BE1025150B1 - Blindklinkbevestiger en werkwijze voor de productie daarvan - Google Patents

Blindklinkbevestiger en werkwijze voor de productie daarvan Download PDF

Info

Publication number
BE1025150B1
BE1025150B1 BE2017/0141A BE201700141A BE1025150B1 BE 1025150 B1 BE1025150 B1 BE 1025150B1 BE 2017/0141 A BE2017/0141 A BE 2017/0141A BE 201700141 A BE201700141 A BE 201700141A BE 1025150 B1 BE1025150 B1 BE 1025150B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
section
fastener
blind rivet
tubular
distal end
Prior art date
Application number
BE2017/0141A
Other languages
English (en)
Inventor
Jan MAEYENS
Arthur RUEL
LEUGENHAEGHE Simon VAN
Original Assignee
Dejond Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Dejond Nv filed Critical Dejond Nv
Priority to BE2017/0141A priority Critical patent/BE1025150B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1025150B1 publication Critical patent/BE1025150B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16BDEVICES FOR FASTENING OR SECURING CONSTRUCTIONAL ELEMENTS OR MACHINE PARTS TOGETHER, e.g. NAILS, BOLTS, CIRCLIPS, CLAMPS, CLIPS OR WEDGES; JOINTS OR JOINTING
    • F16B37/00Nuts or like thread-engaging members
    • F16B37/04Devices for fastening nuts to surfaces, e.g. sheets, plates
    • F16B37/06Devices for fastening nuts to surfaces, e.g. sheets, plates by means of welding or riveting
    • F16B37/062Devices for fastening nuts to surfaces, e.g. sheets, plates by means of welding or riveting by means of riveting
    • F16B37/065Devices for fastening nuts to surfaces, e.g. sheets, plates by means of welding or riveting by means of riveting by deforming the material of the nut
    • F16B37/067Devices for fastening nuts to surfaces, e.g. sheets, plates by means of welding or riveting by means of riveting by deforming the material of the nut the material of the nut being deformed by a threaded member generating axial movement of the threaded part of the nut, e.g. blind rivet type

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Insertion Pins And Rivets (AREA)

Abstract

In een eerste aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een blindklinkbevestiger omvattende een bevestigingsflens en een klinkhuls, waarbij de genoemde klinkhuls een proximaal einddeel heeft, waaraan het is verbonden met en zich axiaal uitstrekt vanuit de bevestigingsflens, een distaal einddeel dat een spilontvanger vormt en een inklapbaar deel dat daartussen is geplaatst. Het genoemde inklapbare deel omvat in het bijzonder een vervormbare buisvormige vervormingssectie die een binnendiameter, een buitendiameter en een wanddikte heeft, waarvan de circumferentieel gemiddelde waarden constant blijven langs de genoemde sectie, waarbij het genoemde inklapbare deel een ringvormige sectie omvat, die axiaal grenst aan een distaal uiteinde van de genoemde buisvormige vervormingssectie, en die een buitendiameter heeft, waarvan de circumferentieel gemiddelde waarde geleidelijk afneemt naar een distaal uiteinde van de genoemd sectie toe. In verdere aspecten heeft de uitvinding betrekking op een ingeklapte blindklinkbevestiger en op een werkwijze voor de productie van blindklinkbevestigers.

Description

BLINDKLINKBEVESTIGER EN WERKWIJZE VOOR DE PRODUCTIE DAARVAN
Technisch gebied
De uitvinding heeft betrekking op het technische gebied van blindklinkbevestigers, en op werkwijzen voor de productie van dergelijke bevestigers.
Achtergrond
Een brede variëteit aan blindklinkbevestigers is bekend in de stand der techniek. Er wordt bijvoorbeeld verwezen naar blindklinkmoeren, naar blindklinkdraadbouten en naar conventionele klinknagels met afbreekbare spil. Blindklinkbevestigers omvatten gewoonlijk een langwerpige klinkhuls, met een bevestigingsflens aan het proximale uiteinde ervan, met een spilontvanger aan het distale uiteinde ervan, en met een inklapbaar deel dat daartussen loopt.
Als gevolg van het ontwerp zijn dergelijke bevestigers bijzonder goed geschikt voor het tegen elkaar klemmen van twee of meerdere plaatachtige structuren. Een meer specifiek kenmerk van blindklinkmoeren en schroefdraad bouten is dat ze een montagepunt kunnen bieden voor schroefdraadverbinding met relatief dunwandige en/of niet-starre structuren. Als voorbeeld maken ze de voorziening van dergelijke montagepunten in staat op metalen bladen en plastic substraten, waarin een starre schroefdraad normaal niet kan worden getapt of gesneden. Bovendien zijn blindklinkbevestigers in het bijzonder handig in situaties waarin het werkstuk (bijv. een plaatvormige structuur of structuursandwich) slechts vanuit één zijde toegankelijk is.
Om een blindklinkbevestiger effectief vast te maken aan een werkstuk, wordt de klinkhuls ervan passend ingebracht door een geprefabriceerd montagegat dat door deze laatste gaat. De bevestigingsflens ervan raakt daarbij aan het toegankelijke oppervlak van het werkstuk. De spilontvanger van de bevestiger wordt vervolgens naar de bevestigingsflens getrokken, door middel van een spil. Dit zorgt ervoor dat het inklapbare deel van het bevestigingsmiddel axiaal in elkaar klapt, en lateraal uitzet, waardoor een lateraal uitstekende materiaalvouw wordt gevormd aan de achterzijde t.o.v. het werkstuk. Naarmate de voorgenoemde materiaalvouw naar het achterste oppervlak van het werkstuk toe verderloopt, wordt dit laatste werkstuk geklemd tussen de bevestigingsflens en de materiaalvouw, d.w.z. tussen de bevestigingsflens en de "tegenflens". Dit wordt ook aangeduid als de handeling om de blindklinkbevestiger "te plaatsen".
Een bepaalde blindklinkbevestiger wordt gewoonlijk geëvalueerd op basis van de productie-efficiëntie ervan, de materiaalkost ervan, de corrosiebestendigheid ervan, het bevestigingsbereik ervan, en op de mechanische eigenschappen ervan. Deze laatste kan, bijvoorbeeld, de plaatsingskracht ervan, de torsie-om-te-draaien ervan, en de uitrekkracht ervan omvatten. Naast de bovengenoemde kenmerken kan de bevestiger al dan niet een fluïdumdichte verbinding met het werkstuk bieden. EP 1 953 398 BI beschrijft een blindklinkmoer die een inklapbaar deel omvat die een interne boring heeft, waarvan de dwarsdoorsnede trapsgewijs afneemt, van de bevestigingsflens naar het distale uiteinde van de bevestiger toe. Bijgevolg biedt de boring twee in hoofdzaak cilindrische boringfases, met achtereenvolgend afnemende diameters. Wanneer een blindklinkmoer van dit type op een relatief dik, plaatvormig werkstuk wordt geplaatst, klapt enkel de distale boringfase ineen, waardoor een materiaalvouwbevestigingsflens wordt gevormd. Anderzijds, wanneer het wordt gebruikt samen met relatief dunne werkstukken, klappen beide boringfases ineen. Niet één, maar twee materiaalvouwen worden daarbij gevormd, en het werkstuk wordt op gelijkaardige wijze geklemd. Als gevolg daarvan is het bevestigingsbereik van de blindklinkmoer uitzonderlijk groot. Dit is echter ten nadele van de kost van een zeer hoge materiaalkost, in het bijzonder wanneer het wordt toegepast op relatief dunne werkstukken; in dergelijke gevallen is de distale materiaalvouw overbodig.
