BE1025901B1 - Ontmantelbare bodeminrichting - Google Patents

Ontmantelbare bodeminrichting Download PDF

Info

Publication number
BE1025901B1
BE1025901B1 BE2018/5019A BE201805019A BE1025901B1 BE 1025901 B1 BE1025901 B1 BE 1025901B1 BE 2018/5019 A BE2018/5019 A BE 2018/5019A BE 201805019 A BE201805019 A BE 201805019A BE 1025901 B1 BE1025901 B1 BE 1025901B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
frame
elements
connecting pieces
supporting
slats
Prior art date
Application number
BE2018/5019A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1025901A1 (nl
Inventor
Paul Schreurs
BRUIJN Rochus DE
Original Assignee
Veldeman Bedding Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Veldeman Bedding Nv filed Critical Veldeman Bedding Nv
Priority to BE2018/5019A priority Critical patent/BE1025901B1/nl
Publication of BE1025901A1 publication Critical patent/BE1025901A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1025901B1 publication Critical patent/BE1025901B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A47FURNITURE; DOMESTIC ARTICLES OR APPLIANCES; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; SUCTION CLEANERS IN GENERAL
    • A47CCHAIRS; SOFAS; BEDS
    • A47C19/00Bedsteads
    • A47C19/005Bedsteads dismountable
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A47FURNITURE; DOMESTIC ARTICLES OR APPLIANCES; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; SUCTION CLEANERS IN GENERAL
    • A47CCHAIRS; SOFAS; BEDS
    • A47C19/00Bedsteads
    • A47C19/02Parts or details of bedsteads not fully covered in a single one of the following subgroups, e.g. bed rails, post rails
    • A47C19/021Bedstead frames
    • A47C19/025Direct mattress support frames, Cross-bars
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A47FURNITURE; DOMESTIC ARTICLES OR APPLIANCES; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; SUCTION CLEANERS IN GENERAL
    • A47CCHAIRS; SOFAS; BEDS
    • A47C23/00Spring mattresses with rigid frame or forming part of the bedstead, e.g. box springs; Divan bases; Slatted bed bases
    • A47C23/06Spring mattresses with rigid frame or forming part of the bedstead, e.g. box springs; Divan bases; Slatted bed bases using wooden springs, e.g. of slat type ; Slatted bed bases
    • A47C23/062Slat supports

Landscapes

  • Mattresses And Other Support Structures For Chairs And Beds (AREA)

Abstract

Bodeminrichting (1) voor het ondersteunen van een matras, omvattende een basis (2), met een raamwerk (3) en één of meerdere langwerpige ondersteuningslatten (5) die met hun beide uiteinden verbonden zijn met het raamwerk (3), waarbij de één of meerdere ondersteuningslatten (5) bovenaan begrensd worden door éénzelfde raakvlak en zo één ondersteunende eenheid vormen van de basis (2), waarbij de basis (2) meerdere connecteerstukken (6) omvat ter verbinding van de één of meerdere ondersteuningslatten (5) met het raamwerk (3), waarbij deze connecteerstukken (6) losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar zijn met het raamwerk (3) en elk connecteerstuk (6) losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar is met een ondersteuningslat (5) en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke bodeminrichting (1).

