BE1025442B1 - Wegdek met één of meer poreuze stroken - Google Patents
Wegdek met één of meer poreuze stroken Download PDFInfo
- Publication number
- BE1025442B1 BE1025442B1 BE20175794A BE201705794A BE1025442B1 BE 1025442 B1 BE1025442 B1 BE 1025442B1 BE 20175794 A BE20175794 A BE 20175794A BE 201705794 A BE201705794 A BE 201705794A BE 1025442 B1 BE1025442 B1 BE 1025442B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- porous
- layer
- road surface
- thickness
- impermeable
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E01—CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
- E01C—CONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
- E01C7/00—Coherent pavings made in situ
- E01C7/08—Coherent pavings made in situ made of road-metal and binders
- E01C7/32—Coherent pavings made in situ made of road-metal and binders of courses of different kind made in situ
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E01—CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
- E01C—CONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
- E01C11/00—Details of pavings
- E01C11/22—Gutters; Kerbs ; Surface drainage of streets, roads or like traffic areas
- E01C11/224—Surface drainage of streets
- E01C11/225—Paving specially adapted for through-the-surfacing drainage, e.g. perforated, porous; Preformed paving elements comprising, or adapted to form, passageways for carrying off drainage
- E01C11/226—Coherent pavings
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E01—CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
- E01C—CONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
- E01C7/00—Coherent pavings made in situ
- E01C7/08—Coherent pavings made in situ made of road-metal and binders
- E01C7/18—Coherent pavings made in situ made of road-metal and binders of road-metal and bituminous binders
- E01C7/182—Aggregate or filler materials, except those according to E01C7/26
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y02—TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
- Y02A—TECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
- Y02A30/00—Adapting or protecting infrastructure or their operation
- Y02A30/30—Adapting or protecting infrastructure or their operation in transportation, e.g. on roads, waterways or railways
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Road Paving Structures (AREA)
Abstract
Er wordt een wegdek (10) beschreven met één of meer poreuze stroken (20). De poreuze stroken (20) bevatten een poreuze bovenste laag (30) bestaande uit een poreus asfalt-beton laag (32) en een waterdoorlatende, niet-gebonden fundering (40) gepositioneerd tussen de poreuze bovenste laag (30) en de bodem (50), zodat water kan insijpelen in de bodem (50).
Description
WEGDEK MET ÉÉN OF MEER POREUZE STROKEN
De uitvinding betreft een wegdek en een methode voor het aanbrengen daarvan. Meer specifiek een wegdek met één of meer poreuze stroken die toelaten om water doorheen het wegdek te laten insijpelen in de bodem.
STAND VAN DE TECHNIEK
De noodzaak aan een kwaliteitsvolle en duurzame oplossing voor het water dat op een wegdek invalt neemt toe. In het bijzonder voor een wegdek met een grote oppervlakte, zoals bijvoorbeeld verkavelingen, haventerreinen, wegen, parkeerterreinen, winkelcentra, opslagplaatsen, etc. of in een omgeving met een groot percentage van verharde oppervlakte nemen de problemen met de behandeling van het regenwater toe. Enerzijds wordt het regenwater via afvoerelementen zoals rioleringen en afvoerkanalen afgevoerd, en wanneer dit te snel gebeurd kan dit bij neerslagpieken aanleiding geven tot overstromingen. Anderzijds zorgt de afvoer van het invallende regenwater ervoor dat het grondwater in de regio van het wegdek minder of niet wordt aangevuld, wat een negatieve impact heeft op de grondwatervoorraden, wat problemen van waterbevoorrading kan veroorzaken, in het bijzonder in periodes van lange droogte. Vaak wordt daarom vereist, dat bij aanleg van een dergelijk wegdek, bijkomend een voldoende groot onverhard oppervlak wordt voorzien om een minimale infiltratie van het regenwater in de bodem toe te laten. Bijkomend, wordt vaak ook vereist om bij aanleg van een dergelijk wegdek, eveneens een bufferinstallatie te voorzien met een voldoende capaciteit om neerslagpieken op te kunnen vangen. Dergelijke zaken verminderen de bruikbare oppervlakte voor het wegdek zelf en verhogen de kost en complexiteit voor het aanleggen van een dergelijk wegdek.
Een wegdek met poreuze stroken dat toelaat om het water doorheen het wegdek in de bodem onder het wegdek te laten sijpelen, is bijvoorbeeld gekend uit GB2404213: Dit document beschrijft een uitvoeringsvorm met een poreuze strook met een bovenste laag van met een dikte van bijvoorbeeld 25mm poreus
-2 BE2017/5794 asfalt-beton bestaande uit een mengsel van bitumen en steenslag waarvan alle delen kunnen passeren door een zeef van 14mm, bij voorkeur door een zeef van 6mm. Het is echter gebleken dat een dergelijke bovenste laag bestaande uit een dergelijk gekend type poreus asfalt-beton gevoelig is voor dichtslibben door vervuiling. Op deze manier kan het voldoende doorsijpelen van water naar de onderliggende lagen van het wegdek niet op lange termijn gegarandeerd worden. Verder wordt in G2404213 beschreven dat onder deze poreuze bovenste laag, twee verdere lagen van poreus asfaltbeton worden aangebracht als steunstructuur. De bovenste van die twee lagen bevat een poreus asfalt-beton laag met een dikte van bij voorkeur 60mm bestaande uit een mengsel van bitumen en steenslag waarvan alle delen door een zeef kunnen passeren van bij voorkeur 28mm. De onderste van die twee lagen bevat een poreus asfalt-beton laag met een dikte van bij voorkeur 70mm bestaande uit een mengsel van bitumen en steenslag waarvan alle delen door een zeef kunnen passeren van 40mm. Het is gebleken dat het aanleggen een wegdek met deze drie verschillende soorten van poreus asfaltbeton een complexe operatie en coördinatie vergt die aanleiding heeft tot een verhoogd risico op fouten bij het aanbrengen van het wegdek. Onder de drie verschillende lagen poreus asfaltbeton wordt een semipermeabel membraan aangebracht en daaronder een poreuze fundering met een dikte van bij voorkeur 295mm die voorzien wordt van een drainage element om het water uit de fundering af te voeren naar een plek voorbij het wegdek. De fundering bestaat uit steenslag waarvan de delen bij voorkeur kunnen passeren door een zeef van 300mm. Het is duidelijk dat een dergelijke met meerdere lagen van verschillende types poreus asfalt-beton noodzakelijk wordt geacht om te kunnen weerstaan aan zwaardere belastingen, zoals bijvoorbeeld uitgeoefend door voertuigen die zich verplaatsen over het wegdek. Zoals vermeld op pagina 15 van GB2404213, wordt een uitvoeringsvorm met een bovenste laag met een dikte van bijvoorbeeld 40mm tot 80mm poreus asfalt-beton dat onmiddellijk wordt aangebracht bovenop de fundering enkel geschikt geacht voor lichte belastingen zoals bijvoorbeeld uitgeoefend door voetgangers. Zoals hierboven beschreven, is een dergelijke bovenste laag poreus asfalt-beton bestaande uit een mengsel van bitumen en
-3 BE2017/5794 steenslag waarvan alle delen kunnen passeren door een zeef van 14mm, bij voorkeur door een zeef van 6mm, gevoelig voor dichtslibben door vervuiling.
Er blijft dus een nood bestaan aan een wegdek dat op eenvoudige, efficiënt wijze kan worden aangebracht dat het insijpelen van het water in de bodem verbetert zodoende een verminderde impact op het grondwaterpeil te realiseren. Verder bestaat ook de nood aan een wegdek dat optimaal de beschikbare oppervlakte voor verharding kan benutten en de oppervlakte die wordt opgeëist door afwateringselementen en/of bufferelement kan reduceren.
SAMENVATTING
Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt er voorzien in een wegdek met één of meer poreuze stroken bevattende:
- een poreuze bovenste laag bestaande uit een poreus asfalt-beton laag bevattende:
- een mengsel van bitumen en steenslag, de steenslag bevattende een fractie van 65% of meer die niet kan passeren door een zeef van 14mm en een fractie van 90% of meer die wel kan passeren door een zeef van 32mm;
- een porositeit in het bereik van 27% tot en met 35%; en
- een dikte in het bereik van 18cm tot en met 25cm; en
- een waterdoorlatende, niet-gebonden fundering gepositioneerd tussen de poreuze bovenste laag en de bodem, zodat water kan insijpelen in de bodem, de fundering bevattende een dikte in het bereik van 12cm of groter.
Op deze wijze wordt een wegdek gerealiseerd dat op eenvoudige wijze kan worden aangebracht en dat toelaat om het water dat invalt op het bovenoppervlak doorheen de poreuze stroken van het wegdek te laten sijpelen tot in de bodem. De noodzaak om afwateringselementen te voorzien in of aan het wegdek wordt hierdoor gereduceerd. Verder wordt ook het risico op aantasten van het grondwaterpeil door overmatig afvoeren van regenwater, in het bijzonder in een regio met een groot percentage verharde oppervlaktes, hierdoor gereduceerd. Bijkomend voorziet de poreuze strook in een buffercapaciteit voor invallend water
-4 BE2017/5794 waardoor de noodzaak voor afzonderlijke bufferelementen wordt gereduceerd. De specifieke structuur van het poreus asfalt-beton van de poreuze strook zorgt er verder voor dat het risico op het dichtslibben van de poreuze strook onder invloed van vervuiling wordt gereduceerd, zodat ook op lange termijn, de buffercapaciteit en het infiltratievermogen van de poreuze strook gegarandeerd blijft. Tot slot laat de relatief dikke bovenste poreus asfalt-beton laag ook toe om een aangelegde last beter te verspreiden over de daaronder aangebracht ongebonden waterdoorlatende fundering, waardoor de dikte van deze fundering kan worden gereduceerd. Dit is voordelig wat betreft materiaalgebruik en verzekert een efficiënte aanleg van het wegdek met een minimale impact op de bodem. Het is verder duidelijk dat de poreuze stroken van het wegdek zo geconfigureerd zijn dat ze invallend water aan het bovenoppervlak van de poreuze strook van het wegdek toelaten om doorheen alle lagen van de poreuze strook naar de bodem te sijpelen. Het is verder ook duidelijk dat de poreuze bovenste laag van het wegdek bestaat uit een homogene poreus asfalt-beton laag, dit wil zeggen een laag van een poreus asfalt-beton met eenzelfde mengsel bitumen en steenslag, en een zelfde porositeit. Het is verder duidelijk dat de term asfalt-beton en asfalt-beton laag ruim dient geïnterpreteerd worden, als eender wel geschikt mengsel van bitumen en steenslag, waar ook vaak naar verwezen wordt als een asfalt laag, tarmac, bitumen macadam, een bitumineus mengsel, asfaltverharding, ... , die in het algemeen verwijzen naar een mengsel waarbij steenslag gebonden wordt met bitumen als bindmiddel. Het is dus duidelijk dat de term asfalt-beton, dus eveneens kan verwijzen naar bitumineuze asfalt mengsels zoals gekend voor de vakman onder te terminologie zeer open asfalt of ZOA, zeer open asfalt-beton of ZOAB, splitmastiekasfalt of SMA, etc. Het is verder duidelijk dat beton in de term asfalt-beton, zoals gebruikt in deze aanvraag, geen verwijzing is naar het gebruik van cement of mortel in het mengsel. Het is verder duidelijk dat steenslag, eveneens dient geïnterpreteerd te worden als eender welk geschikt aggregaat voor gebruik in een asfalt-beton laag, zoals bijvoorbeeld eender welk geschikt mineraal en/of kunstmatig aggregaat zoals gebroken steenslag, split, etc. Het is verder duidelijk dat de poreuze stroken van het wegdek toelaten om water te laten insijpelen doorheen het wegdek in de bodem die zich onder het wegdek bevind. Dit wil dus zeggen bij voorkeur zonder
BE2017/5794 gebruik te maken van verder afwateringselementen en/of bufferelementen, die het invallende water van het wegdek afvoeren en verhinderen dat het water kan insijpelen in de bodem die onder het wegdek zelf gelokaliseerd is. Het is verder duidelijk dat de aangegeven percentages van de fracties massapercentages betreffen.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij de poreuze bovenste laag een buffercapaciteit bevat van 280l/m3 of meer.