Blindklinkbevestigers worden in feite hoofdzakelijk gebruikt samen met werkstukken met een relatief hoge sterkte, zoals staal. Wanneer dezelfde bevestigers worden gebruikt samen met broze en/of niet-starre werkstukken (bijv. omvattende plastic of composiet), is het mogelijk dat de materiaalvouw niet volledig ontwikkelt, waardoor de torsie-om-te-draaien en uittrekkrachten van de verbinding verlagen. Het werkstuk, en in het bijzonder de montage gat rand ervan kunnen bovendien onderworpen worden aan significante krachten en afschuiven bij de plaatsing. Dit kan leiden tot barsten en/of bol staan van het werkstuk. Eén oplossing is om een gebied van het inklapbare deel dat grenst aan de bevestigingsflens, te verstevigen, bijvoorbeeld door koud vervorming of profilering. De lengte van dit gebied moet ongeveer overeenkomen met de dikte van het werkstuk. Als gevolg hiervan zal de materiaalvouw gevormd worden verder dan dit gebied, en dus veel verder dan de montage gat rand. Dit vermindert het bevestigingsbereik van de bevestiger echter drastisch.
Een andere oplossing wordt geboden door US 7 901 171 B2, dat een blindklinkmoer voorstelt die een verzwakking heeft, geplaatst langs een circumferentieel gebied van het inklapbare deel. Omwille van deze verzwakking wordt de materiaalvouw rond deze verzwakking gevormd. De verzwakking zelf kan gerealiseerd worden via een veelvoud aan gaten en/of gleuven, of via een circumferentiële groef.
Lokale verzwakking van de huls kan echter aanleiding geven tot de vorming van barsten en propagatie. Dit kan op zijn beurt de corrosiebestendigheid van de bevestiger beïnvloeden. Bovendien kan elke verzwakking in de vorm van perforaties die door de huls gaan, fluïda toelaten te migreren tussen tegenoverliggende zijden van het werkstuk, waardoor de fluïdumdichtheid van de verbinding in het gedrang komt. WO 2016 170 835 Al beschrijft een blindklinkmoer met een gereduceerde lengte na bevestiging. Daartoe wordt een niet-integraal gevormd, tweedelig ontwerp overwogen. De bevestiger combineert daarbij een vervormbaar lichaam met een niet-vervormbaar moerdeel. Het lichaam zelf heeft een bevestigingsflens en een zeshoekige/vierkant huls, die zich axiaal daaruit uitstrekt naar het distale uiteinde toe, waar het een buisvormige sectie vormt. Aan de distale eindzijde is de laatste buisvormige sectie verbonden met het voorgenoemde moerdeel, door middel van een lasnaad. Als gevolg van het ontwerp zal de huls beginnen vervormen vanaf deze laatste eindzijde. De hulslengte wordt bijgevolg op efficiënte wijze benut, en de totale lengte van de blindklinkmoer kan worden gereduceerd. Het productieproces zal echter eerder complex zijn: het vervormbare lichaam en het niet-vervormbare moerdeel moeten afzonderlijk gevormd worden, uit verschillende materialen. Er blijft in de stand der techniek bijgevolg nood aan een verbeterde klasse van blindklinkbevestigers die in het bijzonder geschikt zijn voor het klemmen van relatief broze en/of niet-starre werkstukken. Het moet bij voorkeur mogelijk zijn de fluïdumdichtheid van de verbinding te behouden. Verder moeten deze bevestigers bij voorkeur een lage plaatsingskracht combineren met een hoge torsie-om-te-draaien en uittrekkrachten. Deze bevestigers kunnen bij voorkeur op efficiënte wijze worden verkregen via relatief eenvoudige productieprocessen.
De onderhavige uitvinding heeft als doel het oplossen van ten minste één van de bovengenoemde problemen.
Samenvatting van de uitvinding
De onderhavige uitvinding biedt blindklinkbevestigers volgens conclusies 1 en 2, en een ingeklapte blindklinkbevestiger volgens conclusie 16. De uitvinding beschrijft verder een werkwijze volgens conclusie 17, voor de productie van dergelijke blindklinkbevestigers.
Bij het plaatsen van een blindklinkbevestiger op een werkstuk moet er een materiaalvouw beginnen te vormen, aan de blinde zijde t.o.v. het werkstuk. Deze laatste materiaalvouw groeit dan tot een tegenflens die het werkstuk vanuit de blinde zijde ervan klemt. Voor de meeste blindklinkbevestigers is het echter helemaal niet zeker waar, langs de lengte van de klinkhuls, een materiaalvouw zal beginnen te vormen. Een materiaalvouw kan in het bijzonder beginnen te vormen binnen het montagegat, of slechts juist over de montage gat rand. Het werkstuk wordt dan onderworpen aan aanzienlijke krachten en schuift. In geval van niet-starre en/of broze werkstukken kan het werkstuk dan bol komen te staan en/of barsten.
De onderhavige blindklinkbevestigers hebben een inklapbaar deel dat een buisvormige vervormingssectie en een ringvormige sectie omvat, die axiaal grenst aan een distaai uiteinde van de genoemde buisvormige vervormingssectie. Anderzijds, uitgaande van de bevestiger volgens conclusie 1, heeft de buisvormige vervormingssectie ervan een constante buitendiameter. Bovendien heeft de ringvormige sectie ervan een buitendiameter die geleidelijk afneemt naar het distale uiteinde van de genoemde sectie toe. Anderzijds, met betrekking tot de bevestiger volgens conclusie 2, is het inklapbare deel ervan voorzien van axiale ribelementen en/of groefelementen. De buisvormige vervormingssectie heeft daarbij een buitendiameter, waarvan de circumferentieel gemiddelde waarde constant blijft langs de genoemde sectie. In tegenstelling daarmee neemt de circumferentieel gemiddelde buitendiameter van de ringvormige sectie geleidelijk af naar het einde van de genoemde sectie toe.
Bij het plaatsen van dergelijke bevestigers is de natuurlijke reactie van het randgebied tussen de ringvormige sectie en de buisvormige vervormingssectie radiaal naar buiten uit te zetten. Daarbij wordt een materiaalvouw gestart. Vervolgens breidt deze laatste vouw uit naar het proximale uiteinde, en in de buisvormige vervormingssectie.
Gezien de dikte van het werkstuk kan er nu een bevestiger ontworpen worden waarvoor de materiaalvouw zal beginnen ontwikkelen veel verder van de montagegat rand, en naar het blinde oppervlak toe. Een dergelijke materiaalvouw zal aanleiding geven tot een effectieve tegenflens die rakend koppelt met een blind oppervlak, voor het klemmen van werkstukken die niet-stijf en/of broos kunnen zijn.
Beschrijving van de figuren
Figuur IA geeft een perspectiefzicht op een blindklinkmoer volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuren 1B en IC tonen een doorsnede van blindklinkmoeren volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding, langs de centrale as ervan.