Description

ONTMANTELBARE BODEMINRICHTING
Deze uitvinding betreft een bodeminrichting voor het ondersteunen van een matras, omvattende een basis met een raamwerk en één of meerdere ondersteuningslatten, waarbij het raamwerk minstens één kaderruimte omhult en hoofdzakelijk de buitenrand vormt van de basis, en de één of meerdere langwerpige ondersteuningslatten met hun beide uiteinden, gezien volgens de lengterichting van deze ondersteuningslatten, zo verbonden zijn met het raamwerk dat ze elk een genoemde kaderruimte overbruggen en dat voor een genoemde kaderruimte de één of meerdere ondersteuningslatten bovenaan begrensd worden door éénzelfde raakvlak en zo één ondersteunende eenheid vormen van de basis. Deze uitvinding betreft ook een bedinrichting omvattende een dergelijke bodeminrichting en een matras die steunt op deze bodeminrichting.
Deze uitvinding betreft eveneens een werkwijze voor het vervaardigen van een bodeminrichting voor het ondersteunen van een matras, waarbij een raamwerk omvattende minstens één kaderruimte wordt voorzien en één of meerdere langwerpige ondersteuningslatten worden voorzien, waarbij de uiteinden van deze ondersteuningslatten, gezien volgens hun lengterichting, zo verbonden worden met het raamwerk dat deze ondersteuningslatten de kaderruimte overbruggen en de één of meerdere ondersteuningslatten in elke kaderruimte bovenaan begrensd worden door éénzelfde raakvlak zodat deze één of meerdere ondersteuningslatten een ondersteunende eenheid vormen.
Met een bedinrichting kan een bed worden aangeduid, maar kunnen ook andere meubelinrichtingen worden aangeduid zoals een zetel, een lounge zetel, een terras zetel enz.
Bestaande bedinrichtingen voor dagdagelijks gebruik, die voldoende comfort en ondersteuning van het lichaam bieden, omvatten een matras en een bodeminrichting waarop de matras voorzien is om te steunen. De bodeminrichting is dus een matrasondersteunend deel. Een matras omvat meestal een matraskern waarrond een
BE2018/5019 hoes is aangebracht, de matrastijk. De bodeminrichting kan bijvoorbeeld een bedframe omvatten waarin een lattenbodem is aangebracht of kan een boxspring omvatten. De matras is hier dan voorzien om te worden aangebracht op de bodeminrichting. Het voordeel van deze bestaande bedinrichtingen is dat ze comfortabel zijn en het lichaam goed ondersteunen.
Bestaande bodeminrichtingen zijn uit verschillende onderdelen opgebouwd die stevig met elkaar verbonden zijn. Om de verschillende onderdelen met elkaar te verbinden maakt men onder andere gebruik van bevestigingsmiddelen zoals lijm, nietjes, enz. die de verschillende onderdelen nagenoeg permanent met elkaar verbinden. Dit zorgt ervoor dat de bodeminrichtingen stevig zijn en goed hun functie kunnen uitvoeren tijdens hun gebruik. Deze bevestigingsmiddelen laten bovendien een snelle verbinding tussen de verschillende onderdelen toe. Het nadeel hier is echter dat bij slijtage en/of wanneer men de bodeminrichtingen niet meer nodig heeft, deze bodeminrichtingen niet of nagenoeg niet recycleerbaar zijn gezien de verschillende onderdelen moeilijk of niet van elkaar los te krijgen zijn. Deze bodeminrichtingen worden na gebruik dan ook meestal verbrand. Dit betekent ook dat bij breuk van een bepaald onderdeel, de bodeminrichting moeilijk te herstellen is.
Het is dan ook een doel van de uitvinding om een bodeminrichting voor het ondersteunen van een matras te vervaardigen, waarbij deze bodeminrichting beter recycleerbaar is, (gedeeltelijk) herbruikbaar is en beter herstelbaar is. Ook is het een bijkomend doel van de uitvinding om te voorzien in een bodeminrichting die bovengenoemde eigenschappen omvat en die bovendien eenvoudig en snel monteerbaar is.
Deze doelen worden bereikt door te voorzien in een bodeminrichting, met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken, waarbij de basis meerdere connecteerstukken omvat, waarbij deze connecteerstukken losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar zijn met het raamwerk en elk uiteinde van een genoemde ondersteuningslat losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar is met een respectievelijk
BE2018/5019 connecteerstuk ter verbinding van de één of meerdere ondersteuningslatten met het raamwerk.
Bij de bestaande bodeminrichtingen worden de ondersteuningslatten meestal verlijmd met het raamwerk, waardoor de ondersteuningslatten moeilijk terug los te maken zijn van het raamwerk. Zelfs wanneer men erin slaagt om de ondersteuningslatten terug los te maken van het raamwerk, is er nog lijmresidu aanwezig op de ondersteuningslatten en het raamwerk. Dit betekent ook dat bij breuk van één of meerdere van de ondersteuningslatten, men deze niet eenvoudig kan vervangen.
Met een losmaakbare en herbruikbare verbinding wordt hier aangeduid dat de verbonden onderdelen terug van elkaar losgemaakt kunnen worden, zonder het toebrengen van schade aan deze onderdelen en dit ook zonder de vorm en functionaliteit van deze onderdelen significant te wijzigen. Hierdoor kan men meerdere malen de verbinding tot stand brengen en terug gaan verbreken indien gewenst. Bij de bodeminrichting volgens de uitvinding gaat men hier gebruik maken van de genoemde connecteerstukken om de ondersteuningslatten te gaan verbinden met het raamwerk. Gezien de connecteerstukken losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar zijn met het raamwerk en de ondersteuningslatten losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar zijn met de connecteerstukken, kan men hier eenvoudig de ondersteuningslatten terug gaan losmaken van het raamwerk en dit door de uiteinden van de ondersteuningslatten terug los te maken van de connecteerstukken. Deze bodeminrichting is hierdoor eenvoudig ontmantelbaar en de verschillende onderdelen kunnen hier apart gerecycleerd, hergebruikt of vervangen worden. Verder bij voorkeur is de ondersteuningslat voorzien om te steunen op de connecteerstukken.
Het ondersteunen van de matras gebeurt hier bij voorkeur ter hoogte van de bovenzijde van de bodeminrichting. Het genoemde raakvlak strekt zich bij voorkeur nagenoeg evenwijdig uit aan het grondoppervlak waarop de bodeminrichting voorzien is om te steunen. Wanneer dit grondoppervlak zich dan horizontaal uitstrekt, strekt het raakvlak
BE2018/5019 zich dan ook nagenoeg horizontaal uit. De matras is voorzien om rechtstreeks of onrechtstreeks te steunen op de ondersteuningslatten.
In een voorkeurdragende uitvoeringvorm omvat elk connecteerstuk een opneemruimte die vorm corresponderend is met een genoemd uiteinde van een genoemde ondersteuningslat zodat elk uiteinde van een genoemde ondersteuningslat losmaakbaar opneembaar is in de opneemruimte van een respectievelijk connecteerstuk, ter verbinding van de ondersteuningslat met het connecteerstuk. De uiteinden van de ondersteuningslatten zijn hier eenvoudig opneembaar in de opneemruimtes van de connecteerstukken, en men kan hier de ondersteuningslatten terug kan gaan losmaken van het raamwerk door bijvoorbeeld de uiteinden van de ondersteuningslatten terug uit de opneemruimtes van de connecteerstukken te halen. Deze bodeminrichting is hierdoor zeer eenvoudig ontmantelbaar en de verschillende onderdelen kunnen hier apart gerecycleerd, hergebruikt of vervangen worden. De ondersteuningslatten kunnen bijvoorbeeld balkvormig zijn en de opneemruimte kan bijvoorbeeld een U-vormige doorsnede hebben. De afmetingen van de U-vormige doorsnede kunnen dan bijvoorbeeld nagenoeg overeenkomen met de dwarsdoorsnede van de ondersteuningslat, zodat de ondersteuningslat goed opneembaar is in de opneemruimte. Verder bij voorkeur is de ondersteuningslat voorzien om te steunen op de connecteerstukken ter hoogte van de opneemruimte. In gemonteerde toestand strekt de opneemruimte zich bij voorkeur hoofdzakelijk uit onder het raakvlak.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de basis één of meerdere plaatvormige elementen, die voorzien zijn om zo aangebracht te worden bovenop één of meerdere genoemde ondersteuningslatten die een genoemde kaderruimte overbruggen, dat ze zich hoofdzakelijk uitstrekken boven het raakvlak en een steunvlak vormen van de basis. De plaatvormige elementen zorgen voor een goede drukverdeling over de één of meerdere ondersteuningslatten, waardoor de krachten goed verdeeld worden en goed worden opgevangen door het raamwerk. Een matras is dan voorzien om rechtstreek of onrechtstreeks te steunen op een genoemd steunvlak. Bij voorkeur worden er per kaderruimte twee of meerdere plaatvormige elementen
BE2018/5019 voorzien, zodat deze eenvoudig plaatsbaar zijn op de één of meerdere ondersteuningslatten en nagenoeg de volledige kaderruimte kunnen opvullen. Bij voorkeur worden deze plaatvormige elementen niet rechtstreeks bevestigd aan de ondersteuningslatten en steunen ze er enkel op, zodat het aanbrengen van deze plaatvormige elementen vlot kan plaatsvinden en de plaatvormige elementen terug eenvoudig afneembaar zijn. De plaatvormige elementen kunnen bijvoorbeeld platen zijn vervaardigd uit hout, houtcomposiet, enz.