Op deze wijze fungeren de poreuze stroken 20 van het wegdek zelf als bufferelementen voor invallend water, waardoor de noodzaak aan bijkomende bufferelementen wordt gereduceerd. Op deze wijze kan het wegdek zelf maximaal gebruik maken van de beschikbare oppervlakte, aangezien geen extra oppervlakte moet worden vrijgehouden voor afwateringselementen of bufferelementen. Dit is bijzonder voordelig in een dichtbebouwde omgeving en/of een omgeving met een hoog percentage verharde oppervlakte.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij de poreuze stroken een buffercapaciteit bevatten van 300l/m3 of meer.
Een dergelijke buffercapaciteit laat vaak toe om bijkomende bufferelementen volledig achterwege te laten.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij:
- de steenslag van het de poreus asfalt-beton laag een fractie van 50% of meer bevat die niet kan passeren door een zeef van 20mm en een fractie van 90% of meer die wel kan passeren door een zeef van 32mm; en
- een porositeit van 28% +/-1 %.
Op deze wijze wordt een wegdek gerealiseerd dat op een optimale manier een voldoende grootte buffercapaciteit kan realiseren, voldoende weerstand kan bieden tegen dichtslibben van de openingen door vervuiling en tegen uitrafeling, en waarvan de openingen voldoende klein blijven om een bewandelbaar
-6BE2017/5794 bovenoppervlak te verkrijgen. Het is duidelijk dat de porositeit op een voor de vakman gekende wijze kan worden bepaald, bijvoorbeeld zoals aangegeven in de norm NBN EN 12697-6, procedure D.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij het bitumen van de poreus asfalt-beton laag één of meer van het volgende bevat:
- polymeer bitumen;
- met vezels verrijkt bitumen.
Op deze wijze wordt de weerstand tegen uitrafeling verhoogd.
Volgens een uitvoeringsvorm bevat de poreus asfalt-beton laag een mengsel van bitumen en steenslag, waarbij het mengsel een fractie in het bereik van 2% tot en met 5% bitumen bevat, bijvoorbeeld een fractie van 3% bitumen.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij de poreus asfalt-beton laag geen cement of beton bevat.
Het is duidelijk dat beton in de term asfalt-beton, zoals gebruikt in deze aanvraag, geen verwijzing is naar het gebruik van cement of mortel in het mengsel.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij de poreuze bovenste laag een dikte bevat van 20cm +/- 1cm.
Op deze wijze wordt een voldoende grote buffercapaciteit gerealiseerd en wordt de lastverdeling door een poreuze bovenste laag met een dergelijke dikte voldoende op de fundering gespreid zodat de dikte van de fundering kan worden gereduceerd.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij de fundering uit losse steenslag en/ of de dikte van de fundering 15cm +/-1 cm bedraagt.
-7BE2017/5794
Een dergelijke relatief dunne funderingslaag laat toe om het wegdek is mogelijk dankzij de voordelige verspreiding van de lasten aangelegd bovenop de poreuze bovenste laag, en geeft dus aanleiding tot een efficiënt materiaalgebruik en reduceert de totale dikte van het wegdek, en dus eveneens de bijhorende impact op de bodem.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij het wegdek verder één of meer ondoorlaatbare stroken aangrenzend aan minstens één van de poreuze stroken, de ondoorlaatbare stroken bevattende:
- een ondoorlaatbare bovenste laag bestaande uit een gesloten asfalt-beton laag;
- een poreuze tussenlaag, gepositioneerd onder de ondoorlaatbare bovenste laag, en bestaande uit een poreus asfalt-beton laag bevattende:
- een mengsel van bitumen en steenslag, de steenslag bevattende een fractie van 65% of meer die niet kan passeren door een zeef van 14mm en een fractie van 90% of meer die wel kan passeren door een zeef van 32mm;
- een porositeit in het bereik van 27% tot en met 35%; en
- een dikte in het bereik van 16cm tot en met 23cm; en
- een waterdoorlatende, niet gebonden fundering gepositioneerd tussen de poreuze tussenlaag en de bodem, zodat water kan insijpelen in de bodem, de fundering bevattende een dikte in het bereik van 12cm of groter.
Op deze wijze kan een wegdek gerealiseerd worden, waarbij, bijvoorbeeld op delen van het wegdek die blootgesteld worden aan grotere wringingsbelastingen, ondoorlaatbare stroken worden aangebracht die door middel van een gesloten asfalt-beton als bovenste laag beter weerstand kunnen bieden aan dergelijke wringingsbelastingen met een beperkter risico op uitrafeling. De poreuze tussenlaag van de ondoorlaatbare strook draagt eveneens bij tot de buffercapaciteit van het wegdek en blijft bereikbaar voor water dat via een aangrenzende poreuze strook kan insijpelen in het wegdek naar de bodem. Gelijkaardig als hierboven beschreven met betrekking tot de poreuze bovenste laag van een poreuze strook, is de poreus asfalt-beton laag van de poreuze tussenlaag voordelig uitgevoerd, zodat ze eveneens voldoende weerstand kan
- 8 BE2017/5794 bieden tegen vervuiling zodat de buffercapaciteit en het vermogen om water te laten insijpelen naar de bodem ook op langere termijn beschikbaar blijft.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij het mengsel van bitumen en steenslag van de poreus asfalt-beton laag van de poreuze tussenlaag van de één of meer ondoorlaatbare stroken overeenstemt met dat van de poreus asfaltbeton-laag van de poreuze bovenste laag van de één of meer poreuze stroken.
Op deze wijze kan een wegdek efficiënt worden aangelegd, waarbij voor het aanleggen van de poreuze en ondoorlaatbare stroken een zelfde fundering en poreus asfalt-beton kan worden aangewend, wat de aanvoer van het materiaal tijdens het aanbrengen van het wegdek vereenvoudigt. Op eenvoudige wijze kan dan voor de poreuze stroken de bovenste ondoorlaatbare laag met gesloten asfalt worden aangebracht zodat de dikte overeenstemt met die van de aangrenzende poreuze stroken.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij de gesloten asfalt-beton laag bestaat uit:
- een gesloten asfalt-beton type 4 volgens standaardbestek SB250 versie 3.1 ;
- een gesloten asfalt-beton type AB-4C volgens standaardbestek SB250 versie 3.1; of
- een gesloten asfalt-beton bestaande uit een mengsel met een bitumengehalte van 5,9% +/- 0,5% en steenslag waarvan een fractie van 95% of meer kan passeren door een zeef van 16mm.
Een dergelijke type gesloten asfalt-beton is geschikt als bovenlaag voor zones van het wegdek die worden blootgesteld aan grotere wringingsbelasting. Bijkomend is dit type van gesloten asfalt-beton geschikt om te worden aangebracht op het poreus asfalt-beton van de poreuze tussenlaag zodat een goede hechting wordt verkregen en zonder het risico dat de gesloten bovenlaag te ver insijpelt in de poreuze tussenlaag. De specificaties zoals bepaald in het
-9BE2017/5794 standaardbestek SB250 versie 3.1 zijn gekend voor de vakman en beschikbaar op https://wegenenverkeer.be/standaardbestek-250-versie-31 .
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij:
- de som van de dikte van de ondoorlaatbare bovenste laag en de dikte van de poreuze tussenlaag van de ondoorlaatbare strook is gelijk aan de dikte van de poreuze bovenste laag van de aangrenzende poreuze strook; en/of
- de dikte van de ondoorlaatbare bovenste laag van de ondoorlaatbare strook groter is of gelijk aan 4cm;
- de dikte van de poreuze tussenlaag van de ondoorlaatbare strook groter is of gelijk aan 16cm; en/of
- de dikte van de poreuze bovenste laag van de aangrenzende poreuze strook groter is of gelijk aan 20cm.
Dergelijke diktes van de lagen van het wegdek zijn optimaal wat betreft, het gebruikte type asfalt, de buffercapaciteit, weerstand aan belastingen, het materiaalgebruik, het efficiënt aanbrengen met behulp van gekende apparaten, etc.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij de één of meer ondoorlaatbare stroken minstens gedeeltelijk een helling bevatten in de richting van een aangrenzende poreuze strook.
Op deze manier wordt het water dat invalt op de ondoorlaatbare stroken optimaal afgevoerd naar een aangrenzende poreuze strook waar het kan insijpelen in het wegdek om daar, eventueel na buffering, in te sijpelen in de bodem.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij het wegdek verder één of meer elementverhardings-stroken bevat, de elementverhardings-stroken bevattende:
- een bovenste elementverhardingslaag bevattende:
- een bovenste elementverharding bevattende straatstenen en tussen de straatstenen aangebrachte voegvulling;
- 10 BE2017/5794
- een onder de elementverharding aangebrachte straatlaag;
- een onder de straatlaag aangebracht geotextiel; en een poreuze tussenlaag, gepositioneerd onder de bovenste elementverhardingslaag, bestaande uit een poreus asfalt-beton laag bevattende:
- een mengsel van bitumen en steenslag, de steenslag bevattende een fractie van 65% of meer die niet kan passeren door een zeef van 14mm en een fractie van 90% of meer die wel kan passeren door een zeef van 32mm;
- een porositeit in het bereik van 27% tot en met 35%; en
- een dikte in het bereik van 10cm tot en met 20cm; en
- een waterdoorlatende, niet gebonden fundering gepositioneerd tussen de poreuze tussenlaag en de bodem, zodat water kan insijpelen in de bodem, de fundering bevattende een dikte in het bereik van 12cm of groter.
Op deze wijze kunnen ook stroken met elementverharding worden voorzien die door middel van de poreuze tussenlaag een grotere buffercapaciteit bevatten dan bij een gekend wegdek met elementverhardingen. Volgens een aspect van de uitvinding kan eveneens een wegdek worden voorzien dat één of meer dergelijke elementverhardingsstroken bevat, dit wil zeggen zonder noodzakelijk bijkomend ondoorlaatbare stroken of poreuze stroken te bevatten.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij de poreuze tussenlaag een buffercapaciteit bevat van 280l/m3 of meer.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een wegdek, waarbij de poreuze tussenlaag een buffercapaciteit bevatten van 300l/m3 of meer.
Volgens een volgend aspect van de uitvinding wordt er voorzien in een methode voor het aanleggen van een wegdek volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de methode de volgende stappen bevat voor het aanbrengen van de één of meer poreuze stroken van het wegdek:
- het aanbrengen van de fundering;
- het aanbrengen van de poreuze bovenlaag bovenop de fundering.
BE2017/5794
Op deze wijze kunnen de voordelige poreuze stroken van het wegdek met hun voordelige eigenschappen wat betreft buffercapaciteit, insijpelen van het water in de bodem onder het wegdek, weerstand tegen vervuiling, etc. op eenvoudige en efficiënte wijze worden aangebracht met gekende middelen voor het aanleggen van een wegdek met een asfalt-beton laag.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij de poreuze bovenlaag wordt aangebracht in twee boven op elkaar aangebrachte lagen.
Het aanbrengen van de poreuze bovenlaag in twee boven elkaar aangebrachte lagen bestaande uit hetzelfde poreus asfalt-beton zorgt ervoor dat de laagdikte van elke van de twee lagen waaruit de poreuze bovenste laag bestaat optimaal is wat betreft het gebruikte mengsel van bitumen en steenslag, en meer specifiek de korrelgrootteverdeling van de steenslag van het mengsel.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij elk van de twee lagen van de poreuze bovenlaag een dikte bevat van 9cm of groter.
Een dergelijke dikte is optimaal in overeenstemming met de korrelgrootteverdeling van de steenslag van het mengsel van het poreus asfaltbeton van de poreuze bovenste laag.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij de methode de volgende stappen bevat voor het aanbrengen van de één of meer ondoorlaatbare stroken van het wegdek:
- het aanbrengen van de fundering;
- het aanbrengen van de poreuze tussenlaag op de fundering;
- het aanbrengen van de ondoorlaatbare bovenste laag op de poreuze tussenlaag.