Figuren 2A en 2B geven een perspectiefzicht van een blindklinkmoer die is gemonteerd in een niet-stijf werkstuk, respectievelijk volgens de stand der techniek, en volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Figuren 3A en 3B geven een perspectiefzicht van een blindklinkmoer die is gemonteerd in een broos werkstuk, respectievelijk volgens de stand der techniek, en volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Figuren 4A-C stellen schematisch drie stappen voor in een werkwijze voor de productie van een blindklinkmoer volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij er een spontane plooi wordt voorzien.
Figuren 5A-C stellen schematisch drie stappen voor in een werkwijze voor de productie van een blindklinkmoer volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij er een geforceerde plooi wordt voorzien.
Figuur 6A-D illustreren op schematisch wijze de handeling van het plaatsen van een blindklinkmoer volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuren 7A en 7B tonen een laterale doorsnede van een blindklinkmoer volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, respectievelijk in een voor gemonteerde en in een gemonteerde configuratie.
Figuur 8 toont een laterale doorsnede van een blindklinkdraadbout volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 9 toont een laterale doorsnede van een conventionele blindklinknagel met een afbreekbare spil, volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 10 geeft een zijaanzicht van een blindklinkmoer volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 11A geeft een gedeeltelijk doorgesneden perspectiefzicht op een uitvoeringsvorm van een blindklinkmoer volgens het tweede aspect van de uitvinding.
Figuren 11B-C tonen laterale doorsneden, die respectievelijk door de buisvormige vervormingssectie en de distale buisvormige sectie van de blindklinkmoer volgens het tweede aspect van de uitvinding gaan.
Gedetailleerde beschrijving van de uitvinding
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op blindklinkbevestigers in voor gemonteerde configuratie, op een ingeklapte en gemonteerde blindklinkbevestiger, en op een werkwijze voor de productie van blindklinkbevestigers.
Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die zijn gebruikt in de beschrijving van de uitvinding, inclusief technische en wetenschappelijke termen, de betekenis die algemeen wordt begrepen door een vakman in het gebied waarop deze uitvinding betrekking heeft. Verder zijn de definities van de termen opgenomen om de beschrijving van de onderhavige uitvinding beter te begrijpen.
Zoals hier gebruikt, hebben de volgende termen de volgende betekenis: "Een", "de" en "het" zoals hier gebruikt, verwijzen zowel naar het enkelvoud als het meervoud, tenzij de context anders aangeeft. "Ongeveer" zoals hier gebruikt, dat verwijst naar een meetbare waarde zoals een parameter, een hoeveelheid, een tijdsduur en dergelijke, is bedoeld om variaties te omvatten van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, meer bij voorkeur +/-5% of minder, zelfs meer bij voorkeur +/-1% of minder, en nog meer bij voorkeur +/0,1% of minder van de gespecificeerde waarde, voor zover dergelijke variaties geschikt zijn om uit te voeren in de beschreven uitvinding. Het moet echter begrepen worden dat de waarde waarnaar de modificator "ongeveer" verwijst, zelf ook specifiek beschreven wordt. "Omvatten", "omvattende" en "omvat" en "bestaande uit" zoals hier gebruikt, zijn synoniem met "bevatten", "bevattende" of "bevat" en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid specificeren van wat volgt bijv. een component en sluiten de aanwezigheid van aanvullende, niet-genoemde componenten, kenmerken, elementen, delen, stappen, die welbekend zijn in de stand der techniek of daarin beschreven zijn, niet uit.
Een "blindklinkbevestiger" dient te worden begrepen als een bevestiger die een langwerpige klinkhuls omvat, met een bevestigingsflens aan het proximale uiteinde ervan, met een spilontvanger recipiënt aan het distale uiteinde ervan en met een inklapbaar deel dat axiaal daartussen is geplaatst. De blindklinkbevestiger kan onder andere ontworpen zijn als een blindklinkmoer, als een blindklinkdraadbout, of als een conventionele blindklinknagel met een afbreekbare spil.
In geval van een "blindklinkmoer" heeft de spilontvanger een interne schroefdraad waarin een axiaal verplaatsbare schroefdraadspil kan worden geschroefd. Bij het losschroeven van de spil na de bevestiger te hebben geplaatst, is deze interne schroefdraad beschikbaar voor schroefdraadverbinding. In geval van een "blindklinkdraadbout" is de klinkhuls anderzijds (standaard) aangevuld met een schroefdraadbout. Deze bout vervult de functie van de spil, voor het plaatsen van de bevestiger. De (externe) schroefdraad ervan is opnieuw uiteindelijk beschikbaar voor schroefdraadverbinding. Een "conventionele blindklinknagel" wordt daarentegen voornamelijk gebruikt voor het tussenplaatsen en klemmen van plaatvormige structuren, en niet zozeer voor het bieden van een montagepunt. In de laatste fase van de plaatsing van de conventionele blindklinknagel wordt de afbreekbare spil gedeeltelijk losgekoppeld, waarna het losgekoppelde deel verwijderd wordt.
De "axiale/longitudinale richting" wordt gedefinieerd ten opzichte van een blindklinkbevestiger, hetzij in voor gemonteerde hetzij in gemonteerde configuratie, als de richting waarin de (optioneel ingeklapte) klinkhuls zich uitstrekt. Een "lengte" moet geïnterpreteerd worden als een afstand langs de axiale/longitudinale richting. Elke klinknagelbevestiger heeft bij voorkeur een centrale symmetrieas die zich uitstrekt langs deze axiale richting , en waarrond de genoemde bevestiger (hetzij continu hetzij periodiek) cilinder-symmetrisch is. Op een gelijkaardige manier loopt elke "laterale/radiale richting" ten opzichte van een blinkklinkbevestiger orthogonaal op de axiale richting van de genoemde bevestiger. De "plaatsingskracht" van een blindklinkbevestiger wordt gedefinieerd als de axiaal gerichte trekkracht die vereist is voor het monteren van de genoemde bevestiger op een werkstuk, dus voor het plaatsen van de bevestiger. In de gemonteerde configuratie ervan wordt de "uittrekkracht" van een blindklinkbevestiger gedefinieerd als de axiaal gerichte trekkracht die vereist is voor het trekken van de genoemde bevestiger uit een werkstuk, vanuit de zijde van de bevestigingsflens. Bovendien is de "torsie-om-te-draaien" ervan gelijk aan het axiaal gerichte krachtmoment, dat vereist is voor het overwinnen van wrijving zodat de blinkklinkbevestiger begint te roteren t.o.v. het werkstuk, en rond de centrale as ervan. Het "bevestigingsbereik" van een blindklinkbevestiger komt overeen met het bereik van werkstukdiktes waaraan de genoemde bevestiger kan worden geklemd, waardoor een voldoende grote tegenflens wordt gevormd.
De plaatsingskracht van blindklinkbevestigers is bij voorkeur natuurlijk zo laag mogelijk, terwijl de uittrekkracht en torsie-om-te-draaien ervan zo hoog mogelijk moet zijn. Verder is het bevestigingsbereik van blindklinkbevestigers bij voorkeur zo breed mogelijk.
Een maat die "geleidelijk afneemt", zoals hier gebruikt, dient te worden begrepen in een zin dat de genoemde maat continu schommelt tussen een eerste en een tweede waarde, waarbij de eerste waarde strikt groter is dan de tweede waarde, en waarbij de genoemde maat, op een lokaal niveau, hetzij lokaal constant is hetzij lokaal afneemt.
De recitatie van numerieke bereiken door eindpunten omvat alle getallen en breuken die zijn opgenomen binnen dat bereik, evenals de genoemde eindpunten.
