5b een keperbinding 2/2 in kettingrichting voorstelt, en figuur 5c een satijnbinding 8 stap 3 voorstelt. Telkens is de afstand w tussen twee ketting- of inslagdraden ongeveer 2mm, waar de dikte van de draad 0.5 mm is en de hoogte van het reliëf ongeveer 0.25mm. Andere alternatieve bindingen, telkens met een bedekkingsgraad van minder dan 20% in zowel ketting- als inslagrichting zijn mogelijk. Nog een verder alternatieve uitvoeringsvorm is getoond in figuur 6. In figuur 6, en in de doorsneden in ketting- en inslagrichting, is een natté-binding getoond, met ketting — en inslagdraden van 0.5mm dikte en een tussenafstand tussen de paren ketting- en inslagdraden van 2.5mm. De substraatlaag 101 is zelf een gelaagde structuur met een totale dikte van 0.95mm. De onderste laag 1011 is een PVC laag met een dikte van ongeveer 0.65mm. Het gebruikte PVC is niet geschuimd, zacht PVC met als weekmaker 30 tot 60 phr DINP, een densiteit van tussen de 1.3 en 1.6 g/cm en omvattende ongeveer 17%w dolomiet (%w ten opzichte van totale gewicht van de PVC laag). De tweede, op de eerste laag 1011 liggende laag 1010 is een PVC laag met een dikte van ongeveer 0.3mm. Het gebruikte PVC is niet geschuimd, zacht PVC met als weekmaker 50 tot 80 phr DINP,A number of alternative weaves are shown in figures 5a to 5c, where figure 5a represents a twill weave 1/2 in warp direction, figure 5b represents a twill weave 2/2 in warp direction, and figure 5c represents a satin weave 8 step 3. In each case, the distance w between two warp or weft threads is approximately 2mm, where the thickness of the thread is 0.5 mm and the height of the relief approximately 0.25 mm. Other alternative weaves, each with a coverage of less than 20% in both warp and weft direction, are possible. Yet another alternative embodiment is shown in figure 6. In figure 6, and in the cross-sections in warp and weft direction, a wet weave is shown, with warp and weft threads of 0.5 mm thickness and an intermediate distance between the pairs of warp and weft. weft threads of 2.5mm. The substrate layer 101 itself is a layered structure with a total thickness of 0.95mm. The bottom layer 1011 is a PVC layer with a thickness of approximately 0.65mm. The PVC used is non-foamed, soft PVC with a plasticizer of 30 to 60 phr DINP, a density of between 1.3 and 1.6 g / cm and comprising about 17% w dolomite (% w with respect to total weight of the PVC layer). The second layer 1010 lying on the first layer 1011 is a PVC layer with a thickness of approximately 0.3 mm. The PVC used is non-foamed, soft PVC with 50 to 80 phr DINP plasticizer,

een densiteit van groter dan 1 g/cm en omvattende ongeveer 43%w CaCO: (%w ten opzichte van totale gewicht van de PVC laag). Tussen beide lagen 1011 en 1010 ligt een versterkingsvlies 1012, zijde een glasvezelvlies van 35 g/m2. De PVC van de tweede laag 1010 is geïmpregneerd in dit vlies.a density of greater than 1 g / cm and comprising about 43% w CaCO: (% w with respect to total weight of the PVC layer). Between the two layers 1011 and 1010 there is a reinforcing fleece 1012, side a glass fiber fleece of 35 g / m2. The PVC of the second layer 1010 is impregnated in this fleece.

Op dit substraat 101 aangelamineerd is een decoratieve laag 103 zijnde een PVC laag met dikte van ongeveer 0.45mm. Het gebruikte PVC is geschuimd, zacht PVC met als weekmaker 50 tot 80 phr DINP, een densiteit van tussen de 0.45 en 0.85 g/cm: en omvattende ongeveer 37%w CaCO: (%w ten opzichte van totale gewicht van de PVC laag). Deze decoratieve laag is van een beeld van een textielproduct voorzien via rotogravure. Als alternatief kan een harde PVC folie met dikte van ongeveer 0.1 mm gebruikt worden, voorzien van een beeld van een textielproduct via rotogravure. Aan deze decoratieve laag 103 is een slijtlaag 105 aangelamineerd. De slijtlaag 105 heeft een minimale dikte v ter hoogte van de open ruimtes 140 van 0.45 mm. De slijtlaag is vervaardigd uit een zacht, niet geschuimd PVC met een densiteit van tussen de 1.15 en 1.35 g/cm*, omvattende 30 tot 50 phr DINP. Het omvat geen vulstoffen. De slijtlaag is voorzien van een reliëf door embossing met het negatieve beeld van het reliëf, terwijl de slijtlaag een temperatuur had boven de verwekingstemperatuur van de slijtlaag.Laminated to this substrate 101 is a decorative layer 103 being a PVC layer with a thickness of approximately 0.45mm. The PVC used is foamed, soft PVC with a plasticizer of 50 to 80 phr DINP, a density of between 0.45 and 0.85 g / cm: and comprising about 37% w CaCO: (% w with respect to total weight of the PVC layer) . This decorative layer is provided with an image of a textile product via rotogravure. Alternatively, a hard PVC film with a thickness of approximately 0.1 mm can be used, provided with an image of a textile product via rotogravure. A wear layer 105 is laminated to this decorative layer 103. The wear layer 105 has a minimum thickness v at the height of the open spaces 140 of 0.45 mm. The wear layer is made of a soft, non-foamed PVC with a density of between 1.15 and 1.35 g / cm *, comprising 30 to 50 phr DINP. It does not include fillers. The wear layer is embossed with the negative image of the relief, while the wear layer had a temperature above the softening temperature of the wear layer.