Verder bij voorkeur omvatten één of meerdere van de genoemde connecteerstukken, één of meerdere tegenhoudelementen, waarbij deze tegenhoudelementen, in gemonteerde toestand van het raamwerk, zich op een afstand van en boven een genoemd raakvlak uitstrekken zodat een tegenhoudruimte zich uitstrekt tussen het raakvlak en deze tegenhoudelementen, waarbij de genoemde één of meerdere plaatvormige elementen zich gedeeltelijk onder één of meerdere genoemde tegenhoudelementen uitstrekken. Met behulp van deze tegenhoudelementen worden de plaatvormige elementen goed ter plekke gehouden tijdens het gebruik van de bodeminrichting. Bij voorkeur omvatten alle connecteerstukken minstens één dergelijk tegenhoudelement, maar het is voldoende dat minstens één of enkele connecteerstukken één of meerdere tegenhoudelementen omvatten. Bij voorkeur zijn alle connecteerstukken gelijkaardig opgebouwd zodat men slechts hoeft te voorzien in één type van connecteerstuk.
Nog verder bij voorkeur komt de minimale afstand tussen de tegenhoudelementen en het genoemde raakvlak, volgens een richting loodrecht op het raakvlak, nagenoeg overeen met de dikte van de één of meerdere plaatvormige elementen ter hoogte van de connecteerstukken. De plaatvormige elementen zitten dan nagenoeg geklemd tussen de één of meerdere ondersteuningslatten en de tegenhoudelementen.
Ook bij voorkeur worden voor een genoemde kaderruimte minstens twee plaatvormige elementen naast elkaar aangebracht op één of meerdere ondersteuningslatten en omvat de basis één of meerdere plaatconnecteerelementen voor het losmaakbaar en
BE2018/5019 herbruikbaar verbinden van de naast elkaar gelegen plaatvormige elementen. Zo wordt vermeden dat de naast elkaar gelegen plaatvormige elementen ter hoogte van éénzelfde kaderruimte, gaan verschuiven of verplaatsen ten opzichte van elkaar, waardoor één stevig geheel verkregen wordt en dit zonder dat men het terug losmaken van de plaatvormige elementen van elkaar verhindert.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de bodeminrichting een verend onderdeel dat voorzien is om te steunen op de basis en hiervoor losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar is met de basis. Een matras is dan voorzien om rechtstreeks of onrechtstreeks te steunen op dit verend onderdeel, waardoor de matras dan verend ondersteund wordt. Met behulp een dergelijke bodeminrichting omvattende een verend onderdeel kan men een comfortabele bedinrichting bekomen. Gezien het verend onderdeel losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar is met de basis, kan men hier eenvoudig de basis gaan scheiden van het verend onderdeel indien gewenst en zo nodig de verschillende onderdelen recycleren, hergebruiken, vervangen, enz. Het is zeer nuttig dat men het verend onderdeel kan losmaken, gezien men dan snel en eenvoudig dit verend onderdeel kan gaan vervangen indien gewenst. Dit verend onderdeel is namelijk normaal gezien meer gevoelig aan slijtage dan de basis. Ook kan een persoon door ouderdom, ziekte, gewichtstoename, gewichtsafname, enz. op een bepaald moment nood hebben aan een hardere of zachtere vering. Ook kan men een bedinrichting overlaten, verkopen, enz. Hier kan men dan eenvoudig het verend onderdeel gaan vervangen om zo tot een geschikte bodeminrichting te komen.
Verder bij voorkeur omvat het verend onderdeel meerdere naast elkaar opgestelde pocketveren, waarbij deze pocketveren zich verend uitstrekken volgens een richting nagenoeg loodrecht op een genoemd raakvlak in gemonteerde toestand van de bodeminrichting. Pocketveren zijn goed in staat om een matras rechtstreeks of onrechtstreeks te ondersteunen.
Ook verder bij voorkeur omvatten één of meerdere connecteerstukken elk minstens één aanhechtelement en omvat het verend onderdeel één of meerdere aan deze
BE2018/5019 aanhechtelementen corresponderende aanhechtmiddelen, voor het losmaakbaar en herbruikbaar verbinden van het verend onderdeel met de basis.
Nog meer bij voorkeur zijn de één of meerdere aanhechtmiddelen klikbaar opneembaar in de aanhechtelementen. Zo kan het verend onderdeel één omhullend gedeelte hebben, waarbij dit omhullend gedeelte klikbaar opneembaar is in de één of meerdere aanhechtelementen. Dit omhullend gedeelte vormt dan het aanhechtmiddel en is bijvoorbeeld een omhullend frame. Wanneer het verend onderdeel bijvoorbeeld naast elkaar opgestelde pocketveren omvat, dan omhult dit omhullend gedeelte bijvoorbeeld deze pocketveren en is het ermee verbonden.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het raamwerk meerdere bevestigingselementen en omvatten de connecteerstukken aan deze bevestigingselementen corresponderende bevestigingsmiddelen, voor het losmaakbaar en herbruikbaar verbinden van de connecteerstukken aan het raamwerk. Zo kunnen de bevestigingselementen groeven, inkepingen, openingen, holtes, enz. omvatten, die zijn aangebracht in het raamwerk, maar kunnen ook metalen verbindingsstukken of dergelijke zijn aangebracht in het raamwerk die dan dienst doen als bevestigingselementen. Wanneer het raamwerk bijvoorbeeld uit hout is vervaardigd, kan men eenvoudig de nodige groeven, gaten, enz. aanbrengen.
Verder bij voorkeur omvat het raamwerk een bovenrand, waarbij deze bovenrand één of meerdere groeven omvat en een genoemd connecteerstuk minstens één aan een genoemde groef corresponderend uitsteeksel omvat, waarbij dit uitsteeksel losmaakbaar aangrijpbaar is in deze groef, ter bevestiging van het connecteerstuk aan de bovenrand. Dit uitsteeksel kan bijvoorbeeld een haakvormig element zijn, dat al dan niet klembaar opneembaar is in de groef. Bij voorkeur strekt de genoemde bovenrand zich uit volgens een vlak, waarbij dit vlak dan bijvoorbeeld voorzien is om zich nagenoeg evenwijdig uit te strekken aan het grondoppervlak waarop de basis steunt. Het connecteerstuk omvat dan bijvoorbeeld een gedeelte met een vlak oppervlak omvattende het uitsteeksel, waarbij dit oppervlak voorzien is om te steunen
BE2018/5019 op de bovenrand. Krachten uitgeoefend op het connecteerstuk worden hier dan goed doorgegeven aan het raamwerk, waardoor de basis stevig is.
Ook verder bij voorkeur omvat het raamwerk openingen en omvat een genoemd connecteerstuk een aan een genoemde opening corresponderend aangrijpelement dat losmaakbaar klembaar is in een genoemde opening. Het aangrijpelement kan hier bijvoorbeeld een pin omvatten.
Bij voorkeur is elke genoemde kaderruimte begrensd door een naar binnen gerichte binnenrand van het raamwerk en omvat een genoemd connecteerstuk een eerste gedeelte, dat voorzien is om aan te leunen tegen deze binnenrand en het aangrijpelement omvat, en een tweede gedeelte met het minstens ene uitsteeksel, waarbij dit tweede gedeelte met zijn minstens ene uitsteeksel aangrijpt in de respectievelijke groef en steunt op de bovenrand en de genoemde opening uitmondt in de binnenrand waar tegenaan het eerste gedeelte voorzien is om aan te liggen zodat het aangrijpelement klemt in de opening. Op deze manier heeft een connecteerstuk twee gedeeltes die respectievelijk aanliggen tegen de bovenrand en de binnenrand en ook met beide gedeeltes verbonden is met het raamwerk. Het connecteerstuk is zo goed verbonden met het raamwerk en is hier goed in staat om krachten door te geven aan het raamwerk. Nog meer bij voorkeur strekt het uitsteeksel zich uit volgens een richting loodrecht op het raakvlak en strekt het aangrijpelement zich uit volgens een richting evenwijdig met het raakvlak, in gemonteerde toestand.
Nog verder bij voorkeur omvat het raamwerk doorgangen die zich uitstrekken tussen de buitenrand en een genoemde binnenrand van het raamwerk, waarbij het tweede gedeelte een aan deze doorgangen corresponderende doorgang omvat, waarbij de doorgang van een genoemd tweede gedeelte voorzien is om zich in het verlengde van een genoemde doorgang van het raamwerk uit te strekken zodat een bevestigingsmiddel, zoals een schroef, losmaakbaar en herbruikbaar aanbrengbaar is doorheen deze doorgangen. Op deze manier kan men één of meerdere connecteerstukken nog eens extra gaan bevestigen aan het raamwerk met behulp van
BE2018/5019 schroeven of dergelijke. Het raamwerk kan bij deze uitvoeringsvorm minder doorgangen omvatten dan connecteerstukken zodat niet alle connecteerstukken extra bevestigd worden aan het raamwerk. Bij voorkeur heeft men slechts één type van connecteerstukken, waardoor dan alle connecteerstukken een genoemde doorgang omvatten. De doorgangen van de connecteerstukken monden bij voorkeur uit in de opneemruimte zodat de schroeven dan ook kunnen aangrijpen in de ondersteuningslatten. Verder kunnen de doorgangen van de connecteerstukken voorzien zijn van een klemelement dat uitsteekt in de opneemruimte zodat de klemelementen dan ook in genoemde ondersteuningslatten kunnen aangrijpen. De uiteinden van de ondersteuningslatten kunnen dan holtes omvatten waarin het klemelement klembaar opneembaar is.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het raamwerk rechthoekig van vorm en is het opgebouwd uit minstens vier planken die zijn opgesteld volgens de zijden van een rechthoek en zo de buitenrand van het raamwerk vormen. Hier zijn er dan twee paar planken die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken, waarbij de lengte van het eerste paar planken bijvoorbeeld groter is dan de lengte van het tweede paar planken. Eventueel kunnen er dan nog tussenplanken zijn die zich evenwijdig uitstrekken met het ene paar planken en met zijn uiteinden verbonden is met het andere paar planken. Indien er geen tussenplanken zijn, is er slechts één kaderruimte.