In een eerste aspect beschrijft de onderhavige uitvinding een blindklinkbevestiger, dewelke bevestiger omvat: - een bevestigingsflens, voor rakende koppeling met een toegankelijk oppervlak van een werkstuk, en - een klinkhuls, om zich uit te strekken door een montagegat dat zich uitstrekt in het genoemde oppervlak, dewelke klinkhuls een proximaal einddeel omvat, waaraan het is verbonden met en zich axiaal uitstrekt vanuit de bevestigingsflens, een distaai einddeel dat een spilontvanger vormt, en een inklapbaar deel, hetwelk inklapbare deel axiaal is geplaatst tussen de genoemde proximale en distale einddelen, waarbij het genoemde inklapbare deel is geconfigureerd om axiaal ineen te klappen en lateraal uit te zetten bij het duwen van de spilontvanger naar de bevestigingsflens, waardoor een tegenflens wordt gevormd. Het genoemde inklapbare deel omvat in het bijzonder: - een buisvormige vervormingssectie met constante binnen- en buitendiameters, en met een constante wanddikte, en - een ringvormige sectie, die axiaal grenst aan een distaai uiteinde van de genoemde buisvormige vervormingssectie, en dewelke ringvormige sectie een buitendiameter heeft die geleidelijk afneemt naar een distaai uiteinde van de genoemd sectie toe.
Een blindklinkbevestiger van dit type kan gemonteerd worden in een geprefabriceerd montagegat dat daartoe voorzien is in een werkstuk. Het laatste montagegat wordt bijvoorbeeld verkregen via ponsen, snijden of via boren. Het werkstuk is gewoonlijk een plaatvormige structuur of structuursandwich omvattende twee of meerdere sandwichlagen. Het dient ten minste één toegankelijke zijde/oppervlak te hebben, van waaruit de bevestiger wordt geplaatst, waarbij de tegenoverliggende zijde/ oppervlak de/het "blinde" zijde/oppervlak is.
In de meest gebruikelijke situatie loopt het voorgenoemde montagegat tussen de toegankelijke zijde en de blinde zijde, als alternatief loopt het montagegat echter gewoon in het werkstuk, tot een bepaalde diepte. De diameter van het montagegat is bij voorkeur iets groter dan de buitendiameter van de buisvormige vervormingssectie, zodat deze laatste sectie nauwsluitend daarin wordt ontvangen. De bevestigingsflens van de bevestiger strekt zich anderzijds bij voorkeur verder uit dan de montagegat rand, en dus ook verder dan de periferie van de klinkhuls. Het omvat een raakoppervlak dat, in gemonteerde configuratie van de bevestiger, gericht is naar het genoemde toegankelijke oppervlak, voor onderling rakende koppeling. In de genoemde gemonteerde configuratie kan de bevestigingsflens ten minste gedeeltelijk uitsteken uit het toegankelijke oppervlak, en/of kan het ten minste gedeeltelijk verzonken zijn, bijvoorbeeld gelijkkomend met het oppervlak. De bevestigingsflens en het raakoppervlak ervan zijn overeenkomstig ontworpen. Het raakoppervlak kan bijvoorbeeld een kegelvorm hebben, die is aangepast om kegelvormig te worden ontvangen in een verzonken montagegat. De diameter van de bevestigingsflens wordt gekozen volgens de dikte en materiaaleigenschappen van het werkstuk.
De bevestiger is bij voorkeur aangepast voor gezamenlijke actie met een cilindrisch boorgat, aangezien cilindrische boorgaten gemakkelijk worden verkregen via het eenvoudige en doeltreffende proces van boring. Zeshoekige montagegaten daarentegen worden gewoonlijk verkregen via minder gemakkelijke processen zoals ponsen of snijden. Ten minste de buisvormige vervormingssectie van de bevestiger heeft bij voorkeur hoofdzakelijk een continue cilindrische symmetrie, waarbij de centrale as ervan de symmetrieas is. De aanwezigheid van enige perifere verruwing, zoals ribelementen en/of groefelementen (voor het bevorderen van de gripcapaciteit met cilindrische boorgaten), wordt daarbij niet in rekening gebracht. Dit geldt meer bij voorkeur voor het inklapbare deel, en zelfs meer bij voorkeur voor de bevestiger in zijn geheel. Bij voorkeur heeft ten minste de buisvormige vervormingssectie geen zeshoekige buitenste doorsnede. Dit geldt meer bij voorkeur voor het inklapbare deel, en zelfs meer bij voorkeur voor de bevestiger in zijn geheel.
Ten behoeve van het plaatsen van de bevestiger op een werkstuk strekt de buisvormige vervormingssectie ervan zich gedeeltelijk door het montagegat. Bij het duwen van de spilontvanger naar de bevestigingsflens wordt dan een radiaal uitwaartse materiaalvouw gevormd. Deze laatste vouw wordt bij voorkeur gestart veel verder dan het verlengde van het montagegat zelf, dus aan de blinde zijde t.o.v. het werkstuk. De materiaalvouw groeit vervolgens uit tot een tegenflens die het werkstuk vanuit de blinde zijde ervan klemt.
Voor de meeste blindklinkbevestigers is het echter helemaal niet zeker waar, langs de lengte van de buisvormige vervormingssectie, een materiaalvouw zal beginnen te vormen. De materiaalvouw kan in het bijzonder mogelijk niet beginnen te vormen veel verder dan het verlengde van het montagegat, maar eerder binnenin het montagegat, of juist buiten het montagegat.
In het geval van starre werkstukken (bijv. bestaande uit staal) vormt dit enerzijds niet zozeer een probleem. Als een materiaalvouw gevormd wordt en zich verder ontwikkelt in het montagegat, zal het namelijk lateraal geklemd geraken door het genoemde montagegat. De materiaalvouw zal zich dus slechts in een bepaalde mate ontwikkelen, en de trekkrachten zullen verder opgebouwd worden. Een extra materiaalvouw kan beginnen gevormd worden van zodra de geassocieerde plaatsingskracht bereikt is, bijvoorbeeld veel verder dan het verlengde van het montagegat. Uiteindelijk zal deze extra materiaalvouw overgaan in een effectieve tegenflens die het werkstuk vanuit de blinde zijde ervan klemt. Als alternatief, als een materiaalvouw gevormd begint te worden juist buiten het verlengde van het montagegat, zal de genoemde vouw zich verder ontwikkelen tot de (blinde) montagegat rand, voor het vormen van een tegenflens die de genoemde rand wegduwt. Deze laatste rand kan daarbij onderworpen worden aan hoge krachten en aan hoge afschuifkrachten. Bovendien is het mogelijk dat de tegenflens niet evenveel toeneemt. In geval van werkstukmateriaal met een hoge hardheid en barstbestendigheid is dit standaard echter niet problematisch.
In geval van niet-starre en/of broze werkstukken (bijv. bestaande uit een polymeer of composiet materiaal) vormt dit anderzijds zeker een probleem. Een materiaalvouw die gevormd begint te worden binnen het montagegat, zal significante krachten uitoefenen en schuiven op de binnenwand van het montagegat. Als gevolg kan het werkstuk bol komen te staan en/of barsten. Zo ook, als een materiaalvouw de blinde rand van een montagegat wegduwt, kan deze laatste rand onderworpen worden aan hoge krachten en afschuiven, zodat het werkstuk opnieuw bol kan komen te staan en/of kan barsten. De materiaalvouw kan bovendien een deel van het randmateriaal wegduwen, waardoor een tegenflens wordt gevormd die zich ten minste gedeeltelijk uitstrekt in het blinde oppervlak. Als gevolg zal het werkstuk lokaal dunner en dus zwakker zijn. Een dergelijke blindklinkmoer of -draadbout zal daardoor geen sterk montagepunt voor schroefdraadverbinding kunnen bieden.