BE2017/5794
Op deze wijze kunnen de voordelige ondoorlaatbare stroken op eenvoudige en efficiënte wijze worden aangebracht gebruikmakend van gekende middelen voor het aanbrengen van een wegdek met een asfalt-beton laag.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij:
- de poreuze tussenlaag wordt aangebracht in twee boven elkaar liggende lagen; en/of
- de ondoorlaatbare bovenste laag wordt aangebracht in twee boven elkaar liggende lagen.
Het aanbrengen van de poreuze tussenlaag en/of de ondoorlaatbare bovenste laag in twee boven elkaar aangebrachte lagen bestaande uit hetzelfde asfaltbeton zorgt ervoor dat de laagdikte van elke van de twee lagen waaruit de poreuze tussenlaag en/of de ondoorlaatbare bovenste laag bestaat optimaal is wat betreft het gebruikte mengsel van bitumen en steenslag, en meer specifiek de korrelgrootteverdeling van de steenslag van het mengsel.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij:
- elk van de twee lagen van de poreuze tussenlaag een dikte bevat van minimaal 7cm; en/of
- elk van de twee lagen van de ondoorlaatbare bovenste laag een dikte bevat van minimaal 1,5cm.
Een dergelijke dikte is optimaal in overeenstemming met de korrelgrootteverdeling van de steenslag van het mengsel van het poreus asfaltbeton van respectievelijk de poreuze tussenlaag en de ondoorlaatbare bovenste laag.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een methode, waarbij de ondoorlaatbare stroken worden aangebracht in de zones van het wegdek die worden blootgesteld aan de grootste wringing.
- 13 BE2017/5794
Volgens een volgende uitvoeringsvorm of aspect van de uitvinding wordt er voorzien in een methode die de volgende stappen bevat voor het aanbrengen van de één of meer elementverhardings-stroken van het wegdek:
- het aanbrengen van de fundering;
- het aanbrengen van de poreuze tussenlaag op de fundering;
- het aanbrengen van de bovenste elementverhardingslaag op de poreuze tussenlaag, door middel van het aanbrengen van:
- het geotextiel bovenop de poreuze tussenlaag;
- de straatlaag bovenop het geotextiel;
- de bovenste elementverharding bovenop de straatlaag.
BESCHRIJVING
De uitvinding zal nu verder worden beschreven aan de hand van in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden:
- Figuur 1 toont schematisch een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van het wegdek;
- Figuur 2 toont schematisch een doorsnede van een poreuze strook volgens de lijn ll-ll in Figuur 1 ; en
- Figuren 3 en 4 tonen schematisch gelijkaardige aanzichten als Figuur 1 en 2 voor een alternatieve uitvoeringsvorm van het wegdek;
- Figuur 5 toont schematisch een gelijkaardig aanzicht als Figuur 4 voor een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van het wegdek.
Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van het wegdek 10. Het wegdek 10, ook wel gekend als wegverharding, verharding, bestrating, etc. kan bijvoorbeeld een geschikte verharding betreffen voor een weg voor voertuigen, fietsers, voetgangers, etc. , maar kan eveneens een geschikte verharding betreffen voor andere geschikte plaatsen zoals bijvoorbeeld parkeerterreinen, opslagplaatsen, magazijnen, Containerterminals, etc. zoals algemeen gekend voor een vakman. De weergegeven uitvoeringsvorm van het
- 14 BE2017/5794 wegdek 10 bevat drie poreuze stroken 20. Zoals weergegeven zijn deze drie poreuze stroken 20 parallel naast elkaar aangebracht en verlopen ze in hoofdzaak volgens een lengterichting 22. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld hebben de drie poreuze stroken 20 een zelfde breedte 24. Het is echter duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij in het algemeen het wegdek 10 één of meer poreuze stroken 20 bevat. Daarbij hoeven volgens alternatieve uitvoeringsvormen de stroken 20, niet dezelfde breedte te bevatten en hoeven ze eveneens niet parallel naast elkaar te zijn aangebracht.
Figuur 2 toont een doorsnede van een poreuze strook 20 van het wegdek 10 volgens de lijn ll-ll in Figuur 1. De doorsnede van Figuur 2 toont dus schematisch de doorsnede van de poreuze strook, dwars op de lengterichting 22. Zoals weergegeven bevat de poreuze strook 20 een poreuze bovenste laag 30 en een waterdoorlatende, niet-gebonden fundering 40. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de poreuze bovenste laag 30 aangebracht boven op de fundering 40, en is de fundering 40 aangebracht boven op de bodem 50. Met andere woorden, de fundering is gepositioneerd tussen de poreuze bovenste laag 30 en de bodem 50. Zoals schematisch weergegeven met pijl 12 zijn zowel de poreuze bovenste laag 30 als de fundering 40 waterdoorlatend, zodat water kan insijpelen in de bodem 50.
De poreuze bovenste laag 30 bestaat uit een poreus asfalt-beton laag 32 bevattende een mengsel van bitumen en steenslag. Zoals gekend voor een vakman bevat asfalt-beton, vaak ook gerefereerd als asfalt, tarmac, bitumen macadam, etc. , een mengsel van bitumen en steenslag dat wordt gebruikt als wegverhardingsmateriaal, waarbij de steenslag gebonden wordt door het bitumen, in één of meer lagen wordt aangebracht en vervolgens samengedrukt wordt. Een dergelijke poreus asfalt-beton laag 32, ook wel poreus asfalt laag bevat een porositeit die toelaat dat water dat op deze poreuze bovenste laag 30 invalt in deze poreuze bovenste laag 30 en vervolgens naar de onderliggende lagen van de wegverharding door kan sijpelen. De poreus asfalt-beton laag 32, volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bevat steenslag met een
- 15 BE2017/5794 korrelgrootteverdeling of korrelverdeling van het type 14-32. Dit wil zeggen steenslag bevattende een fractie van 65% of meer die niet kan passeren door een zeef van 14mm en een fractie van 90% of meer die wel kan passeren door een zeef van 32mm. De steenslag kan volgens een uitvoeringsvoorbeeld bijvoorbeeld de in de tabel hieronder aangegeven fracties bevatten:
Zeef (mm) | Doorval (%) |
32 | 95 +/- 5% |
20 | 45 +/- 5% |
16 | 33 +/- 5% |
14 | 28 +/- 5% |
12 | 23 +/- 5% |
10 | 14 +/- 5% |
8 | 8 +/- 5% |
6 | 5 +/- 5% |
4 | 5 +/- 5% |
2 | 5 +/- 5% |
1 | 5 +/- 5% |
0,5 | 5 +/- 5% |
0,25 | 5 +/- 5% |
0,125 | 4 +/- 4% |
0,063 | 4 +/- 4% |
Het is dus duidelijk uit bovenstaande tabel dat de steenslag met een doorval van 95%+/- 5% door een zeef van 32mm een fractie van 95% +/- 5% bevat die kan passeren door een zeef van 32mm. Het is verder duidelijk, in overeenstemming met bovenstaande tabel dat een doorval van 45% +/- 5% door een zeef van 20mm overeenstemt met een fractie van 45% +/- 5% die niet kan passeren door een zeef van 20mm. Het is verder ook duidelijk, in overeenstemming met bovenstaande tabel, dat een doorval van 33 +/- 5% door een zeef van 16mm overeenstemt met een fractie van 67% +/- 5% die niet kan passeren door een zeef van 16mm. De steenslag voorde poreus asfalt-beton laag 32, bestaat, zoals gekend voor een vakman, uit gebroken steen of eender welk ander geschikt granulaat, bijvoorbeeld gebroken natuursteen, gebroken grind, kiezel, gebroken puin, etc. of eender welke andere geschikte steenslag voor gebruik in poreus asfalt-beton.
-16 BE2017/5794
De poreus asfalt-beton laag 32 bevat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een porositeit van 28%. Volgens alternatieve uitvoeringsvormen kan de porositeit ook 29%, 30%, 31%, of 32%, of eender welke andere geschikte waarde in het bereik van 27% - 35%. Een dergelijke porositeit, dit wil zeggen het aandeel van de holtes in de poreus asfalt-beton laag 32 uitgedrukt in een percentage tussen 0% en 100%, die de fractie van het volume van de holtes in de poreus asfalt-beton laag 32 ten opzichte van het totale volume van de poreus asfalt-beton laag 32 uitdrukt. Volgens een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in Figuren 1 en 2 bevat de poreus asfaltbeton laag 32 een dikte 34 in het bereik van 18cm tot 25cm, bijvoorbeeld 20cm. Het is dus duidelijk dat, zoals weergegeven de poreuze bovenste laag 30 die gevormd wordt door de poreus asfalt-beton laag 32 eveneens een dikte 34 bevat in het bereik van 18cm tot 25cm. Het is verder duidelijk dat, volgens het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in Figuur 1 en 2, de poreuze bovenste laag 30, de bovenste laag van de poreuze stroken 20 vormt, en dat dus geen verdere lagen aangebracht zijn bovenop de poreuze bovenste laag 30 van de poreuze stroken 20. Zoals verder weergegeven in Figuur 2, is de waterdoorlatende, nietgebonden fundering 40 gepositioneerd tussen de poreuze bovenste laag 30 van de poreuze stroken 20 en de bodem 50. Dit wil dus zeggen dat, volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, de poreuze bovenste laag 30, aansluitend, bovenop de fundering 40 is aangebracht. Alternatieve uitvoeringsvormen zijn mogelijk, zolang in het algemeen de waterdoorlatende, niet gebonden fundering 40 zo is aangebracht tussen de poreuze bovenste laag 30 en de bodem, dat water kan insijpelen in de bodem 50. Dit wil dus zeggen, water, bijvoorbeeld regenwater, dat invalt op de poreuze bovenste laag 30, kan doorsijpelen, doorheen deze poreuze bovenste laag 30, tot aan de waterdoorlatende, niet gebonden fundering 40, waar het verder kan doorsijpelen, doorheen deze waterdoorlatende, niet-gebonden fundering 40 tot aan de bodem 50, zoals weergegeven met pijl 12. De poreuze strook 20, bevat dus geen elementen die het doorsijpelen van het water vanaf de poreuze bovenste laag 30 naar de bodem 50 verhinderen, dit wil zeggen geen elementen, zoals lagen of folies die niet waterdoorlatend zijn tussen de poreuze bovenste laag 30 en de fundering 40, of
- 17 BE2017/5794 tussen de fundering 40 en de bodem 50. De fundering 40 bevat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een dikte 44 in het bereik van 12cm of groter, bijvoorbeeld 15cm.