Verder bij voorkeur sluiten de planken, ter hoogte van hun uiteinden, opeenvolgend op elkaar aan, waarbij het raamwerk hoekverbindingselementen omvat die losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar zijn met twee tegen elkaar aanliggende uiteinden van de planken, ter verbinding van deze planken. Met behulp van dergelijke hoekverbindingselementen kan men eenvoudig, snel, losmaakbaar en herbruikbaar deze planken met elkaar gaan verbinden om zo tot een stevige basis te komen die eenvoudig terug ontmantelbaar is. Deze hoekverbindingselementen zijn verder bij voorkeur voorzien om zich boven het genoemde raakvlak uit te strekken. Wanneer de bodeminrichting een genoemd verend onderdeel omvat, dan strekken deze hoekverbindingselementen zich aan de buitenzijde van het verend onderdeel uit ter
BE2018/5019 hoogte van de hoeken van de bodeminrichting. Eventueel kunnen er bijkomend flexibele elementen bovenop deze hoekverbindingselementen geplaatst worden, zodat de vorm van het raamwerk vloeiend wordt verdergezet ter hoogte van het verend onderdeel en dit zonder dat degene die in contact komt met de hoeken van de bodeminrichting ter hoogte van deze flexibele elementen, zich kan kwetsen.
De bodeminrichting omvat bij voorkeur een eerste bekleding die losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar is met de basis. Wanneer dan de bodeminrichting een verend onderdeel omvat, dan kan deze eerste bekleding de zichtzijde van dit verend onderdeel gaan omhullen. Deze eerste bekleding is bijvoorbeeld een éénlagig breisel, weefsel of nonwoven of deze bekleding kan meerlagig zijn uitgevoerd en bijvoorbeeld zachte/dempende materialen zoals mousse, watten, enz. omvatten. Deze bekleding kan echter ook enkel uit zachte/dempende materialen bestaan. Verder bij voorkeur is de eerste bekleding losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar met de connecteerstukken. Deze connecteerstukken kunnen hiervoor bijvoorbeeld een opening omvatten waarin de bekleding deels kan worden ingeduwd. De bekleding kan bijvoorbeeld uitsparingen omvatten waarmee het bevestigbaar is aan de connecteerstukken en/of één of meerdere staven of profielen omvatten waarmee de bekleding op een strakke wijze bevestigbaar is aan de connecteerstukken.
Bij voorkeur omvat de bodeminrichting, wanneer deze een genoemd verend onderdeel omvat, een buitenste bekleding die het verend onderdeel en de basis minstens gedeeltelijk omhult en die verbonden is met de basis. Zo kan de buitenste bekleding verbonden zijn met de connecteerstukken. De connecteerstukken zorgen hier dan ook mede voor het vasthouden en positioneren van de buitenste bekleding. Deze buitenste bekleding vormt hier het zichtbare gedeelte van de bodeminrichting en zorgt ervoor dat de verschillende onderdelen niet rechtstreeks zichtbaar zodat de bodeminrichting één esthetisch afgewerkt geheel vormt. Wanneer de bodeminrichting ook over een genoemde eerste bekleding beschikt en deze eerste bekleding zachte/dempende materialen omvat, dan is de buitenste bekleding bijvoorbeeld een decoratief weefsel, breisel of nonwoven. Echter indien de bodeminrichting geen dergelijke eerste
BE2018/5019 bekleding omvat, dan kan deze buitenste bekleding een decoratief weefsel/breisel/nonwoven zijn waaraan zachte/dempende materialen zijn bevestigd. De buitenste bekleding kan ook bijkomend uitsparingen omvatten waarmee het bevestigbaar is aan de connecteerstukken en/of één of meerdere staven of profielen 5 omvatten waarmee de bekleding op een strakke wijze bevestigbaar is aan de connecteerstukken.
Een dergelijke eerste en/of buitenste bekleding kan ook uitsluitend of bijkomend verbonden zijn met bijvoorbeeld het raamwerk of de hoekverbindingselementen. De 10 genoemde bekleding kan hiervoor één of meerdere staven of profielen omvatten.
De connecteerstukken kunnen bijkomend bevestigingselementen, zoals vinnen, omvatten voor het losmaakbaar bevestigen van accessoires, zoals nachtlampjes, nachtkastjes, enz. aan de bodeminrichting.
Deze uitvinding betreft eveneens een werkwijze zoals weergegeven in paragraaf 2 van deze beschrijving, waarbij ter verbinding van de ondersteuningslatten met het raamwerk, één of meerdere connecteerstukken worden voorzien, waarbij de connecteerstukken bevestigd worden aan het raamwerk op een herbruikbare en 20 losmaakbare manier en de uiteinden van de ondersteuningslatten op een herbruikbare en losmaakbare manier verbonden worden met de respectievelijke connecteerstukken. Hier kan men snel een eenvoudig de ondersteuningslatten gaan verbinden met het raamwerk. De ondersteuningslatten kunnen hier ook eenvoudig losgemaakt worden van het raamwerk waardoor recyclage, hergebruik en vervanging van de verschillende 25 onderdelen van deze bodeminrichting eenvoudig is.
De ondersteuningslatten kunnen bijvoorbeeld balkvormig zijn en de connecteerstukken kunnen bijvoorbeeld een U-vormige opneemruimte omvatten waarin de uiteinden van de ondersteuningslatten vormpassend aanbrengbaar zijn, ter 30 verbinding van de ondersteuningslatten met de connecteerstukken. Hier plaatst men dan bij voorkeur het raamwerk op een oppervlak tijdens de montage van de
BE2018/5019 bodeminrichting en is de opneemruimte van bovenaf bereikbaar, nadat de connecteerstukken bevestigd zijn op het raamwerk, zodat de ondersteuningslat eenvoudig aanbrengbaar is van bovenaf in hun respectievelijke opneemruimtes en de ondersteuningslat gaat steunen op de connecteerstukken.
Het genoemde raakvlak strekt zich bij voorkeur nagenoeg evenwijdig uit aan het grondoppervlak waarop de bodeminrichting voorzien is om te steunen. Wanneer dit grondoppervlak zich dan horizontaal uitstrekt, strekt het raakvlak zich dan ook bij voorkeur horizontaal uit. Een matras is hier voorzien om rechtstreeks of onrechtstreeks te steunen op de ondersteuningslatten.
Bij voorkeur zal men hier eerst de connecteerstukken gaan verbinden met het raamwerk, om daarna de uiteinden van de ondersteuningslatten te gaan verbinden met hun respectievelijke connecteerstukken. Het is namelijk eenvoudiger om de connecteerstukken te gaan verbinden met het raamwerk, wanneer deze nog niet verbonden zijn met de ondersteuningslatten. Door de volgorde van montage zullen de connecteerstukken ook eenvoudiger hun positie ten opzichte van het raamwerk behouden. Nadat de ondersteuningslatten verbonden zijn met de connecteerstukken, kan men hier de connecteerstukken bij voorkeur niet of niet eenvoudig gaan losmaken van het raamwerk. Men moet dus de ondersteuningslatten losmaken van deze connecteerstukken, vooraleer men de connecteerstukken kan gaan losmaken van het raamwerk.
Bij voorkeur worden één of meerdere plaatvormige elementen voorzien en worden, na het verbinden van de ondersteuningslatten met de connecteerstukken, deze één of meerdere plaatvormige elementen zo geplaatst bovenop de ondersteuningslatten dat deze zich hoofdzakelijk uitstrekken boven het raakvlak en een steunvlak vormen. Deze plaatvormige elementen zorgen voor een goede drukverdeling over de één of meerdere ondersteuningslatten, waardoor de krachten goed verdeeld worden en goed worden opgevangen door het raamwerk. Bovendien is het eenvoudig om plaatvormige elementen bovenop ondersteuningslatten aan te brengen die bovenaan begrensd
BE2018/5019 worden door éénzelfde raakvlak. De onderzijde van deze plaatvormige elementen zal zich dan ook nagenoeg uitstrekken volgens dit raakvlak. Bij voorkeur worden er per kaderruimte twee of meerdere plaatvormige elementen voorzien, zodat deze eenvoudig plaatsbaar zijn op de één of meerdere ondersteuningslatten en nagenoeg de volledige kaderruimte kunnen opvullen. Bij voorkeur worden deze plaatvormige elementen niet rechtstreeks bevestigd aan de ondersteuningslatten en steunen ze er enkel op, zodat het aanbrengen van deze plaatvormige elementen vlot kan plaatsvinden en de plaatvormige elementen terug eenvoudig afneembaar zijn van de één of meerdere ondersteuningslatten. De plaatvormige elementen kunnen bijvoorbeeld platen zijn vervaardigd uit hout, houtcomposiet, enz. Zonder dat men eerst terug de plaatvormige elementen verwijdert, kan men hier de ondersteuningslatten niet of niet eenvoudig gaan losmaken van de connecteerstukken.
Verder bij voorkeur omvatten één of meerdere van de genoemde connecteerstukken, één of meerdere tegenhoudelementen, waarbij deze tegenhoudelementen, in gemonteerde toestand van het raamwerk, zich op een afstand van en boven een genoemd raakvlak uitstrekken zodat een tegenhoudruimte zich uitstrekt tussen het raakvlak en deze tegenhoudelementen. De één of meerdere plaatvormige elementen worden dan bij voorkeur zo aangebracht bovenop de ondersteuningslatten dat ze zich gedeeltelijk onder deze één of meerdere tegenhoudelementen uitstrekken. Met behulp van deze tegenhoudelementen worden de plaatvormige elementen goed ter plekke gehouden tijdens het gebruik van de bodeminrichting. Bij voorkeur omvatten alle connecteerstukken minstens één dergelijk tegenhoudelement, maar het is voldoende dat minstens één of enkele connecteerstukken één of meerdere tegenhoudelementen omvatten. In principe kan men hier meer connecteerstukken voorzien dan nodig om de ondersteuningslatten te verbinden met raamwerk, wanneer deze extra connecteerstukken over één of meerdere tegenhoudelementen beschikken. Deze extra connecteerstukken gaat men dan gebruiken om de plaatvormige elementen goed te positioneren ten opzichte van de ondersteuningslatten.