De blindklinkbevestiger volgens het eerste aspect van de uitvinding heeft een inklapbaar deel dat een buisvormige vervormingssectie en een ringvormige sectie omvat, die axiaal grenst aan een distaai uiteinde van de genoemde buisvormige vervormingssectie. De buisvormige vervormingssectie heeft constante binnen- en buitendiameters en het heeft een constante wanddikte. De ringvormige sectie heeft anderzijds een buitendiameter die geleidelijk afneemt naar een distaai uiteinde van de genoemde sectie toe.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm heeft de buitendiameter van de genoemde ringvormige sectie een gemiddelde waarde die kleiner is dan de buitendiameter van de genoemde buisvormige vervormingssectie. In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm heeft de buitendiameter van de genoemde ringvormige sectie een maximumwaarde die gelijk is aan de buitendiameter van de genoemde buisvormige vervormingssectie. In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm past de buitendiameter van de ringvormige sectie in de buitendiameter van de buisvormige vervormingssectie en neemt deze geleidelijk af naar het distale uiteinde ervan toe. In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm is de buitendiameter van de ringvormige sectie vloeiend verbonden met de buitendiameter van de buisvormige vervormingssectie en neemt deze geleidelijk af naar het distale uiteinde ervan toe.
Bij het plaatsen van de bevestiger wordt bij voorkeur enige materiaalvouwtegenflens ten minste gedeeltelijk gevormd door het radiaal naar buiten vervormen van ten minste een deel van de buisvormige vervormingssectie. Als gevolg van de buitendiameter van de klinkhuls die geleidelijk afneemt langs de lengte van de ringvormige sectie, zal enige dergelijke materiaalvouw waarschijnlijk gevormd beginnen te worden tussen de ringvormige sectie en de buisvormige vervormingssectie, en naar deze laatste toe. Aangezien de buitendiameter van de ringvormige sectie op dezelfde manier helt als de "voet" van de materiaalvouw die moet worden gevormd, initieert de ringvormige sectie namelijk een dergelijke "voet". Bij het plaatsen van de bevestiger is de natuurlijke reactie van het randgebied tussen de ringvormige sectie en de buisvormige vervormingssectie radiaal naar buiten uit te zetten, waardoor de materiaalvouw zelf gestart wordt. Deze laatste vouw breidt dan uit naar het proximale uiteinde en in de buisvormige vervormingssectie.
Op voordelige wijze laat de opname van een dergelijke ringvormige sectie toe de voet van de materiaalvouw te definiëren die ontwikkeld zal beginnen te worden bij het plaatsen van de bevestiger. Zowel de positie van de materiaalvouwvoet, langs de lengte van het inklapbare deel, als de richting waarin dergelijke vouw zich ontwikkelt tijdens de plaatsingsactie, worden op een gerichte manier gecontroleerd. Er kan voor een bepaalde dikte van het werkstuk in het bijzonder een bevestiger ontworpen worden waarvoor de materiaalvouw zal beginnen te ontwikkelen veel verder van de montagegat rand, en naar het blinde oppervlak toe. Een dergelijke materiaalvouw kan aanleiding geven tot een effectieve tegenflens die rakend koppelt met een blind oppervlak, voor het klemmen van het werkstuk. Er is bovendien waargenomen dat de voorziening van een dergelijke ringvormige sectie de plaatsingskracht van de bevestiger verlaagt, aangezien de ringvormige sectie de vorming van de materiaalvouw start bij lagere trekkrachten.
Het werkstuk zelf kan bestaan uit één of meerdere lagen, het kan polymeer en/of composiet materialen omvatten, en het kan niet-starre en/of broze materialen en/of structuren omvatten. De onderhavige bevestiger kan echter ook toegepast worden op enig geschikt werkstuk dat bekend is in het gebied.
Aangezien de ringvormige sectie langs een doorsnedecircumferentie van het inklapbare deel loopt, zal het de vorming van een circumferentiële materiaalvouw bevorderen, eerder dan een schuine vouw.
Er zijn blindklinkbevestigers beschreven, waarvan de klinkhuls circumferentiële verzwakking omvat. Deze laatste verzwakking kan de vorm hebben van een of meerdere groeven en/of perforaties, en zal de vorming van een materiaalvouw starten bij het plaatsen van de bevestiger. Een groef die is aangebracht op het buitenste oppervlak van de klinkhuls zal in sommige gevallen echter aanleiding geven tot twee (of meerdere) materiaalvouwen, hetgeen resulteert in een ondoeltreffend gebruik van hulsmateriaal/-lengte. Perforaties kunnen de fluïdumdichtheid van de verbinding bovendien in het gedrang brengen, en in elk geval zal deze verzwakking de algemene sterkte van de verbinding verminderen.
Het kan ook aanleiding geven tot de vorming van barsten en propagatie, en het kan een invloed hebben op de corrosiebestendigheid van de bevestiger.
De onderhavige bevestiger omvat bij voorkeur geen circumferentiële verzwakking. De onderhavige bevestiger omvat bij voorkeur geen circumferentiële verzwakkende groeven. De onderhavige bevestiger omvat bij voorkeur geen verzwakkende perforaties.
Verder zal een dergelijke circumferentiële verzwakking de bovenkant van de materiaalvouw definiëren, eerder dan de voet van de materiaalvouw. Voor het verkrijgen van een gelijkaardige tegenflens, op een gelijkaardige diepte (langs de lengte van de ingeklapte klinkhuls), moet de circumferentiële verzwakking van dergelijke bevestigers dus meer naar de bevestigingsflens toe gepositioneerd zijn, vergeleken met de ringvormige sectie van de onderhavige bevestiger. Bij het aanbrengen van dergelijke bevestigers op een relatief dik werkstuk, mag de circumferentiële verzwakking van deze eerste echter niet voorbij het montagegat reiken , terwijl de ringvormige sectie van deze laatste dat wel doet. De eerste bevestiger is dus onbruikbaar, aangezien er geen effectieve tegenflens kan worden gevormd. De onderhavige bevestiger geeft, anderzijds, aanleiding tot een (mogelijk kleine) tegenflens, waardoor het blinde oppervlak van het werkstuk wordt weggeduwd. Dit kan volstaan in het geval van een star werkstukmateriaal, zoals hierboven is beschreven. Bijgevolg, ten minste in het geval van starre werkstukken, heeft de onderhavige blindklinkbevestiger een breder bevestigingsbereik.