Op deze wijze wordt een wegdek 10 gerealiseerd, dat toelaat dat het daarop invallende regenwater kan infiltreren in de bodem 50 onder het wegdek 10. Bovendien is volgens de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, de buffercapaciteit van de poreuze bovenste laag 30 van de poreuze stroken 20 van het wegdek 10 bij voorkeur 2,8I per oppervlak van 1m2 per cm dikte, of met andere woorden 2,8l/m2/cm of met andere woorden 280l/m3 of groter. Dit wil zeggen dat de poreuze bovenste laag 30 van de poreuze stroken 20 van het wegdek 10 in staat zijn om per volume van 1 m3 280I water te bufferen. Het water wordt daarbij onder andere gebufferd in de holtes van de poreus asfalt-beton laag 32 van de poreuze bovenste laag 30. Dit gebufferde water in de poreuze stroken 20 kan vervolgens verder insijpelen in de bodem 50, wat, zoals gekend voor een vakman, met een snelheid gebeurt die afhankelijk is van de grondsoort van de bodem 50. Het is hierbij belangrijk dat het water dat invalt op de poreuze stroken 20 van het wegdek 10 kan infiltreren naar de bodem 50 en dus niet dient afgevoerd te worden, door middel van afwateringselementen zoals bijvoorbeeld goten, riolen, leidingen, etc. Verder kan door de buffercapaciteit van de poreuze stroken 20 van het wegdek 10 zelf ook vermeden worden dat het water dat voor het afgevoerde water een bufferinstallatie zou moeten worden voorzien om een overbelasting van het afwateringsnet te voorkomen, bijvoorbeeld bij plotse pieken in de neerslag. De buffercapaciteit van de poreuze stroken 20 van bij voorkeur 280l/m3 of meer laat toe om dergelijke pieken in regenval te bufferen in de poreuze stroken 20 zelf, waarna dit gebufferde water kan insijpelen in de bodem 50. Dit laatste is bijvoorbeeld belangrijk om de lokale stand van het grondwater op pijl te kunnen houden, in het bijzonder in dichtbebouwde streken, of streken met een relatief groot aandeel van verharde oppervlaktes met ondoordringbare materialen, treedt meer en meer het risico op dat het regenwater onvoldoende kan infiltreren in de bodem aangezien het afgevoerd wordt via de afwateringselementen naar een afwateringsnet. Dit kan aanleiding geven tot een verstoring of het onvoldoende aanvullen van de waterlagen en/of waterreserves
-18 BE2017/5794 in de bodem 50, waardoor de watervoorziening, bijvoorbeeld bij periodes van langdurige droogte, in het gedrang kan komen.
Het is daarbij duidelijk dat bij voorkeurdragende uitvoeringsvormen, de buffercapaciteit van de poreuze stroken 20 van het wegdek 10 280l/m3 of meer bedraagt, bijvoorbeeld 300l/m3 of meer. Deze buffercapaciteit laat toe om bijvoorbeeld pieken in de neerslag op te vangen door de bufferende werking van de poreuze stroken 20 zelf. Daarna kan het gebufferde water in de bodem 50 onder de poreuze stroken 20 van het wegdek 10 infiltreren. Voor een uitvoeringsvorm waarbij de poreuze stroken 20 van het wegdek 10 een poreus asfalt-beton laag 32 bevatten met een porositeit van 28% en een dikte van 0,20m, zal de buffercapaciteit van de poreus asfalt-beton laag 32, kunnen worden ingeschat als het product van de dikte van de poreus asfalt-beton laag 32, de porositeit van de poreus asfalt-beton laag, en het aantal liter water per kubieke meter. Voor dit uitvoeringsvoorbeeld wil dit dus zeggen dat de buffercapaciteit van de poreus asfalt-beton laag 32 ongeveer zal overeenstemmen met porositeit X 10001/m3 = 28% x 10001/m3 = 2801/m3. Dit wil dus zeggen dat voor een bovenoppervlak van 1m2 van het wegdek 10, de poreuze bovenlaag 30 met een dikte van bijvoorbeeld 20cm in staat is om 56I water te bufferen. Als de poreuze strook 20 volgens dit uitvoeringsvoorbeeld verder ook nog beschikt over een waterdoorlatende, niet-gebonden fundering 40, van bijvoorbeeld 15cm, dan is het duidelijk dat de buffercapaciteit van de poreuze strook 20, door de bijkomende buffercapaciteit van de aanwezige holle ruimtes in de fundering 40, hoger zal zijn van de buffercapaciteit van de poreus asfalt-beton laag 32. Dit betekent bijvoorbeeld, voor het hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeeld, dat de buffercapaciteit van de poreuze stroken 20 bijvoorbeeld 1701/m3 of meer bedraagt, of met andere woorden dat per 1m2 van het bovenoppervlak van de poreuze stroken 20 van het wegdek met een totale dikte van 20cm poreuze bovenlaag 30 + 15cm niet-gebonden fundering 40, het wegdek 10 in staat is om bijvoorbeeld 60I water of meer te bufferen.
De buffercapaciteit van een uitvoeringsvorm van de poreuze stroken 20 en/of de poreus asfalt-beton lagen 32 van het wegdek 10 kan op experimentele wijze
-19 BE2017/5794 worden geverifieerd, bijvoorbeeld door middel van het aanbrengen van een bepaalde oppervlakte van een dergelijke poreuze strook 20 in een waterdicht bassin, en na te kijken hoeveel vloeistof kan worden gebufferd door deze oppervlakte van de poreuze strook 20, of eender welk andere geschikte alternatieve methode. Zoals gekend voor een vakman kan de porositeit bijvoorbeeld bepaald worden zoals beschreven in de norm NBN EN 12697-6, procedure D.
Verder moet het duidelijk zijn dat het realiseren de korrelgrootteverdeling, ook wel korrelverdeling, van de steenslag van de poreus asfalt-beton laag 32 van de bovenste laag 30 van de poreuze stroken 20 van het wegdek 10 niet willekeurig gekozen zijn. Een dergelijke korrelverdeling, bijvoorbeeld van het type 20-32, laat toe om voldoende holtes in de poreus asfalt-beton laag 32 te creëren om bijvoorbeeld een porositeit van 28% te bereiken, waarbij deze holtes ook voldoende met elkaar in verbinding staan om het insijpelen van water doorheen de poreus asfalt-beton laag 32 toe te laten. Een dergelijke korrelverdeling, stemt nagenoeg overeen met een uitvoeringsvorm van de steenslag van het de poreus asfalt-beton laag 32 die een fractie van 50% of meer bevat die niet kan passeren door een zeef van 20mm en die wel kan passeren door een zeef van 32mm. Bijkomend zorgt een dergelijke korrelverdeling ervoor dat, zelfs bij een dergelijke relatief hoge porositeit, de steenslag van de asfalt-beton laag 32 voldoende verankerd is en weerstand kan bieden tegen belasting van de poreuze bovenste laag 30 van het wegdek, bijvoorbeeld wanneer een voertuig over het wegdek 10 heen rijdt. Verder werken de korrelgrootteverdeling en de porositeit van de hierboven vermelde uitvoeringsvormen samen om holtes te vormen die voldoende bestand zijn tegen dichtslibben door vervuiling met zand, aarde, stof, etc. wat op het wegdek terecht komt. Op deze wijze wordt op langere termijn de poreuze werking van de poreuze bovenste laag gegarandeerd. Tot slot zorgt deze korrelgrootteverdeling en de porositeit van de hierboven vermelde uitvoeringsvormen ervoor dat de openingen aan het bovenoppervlak van het wegdek 10, die gevormd worden door overeenstemmende holtes in de poreus asfalt-beton laag 32 van de bovenste laag 30, voldoende klein blijven om te bewandelen, met eender welk geschikt schoeisel. Verder is het ook duidelijk dat
-20 BE2017/5794 de poreus asfalt-beton laag 32 van de bovenste laag 30 homogeen is, dit wil zeggen dat in de volledige laag eenzelfde poreus asfalt-beton mengsel gebruikt wordt, met steenslag met een zelfde korrelgrootteverdeling en een zelfde bitumen. Dit laat toe om deze poreus asfalt-beton laag 32 efficiënt en eenvoudig te produceren, aangezien slechts één enkel type poreus asfalt-beton wordt gebruikt.
Hoewel in het algemeen uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij eender welk geschikt bitumen wordt aangewend voor de poreus asfalt-beton laag 32, wordt er bij voorkeur gebruik gemaakt van een polymeer bitumen en/of met vezels verrijkt bitumen, zoals bijvoorbeeld een polymeer bitumen van het type 45/80-50. Polymeer bitumen of vezel verrijkt polymeer bitumen geniet de voorkeur aangezien dit resulteert in een poreus asfalt-beton laag 32 met een betere verwerkbaarheid en een hogere weerstand tegen wringing en uitrafeling.
Het is verder ook duidelijk dat de poreus asfalt-beton laag 32, geen of nagenoeg geen, dit wil zeggen in een voor de vakman verwaarloosbare fractie, beton of cement bevat. De poreus asfalt-beton laag 32 biedt het voordeel ten opzichte van beton, of cement gebaseerde mengsels dat de uithardingstijd veel korter is. Bovendien is een beton strook niet geschikt om op continue basis te worden aangelegd en moeten uitzettingsvoegen worden aangebracht om schade bij temperatuursveranderingen te voorkomen.
Bijkomend wijkt de dikte van de poreuze bovenste laag 30 van bijvoorbeeld 20cm +/- 1cm ook wezenlijk af van de dikte van gekende bovenste lagen die gebruik maken van zeer open asfalt die bijvoorbeeld slechts 2,5cm bedraagt en voornamelijk een geluidsreducerend effect als doel heeft. Bovendien wordt bij dergelijke gekende lagen van zeer open asfalt gebruik gemaakt van een beduidend kleinere korrelgrootteverdeling voor de steenslag, bijvoorbeeld van het type 0-14, waardoor de holtes gevoeliger zijn voor vervuiling, wat hun lange termijn effect reduceert. De dikte van de poreuze bovenste laag 30 van de poreuze stroken laat ook toe om een grotere lastverdeling te realiseren. Dit wil zeggen dat de poreuze bovenste laag 30 een aangelegde last aan het
-21 BE2017/5794 bovenoppervlak verdeelt over een groter oppervlak ter hoogte van de fundering 40. De dikte 34 poreuze bovenste laag 30 zorgt er op deze wijze voor dat de dikte 44 van de fundering 40 beperkt kan worden gehouden. Zo kan bijvoorbeeld een fundering 40 met een dikte 44 van 15cm +/- 1cm losse steenslag volstaan. Het spreekt voor zich dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij de dikte 44 van de fundering 40 12 cm of groter is, bijvoorbeeld 20cm, 25cm, 30cm, etc. maar het is duidelijk dat het voorkeurdragend is om de dikte van de fundering 40 beperkt te houden in functie van het reduceren van het materiaalgebruik voor het aanleggen van de rijweg.
Hoewel in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de fundering 40 onmiddellijk aansluit op de bodem, is het duidelijk dat, volgens alternatieve uitvoeringsmogelijkheden aan de bovenzijde van de bodem 50 een geschikte onderfundering is aangebracht. Het is duidelijk dat een dergelijke onderfundering, eveneens bestaat uit een niet gebonden materiaal, bijvoorbeeld gebroken puin, zand, etc. In het bijzonder bij een voor de vakman gekende geschikte onderfundering is aangebracht, bijvoorbeeld een onderfundering die lasten van 35MPa kan weerstaan, is gebleken dat een dikte 44 van de fundering 40 bestaande uit losse steenslag van ongeveer 15 cm volstaat.
Figuren 3 en 4 tonen aanzichten gelijkaardig als Figuren 1 en 2 van een alternatieve uitvoeringsvorm van het wegdek 10. Zoals zichtbaar in Figuur 3 bevat het wegdek 10 naast een paar poreuze stroken 20 eveneens een ondoorlaatbare strook 120. Gelijkaardige elementen werden met dezelfde referenties aangeduid als bij het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in Figuren 1 en 2. Deze gelijkaardige elementen, in het bijzonder van de poreuze stroken 20 van het wegdek 10 zijn gelijkaardig uitgevoerd en vervullen een gelijkaardige functie als hierboven beschreven. Zoals best zichtbaar in het bovenaanzicht in Figuur 3, betreft deze uitvoeringsvorm, bijvoorbeeld een wegdek 10 van een parkeerterrein, waarbij de ondoorlaatbare strook 120 de rijweg vormt voor de voertuigen die naast poreuze stroken 20 is aangebracht waar de parkeerplaatsen voor de voertuigen zijn aangebracht zoals schematisch weergegeven met streeplijnen. Volgens het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in Figuur 3, verloopt
-22 BE2017/5794 de lengterichting van deze ondoorlaatbare strook 120 parallel aan de lengterichting 22 van de poreuze stroken 20 en bevat de ondoorlaatbare strook 120 een breedte 124 nagenoeg gelijk aan de breedte 24 van de poreuze stroken. Het spreekt voor zich dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij bijvoorbeeld de breedtes van poreuze stroken 20 en ondoorlaatbare stroken 120 verschillen, en waarbij een andere aantal, functie, richting, etc. van de poreuze stroken en ondoorlaatbare stroken 120 aanwezig zijn in het wegdek. Zolang in het algemeen, volgens dergelijke uitvoeringsvormen, het wegdek 10, naast één of meer poreuze stroken, verder ook één of meer ondoorlaatbare stroken 120 bevat, aangrenzend aan minstens één van de poreuze stroken 20.