BE2018/5019
Nog verder bij voorkeur komt de minimale afstand tussen de tegenhoudelementen en het genoemde raakvlak, volgens een richting loodrecht op het raakvlak, nagenoeg overeen met de dikte van de één of meerdere plaatvormige elementen ter hoogte van de connecteerstukken. De plaatvormige elementen zitten dan nagenoeg geklemd tussen de één of meerdere ondersteuningslatten en de respectievelijke tegenhoudelementen.
Ook verder bij voorkeur worden één of meerdere plaatconnecteerelementen voorzien en worden, na het aanbrengen van meerdere plaatvormige elementen bovenop de ondersteuningslatten, de naast elkaar gelegen plaatvormige elementen met behulp van de één of meerdere plaatconnecteerelementen losmaakbaar en herbruikbaar verbonden met elkaar.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt een verend onderdeel voorzien, en omvatten één of meerdere connecteerstukken elk één of meerdere aanhechtelementen en omvat het verend onderdeel één of meerdere aan deze aanhechtelementen corresponderende aanhechtmiddelen, waarbij het verend onderdeel met behulp van de één of meerdere aanhechtmiddelen en aanhechtelementen losmaakbaar en herbruikbaar verbonden wordt met één of meerdere van de connecteerstukken. Na het verbinden van het verend onderdeel met de connecteerstukken, kan men hier de onderliggende elementen niet of niet eenvoudig gaan verwijderen, zonder dat men eerst terug het verend onderdeel verwijderd.
Verder bij voorkeur wordt een eerste bekleding voorzien en wordt na het bevestigen van het verend onderdeel aan de connecteerstukken, de eerste bekleding zo bevestigd aan de connecteerstukken dat deze eerste bekleding de zichtzijde van het verend onderdeel nagenoeg omhult. Nog verder bij voorkeur wordt een buitenste bekleding voorzien en wordt na het bevestigen van de eerste bekleding, de buitenste bekleding zo bevestigd aan één of meerdere van de connecteerstukken dat deze buitenste bekleding hoofdzakelijk de zichtzijde van de bodeminrichting vormt. Zo wordt één
BE2018/5019 afgewerkt en esthetisch geheel verkregen, dat bovendien terug eenvoudig ontmantelbaar is.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt een bodeminrichting volgens de uitvinding zoals hierboven weergegeven vervaardigd. Alle voordelen van deze bodeminrichting gelden dan ook voor de bodeminrichting verkregen via deze werkwijze.
De uitvinding betreft eveneens een bedinrichting omvattende een bodeminrichting en een matras die steunt op de bodeminrichting, waarbij de bodeminrichting een bodeminrichting volgens de uitvinding is zoals hierboven weergegeven. Deze bodeminrichting kan dan ook vervaardigd worden volgens de werkwijze die hierboven wordt weergegeven.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een bodeminrichting volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij
- Figuur 1 een detailweergave is van een perspectiefvoorstelling van een raamwerk van een bodeminrichting volgens de uitvinding, waarbij twee planken van het raamwerk worden weergegeven en een hoekverbindingselement;
- Figuur 2 een perspectiefvoorstelling is van het hoekverbindingselement;
BE2018/5019
- Figuur 3 een detailweergave is van een perspectiefvoorstelling tijdens de montage van de bodeminrichting, waarbij een connecteerstuk bevestigd wordt aan het raamwerk;
- Figuur 4 een perspectiefvoorstelling is tijdens de montage van de bodeminrichting, waarbij de ondersteuningslatten worden bevestigd aan de connecteerstukken;
- Figuur 5 een perspectiefvoorstelling is tijdens de montage van de bodeminrichting, waarbij enkele ondersteuningslatten bijkomend bevestigd worden bevestigd aan de connecteerstukken met behulp van schroeven;
- Figuur 6 een perspectiefvoorstelling is tijdens de montage van de bodeminrichting, na het aanbrengen van de platen bovenop de ondersteuningslatten;
- Figuur 7 een perspectiefvoorstelling is tijdens de montage van de bodeminrichting, na het bevestigen van de platen aan elkaar met behulp van plaatconnecteerelementen;
- Figuur 8 een detailweergave is van figuur 7;
- Figuur 9 een detailweergave is van een perspectiefvoorstelling tijdens de montage van de bodeminrichting, en dit tijdens het bevestigen van de platen aan elkaar met behulp van plaatconnecteerelementen;
- Figuur 10 een perspectiefvoorstelling is tijdens de montage van de bodeminrichting, na het bevestigen van het verend onderdeel aan de basis;
- Figuur 11 een detailweergave is van figuur 10;
- Figuur 12 perspectiefvoorstelling is tijdens de montage van de bodeminrichting, na het bevestigen van de eerste bekleding aan de connecteerstukken;
- Figuur 13 een detailweergave is van figuur 12;
- Figuur 14 een perspectiefvoorstelling is van de gemonteerde bodeminrichting;
- Figuren 15 en 16 perspectiefvoorstellingen zijn van het connecteerstuk,
- Figuur 17 een perspectiefvoorstelling is van het hoekverbindingselement en een optioneel flexibel hoekelement;
BE2018/5019
- Figuur 18 een detailweergave is van een perspectiefvoorstelling van het raamwerk, waarbij twee planken van het raamwerk, een hoekverbindingselement en een optioneel flexibel hoekelement worden weergegeven;
- Figuur 19 een detailweergave is van een perspectiefvoorstelling tijdens de montage van de bodeminrichting, na het bevestigen van de eerste bekleding aan de connecteerstukken, waarbij er gebruik is gemaakt van flexibele hoekelementen;
In deze figuren wordt een uitvoeringsvorm van een bodeminrichting (1) volgens de uitvinding weergegeven. Uiteraard is deze uitvinding niet beperkt tot deze uitvoeringsvorm.
De figuren 1 tot 14 geven de verschillende stappen weer tijdens de montage/opbouw van deze bodeminrichting (1). Bij de demontage/het ontmantelen van deze bodeminrichting (1) worden deze stappen in de omgekeerde volgorde uitgevoerd.
De opbouw van deze bodeminrichting (1) gaat als volgt. Men voorziet in alle onderdelen van deze bodeminrichting (1) zijnde vier planken (23), vier hoekverbindingselementen (20), 20 connecteerstukken (6), 9 ondersteuningslatten (5), twee platen (8), vier plaatconnecteerelementen (10), één verend onderdeel (11), één eerste bekleding (21), één buitenste bekleding (22) en schroeven.
De vier planken (23) omvatten een paar kortere planken (23) of kopplanken en een paar langere planken (23) of zijplanken. Deze worden zo geplaatst dat zij opeenvolgend op elkaar aansluiten en een rechthoek vormen. De opeenvolgende planken (23) worden met elkaar verbonden met een genoemd hoekverbindingselement (20) en dit met behulp van schroeven. De positie van het hoekverbindingselement (20) ten opzichte van de planken (23) is goed zichtbaar in figuur 1. Hier zijn er nog geen schroeven aangebracht. In figuur 2 wordt een hoekverbindingselement (20) in detail weergegeven. Hier zijn duidelijk de openingen (29) zichtbaar, waardoorheen de
BE2018/5019 schroeven aanbrengbaar zijn om het hoekverbindingselement (20) te verbinden aan een genoemde plank (23), en ook de haakjes (30) waarvan de functie later wordt besproken. Accessoires zoals hoofdborden, nachttafels, nachtlampjes enz. zijn ook bevestigbaar aan dergelijke hoekverbindingselementen (20).
Nadat de planken (23) aan elkaar bevestigd zijn door middel van de hoekverbindingselementen (20), wordt een raamwerk (3) bekomen dat één kaderruimte (4) omhult. Daarna worden de connecteerstukken (6) bevestigd aan het raamwerk (3). De opbouw van de planken (23) en de connecteerstukken (6) zorgen ervoor dat de connecteerstukken (6) losmaakbaar bevestigbaar zijn aan de planken (23). De planken (23) omvatten elk een bovenrand (17a) waarin een groef (15a) is aangebracht en ter hoogte van hun binnenrand (17b) omvatten ze meerdere via openingen (16a) bereikbare holtes. De connecteerstukken (6) omvatten een eerste gedeelte dat voorzien is om aan te leunen tegen de binnenrand (17b) van het raamwerk (3) en een tweede gedeelte dat voorzien is om te steunen op de bovenrand (17a) van het raamwerk (3). Dit tweede gedeelte omvat verder een uitstekend haakje (15b) dat vormpassend opneembaar is in de groef (15a) en het eerste gedeelte omvat een uitstekende connecteerpin (16b) die vormpassend aanbrengbaar is doorheen de genoemde opening (16a). Om hier dus een genoemd connecteerstuk (6) te gaan bevestigen aan een plank (23) van het raamwerk (3), brengt men dus het haakje (15b) aan in de groef (15a) om daarna de connecteerpin (16b) aan te brengen in de corresponderende opening (16a). Het bevestigen van een connecteerstuk (6) aan een plank (23) wordt weergegeven in figuur 3. Deze connecteerstukken (6) omvatten nog andere onderdelen die later besproken worden.