Op de slijtlaag is nog een dunne laklaag (niet getoond) voorzien. De voerbekleding wordt uitgevoerd als rol van lengte 25m en breedte van 2 of 4 meter. In gebruik zal de rol te kleven zijn om de te bekleden ondergrond. In een alternatieve vorm is de vloerbekleding uitgevoerd als rechthoekige vloertegels van ongeveer 50 bij 50cm. De tegels zullen in gebruik aan minstens één van de zijden verkleefd dienen te worden aan de ondervloer, bij voorkeur aan 2 of aan alle zijden. Het is duidelijk dat, hoewel de uitvoeringsvormen en/of de materialen voor het verstrekken van uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding zijn besproken, diverse wijzigingen of veranderingen kunnen worden aangebracht zonder af te wijken van het werkingsgebied en/of de geest van deze uitvinding. De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch kan volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.A thin layer of lacquer (not shown) is provided on the wear layer. The feed covering is executed as a roll of length 25m and width of 2 or 4 meters. In use, the roll can be glued to the surface to be coated. In an alternative form, the floor covering is designed as rectangular floor tiles of approximately 50 by 50 cm. In use, the tiles must be adhered to the subfloor on at least one of the sides, preferably on 2 or on all sides. It is understood that while the embodiments and / or materials for providing embodiments of the present invention have been discussed, various modifications or changes may be made without departing from the scope and / or spirit of this invention. The present invention is by no means limited to the above described embodiments, but can be realized according to different variants without departing from the scope of the present invention.

Claims

Conclusions

A vinyl-based floor covering comprising a layered structure, which comprises a substrate layer on which a decorative layer is applied, on which in turn a wear layer is applied, characterized in that the decorative layer displays an image of a textile product with a first textile pattern, and wherein the wear layer is provided with a relief, which relief represents a second textile pattern.

A vinyl-based floor covering according to claim 1, wherein the first textile pattern is a first weave and the second textile pattern is a second weave.

A vinyl-based floor covering according to claim 2, wherein the first weave pattern is identical to the second weave pattern.

A vinyl-based floor covering according to claim 2, wherein the first weave pattern is different from the second weave pattern.

A vinyl-based floor covering according to any of claims 2 to 4, wherein the warp and weft directions of the first and second weave are parallel two by two.

A vinyl based floor covering according to any one of claims 2 to 5, wherein the relief comprises semi-cylindrical shapes on top of the surface of the wear layer, which semi-cylindrical shapes lie in both warp and weft directions of the weave pattern.

A vinyl-based floor covering according to claim 6, wherein the width of the semi-cylindrical shape is between 0.1 to 1 mm.

A vinyl based floor covering according to any one of claims 2 to 7, wherein the relative coverage in warp and weft direction is between 5% and 75%.

A vinyl-based floor covering according to claim 8, wherein the greater of the relative coverage in warp and weft directions is between 15% and 30%.

A vinyl-based floor covering according to claim 8 or 9, wherein the relative coverage in warp and weft directions are the same.

A vinyl based floor covering according to any one of the preceding claims, wherein the maximum height difference between the crests and the valleys of the relief is in the range 0.05 to 0.5 mm.

12. A method of manufacturing a floor covering, comprising the steps of - Providing a layered structure, which comprises a substrate layer on which a decorative layer is applied, on which in turn a wear layer is applied, the decorative layer having an image of a textile product with a first textile pattern, - Providing a relief in the wear layer, which relief represents a second textile pattern.

A method according to claim 12, wherein the negative image of the relief is pressed into the wear layer.

A method according to claim 13, wherein the negative image of the relief is provided on the periphery of a press roll.

A method according to any of claims 12 to 14, wherein the wear layer is heated beyond its softening point before providing the relief in the wear layer.