Figuur 4 toont een dwarsdoorsnede volgens de lijn IV-IV in Figuur 3, dwars op de lengterichting 22, 122 van de respectievelijke poreuze en ondoorlaatbare stroken 20, 120 van de weergegeven uitvoeringsvorm van het wegdek 10. Zoals zichtbaar zijn de poreuze stroken 20 gelijkaardig uitgevoerd als hierboven beschreven met betrekking tot de uitvoeringsvorm uit Figuren 1 en 2. De ondoorlaatbare strook 120 is volgens dit uitvoeringsvoorbeeld, zoals zichtbaar, eveneens aangebracht op een waterdoorlatende, niet gebonden fundering 140 die gepositioneerd is tussen een poreuze tussenlaag 130 en de bodem 50, zodat water kan insijpelen in de bodem 50. Gelijkaardig als hierboven beschreven met betrekking tot de fundering 40 van de doorlaatbare stroken 20 bevat, de fundering 140 van de ondoorlaatbare strook 120 een dikte in het bereik van 12cm of groter. Het is duidelijk, dat gelijkaardig als weergegeven in het uitvoeringsvoorbeeld van Figuur 4, bij voorkeur de funderingen 40, 140 van de poreuze en ondoorlaatbare stroken overeenstemmen, zodat een zelfde, gemeenschappelijke fundering voor het wegdek 10 kan worden aangelegd, ongeacht de specifieke stroken van het wegdek waarvan de fundering naderhand deel zal uitmaken.
Zoals weergegeven in Figuur 4, bevat het uitvoeringsvoorbeeld van de ondoorlaatbare strook 120 een bovenop de fundering 40 aangebrachte poreuze tussenlaag 130. Volgens dit uitvoeringsvoorbeeld stemt, bij voorkeur, bestaat de poreuze tussenlaag 130 uit een poreus asfalt-beton laag 132 waarvan het mengsel van bitumen en steenslag overeenstemt met het mengsel van de
-23 BE2017/5794 poreuze asfalt-beton laag 32 van de poreuze bovenste laag 30 van de poreuze stroken 20, zoals hierboven meer in detail beschreven. Het spreekt voor zich dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, zolang in het algemeen de poreuze tussenlaag 130 bestaat uit een poreus asfalt-beton laag 132 bevattende een mengsel van bitumen en steenslag, waarvan de steenslag een fractie van 65% of meer bevat die niet kan passeren door een zeef van 14mm en een fractie van 90% of meer die wel kan passeren door een zeef van 32mm. Eveneens gelijkaardig als hierboven beschreven met betrekking tot de poreus asfalt-beton laag 32 van de poreuze asfalt-beton laag 32 van de poreuze bovenste laag 30, bevat de poreus asfalt-beton laag 132 van de poreuze tussenlaag 122 bij voorkeur een porositeit van 28% +/-1%, of meer in het algemeen een porositeit in het bereik van 27% tot en met 35%. Zo kan gelijkaardig als hierboven beschreven een poreus asfalt-beton laag 132 verkregen worden met een voldoende weerstand tegen vervuiling en een voldoende grote buffercapaciteit. Verschillend van de poreuze stroken 20, bevat de ondoorlaatbare strook 120, volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld verder ook een ondoorlaatbare bovenste laag 110 die is aangebracht bovenop de poreuze tussenlaag 130. Deze ondoorlaatbare bovenste laag 110 bestaat bestaat uit een gesloten asfalt-beton laag 112. Het is dus duidelijk dat een dergelijke ondoorlaatbare bovenste laag 110 van de ondoorlaatbare strook 120 geen water dat op het bovenoppervlak van de ondoorlaatbare strook 120 valt laat insijpelen doorheen deze ondoorlaatbare bovenste laag 110. Het is echter wel duidelijk, dat het water dat op een ondoorlaatbare strook 120 van het wegdek 10 valt, zoals schematisch weergegeven met pijl 13 kan wegstromen naar een aangrenzende poreuze strook van het wegdek 10. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bevat de ondoorlaatbare bovenste laag aan zijn bovenoppervlak zoals weergegeven een geschikt dakprofiel, dat het water ondersteunt om af te stromen richting beide aangrenzende doorlaatbare stroken 20. Het is echter duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvoorbeelden mogelijk zijn, waarbij bij voorkeur het bovenoppervlak van de ondoorlaatbare stroken 120, dit wil zeggen het bovenoppervlak van de bovenste ondoorlaatbare laag 110 van deze ondoorlaatbare stroken 120, minstens gedeeltelijk een geschikte helling in de richting van een aangrenzende poreuze strook 20 bevatten. Een geschikte helling is gekend voor de vakman, en
-24 BE2017/5794 betreft typisch een kleine helling van bijvoorbeeld 1° tot 2°. Verdere alternatieve uitvoeringsvormen zijn mogelijk, bijvoorbeeld waarbij een dergelijke helling achterwege wordt gelaten.
De ondoorlaatbare bovenste laag 110 van een dergelijke ondoorlaatbare strook 120, bevat een grotere weerstand tegen belasting door wringing. Het is daarom voordelig om dergelijke ondoorlaatbare stroken 120 aan te brengen in zones van het wegdek 10 die worden blootgesteld aan de grootste belasting door wringing. Voor het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van het wegdek van een parkeerterrein wordt de zone van de rijweg tussen de parkeerplaatsen typisch blootgesteld aan de grootste wringing aangezien de voertuigen daar hun draaibeweging uitvoeren om de paarkeerplaats binnen te rijden. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn. Zo kan bijvoorbeeld een kruispunt, een zone in de buurt van een oprit of afrit, etc. gezien worden als een zone van het wegdek met de grootste belasting door wringing, voor een wegdek van een rijweg. Of bijvoorbeeld, bij een wegdek van een autosnelweg of andere rijweg, die, naast de rijstroken, eveneens een vluchtstrook of dienststrook bevat, kunnen de rijstroken beschouwd worden als zones van het wegdek met de grootste belasting door wringing, en kunnen volgens een uitvoeringsvoorbeeld de rijstroken als ondoorlaatbare stroken 120 worden aangelegd, terwijl de aangrenzende dienststrook of vluchtstrook kan worden aangelegd als een poreuze strook 20 van het wegdek 10. Het is duidelijk dat verdere alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn.
Een dergelijke uitvoeringsvorm van het wegdek 10, met één of meer ondoorlaatbare stroken 120 en één of meer aangrenzende poreuze stroken 20, laat toe om een grotere weerstand tegen wringing te realiseren in de zones van de ondoorlaatbare stroken 120, terwijl het invallend water van deze ondoorlaatbare stroken 120 nog steeds kan insijpelen in de bodem 50 via de aangrenzende poreuze stroken 20. Hierdoor blijven de hierboven vermelde voordelen van afvoer van invallend water naar de bodem 50, alsook de bufferende werking van de poreuze stroken 20 behouden, wat, zoals hierboven vermeld, de nood aan bijkomende afwateringselementen reduceert of opheft en
-25 BE2017/5794 voordelig is voor het verzekeren van voldoende insijpelen van grondwater in de bodem, in het bijzonder in regio’s met een groot percentage aan verharde oppervlakte.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld in Figuur 4, is het ook duidelijk, zoals schematisch weergegeven met pijl 14, dat water, vanaf een aangrenzende poreuze strook 20 kan insijpelen naar de poreuze tussenlaag 130 van een ondoorlaatbare strook 120. Het is dus duidelijk dat op deze wijze de poreuze tussenlaag 130 ook bijdraagt aan de buffercapaciteit van het wegdek 10 om bijvoorbeeld pieken in neerslag op te vangen, die daarna afhankelijk van de infiltratiecapaciteit in de bodem 50 kunnen sijpelen. Volgens het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in Figuur 4, bedraagt de dikte 134 van de poreuze tussenlaag 130 bijvoorbeeld 16 cm en de dikte 114 van de ondoorlaatbare bovenste laag 110 bijvoorbeeld 4cm. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, is de som van de dikte 114 van de ondoordringbare bovenste laag 110 en de dikte 134 van de poreuze tussenlaag 130 van de ondoorlaatbare strook 120 gelijk aan de dikte van de poreuze bovenste laag 30 van de aangrenzende poreuze strook 20, die bijvoorbeeld dan 20cm bedraagt. Het is duidelijk dat bij een dergelijk uitvoeringsvoorbeeld, waarbij bijvoorbeeld de porositeit 28% bedraagt, de buffercapaciteit van de poreus asfalt-beton laag 132 van de poreuze tussenlaag 130 ongeveer zal overeenstemmen met porositeit x 10001/m3 = 28% x 10001/m3 = 2801/m3, of met andere woorden dat voor een oppervlak van 1m2 van een ondoorlaatbare strook 120, een poreuze tussenlaag 130 met een dikte van 0,16m in staat is om 45I water te bufferen in de holtes van de poreus asfalt-beton laag 132. Op deze wijze dragen ook de ondoorlaatbare stroken 120 op een substantiële wijze bij aan de buffercapaciteit van het wegdek, waardoor bijkomende installaties voor het bufferen en afvoeren van water achterwege kunnen blijven, wat de constructie en de aanleg van het wegdek 10 vereenvoudigt. Een dergelijke buffercapaciteit, alsook de grootte van de holtes bepaald door de porositeit en de gebruikte steenslag, zorgt er bovendien voor dat de poreuze tussenlaag 130 eveneens op een robuuste wijze bestand is tegen vervuiling.
-26 BE2017/5794
Het spreekt voor zich dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij de hierboven vermelde diktes 114, 134, 34 groter zijn. De dikte 134 van de poreuze tussenlaag 130 van een ondoorlaatbare strook 120 van het wegdek 10 is bij voorkeur in het bereik van 16cm tot 23cm. Een dergelijke dikte van de poreuze tussenlaag 130 is geschikt voor het gebruik van het mengsel van bitumen en steenslag gelijkaardig als hierboven beschreven met betrekking tot de poreuze bovenste laag 30 van de poreuze stroken 20.
De gesloten asfalt-beton laag 112 bestaat uit een geschikt type gesloten asfaltbeton zoals gekend voor een vakman voor gebruik als een toplaag van een wegdek 10, zoals bijvoorbeeld een gesloten asfalt-beton type 4 volgens standaardbestek SB250 versie 3.1, bijvoorbeeld een gesloten asfalt-beton type AB-4C. Een uitvoeringsvorm van een dergelijke gesloten type asfalt-beton bestaat bijvoorbeeld uit een mengsel met een bitumengehalte van 5,9% +/-0,5%. De steenslag van een dergelijke uitvoeringsvorm bevat typisch steenslag waarvan een fractie van 95% of meer kan passeren door een zeef van 10mm. Het spreekt voor zich dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, echter de steenslag van een dergelijk gesloten asfalt-beton laag 112 bestaat bij voorkeur uit een fractie van 95% of meer kan passeren door een zeef van 16mm, bij voorkeur een zeef van 14mm. Bijkomend is een dergelijk type gesloten asfalt betonlaag 112 geschikt om aangebracht te worden op de poreuze tussenlaag 130, aangezien een goede hechting mogelijk is tussen beide asfaltlagen en bijkomend de viscositeit van het asfalt van de gesloten asfalt-betonlaag 112 en de combinatie van de dikte, korrelgrootte en porositeit van de poreuze tussenlaag 130 het risico voorkomt dat tijdens het aanbrengen van deze gesloten asfaltbetonlaag 112 de holtes van de van de poreuze tussenlaag 130 zouden dichtslibben. Het gebruik van een gesloten asfalt-beton laag 112 als ondoorlaatbare bovenste laag 110 voor de ondoorlaatbare stroken biedt bovendien ook het voordeel dat deze ondoorlaatbare bovenste laag 110 zonder naden aan kan sluiten op de poreuze asfalt-beton laag 32 van een of meer aangrenzende poreuze stroken 20.