Zo omvatten de connecteerstukken (6) elk een U-vormige opneemruimte (7) die zich bevindt in de kaderruimte (4) na montage van de connecteerstukken (6) op het raamwerk (3) en dat van bovenaf bereikbaar is. De ondersteuningslatten (5) zijn hier balkvormig, zijn ietwat minder lang dan de kopplanken (23) en hebben nagenoeg dezelfde doorsnede als de opneemruimte (7). Hierdoor zijn de uiteinden van deze ondersteuningslatten (5) losmaakbaar opneembaar in respectievelijk de
BE2018/5019 opneemruimtes (7) van twee tegenover elkaar gelegen connecteerstukken (6) die bevestigd zijn op zijplanken (23). De ondersteuningslatten (5) worden dus bevestigd aan het raamwerk (3) door hun uiteinden aan te brengen in de genoemde opneemruimten (7). Ze strekken zich evenwijdig uit aan elkaar en aan de kopplanken (23) en strekken zich loodrecht uit op de zijplanken (23). Verder strekken de bovenvlakken van de ondersteuningslatten (5) zich allen uit in éénzelfde raakvlak. Dit is goed zichtbaar in figuur 5. In figuur 5 is ook zichtbaar dat er ook doorgangen (18a) zijn voorzien in het raamwerk (3) die de binnenrand (17b) met de buitenrand (17c) verbinden en dit ter hoogte van enkele plaatsen waar de connecteerstukken (6) verbonden worden met het raamwerk (3). De connecteerstukken (6) omvatten doorgangen (18b) die zich tegenover de doorgangen (18a) van het raamwerk (3) kunnen bevinden. Een schroef (19) is aanbrengbaar doorheen de tegenover elkaar gelegen doorgangen (18a, 18b) om zo bepaalde connecteerstukken (6) bijkomend te bevestigen aan het raamwerk (3) en zo een steviger geheel te krijgen.
Verder omvatten de connecteerstukken (6) elk twee tegenhoudelementen (9) die zich op een afstand van de opneemruimte (7) uitstrekken, gezien volgens een richting loodrecht op het raakvlak in gemonteerde toestand, waardoor er een tegenhoudruimte (24) aanwezig is tussen de opneemruimte (7) en deze tegenhoudelementen (9). Dit is goed zichtbaar in figuren 5 en 15.
Bovenop de ondersteuningslatten (5) worden twee platen (8) aangebracht naast elkaar zoals zichtbaar in figuur 6. Deze platen (8) worden zo aangebracht dat hun randen, die grenzen aan het raamwerk (3), zich onder de tegenhoudelementen (9) bevinden. Dit is goed zichtbaar in figuur 8. Zoals zichtbaar in figuur 6 is er ook een connecteerstuk (6) bevestigd aan elke kopplank (23). Deze connecteerstukken (6) zijn hier niet verbonden met een ondersteuningslat (5), maar de platen (8) bevinden zich tussen hun tegenhoudelementen (9) en hun opneemruimte (7).
De platen (8) worden ter hoogte van hun tegenover elkaar gelegen randen, bijkomend vastgehouden door plaatconnecteerelementen (10) zodat het risico op verplaatsing van
BE2018/5019 deze platen (8) tijdens het gebruik van de bodeminrichting (1) gering is. Deze plaatconnecteerelementen (10) zijn goed zichtbaar in figuren 7 en 9. Nadat de platen (8) hier verbonden zijn met elkaar met behulp van de plaatconnecteerelementen (10), is de basis (2) van de bodeminrichting (1) volledig gevormd.
Bovenop de basis (2) wordt een verend onderdeel (11) aangebracht. Dit is zichtbaar in figuren 10 en 11. Dit verend onderdeel (11) bestaat uit meerdere pocketveren (12) die zich verend uitstrekken volgens een richting nagenoeg loodrecht op de platen (8), dus nagenoeg loodrecht op het genoemde raakvlak. Deze pocketveren (12) zijn met elkaar verbonden met behulp van onder andere textiel en worden omringd door een kaderelement (14). Het kaderelement (14) vormt het aanhechtmiddel (14) waarmee het verend onderdeel (11) losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar is met de connecteerstukken (6). De connecteerstukken (6) omvatten hiervoor elk een aanhechtelement (13) waarin het kaderelement (14) klikbaar opneembaar is. Het aanhechtelement (13) is hier een goot (13) die gevormd wordt door onder andere de tegenhoudelementen (9) en het gedeelte van het connecteerstuk (6) omvattende de fixatieopening (27) (zie verder). Het verend onderdeel (11) steunt op de genoemde platen (8).
Hierna wordt een eerste bekleding (21) aangebracht bovenop het verend onderdeel (11) en bevestigt men deze eerste bekleding (21) aan de connecteerstukken (6) op een zodanige wijze dat de zichtzijde van het verend onderdeel (11) bedekt wordt door de eerste bekleding (21) en van buitenaf niet meer zichtbaar is. De connecteerstukken (6) omvatten hiervoor elk een fixatieopening (27) waarin de eerste bekleding (21) deels inbrengbaar is en zo fixeerbaar is in deze fixatieopening (27). Het gedeelte van de hoekverbindingselementen (20) dat zich boven het raamwerk (3) bevindt, wordt niet omhuld door de eerste bekleding (21). Dit alles wordt goed weergegeven in figuren 12 en 13.
Als laatste wordt een omhullende buitenste bekleding (22) aangebracht rondom het geheel zodanig dat vanaf de buitenzijde enkel de buitenste bekleding (22) zichtbaar is
BE2018/5019 en de bodeminrichting (1) één esthetisch geheel vormt. De buitenste bekleding (22) wordt bevestigd aan de fixeerhaken (25) van de connecteerstukken (6), die zich aan de binnenrand (17b) van het raamwerk (3) uitstrekken en ook aan de haakjes (30) van de hoekverbindingselementen (20). Deze verbinding is hierdoor niet zichtbaar tijdens het gebruik van de bodeminrichting (1) wanneer deze bodeminrichting (1) op een grondoppervlak is geplaatst. De volledig gemonteerde bodeminrichting (1) wordt weergegeven in figuur (14).
Om de bodeminrichting (1) terug te ontmantelen worden de verschillende onderdelen achtereenvolgens losgemaakt in de omgekeerde volgorde van de opbouw. Dit betekent dat men eerst de buitenste bekleding (22) losmaakt van de genoemde fixeerhaken (25) en haakjes (30) en zo losmaakt van de rest van de bodeminrichting (1). Daarna maakt men de eerste bekleding (21) los van de fixeeropeningen (27) en verwijdert men de eerste bekleding (21). Dan klikt men het kaderelement (14) van het verend onderdeel (11) uit de aanhechtelementen (13) van de connecteerstukken (6) en verwijdert men het verend onderdeel (11). De plaatconnecteerelementen (10) worden dan verwijderd waarna de platen (8) uit de tegenhoudruimtes (24) worden gehaald en verwijderd worden. Daarna haalt men de ondersteuningslatten (5) uit hun respectievelijke opneemruimtes (7), waarbij men indien nodig eerst de schroeven (19) losmaakt. Dan worden de connecteerstukken (6) verwijderd van het raamwerk (3) en worden de planken (23) van het raamwerk (3) uit elkaar gehaald door de hoekverbindingselementen (20) los te maken van de planken (23). Men kan hier moeilijk van de genoemde volgorde gaan afwijken gezien ieder onderdeel dat wordt gemonteerd, het vorige onderdeel min of meer vergrendelt.
In figuren 15 en 16 worden de connecteerstukken (6) in detail weergegeven. De verschillende delen van de connecteerstukken (6) zijn hier goed zichtbaar. Zo is de fixeerhaak (25), de opneemruimte (7), de fixatieopening (27), de tegenhoudelementen (9), het haakje (15b), de connecteerpin (16b) en de tegenhoudruimte (24) goed zichtbaar. Ook de doorgang (18b) waarin men eventueel een schroef (19) kan aanbrengen voor een bijkomende bevestiging van het connecteerstuk (6) aan het
BE2018/5019 raamwerk (3) is hier zichtbaar. Hier is ook zichtbaar dat ter hoogte van deze doorgang (18b) er klemdelen (28) aanwezig zijn die voorzien zijn om de schroef (19) en/of de ondersteuningslat (5) bijkomend te klemmen. Verder omvat het connecteerstuk (6) ook vinnen (26) waaraan men accessoires zoals nachttafels, nachtlampjes, enz. kan gaan bevestigen.
Deze connecteerstukken (6) vervullen hier dus verschillende functies. Ze zorgen voor een goede verbinding van het raamwerk (3) met de ondersteuningslatten (5), de platen (8), het verend onderdeel (11), de eerste en de buitenste bekleding (21, 22) en eventueel ook genoemde accessoires. Met behulp van één type van connecteerstuk (6) kan men al deze functies gaan uitvoeren waardoor de montage en demontage van deze bodeminrichting (1) zeer vlot en eenvoudig kan plaatsvinden.
Bij deze uitvoeringsvorm kan men optioneel gebruik maken van vier flexibele hoekelementen (31). Deze flexibele hoekelementen (31) worden weergegeven in figuren 17 tot en met 19. Deze flexibele hoekelementen (31) worden elk geplaatst bovenop een genoemd hoekverbindingselement (20). Dit is zichtbaar in figuur 18.
De verschillende hierboven weergegeven stappen van de montage van de bodeminrichting (1), worden niet gewijzigd door het gebruik van deze flexibele hoekelementen (31). Zo blijft ook de stap van het aanbrengen van de eerste bekleding (21) hetzelfde. Ook hier wordt het gedeelte van de hoekverbindingselementen (20) dat zich boven het raamwerk (3) uitstrekt, niet omhuld door de eerste bekleding (21). Ook de flexibele hoekelementen (31) worden niet omhuld. Dit is zichtbaar in figuur 19. Met behulp van de flexibele hoekelementen (31) wordt de vorm van de hoeken van het raamwerk (3) overgenomen zodat, wanneer men de buitenste bekleding (22) aanbrengt rondom het geheel, een bodeminrichting (1) met vier esthetische hoeken wordt bekomen. Deze flexibele hoekelementen (31) beïnvloeden dus het uiteindelijke uitzicht van de bodeminrichting (1) en dit zonder dat men zich kan kwetsen aan de hoeken ter hoogte van deze flexibele hoekelementen (31).