Zoals hierboven is gespecificeerd, zal de materiaalvouw, omwille van het specifieke ontwerp van de ringvormige sectie, zich verder ontwikkelen in de proximale richting (d.w.z. naar de bevestigingsflens). Ten eerste, en op vrij voordelige wijze, wordt de spilontvanger dus gespaard van significante vervorming. In het geval van een blindklinkmoer zorgt dit ervoor dat de spilschroefdraad niet beschadigd wordt tijdens het plaatsen, en dat de moer (in de gemonteerde configuratie ervan) nog steeds een stevig montagepunt voor schroefdraadverbinding zal bieden. In het geval van een blindklinkdraadbout zorgt dit ervoor dat maatregelen voor het verbinden van de schroefdraad bout met de spilontvanger (bijv. door lassen, klemmen, lijmen of anderzijds) niet los zullen komen. Ten tweede wordt de klemactie van de blindklinkbevestiger verhoogd, aangezien de materiaalvouw zich ontwikkelt naar de bevestigingsflens toe, en dus in de (uiteindelijke) klemrichting van de tegenflens. Dit resulteert in hoge torsie-om-te-draaien waarden, vergeleken met gelijkaardige bevestigers volgens de stand der techniek. Ten derde is het, voor bepaalde toepassingen, nu mogelijk de onderhavige bevestiger in een montagegat van een werkstuk te monteren, waarbij de tegenflens ervan is gevormd binnen het montagegat zelf, en waarbij de binnenste zijwanden van het montagegat worden geklemd. Zoals hierboven is aangegeven, zorgt het ontwerp van de onderhavige bevestiger er enerzijds voor dat de materiaalvouw voldoende diep gestart wordt (onder het toegankelijke oppervlak van het werkstuk). Anderzijds ontwikkelt de genoemde materiaalvouw zich naar de bevestigingsflens, en in het vervormingsdeel. Bijgevolg wordt de bevestigingsflens tegen het toegankelijke oppervlak getrokken bij plaatsing. Dit zal aanleiding geven tot een stevige verbinding.
Bovendien is er vastgesteld dat de materiaalvouwtegenflens een goed gecontroleerde diameter en dikte heeft, en dat er een reproduceerbare scheiding tussen de bevestigingsflens en de tegenflens kan worden verkregen. Deze waarden zijn hoofdzakelijk afhankelijk van de binnen- en buitendiameters, en van de wanddikte van de buisvormige vervormingssectie. Deze laatste scheiding wordt natuurlijk ook beïnvloed door de positie van de ringvormige sectie, en in mindere mate door het ontwerp ervan. Bijgevolg kan de onderhavige blindklinkbevestiger aangepast worden aan de dikte en materiaaleigenschappen van het werkstuk. In het bijzonder voor niet-starre en/of broze werkstukken kan de bevestiger zodanig aangepast worden dat de tegenflens ervan slechts juist zal passen met het blinde oppervlak van het werkstuk, waarbij het genoemde werkstuk wordt geklemd, waarbij het montagegat en de montagegat rand maximum echter aan slechts gematigde krachten worden onderworpen.
Het proximale einddeel van de bevestiger kan een verstevigde sectie omvatten, zoals een geharde sectie. Dit is echter bij voorkeur niet het geval.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm heeft de genoemde ringvormige sectie een binnendiameter die geleidelijk afneemt naar het distale uiteinde van de genoemde sectie toe. De bovengenoemde effecten zullen op voordelige wijze meer uitgesproken zijn. De ringvormige sectie zal in het bijzonder doeltreffender zijn bij het definiëren/initiëren van de voet van de materiaalvouw.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm heeft de genoemde ringvormige sectie een wanddikte die geleidelijk toeneemt naar het distale uiteinde van de genoemde sectie toe. De bovengenoemde effecten zullen op gelijkaardige wijze meer uitgesproken zijn. De situatie waarin de materiaalvouw zich verderzet in de proximale richting zal in het bijzonder de voorkeur genieten.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm omvat het genoemde inklapbare deel verder een distale buisvormige sectie, die axiaal grenst aan het distale uiteinde van de genoemde ringvormige sectie, dewelke distale buisvormige sectie een constante buitendiameter heeft die kleiner is dan de buitendiameter van de buisvormige vervormingssectie, en tussen dewelke diameters de buitendiameter van de ringvormige sectie geleidelijk afneemt. In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm heeft de genoemde distale buisvormige sectie een constante binnendiameter die kleiner is dan de binnendiameter van de buisvormige vervormingssectie, en tussen dewelke diameters de binnendiameter van de ringvormige sectie geleidelijk afneemt. In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm heeft de genoemde distale buisvormige sectie een constante wanddikte die groter is dan de wanddikte van de buisvormige vervormingssectie, en tussen dewelke diktes de wanddikte van de ringvormige sectie geleidelijk afneemt. In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm is de wanddikte in hoofdzaak constant, langs ten minste een deel van de ringvormige sectie (in axiale richting).
De bovengenoemde effecten zullen bijgevolg meer uitgesproken zijn. De ringvormige sectie zal in het bijzonder doeltreffender zijn bij het definiëren/initiëren van de voet van de materiaalvouw. De materiaalvouw die zich verderzet in de proximale richting, dus naar de bevestigingsflens zal in het bijzonder de voorkeur dragen.
De klinkhuls heeft bij voorkeur de grootste buitendiameter langs de buisvormige vervormingssectie ervan. De klinkhuls heeft bij voorkeur de grootste binnendiameter langs de buisvormige vervormingssectie ervan. De klinkhuls heeft bij voorkeur de kleinste wanddikte langs de buisvormige vervormingssectie ervan. Iedere circumferentiële klinkhulsmateriaalvouw zal bijgevolg meest waarschijnlijk gevormd beginnen te worden vanuit de ringvormige sectie, en naar de buisvormige vervormingssectie toe.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm omvat de genoemde ringvormige sectie een circumferentiële plooi. De genoemde plooi is bij voorkeur een circumferentieel deel van het inklapbare deel dat lateraal naar buiten uitsteekt (gezien vanuit de proximale richting). De genoemde ringvormige sectie is bij voorkeur een circumferentiële plooi. Een ringvormige sectie van dit type zal effectief de voet van de materiaalvouw definiëren/initiëren.
In een uitvoeringsvorm is de buitendiameter van de klinkhuls in hoofdzaak constant langs de lengte van de buisvormige vervormingssectie, begint deze af te nemen aan het proximale uiteinde van de ringvormige sectie, en stagneert deze tot een constante, lagere waarde, aan het proximale uiteinde van de distale buisvormige sectie. De genoemde buitendiameter blijft dan in hoofdzaak constant langs de lengte van de distale buisvormige sectie, en langs de lengte van het distale einddeel van de bevestiger. Optioneel wordt de bevestiger voorzien van een afgerond of afgeschuind randdeel aan het distale uiteinde ervan.
De "ringvormige sectie" wordt bij voorkeur gedefinieerd als een sectie langs de lengte waarvan de buitendiameter van het inklapbare deel afneemt naar het distale uiteinde ervan, en dewelke sectie aan het proximale uiteinde ervan grenst aan een buisvormige sectie die een constante buitendiameter heeft. Als alternatief wordt de "ringvormige sectie" gedefinieerd als een sectie langs de lengte waarvan de binnendiameter van het inklapbare deel afneemt naar het distale uiteinde ervan, en dewelke sectie aan het proximale uiteinde ervan grenst aan een buisvormige sectie die een constante binnendiameter heeft. Als alternatief wordt de "ringvormige sectie" gedefinieerd als een sectie langs de lengte waarvan de wanddikte van het inklapbare deel afneemt naar het distale uiteinde ervan, en dewelke sectie aan het proximale uiteinde ervan grenst aan een buisvormige sectie die een constante wanddikte heeft.