-27 BE2017/5794
Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij anders dan bij de weergegeven uitvoeringsvorm in Figuren 3 en 4, de diktes van de lagen van de poreuze en ondoorlaatbare stroken, zich anders verhouden. Bij voorkeur is de dikte 114 van de ondoorlaatbare bovenste laag 110 van de ondoorlaatbare strook 120 wel groter of gelijk aan 4cm en de dikte 134 van de poreuze tussenlaag 130 van de ondoorlaatbare strook 120 groter is of gelijk aan 16cm; en/of is de dikte van de poreuze bovenste laag 30 van de aangrenzende poreuze strook 20 groter of gelijk aan 20cm. Dergelijke diktes van de lagen zijn voordelig aangezien ze op deze manier toelaten om een grotere lastverdeling te realiseren ter hoogte van de fundering 40 van lasten aangelegd op het bovenoppervalk van het wegdek 10. Op deze manier kan een lichte, ongebonden en dus goed waterdoorlatende fundering 40 volstaan in de meeste toepassingen, zoals bijvoorbeeld een fundering 40 van ongebonden steenslag met een dikte van bijvoorbeeld 15cm. Hoewel in de uitvoeringsvoorbeelden sprake is van een ongebonden fundering 40 die wordt aangebracht op de bodem 50, is het duidelijk dat, zoals gekend voor de vakman in of op de bodem 50, en dus onder de fundering 40, eveneens een geschikte onderfundering kan worden aangebracht, die bijvoorbeeld bij voorkeur geschikt is om een last van 35MPa of meer te weerstaan. Het spreekt voor zich dat een dergelijke onderfundering, zoals gekend voor de vakman, eveneens waterdoorlatend is, gelijkaardig als de fundering 40, zodat water verder in de bodem 50 kan insijpelen. Zoals gekend voor de vakman, kan een dergelijke onderfundering, bijvoorbeeld bijvoorbeeld bestaan uit een geschikte zandlaag, een laag met een geschikte mengsel van steenslag en zand, lokaal gestabiliseerd grondmengsel, etc en bevat de onderfundering bijvoorbeeld een dikte van bijvoorbeeld 15cm of meer, bij voorkeur 20cm of meer. Zoals gekend voor een vakman is de dikte en het geschikte materiaal van een dergelijke onderfundering te bepalen in functie van de specifieke type van de bodem 50 waarop de wegbedekking 10 wordt aangebracht. Het is verder duidelijk, dat voor bepaalde bodemsoorten een onderfundering achterwege kan worden gelaten, zodat een fundering 40 aangebracht op de bodem volstaat.
-28 BE2017/5794
Volgens verdere alternatieve uitvoeringsvormen, in het bijzonder wanneer de infiltratiecapaciteit van de bodem 50 onvoldoende hoog is om een voldoende vlot insijpelen van het water vanuit het wegdek 10 in de bodem 50 toe te laten, kan gebruik gemaakt worden van voor de vakman gekende in de bodem 50 ingebrachte elementen om de infiltratie van water te verhogen. Degelijke elementen betreffen bijvoorbeeld geschikte drainage systemen, zoals bijvoorbeeld zanddrains, kunsstofdrains of eender welk ander geschikt verticaal of ander drainagesysteem, wat er bij voorkeur voor zorgt dat het water door heen deze bodemlaag kan dringen zodoende een doorgang te voorzien naar een meer geschikte bodemlaag om het grondwater aan te vullen.
De uitvoeringsvormen van het hierboven beschreven wegdek kunnen op eenvoudige wijze met bestaande middelen voor het aanleggen van een wegdek met een asfaltlaag worden aangebracht. Bovendien kunnen ze eveneens gebruikt worden om een bestaand verhard wegdek te vervangen, nadat het werd verwijderd tot op de gewenste diepte, waarbij de fundering en eventuele onderfundering, indien ze van het hierboven beschreven geschikte type zijn kunnen worden hergebruikt. Volgens een uitvoeringsvoorbeeld bestaat de methode voor het aanbrengen van de één of meer poreuze stroken 20 van het wegdek uit de volgende stappen. Het vrijmaken van de bodem 50 tot op de gewenste diepte op de locatie waar het wegdek zal worden aangebracht. Vervolgens, het aanbrengen van de fundering 40 bovenop de bodem 50, of een zich daarin bevindende geschikte onderfundering. Volgens een voorbeeld wordt bijvoorbeeld een ongebonden waterdoorlatende fundering 40 aangebracht, zoals bijvoorbeeld een laag ongebonden steenslag met een dikte van bijvoorbeeld 15cm. Optioneel kan, zoals gekend voor een vakman de fundering op geschikte wijze verdicht en genivelleerd worden, bijvoorbeeld door middel van een geschikte walsbewerking, zodat de gewenste diepte voor de bovenliggende lagen en/of de gewenste stabiliteit van de fundering 40 wordt bereikt. Vervolgens wordt de poreuze bovenlaag 30 bovenop de fundering 40 aangebracht. Bij voorkeur gebeurt dit in twee lagen. Bijvoorbeeld een eerste laag van 10cm van het hierboven beschreven poreus asfalt-beton, bijvoorbeeld met een porositeit van 28%, een korrelgrootteverdeling van het type 20-32. Volgens
-29 BE2017/5794 uitvoeringsvoorbeeld, dat gebruik maakt van het type asfalt 45/80-50, wordt de asfalt aangebracht bij een geschikte temperatuur bijvoorbeeld in het bereik van 140°C tot en met 190°C. Nadat deze eerste laag werd aangebracht, wordt bij voorkeur een geschikte tijdsperiode gewacht voor het aanbrengen van een tweede laag van dit poreuze asfalt-beton bovenop deze eerste laag van poreus asfalt beton. Dit om de eerste laag van het poreus asfalt-beton voldoende te laten afkoelen, bijvoorbeeld tot een temperatuur van 85°C of lager, bij voorkeur tot een temperatuur van 75°C of lager. Dit stemt, volgens dit uitvoeringsvoorbeeld ongeveer overeen met een tijdsperiode van bijvoorbeeld vijftien minuten of meer, bij voorkeur een tijdsperiode van een half uur of meer. Op deze wijze wordt het risico gereduceerd dat indrukkingen zouden ontstaan door vrachtwagens, finishers en/of ander voertuigen of apparaten die worden aangewend tijdens het aanleggen van de tweede laag poreus asfalt-beton bovenop deze eerste laag. Daarna wordt, dus vervolgens de tweede laag poreus asfalt-beton bovenop deze eerste laag aangebracht. De dikte van deze tweede laag is bijvoorbeeld eveneens 10cm en wordt vervaardigd uit het zelfde asfalt-beton als de eerste laag. Het is dus duidelijk dat beide lagen asfalt-beton met een dikte van 10cm, die, zoals hierboven beschreven, bovenop elkaar werden aangebracht op deze wijze samen de poreus asfaltbeton laag 32 met een dikte van 20cm vormen van de bovenste laag 30 van van het wegdek 10. Na het plaatsen van de tweede laag wordt de poreus asfalt-beton laag 32 gewalst, zoals gekend voor een vakman, tot de walssporen weggewerkt worden. Aangezien de poreus asfalt-beton laag 32 door de porositeit en korrelgrootteverdeling relatief grote holtes bevat volstaat een relatief licht walsen. Het is duidelijk dat volgens verdere uitvoeringsvormen naderhand nog verdere voor de vakman bekende operaties kunnen worden uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld het afwerken van de voegen, het belijnen van het wegdek, etc. Het is duidelijk dat verdere uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij de poreuze bovenlaag 30 wordt aangebracht in twee boven op elkaar aangebrachte lagen. Dit wil dus zeggen dat de poreus asfalt-beton laag 32 van de poreuze bovenlaag 30 tijdens het aanbrengen daarvan in twee lagen wordt aangebracht. Het is echter duidelijk, zoals gekend voor de vakman, dat na het aanleggen van de poreus asfalt-beton laag 32, zelfs als dit door middel van twee lagen gebeurt tijdens het aanleggen, de poreus asfalt-beton laag 32 kan
-30 BE2017/5794 beschouwd worden als een consistente, homogene, eendelige poreus asfaltbeton laag 32 die bestaat uit eenzelfde mengsel van bitumen en steenslag en gelijkaardige eigenschappen vertoont als was de poreus asfalt-beton laag 32 in één enkele laag aangebracht. Het is verder ook duidelijk dat volgens dergelijke uitvoeringsvormen de som van de diktes van de twee boven elkaar aangebrachte lagen poreus asfalt-beton overeenstemt met de dikte 34 van de poreus asfaltbeton laag 32 van de poreuze bovenlaag 30. Bij dergelijke uitvoeringsvormen bevat elk van de twee lagen van de poreuze bovenlaag 30 een dikte van 9cm of groter, bijvoorbeeld, twee lagen van elk 10cm dikte die resulteren in een poreuze bovenlaag 30 van 20cm.
Gelijkaardig als hierboven beschreven voor het aanleggen van de poreuze stroken van het wegdek, kunnen ook de ondoorlaatbare stroken van het wegdek op eenvoudige wijze en met bestaande middelen worden aangebracht. Gelijkaardig als hierboven beschreven voor de fundering 40 van de poreuze stroken 20, kan een fundering 140 aangebracht worden op de bodem 50. Het is duidelijk dat voor een uitvoeringsvoorbeeld van het wegdek 10, bijvoorbeeld gelijkaardig als weergegeven in Figuren 3 en 4, de fundering 40, 140 voor zowel de poreuze als ondoorlaatbare stroken 20, 120 van het wegdek 10, gezamenlijk kan worden aangelegd, aangezien de fundering 40, 140 bij dergelijke uitvoeringsvoorbeelden bij voorkeur bestaat uit het zelfde materiaal, bijvoorbeeld losse steenslag, en een zelfde of gelijkaardige dikte vertoont. Verder kan, gelijkaardig als hierboven beschreven voorde poreuze bovenlaag 30, de poreuze tussenlaag 130 aangebracht worden bovenop de fundering 140. Volgens een uitvoeringsvoorbeeld kan een poreuze tussenlaag 130 van 16cm, bijvoorbeeld aangelegd worden in twee lagen van 8 cm van het hierboven beschreven poreus asfalt-beton. Het is echter duidelijke dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij bij voorkeur de poreuze tussenlaag wordt aangebracht in twee boven elkaar liggende lagen met elk een dikte van minimaal 7cm. Tot slot wordt op de poreuze tussenlaag 130 de ondoorlaatbare bovenste laag 110 aangebracht met bijvoorbeeld een dikte van 114. Ook deze ondoorlaatbare bovenste laag 110, wordt bij voorkeur aangebracht in twee lagen gesloten asfalt-beton, bijvoorbeeld twee lagen met elke een dikte van 2cm. Hoewel volgens een dergelijk
-31 BE2017/5794 uitvoeringsvoorbeeld de poreuze tussenlaag 130 en/of de ondoorlaatbare bovenlaag 110 tijdens het aanbrengen in twee na elkaar aangebrachte lagen worden uitgevoerd, is het toch duidelijk dat na het aanbrengen een dergelijke poreuze tussenlaag 130 en/of ondoorlaatbare bovenlaag 110 respectievelijk als een enkele laag kunnen beschouwd worden aangezien ze een eendelige, consistente homogeniteit vertonen wat betreft het mengsel van het asfalt-beton waaruit ze bestaan. Het is verder duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij bijvoorbeeld de poreuze tussenlaag 130 en/of de ondoorlaatbare bovenste laag 110 in één laag wordt aangebracht. Het is echter voordelig om de poreuze tussenlaag en/of de ondoorlaatbare bovenste laag 110 in twee boven elkaar liggende lagen aan te brengen. Bij voorkeur bevat elk van de twee lagen van de poreuze tussenlaag 130 een dikte van minimaal 7cm, aangezien een dergelijke dikte een optimaal aanbrengen van een laag bestaande uit asfalt-beton van het hierboven beschreven mengsel toelaat. Gelijkaardig, bevat bij voorkeur elk van de twee lagen van de ondoorlaatbare bovenste laag 110 een dikte bevat van minimaal 1,5cm. Het is daarbij duidelijk dat bij voorkeur, zoals hierboven reeds vermeld, de ondoorlaatbare stroken 120 worden aangebracht in de zones van het wegdek 10 waar de grootste wringing plaatsvindt.