Claims (24)

  1. CONCLUSIES
    1. Bodeminrichting (1) voor het ondersteunen van een matras, omvattende een basis (2) met een raamwerk (3) en één of meerdere ondersteuningslatten (5), waarbij het raamwerk (3) minstens één kaderruimte (4) omhult en hoofdzakelijk de buitenrand (17c) vormt van de basis (2), en de één of meerdere langwerpige ondersteuningslatten (5) met hun beide uiteinden, gezien volgens de lengterichting van deze ondersteuningslatten (5), zo verbonden zijn met het raamwerk (3) dat ze elk een genoemde kaderruimte (4) overbruggen en dat voor een genoemde kaderruimte (4) de één of meerdere ondersteuningslatten (5) bovenaan begrensd worden door éénzelfde raakvlak en zo één ondersteunende eenheid vormen van de basis (2), met het kenmerk dat de basis (2) meerdere connecteerstukken (6) omvat, waarbij deze connecteerstukken (6) losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar zijn met het raamwerk (3) en elk uiteinde van een genoemde ondersteuningslat (5) losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar is met een respectievelijk connecteerstuk (6) ter verbinding van de één of meerdere ondersteuningslatten (5) met het raamwerk (3).
  2. 2. Bodeminrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat elk connecteerstuk (6) een opneemruimte (7) omvat die vorm corresponderend is met een genoemd uiteinde van een genoemde ondersteuningslat (5) zodat elk uiteinde van een genoemde ondersteuningslat (5) losmaakbaar opneembaar is in de opneemruimte (7) van een respectievelijk connecteerstuk (6), ter verbinding van de ondersteuningslat (5) met het connecteerstuk (6).
  3. 3. Bodeminrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de basis (2) één of meerdere plaatvormige elementen (8) omvat, die voorzien zijn om zo aangebracht te worden bovenop één of meerdere genoemde ondersteuningslatten (5) die een genoemde kaderruimte (4) overbruggen, dat
    BE2018/5019 ze zich hoofdzakelijk uitstrekken boven het raakvlak en een steunvlak vormen van de basis (2).
  4. 4. Bodeminrichting (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk dat één of meerdere van de genoemde connecteerstukken (6), één of meerdere tegenhoudelementen (9) omvatten, waarbij deze tegenhoudelementen (9), in gemonteerde toestand van het raamwerk (3), zich op een afstand van en boven een genoemd raakvlak uitstrekken zodat een tegenhoudruimte (24) zich uitstrekt tussen het raakvlak en deze tegenhoudelementen (9) en waarbij de genoemde één of meerdere plaatvormige elementen (8) zich gedeeltelijk onder één of meerdere genoemde tegenhoudelementen (9) uitstrekken.
  5. 5. Bodeminrichting (1) volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat voor een genoemde kaderruimte (4) minstens twee plaatvormige elementen (8) naast elkaar worden aangebracht en dat de basis (2) één of meerdere plaatconnecteerelementen (10) omvat voor het losmaakbaar en herbruikbaar verbinden van de naast elkaar gelegen plaatvormige elementen (8).
  6. 6. Bodeminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de bodeminrichting (1) een verend onderdeel (11) omvat dat voorzien is om te steunen op de basis (2) en hiervoor losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar is met de basis (2).
  7. 7. Bodeminrichting (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat één of meerdere connecteerstukken (6) elk minstens één aanhechtelement (13) omvatten en het verend onderdeel (11) één of meerdere aan deze aanhechtelementen (13) corresponderende aanhechtmiddelen (14) omvat, voor het losmaakbaar en herbruikbaar verbinden van het verend onderdeel (11) met de basis (2).
  8. 8. Bodeminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het raamwerk (3) meerdere bevestigingselementen (15a, 16a) omvat en dat de connecteerstukken (6) aan deze bevestigingselementen (15a,
    BE2018/5019
    16a) corresponderende bevestigingsmiddelen (15b, 16b) omvatten, voor het losmaakbaar en herbruikbaar verbinden van de connecteerstukken (6) aan het raamwerk (3).
  9. 9. Bodeminrichting (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk dat het raamwerk (3) een bovenrand (17a) omvat, waarbij deze bovenrand (17a) één of meerdere groeven (15a) omvat en een genoemd connecteerstuk (6) minstens één aan een genoemde groef (15a) corresponderend uitsteeksel (15b) omvat, waarbij dit uitsteeksel (15b) losmaakbaar aangrijpbaar is in deze groef (15a), ter bevestiging van het connecteerstuk (6) aan de bovenrand (17a).
  10. 10. Bodeminrichting (1) volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk dat het raamwerk (3) openingen (16a) omvat en een genoemd connecteerstuk (6) een aan een genoemde opening (16a) corresponderend aangrijpelement (16b) omvat dat losmaakbaar klembaar is in een genoemde opening (16a).
  11. 11. Bodeminrichting (1) volgens conclusies 9 en 10, met het kenmerk dat elke genoemde kaderruimte (4) begrensd is door een naar binnen gerichte binnenrand (17b) van het raamwerk (3) en dat een genoemd connecteerstuk (6) een eerste gedeelte omvat dat voorzien is om aan te leunen tegen deze binnenrand (17b) en het aangrijpelement (16b) omvat en een tweede gedeelte omvat met het minstens ene uitsteeksel (15b), waarbij dit tweede gedeelte met zijn minstens ene uitsteeksel (15b) aangrijpt in de respectievelijke groef (15a) en steunt op de bovenrand (17a) en de genoemde opening (16a) uitmondt in de binnenrand (17b) waar tegenaan het eerste gedeelte voorzien is om aan te liggen zodat het aangrijpelement (16b) klemt in de opening (16a).
  12. 12. Bodeminrichting (1) volgens conclusie 11, met het kenmerk dat het raamwerk (3) doorgangen (18a) omvat die zich uitstrekken tussen de buitenrand (17c) en een genoemde binnenrand (17b) van het raamwerk (3), waarbij het tweede gedeelte een aan deze doorgangen (18a) corresponderende doorgang (18b) omvat, waarbij de doorgang (18b) van een genoemd tweede gedeelte voorzien
    BE2018/5019 is om zich in het verlengde van een genoemde doorgang (18a) van het raamwerk (3) uit te strekken zodat een bevestigingsmiddel (19), zoals een schroef (19), losmaakbaar en herbruikbaar aanbrengbaar is doorheen deze doorgangen (18a, 18b).
  13. 13. Bodeminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het raamwerk (3) rechthoekig van vorm is en opgebouwd is uit minstens vier planken (23) die zijn opgesteld volgens de zijden van een rechthoek en zo de buitenrand (17c) van het raamwerk (3) vormen.
  14. 14. Bodeminrichting (1) volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de planken (23), ter hoogte van hun uiteinden, opeenvolgend op elkaar aansluiten, waarbij het raamwerk (3) hoekverbindingselementen (20) omvat die losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar zijn met twee tegen elkaar aanliggende uiteinden van de planken (23), ter verbinding van deze planken (23).
  15. 15. Bodeminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de bodeminrichting (1) een eerste bekleding (21) omvat die losmaakbaar en herbruikbaar verbindbaar is met de basis (2).
  16. 16. Bodeminrichting (1) volgens conclusie 6 of 7, of volgens conclusie 6 of 7 en één of meerdere van de conclusies 8 tot 15, met het kenmerk dat de bodeminrichting (1) een buitenste bekleding (22) omvat die het verend onderdeel (11) en de basis (2) minstens gedeeltelijk omhult en die verbonden is met de basis (2).
  17. 17. Werkwijze voor het vervaardigen van een bodeminrichting (1) voor het ondersteunen van een matras, waarbij een raamwerk (3) omvattende minstens één kaderruimte (4) wordt voorzien en één of meerdere langwerpige ondersteuningslatten (5) worden voorzien, waarbij de uiteinden van deze ondersteuningslatten (5), gezien volgens hun lengterichting, zo verbonden worden met het raamwerk (3) dat deze ondersteuningslatten (5) de kaderruimte (4) overbruggen en de één of meerdere ondersteuningslatten (5) in elke
    BE2018/5019 kaderruimte (4) bovenaan begrensd worden door éénzelfde raakvlak, zodat deze één of meerdere ondersteuningslatten (5) een ondersteunende eenheid vormen, met het kenmerk dat ter verbinding van de ondersteuningslatten (5) met het raamwerk (3), één of meerdere connecteerstukken (6) worden voorzien, waarbij de connecteerstukken (6) bevestigd worden aan het raamwerk (3) op een herbruikbare en losmaakbare manier en de uiteinden van de ondersteuningslatten (5) op een herbruikbare en losmaakbare manier verbonden worden met de respectievelijke connecteerstukken (6).
  18. 18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk dat één of meerdere plaatvormige elementen (8) worden voorzien en dat na het verbinden van de ondersteuningslatten (5) met de connecteerstukken (6), deze één of meerdere plaatvormige elementen (8) zo worden geplaatst bovenop de ondersteuningslatten (5) dat deze zich hoofdzakelijk uitstrekken boven het raakvlak en een steunvlak vormen.
  19. 19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk dat één of meerdere plaatconnecteerelementen (10) worden voorzien en dat na het aanbrengen van meerdere plaatvormige elementen (8) bovenop de ondersteuningslatten (5), de naast elkaar gelegen plaatvormige elementen (8) met behulp van de één of meerdere plaatconnecteerelementen (10) losmaakbaar en herbruikbaar verbonden worden met elkaar.
  20. 20. Werkwijze volgens één van de conclusies 17 tot 19, met het kenmerk dat een verend onderdeel (11) wordt voorzien, en dat één of meerdere connecteerstukken (6) elk één of meerdere aanhechtelementen (13) omvatten en het verend onderdeel (11) één of meerdere aan deze aanhechtelementen (13) corresponderende aanhechtmiddelen (14) omvat, waarbij het verend onderdeel (11) met behulp van de één of meerdere aanhechtmiddelen (14) en aanhechtelementen (13) losmaakbaar en herbruikbaar verbonden wordt met één of meerdere van de connecteerstukken (6).
    BE2018/5019
  21. 21. Werkwijze volgens conclusie 20, met het kenmerk dat een eerste bekleding (21) wordt voorzien en dat na het bevestigen van het verend onderdeel (11) aan de connecteerstukken (6), de eerste bekleding (21) zo bevestigd wordt aan de connecteerstukken (6) dat deze eerste bekleding (21) de zichtzijde van het verend onderdeel (11) nagenoeg omhult.
  22. 22. Werkwijze volgens conclusie 21, met het kenmerk dat een buitenste bekleding (22) wordt voorzien en dat na het bevestigen van de eerste bekleding (21), de buitenste bekleding (22) zo bevestigd wordt aan één of meerdere van de connecteerstukken (6) dat deze buitenste bekleding (22) hoofdzakelijk de zichtzijde van de bodeminrichting (1) vormt.
  23. 23. Werkwijze volgens één van de conclusies 17 tot 22, met het kenmerk dat een bodeminrichting (1) zoals weergegeven in één of meerdere van de conclusies 1 tot 16 wordt vervaardigd.
  24. 24. Bedinrichting omvattende een bodeminrichting (1) en een matras die steunt op de bodeminrichting (1), met het kenmerk dat de bodeminrichting (1) een bodeminrichting (1) is zoals weergegeven in één of meerdere van de conclusies 1 tot 16.
BE2018/5019A 2018-01-12 2018-01-12 Ontmantelbare bodeminrichting BE1025901B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2018/5019A BE1025901B1 (nl) 2018-01-12 2018-01-12 Ontmantelbare bodeminrichting