De lengte van de ringvormige sectie is bij voorkeur tussen 0,5% en 50% van de lengte van de buisvormige vervormingssectie, meer bij voorkeur minder dan 40%, meer bij voorkeur minder dan 30%, meer bij voorkeur minder dan 20%. De gemiddelde wanddikte van de ringvormige sectie is bij voorkeur minder dan 50% van de lengte van de ringvormige sectie, meer bij voorkeur minder dan 40%, meer bij voorkeur minder dan 30%, meer bij voorkeur minder dan 20%, meer bij voorkeur minder dan 10%.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm omvat de genoemde ringvormige sectie een buitenste circumferentieel stripoppervlak, welk stripoppervlak in een hoek loopt van minimaal 5° en maximaal 85° ten opzichte van de axiale richting van de bevestiger. De genoemde hoek bedraagt bij voorkeur minder dan 80°, meer bij voorkeur minder dan 75°, meer bij voorkeur minder dan 70°, meer bij voorkeur minder dan 65°, meer bij voorkeur minder dan 60°, meer bij voorkeur minder dan 55°, meer bij voorkeur minder dan 50°. De genoemde hoek ligt bij voorkeur tussen 5° en 50°, meer bij voorkeur tussen 10° en 50°.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm zijn de genoemde bevestigingsflens en de genoemde klinkhuls integraal gevormd. Als zodanig zijn de complexiteit en kosten van het productieproces/installaties aanzienlijk verminderd. In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm omvat de genoemde bevestiger roestvrij staal, staal en/of aluminium. De bevestigingsflens en de klinkhuls bestaan bij voorkeur uit hetzelfde materiaal.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm omvat het distale einddeel van de bevestiger een fluïdumdichte kap. In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm omvat de bevestigingsflens ervan een afdichting en/of een naadgroef voor het bevatten van een afdichting. Dergelijke bevestigers laten een waterdichte verbinding toe, door het insijpelen van vocht te vermijden.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm omvatten de bevestigingsflens en/of het inklapbare deel een perifere verruwing. De genoemde verruwing bedekt bij voorkeur ten minste gedeeltelijk een deel van het raakoppervlak van de bevestigingsflens. De genoemde verruwing bedekt bij voorkeur ten minste gedeeltelijk een deel van het inklapbare deel. De genoemde verruwing bedekt meer bij voorkeur ten minste gedeeltelijk een deel van de buisvormige vervormingssectie en/of ringvormige sectie. Dergelijke verruwing bevordert bij voorkeur de gripcapaciteit van de bevestiger in het cilindrische boorgat. De genoemde verruwing is bij voorkeur een verruwing van het oppervlak.
Met betrekking tot iedere perifere verruwing op de klinkhuls, kan de genoemde verruwing zich bevinden op de binnenzijde ervan en/of op de buitenzijde ervan. De genoemde verruwing bevindt zich bij voorkeur ten minste op de buitenzijde.
Een dergelijke verruwing moet gedifferentieerd worden van de buisvormige vervormingssectie die een zeshoekige buitenste doorsnede heeft. De buisvormige vervormingssectie en de ringvormige sectie hebben bij voorkeur geen zeshoekige buitenste doorsnede.
In een niet-beperkende uitvoeringsvorm is ten minste een proximaal einddeel van de klinkhuls (die zich axiaal uitstrekt tussen de bevestigingsflens en de buisvormige vervormingssectie) voorzien van een perifere verruwing. De buisvormige vervormingssectie zelf heeft daarbij een in hoofdzaak constante binnenste en buitenste diameter.
In een andere, niet-beperkende uitvoeringsvorm is ten minste de buisvormige vervormingssectie voorzien van een perifere verruwing. Voor de interpretatie van de bovenstaande specificaties, evenals de relevante conclusies, dienen de "buitendiameter", de "binnendiameter", en de "wanddikte" van ieder verruwd deel of sectie van de bevestiger begrepen te worden als de circumferentieel gemiddelde waarde daarvan. "Een buitendiameter die constant is (over een sectie)" dient bijvoorbeeld dan begrepen te worden als "een buitendiameter, waarvan de circumferentieel gemiddelde waarde constant blijft (langs de lengte van een sectie)".
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm omvat de genoemde perifere verruwing een veelvoud aan ribelementen en/of groefelementen. De genoemde ribelementen en/of groefelementen zijn bij voorkeur geconfigureerd voor gezamenlijke actie met een cilindrische boorgat met een bepaalde diameter.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm heeft de blindklinkbevestiger een afgerond of afgeschuind, distaai einddeel, voor het vergemakkelijken van de insertie daarvan in een montagegat. Als alternatief heeft de blindklinkbevestiger een randdeel van in hoofdzaak 90°.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm is de blindklinkbevestiger een blindklinkmoer, waarbij de genoemde spilontvanger een vrouwelijk schroefdaaddeel omvat.
In een tweede aspect beschrijft de onderhavige uitvinding een blindklinkbevestiger, dewelke bevestiger omvat: - een bevestigingsflens, voor rakende koppeling met een toegankelijk oppervlak van een werkstuk, en - een klinkhuls om zich uit te strekken door een montagegat dat zich uitstrekt in het genoemde oppervlak, dewelke klinkhuls een proximaal einddeel omvat, waaraan het is verbonden met en zich axiaal uitstrekt vanuit de bevestigingsflens, een distaai einddeel dat een spilontvanger vormt, en een inklapbaar deel, hetwelk inklapbare deel axiaal is geplaatst tussen de genoemde proximale en distale einddelen, waarbij het genoemde inklapbare deel is geconfigureerd voor het axiaal inklappen en lateraal uitzetten bij het duwen van de spilontvanger naar de bevestigingsflens, waardoor een tegenflens wordt gevormd, en waarbij het genoemde inklapbare deel verder is voorzien van axiale ribelementen en/of groefelementen. Het genoemde inklapbare deel omvat in het bijzonder: - een buisvormige vervormingssectie die een buitendiameter heeft, waarvan de circumferentieel gemiddelde waarde constant blijft langs de genoemde sectie, en - een ringvormige sectie, die axiaal grenst aan een distaai uiteinde van de genoemde buisvormige vervormingssectie, en dewelke ringvormige sectie een buitendiameter heeft waarvan de circumferentieel gemiddelde waarde geleidelijk afneemt naar een distaai uiteinde van de genoemd sectie toe.
De genoemde buisvormige vervormingssectie heeft bij voorkeur een constante binnendiameter, en een wanddikte, waarvan de circumferentieel gemiddelde waarde constant blijft langs de genoemde sectie.
Een dergelijke bevestiger zal dezelfde voordelen hebben als hierboven beschreven, met betrekking tot de bevestiger volgens het eerste aspect van de uitvinding. Bij het plaatsen van de bevestiger zal er in het bijzonder een materiaalvouw gevormd beginnen te worden aan het grensgebied tussen de ringvormige sectie en de buisvormige vervormingssectie. Deze laatste vouw zal vervolgens verdergaan in de genoemde buisvormige vervormingssectie. Als gevolg van het veelvoud aan ribelementen en/of groefelementen zal de gemonteerde bevestiger bovendien een betere grip op het werkstuk hebben. Ten minste de waarde van de torsie-om-te-draaien wordt daarbij verhoogd.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm blijft de circumferentieel maximale buitendiameter constant langs de genoemde buisvormige vervormingssectie, terwijl het constant blijft of afneemt langs de genoemde ringvormige sectie, naar het distale uiteinde toe. In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm blijft de circumferentieel minimale buitendiameter constant langs de genoemde buisvormige vervormingssectie, terwijl het constant blijft of afneemt langs de genoemde ringvormige sectie, naar het distale uiteinde toe.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm blijft de circumferentieel maximale binnendiameter constant langs de genoemde buisvormige vervormingssectie, terwijl het constant blijft of afneemt langs de genoemde ringvormige sectie, naar het distale uiteinde toe. In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm blijft de circumferentieel minimale binnendiameter constant langs de genoemde buisvormige vervormingssectie, terwijl het constant blijft of afneemt langs de genoemde ringvormige sectie, naar het distale uiteinde toe.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm blijft de circumferentieel maximale wanddikte constant langs de genoemde buisvormige vervormingssectie, terwijl het constant blijft of toeneemt langs de genoemde ringvormige sectie, naar het distale uiteinde toe.