Nog een variante uitvoeringsvorm wordt schematisch weergegeven in Figuur 5, wat een aanzicht bevat gelijkaardig als het aanzicht weergegeven in Figuur 5. Gelijkaardige elementen worden met de zelfde referenties aangeduid en hebben een gelijkaardige structuur en functie zoals hierboven beschreven. Zoals weergegeven in Figuur 5 bevat het wegdek 10 een elementverhardings-strook 220. Het is duidelijk dat de opbouw van de elementverhardingsstrook 220 in grote lijnen gelijkaardig is als de ondoorlaatbare strook 120 weergegeven in Figuur 4. Dit wil zeggen bovenop de bodem is een waterdoorlatende, niet gebonden fundering 240 aangebracht. Bovenop deze fundering 240 een poreuze tussenlaag 230, en bovenop deze poreuze tussenlaag 230, in plaats van een ondoorlatende bovenste laag 110, een elementverhardingslaag 210. In tegenstelling tot de ondoorlaatbare bovenste laag 110 van de ondoorlaatbare strook 120, zoals gekend voor de vakman, een dergelijke
-32 BE2017/5794 elementverhardingslaag 210 wel toe dat water doorheen een dergelijke elementverhardingslaag 210 kan sijpelen naar de onderliggende lagen van het wegdek, meer bepaald via de voegen tussen de straatstenen van de elementverhardingslaag 210. Zoals weergegeven in Figuur 5 bevat de bovenste elementverhardingslaag 210 van de elementverhardingsstrook 220 een bovenste elementverharding 212 die straatstenen bevat, zoals bijvoorbeeld betonklinkers, natuurstraatstenen, ... en de tussen de straatstenen aangebrachte voegvulling, zoals bijvoorbeeld natuurlijk of kunstmatig zand. Zoals gekend voor de vakman bevat de bovenste elementverharding 212 typisch een dikte van 5cm tot 15cm, die nagenoeg overeenstemt met de dikte van de straatstenen. De elementverhardingslaag 210, bevat, zoals verder weergegeven eveneens een onder de bovenste elementverharding 212 aangebrachte straatlaag 216. Een dergelijke straatlaag bestaat bij voorkeur uit een geschikte ongebonden granulaat, zoals bijvoorbeeld porfier, zandsteen, gebroken steenslag of split, etc. typisch met een korrelgrootteverdeling van het type 0-4mm of 0-6,3mm. De dikte van een dergelijke straatlaag 216 is bij voorkeur 3cm à 4cm en heeft als functie om de straatstenen vast te zetten en eventuele dikteverschil len in de straatstenen van de bovenste elementverharding 212 op te vangen. Verder, bevat de elementverhardingslaag 210, zoals weergegeven, een onder de straatlaag 216 aangebracht geotextiel 218. Zoals zichtbaar bevindt dit geotextiel 218 zich dus tussen de poreuze tussenlaag 230 en de straatlaag 216 van de elementverhardingslaag 210. Een dergelijk geotextiel 218 bevat, zoals gekend voor een vakman, een waterdoorlatend textiel, geschikt voor gebruik in de bodem in wegenbouwkundige toepassingen. Dit geotextiel 218 zorgt ervoor dat tijdens het aanleggen van de elementverhardingsstrook 220 dat de poreuze tussenlaag 230 niet dichtslibt door de daarbovenop aangebrachte lagen zoals de straatlaag 216 van de elementverhardingslaag 210. Een dergelijk geotextiel 218, is dus wel waterdoorlatend, maar verhindert in voldoende mate dat tijdens het aanleggen of daarna, granulaten, zand, etc. kunnen binnendringen in de poreuze tussenlaag 230 zodoende het risico op dichtslibben van de holtes van de poreuze tussenlaag 230 te verminderen, waardoor de buffercapaciteit van deze poreuze tussenlaag 230 ook op lange termijn beschikbaar blijft. De dikte van een dergelijke de elementverhardingslaag 210 is dus typisch in het bereik van 8cm tot 16cm. De
-33 BE2017/5794 poreuze poreuze tussenlaag 230 van de elementverhardingsstrook 220 is gelijkaardig als hierboven beschreven voor de poreuze tussenlaag van de ondoorlaatbare strook 120. Zoals weergegeven, is de poreuze tussenlaag 230 dus in het algemeen gepositioneerd onder de bovenste elementverhardingslaag 210 en bestaat de poreuze tussenlaag 230 dus eveneens een poreus asfaltbeton laag 232 bevattende een mengsel van bitumen en steenslag bevattende een fractie van 65% of meer die niet kan passeren door een zeef van 14mm en een fractie van 90% of meer die wel kan passeren door een zeef van 32mm. Gelijkaardig als hierboven beschreven bevat de poreus asfalt-betonlaag 232 een porositeit in het bereik van 27% tot en met 35%. Verder bevat de poreus asfaltbetonlaag 232 een dikte 234 in het bereik van 10cm tot en met 20cm. Tot slot bevat, eveneens gelijkaardig als bij de poreuze strook 20 en de ondoorlaatbare strook 120, de elementverhardingsstrook 220 een waterdoorlatende, niet gebonden fundering 240 gepositioneerd tussen de poreuze tussenlaag 230 en de bodem 50, zodat water kan insijpelen in de bodem 50. Zoals hierboven reeds beschreven bevat de fundering 240 in het algemeen een dikte in het bereik van 12cm of groter, en zijn er alternatieve uitvoeringsmogelijkheden waarbij eveneens een onderfundering in de bodem 50 is ingébracht onder de fundering 240. Het is verder duidelijk dat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, gelijkaardig als hierboven beschreven voor een ondoorlaatbare strook 120, de elementverhardingsstrook 220 aangrenzend aan een poreuze strook 20 van het wegdek 10 kan worden aangebracht. Dit bijvoorbeeld in een zone van het wegdek 10 waar de grootste wringingsbelasting plaatsvindt, gelijkaardig als hierboven beschreven. Het aanbrengen van de fundering 240 en de poreuze tussenlaag 230 kan eveneens op een gelijkaardige manier gebeuren als hierboven beschreven. Daarna kan op een voor de vakman gekende wijze de bovenste elementverhardingslaag 210 aangebracht worden door het geotextiel 228 aan te brengen op de bovenkant van de poreuze tussenlaag 230, daarbovenop de straatlaag 226 aan te brengen en vervolgens daar bovenop de straatstenen aan te brengen en de voegvulling tussen de voegen in te brengen. Hoewel volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld slechts één elementverhardingsstrook 220 is weergegeven, is het duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvoorbeelden mogelijk zijn, waarbij het wegdek één of meer
-34 BE2017/5794 elementverhardingsstroken 220 bevat. Het is verder duidelijk, zoals schematisch weergegeven met pijl 15, dat de elementverhardingsstroken 220 van het wegdek ook het insijpelen van water doorheen het wegdek 10 naar de bodem toelaten, en dat daarbij de poreuze tussenlaag 230, gelijkaardig als hierboven beschreven een bufferfunctie vervuld.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bevat de elementverhardingsstrook 220 een zelfde dikte als de aangrenzend poreuze strook 20. Het is echter duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij bijvoorbeeld de dikte van de elementverhardingsstrook 220 verschilt van dat van de rest van het wegdek 10, of waarbij het bovenoppervlak van de elementverhardingsstrook op een ander, bijvoorbeeld hoger niveau ligt dan de rest van het wegdek 10, bijvoorbeeld wanneer een dergelijke strook als voetpad, fietspad, ... naast de rijstroken van het wegdek wordt aangelegd. Een dergelijke wegdek 10, laat, gelijkaardig als hierboven beschreven toe om, door de buffercapaciteit en het feit dat het water doorheen het wegdek kan insijpelen in de bodem, de noodzaak aan afwateringselementen in het wegdek te reduceren of achterwege te laten. Het is duidelijk dat nog verdere alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn. Volgens een uitvoeringsvorm is het bijvoorbeeld mogelijk dat het wegdek 10 één of meer elementverhardingsstroken 220 bevat, en slechts optioneel één of meer poreuze stroken 20 of ondoorlaatbare stroken 120 zoals hierboven beschreven. Het is verder ook duidelijk dat, net zoals hierboven beschreven voor de ondoorlaatbare stroken, de poreuze tussenlaag 230 eveneens tijdens het aanbrengen van het wegdek 10 in twee lagen van het zelfde poreus asfalt-beton kan worden aangebracht.
Het spreekt voor zich dat verdere alternatieve uitvoeringsvormen en/of combinaties van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen mogelijk zijn zonder af te wijken van de beschermingsomvang zoals bepaald in de conclusies.
Claims (24)
- CONCLUSIES1. Wegdek (10) met één of meer poreuze stroken (20) bevattende:- een poreuze bovenste laag (30) bestaande uit een poreus asfalt-beton laag (32) bevattende:- een mengsel van bitumen en steenslag, de steenslag bevattende een fractie van 65% of meer die niet kan passeren door een zeef van 14mm en een fractie van 90% of meer die wel kan passeren door een zeef van 32mm;- een porositeit in het bereik van 27% tot en met 35%; en- een dikte in het bereik van 18cm tot en met 25cm; en- een waterdoorlatende, niet-gebonden fundering (40) gepositioneerd tussen de poreuze bovenste laag (30) en de bodem (50), zodat water kan insijpelen in de bodem (50), de fundering (40) bevattende een dikte in het bereik van 12cm of groter.
- 2. Wegdek volgens conclusie 1, waarbij de poreuze bovenste laag (30) een buffercapaciteit bevat van 280l/m3 of meer.
- 3. Wegdek volgens conclusie 1 of 2, waarbij de poreuze bovenste laag (30) een buffercapaciteit bevat van 300l/m3 of meer.
- 4. Wegdek volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij:- de steenslag van het de poreus asfalt-beton laag (32) een fractie van 50% of meer bevat die niet kan passeren door een zeef van 20mm en een fractie van 90% of meer die wel kan passeren door een zeef van 32mm; en- een porositeit van 28% +/-1 %.
- 5. Wegdek volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het bitumen van de poreus asfalt-beton laag (32) één of meer van het volgende bevat:- polymeer bitumen;- met vezels verrijkt bitumen.BE2017/5794
- 6. Wegdek volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de poreus asfalt-beton laag (32) geen cement of beton bevat.
- 7. Wegdek volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de poreuze bovenste laag (30) een dikte (34) bevat van 20cm +/- 1cm.
- 8. Wegdek volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de fundering (40) uit losse steenslag en/ of de dikte (44) van de fundering (40) 15cm +/-1 cm bedraagt.
- 9. Wegdek volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het wegdek (10) verder één of meer ondoorlaatbare stroken (120) aangrenzend aan minstens één van de poreuze stroken (20), de ondoorlaatbare stroken (120) bevattende:- een ondoorlaatbare bovenste laag (110) bestaande uit een gesloten asfaltbeton laag (112);- een poreuze tussenlaag (130), gepositioneerd onder de ondoorlaatbare bovenste laag (110), en bestaande uit een poreus asfalt-beton laag (132) bevattende:- een mengsel van bitumen en steenslag, de steenslag bevattende een fractie van 65% of meer die niet kan passeren door een zeef van 14mm en een fractie van 90% of meer die wel kan passeren door een zeef van 32mm;- een porositeit in het bereik van 27% tot en met 35%; en- een dikte in het bereik van 16cm tot en met 23cm; en- een waterdoorlatende, niet gebonden fundering (140) gepositioneerd tussen de poreuze tussenlaag (130) en de bodem (50), zodat water kan insijpelen in de bodem (50), de fundering (140) bevattende een dikte in het bereik van 12cm of groter.