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2018/5019A BE1025901B1 (nl) 2018-01-12 2018-01-12 Ontmantelbare bodeminrichting

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1025901A1 BE1025901A1 (nl) 2019-08-06
BE1025901B1 true BE1025901B1 (nl) 2019-08-12

Family

ID=61156925

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2018/5019A BE1025901B1 (nl) 2018-01-12 2018-01-12 Ontmantelbare bodeminrichting

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1025901B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3605142A (en) * 1969-09-16 1971-09-20 Maurice Weinhart Safety bed slat brackets
EP1013199A1 (fr) * 1998-12-24 2000-06-28 Socofal S.A. Système de suspension pour lattes de sommier
US20120066834A1 (en) * 2009-03-02 2012-03-22 Thomas Beteilingungs-und Vermogens GmbH & Co. KG Resting furniture, in particular sleeping or reclining furniture

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3605142A (en) * 1969-09-16 1971-09-20 Maurice Weinhart Safety bed slat brackets
EP1013199A1 (fr) * 1998-12-24 2000-06-28 Socofal S.A. Système de suspension pour lattes de sommier
US20120066834A1 (en) * 2009-03-02 2012-03-22 Thomas Beteilingungs-und Vermogens GmbH & Co. KG Resting furniture, in particular sleeping or reclining furniture

Also Published As

Publication number Publication date
BE1025901A1 (nl) 2019-08-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10390627B2 (en) Bed frame assembled by snapping wedge inserts into slots
US20170202365A1 (en) Platform hotel bed frame
US5738414A (en) Modular furniture with interlocking components
US6948199B2 (en) Bed foundation
US6557191B2 (en) Bed frame
US7681259B2 (en) Knock down headboard
US20050279041A1 (en) Grid panel storage system
US9265351B2 (en) Bed lifting system
RU2721643C2 (ru) Каркас для мягкой мебели для сидения
AU2014273963A1 (en) Seat box with drop-in webbing assembly
US10508674B2 (en) Collapsible bed foundation
US8839469B1 (en) Bunk bed frame locking system
US8656533B2 (en) Panels, overlays, and inserts for furniture assemblies, and related methods
US11006761B2 (en) Mattress foundation
US20090183311A1 (en) Bed Assemblies
AU2020385646A1 (en) Modular furniture system
BE1025901B1 (nl) Ontmantelbare bodeminrichting
CN1901825B (zh) 用于床架的侧面围栏端部连接系统
US20150359345A1 (en) Bed frame panel assembly
KR20100000470U (ko) 접이식 복합형 천수납장
KR101303241B1 (ko) 연결식 의자용 지각프레임
KR200258716Y1 (ko) 분리형 이층 침대
BE1027085B1 (nl) Afneembare fixeerbare hoes voor akoestisch paneel
US2132482A (en) Chair seat
AU2005100901B4 (en) Bed bracket system

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20190812