- 10. Wegdek volgens conclusie 9, waarbij het mengsel van bitumen en steenslag van de poreus asfalt-beton laag (132) van de poreuze tussenlaag (130) van de één of meer ondoorlaatbare stroken (120) overeenstemt met dat van de poreus- 37 BE2017/5794 asfaltbeton-laag (32) van de poreuze bovenste laag (30) van de één of meer poreuze stroken (20).
- 11. Wegdek volgens conclusie 9 of 10, waarbij de gesloten asfalt-beton laag (112) bestaat uit:- een gesloten asfalt-beton type 4 volgens standaardbestek SB250 versie 3.1;- een gesloten asfalt-beton type AB-4C volgens standaardbestek SB250 versie 3.1; of- een gesloten asfalt-beton bestaande uit een mengsel met een bitumengehalte van 5,9% +/- 0,5% en steenslag waarvan een fractie van 95% of meer kan passeren door een zeef van 16mm.
- 12. Wegdek volgens één of meer van de conclusies 9 tot 11, waarbij:- de som van de dikte (114) van de ondoorlaatbare bovenste laag (110) en de dikte (134) van de poreuze tussenlaag (130) van de ondoorlaatbare strook (120) is gelijk aan de dikte (34) van de poreuze bovenste laag (30) van de aangrenzende poreuze strook (20); en/of- de dikte (114) van de ondoorlaatbare bovenste laag (110) van de ondoorlaatbare strook (120) groter is of gelijk aan 4cm;- de dikte (134) van de poreuze tussenlaag (130) van de ondoorlaatbare strook (120) groter is of gelijk aan 16cm; en/of- de dikte van de poreuze bovenste laag (30) van de aangrenzende poreuze strook (20) groter is of gelijk aan 20cm.
- 13. Wegdek volgens één of meer van de conclusies 9 tot 12, waarbij de één of meer ondoorlaatbare stroken (120) minstens gedeeltelijk een helling bevatten in de richting van een aangrenzende poreuze strook (20).
- 14. Wegdek volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het wegdek (10) verder één of meer elementverhardings-stroken (220) bevat, de elementverhardings-stroken (220) bevattende:- een bovenste elementverhardingslaag (210) bevattende:- 38 BE2017/5794- een bovenste elementverharding (212) bevattende straatstenen en tussen de straatstenen aangebrachte voegvulling;- een onder de elementverharding (212) aangebrachte straatlaag (216);- een onder de straatlaag (216) aangebracht geotextiel (218); en- een poreuze tussenlaag (130), gepositioneerd onder de bovenste elementverhardingslaag (210), bestaande uit een poreus asfalt-beton laag (232) bevattende:- een mengsel van bitumen en steenslag, de steenslag bevattende een fractie van 65% of meer die niet kan passeren door een zeef van 14mm en een fractie van 90% of meer die wel kan passeren door een zeef van 32mm;- een porositeit in het bereik van 27% tot en met 35%; en- een dikte in het bereik van 10cm tot en met 20cm; en- een waterdoorlatende, niet gebonden fundering (240) gepositioneerd tussen de poreuze tussenlaag (230) en de bodem (50), zodat water kan insijpelen in de bodem (50), de fundering (240) bevattende een dikte in het bereik van 12cm of groter.
- 15. Wegdek volgens één of meer van de conclusies 9 tot 13, waarbij de poreuze tussenlaag (130, 230) een buffercapaciteit bevat van 280l/m3 of meer.
- 16. Wegdek volgens één of meer van de conclusies 9 tot 14, waarbij de poreuze tussenlaag (130, 230) een buffercapaciteit bevatten van 300l/m3 of meer.
- 17. Methode voor het aanleggen van een wegdek volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de methode de volgende stappen bevat voor het aanbrengen van de één of meer poreuze stroken (20) van het wegdek (10):- het aanbrengen van de fundering (40);- het aanbrengen van de poreuze bovenlaag (30) bovenop de fundering (40).
- 18. Methode volgens conclusie 17, waarbij de poreuze bovenlaag (30) wordt aangebracht in twee boven op elkaar aangebrachte lagen.- 39 BE2017/5794
- 19. Methode volgens conclusie 18, waarbij elk van de twee lagen van de poreuze bovenlaag (30) een dikte (34) bevat van 9cm of groter.
- 20. Methode volgens één of meer van de conclusies 17 tot 19, wanneer afhankelijk van één of meer van de conclusies 9 tot 15, waarbij de methode de volgende stappen bevat voor het aanbrengen van de één of meer ondoorlaatbare stroken (120) van het wegdek (10):- het aanbrengen van de fundering (140);- het aanbrengen van de poreuze tussenlaag (130) op de fundering (140);- het aanbrengen van de ondoorlaatbare bovenste laag (110) op de poreuze tussenlaag (130).
- 21. Methode volgens conclusie 20, waarbij:- de poreuze tussenlaag (130) wordt aangebracht in twee boven elkaar liggende lagen; en/of- de ondoorlaatbare bovenste laag (110) wordt aangebracht in twee boven elkaar liggende lagen.
- 22. Methode volgens conclusie 21, waarbij:- elk van de twee lagen van de poreuze tussenlaag (130) een dikte bevat van minimaal 7cm; en/of- elk van de twee lagen van de ondoorlaatbare bovenste laag (110) een dikte bevat van minimaal 1,5cm.
- 23. Methode volgens één of meer van de conclusies 20 tot 22, waarbij de ondoorlaatbare stroken (130) worden aangebracht in de zones van het wegdek (10) die worden blootgesteld aan de grootste wringing.
- 24. Methode volgens één of meer van de conclusies 17 tot 23, wanneer afhankelijk van conclusie 14, waarbij de methode de volgende stappen bevat voor het aanbrengen van de één of meer elementverhardings-stroken (220) van het wegdek (10):- het aanbrengen van de fundering (240);ΒΕ2017/5794- het aanbrengen van de poreuze tussenlaag (230) op de fundering (240);- het aanbrengen van de bovenste elementverhardingslaag (210) op de poreuze tussenlaag (130), door middel van het aanbrengen van:- het geotextiel (218) bovenop de poreuze tussenlaag (230);5 - de straatlaag (216) bovenop het geotextiel (218);- de bovenste elementverharding bovenop de straatlaag (216).
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20175794A BE1025442B1 (nl) | 2017-11-06 | 2017-11-06 | Wegdek met één of meer poreuze stroken |
EP18201239.3A EP3480360B1 (en) | 2017-11-06 | 2018-10-18 | Road surface comprising one or more porous strips |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20175794A BE1025442B1 (nl) | 2017-11-06 | 2017-11-06 | Wegdek met één of meer poreuze stroken |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1025442B1 true BE1025442B1 (nl) | 2019-02-21 |
Family
ID=60450399
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE20175794A BE1025442B1 (nl) | 2017-11-06 | 2017-11-06 | Wegdek met één of meer poreuze stroken |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP3480360B1 (nl) |
BE (1) | BE1025442B1 (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CN112897959A (zh) * | 2021-04-06 | 2021-06-04 | 常州科鉴建设工程质量检测有限公司 | 一种透水高强型沥青混凝土及其制备方法 |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JP7474135B2 (ja) * | 2020-06-29 | 2024-04-24 | 株式会社長谷工コーポレーション | 舗装構造 |
Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0381903A1 (fr) * | 1989-02-10 | 1990-08-16 | BEUGNET, Société dite | Enrobé à base de granulat de gros calibre et de liant hydrocarboné pour la construction des assises de chaussées, ainsi que chaussée poreuse notamment chaussée drainante et anti-bruit obtenue à partir d'un tel enrobé |
FR2688808A1 (fr) * | 1992-03-19 | 1993-09-24 | Beugnet Sa | Couche de roulement drainante pour chaussee plus specialement destinee au revetement des bandes d'arret d'urgence des autoroutes ou chaussees a grande vitesse, ainsi que procede d'obtention d'une telle couche de roulement drainante. |
JP2006028828A (ja) * | 2004-07-14 | 2006-02-02 | Univ Osaka Sangyo | 大粒径骨材を使用した排水性アスファルト舗装 |
-
2017
- 2017-11-06 BE BE20175794A patent/BE1025442B1/nl active IP Right Grant
-
2018
- 2018-10-18 EP EP18201239.3A patent/EP3480360B1/en active Active
Patent Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0381903A1 (fr) * | 1989-02-10 | 1990-08-16 | BEUGNET, Société dite | Enrobé à base de granulat de gros calibre et de liant hydrocarboné pour la construction des assises de chaussées, ainsi que chaussée poreuse notamment chaussée drainante et anti-bruit obtenue à partir d'un tel enrobé |
FR2688808A1 (fr) * | 1992-03-19 | 1993-09-24 | Beugnet Sa | Couche de roulement drainante pour chaussee plus specialement destinee au revetement des bandes d'arret d'urgence des autoroutes ou chaussees a grande vitesse, ainsi que procede d'obtention d'une telle couche de roulement drainante. |
JP2006028828A (ja) * | 2004-07-14 | 2006-02-02 | Univ Osaka Sangyo | 大粒径骨材を使用した排水性アスファルト舗装 |
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CN112897959A (zh) * | 2021-04-06 | 2021-06-04 | 常州科鉴建设工程质量检测有限公司 | 一种透水高强型沥青混凝土及其制备方法 |
CN112897959B (zh) * | 2021-04-06 | 2022-01-18 | 常州科鉴建设工程质量检测有限公司 | 一种透水高强型沥青混凝土及其制备方法 |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP3480360A1 (en) | 2019-05-08 |
EP3480360B1 (en) | 2020-08-05 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
Haselbach et al. | Permeability predictions for sand-clogged Portland cement pervious concrete pavement systems | |
Pratt et al. | Urban stormwater reduction and quality improvement through the use of permeable pavements | |
US8297874B2 (en) | Traffic bearing structure with permeable pavement | |
Field et al. | Porous pavement: research, development, and demonstration | |
BE1025442B1 (nl) | Wegdek met één of meer poreuze stroken | |
BE1019912A3 (nl) | Terreinbedekking en gebruik ervan. | |
Suripin et al. | Reducing stormwater runoff from parking lot with permeable pavement | |
Hashim et al. | An experimental comparison between different types of surface patterns of permeable interlocking concrete pavement for roadway subsurface drainage | |
Hein et al. | Permeable Pavement Design and Construction: What Have We Learned Recently? | |
Bateni et al. | Hydrological performances on the modified permeable pavement with precast hollow cylinder micro detention pond structure | |
Bateni et al. | Hydrological impact assessment on permeable road pavement with subsurface precast micro‐detention pond | |
Bean et al. | Permeable Pavement Systems: Technical Considerations: AE530, 4/2019 | |
RU2516408C1 (ru) | Дорожная конструкция | |
CN210737274U (zh) | 一种多车道排水沥青路面横向快速排水结构 | |
Suman et al. | Hydraulic Design of Reservoir in Permeable Pavement for Mitigating Urban Stormwater | |
Zanoni et al. | The Benefits of Using Porous Asphalt Pavement in Comparison with Other Forms of Pervious Pavements | |
JP2012207483A (ja) | 排水構造舗装体 | |
KR102711665B1 (ko) | 집수·침투 기능을 구비한 다기능 생태블록 및 그 시공방법 | |
CN209836714U (zh) | 一种缝隙式透水砖及缝隙式透水砖模组 | |
Farukh et al. | Study on drainage related performance of flexible highway pavements | |
Swan et al. | Development of the permeable design pro permeable interlocking concrete pavement design system | |
Perini | Green and blue infrastructure–unvegetated systems | |
Khinvasara et al. | A REVIEW ON STORMWATER MANAGEMENT USING PERVIOUS CONCRETE IN PAVEMENTS | |
Schaus et al. | Use of Permeable Pavements [Tech Brief] | |
Kulkarni et al. | REVIEW OF STORMWATER MANAGEMENT USING PERVIOUS CONCRETE IN PAVEMENTS |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20190221 |