In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm blijft de circumferentieel minimale wanddikte constant langs de genoemde buisvormige vervormingssectie, terwijl het constant blijft of toeneemt langs de genoemde ringvormige sectie, naar het distale uiteinde toe.
Doorheen dit document verwijst iedere "circumferentieel maximale/minimale/gemiddelde waarde" naar de maximale/minimale/gemiddelde waarde, langs de circumferentie van de klinkhuls, in een bepaald dwarsdoorsnedevlak (orthogonaal op de centrale as).
De bevestiger volgens het tweede aspect van de uitvinding is bij voorkeur zoals hierboven beschreven, met betrekking tot de bevestiger volgens het eerste aspect van de uitvinding. Indien het niet "circumferentieel constant" (bijv. omwille van de perifere verruwing) is, worden de binnendiameter, buitendiameter en wanddiktes hierbij geïnterpreteerd als de circumferentieel gemiddelde waarden daarvan.
In een derde aspect beschrijft de onderhavige uitvinding een blindklinkbevestiger, dewelke bevestiger omvat: - een bevestigingsflens, voor rakende koppeling met een toegankelijk oppervlak van een werkstuk, en - een klinkhuls om zich uit te strekken door een montagegat dat zich uitstrekt in het genoemde oppervlak, dewelke klinkhuls een proximaal einddeel omvat, waaraan het is verbonden met en zich axiaal uitstrekt vanuit de bevestigingsflens, een distaai einddeel dat een spilontvanger vormt, en een inklapbaar deel, hetwelk inklapbare deel axiaal is geplaatst tussen de genoemde proximale en distale einddelen, waarbij het genoemde inklapbare deel is geconfigureerd om axiaal ineen te klappen en lateraal uit te zetten bij het duwen van de spilontvanger naar de bevestigingsflens, waardoor een tegenflens wordt gevormd. Het genoemde inklapbare deel omvat in het bijzonder: - een buisvormige vervormingssectie met constante binnen- en buitendiameters, en met een constante wanddikte, en - een ringvormige sectie, die axiaal grenst aan een distaai uiteinde van de genoemde buisvormige vervormingssectie, en dewelke ringvormige sectie een buitenste circumferentieel stripoppervlak omvat, hetwelk stripoppervlak in een hoek loopt van minimaal 5° en maximaal 85° ten opzichte van de axiale richting van de bevestiger. De genoemde hoek is bij voorkeur zoals hierboven beschreven.
Een ringvormige sectie van dit type zal dezelfde voordelen hebben als de ringvormige sectie die hierboven is beschreven, met betrekking tot de bevestiger volgens het eerste of tweede aspect van de uitvinding. In een verdere uitvoeringsvorm is de ringvormige sectie zoals hierboven beschreven. In een verdere uitvoeringsvorm is de bevestiger volgens het derde aspect zoals hierboven beschreven, met betrekking tot de bevestigers volgens het eerste en/of tweede aspect van de uitvinding.
In een vierde aspect beschrijft de onderhavige uitvinding een ingeklapte blindklinkbevestiger, dewelke ingeklapte blindklinkbevestiger wordt verkregen door het monteren, op een werkstuk, van een blindklinkbevestiger volgens het eerste, tweede of derde aspect van de uitvinding.
De ingeklapte bevestiger heeft een bevestigingsflens, een tegenflens en een werkstukklemsectie die zich axiaal daartussen uitstrekt. De ingeklapte bevestiger heeft verder een ringvormige sectie, die zich axiaal uitstrekt vanuit de tegenflens, en optioneel een distale buisvormige sectie, die axiaal is geplaatst tussen de genoemde ringvormige sectie en het distale uiteinde van de bevestiger. Met oog op het bovenstaande zal de ingeklapte blindklinkbevestiger onderscheiden worden van bevestigers volgens de stand der techniek, omdat de gemiddelde buitendiameter van de ringvormige sectie kleiner is dan de (gemiddelde) buitendiameter van de werkstukklemsectie. Als alternatief is de buitendiameter van de distale buisvormige sectie kleiner dan de (gemiddelde) buitendiameter van de werkstukklemsectie.
In een vijfde aspect beschrijft de onderhavige uitvinding een werkwijze voor de productie van een blindklinkbevestiger volgens het eerste, tweede of derde aspect van de uitvinding, waarbij de genoemde werkwijze de volgende stappen omvat: - het voorzien van een ten minste half afgewerkte bevestiger omvattende een bevestigingsflens en een klinkhuls die zich axiaal daaruit uitstrekt aan het proximale einddeel daarvan, dewelke klinkhuls een spilontvanger omvat aan het distale einddeel ervan, waarbij de klinkhuls verder een buisvormige sectie omvat, dewelke buisvormige sectie axiaal is geplaatst tussen de genoemde bevestigingsflens en de genoemde spilontvanger, en dewelke buisvormige sectie een constante binnendiameter, en een buitendiameter heeft, waarvan de circumferentieel gemiddelde waarde constant blijft langs de genoemde sectie, en - het axiaal duwen van een matrijspen in de buisvormige sectie, tot een diepte die kleiner is dan de lengte van de genoemde sectie, dewelke matrijspen een buitendiameter heeft die groter is dan de binnendiameter van de buisvormige sectie, zodat een axiaal aangrenzende buisvormige vervormingssectie en ringvormige sectie worden gevormd.
Optioneel wordt een distale buisvormige sectie weerhouden, die axiaal grenst aan een distaai einde van de ringvormige sectie. De genoemde ringvormige sectie is bij voorkeur zoals hierboven is beschreven. De bevestigingsflens en de klinkhuls van de half afgewerkte bevestiger kunnen half afgewerkt zijn. In een uitvoeringsvorm van de werkwijze is de beoogde bevestiger bijvoorbeeld een blindklinkmoer, en is de spilontvanger van de blindklinkbevestiger nog niet voorzien van interne schroefdraad. Als alternatief is de bevestiger afgewerkt, behalve de buisvormige vervormingssectie en de ringvormige sectie. De genoemde klinkhuls wordt bij voorkeur ten minste gedeeltelijk ontvangen door een in hoofdzaak cilindrisch matrijsvolume, hetwelk volume al dan niet een circumferentiële schouder kan hebben. De aanwezigheid van een schouder laat toe een geforceerde, circumferentiële plooi te creëren. In geval er geen schouder aanwezig is, wordt een spontane, circumferentiële plooi verkregen. De genoemde matrijspen is bij voorkeur cirkelvormig cilindrisch. Het genoemde matrijsvolume is bij voorkeur cirkelvormig cilindrisch, of als alternatief combineert het genoemde matrijsvolume twee axiaal aangrenzende, cilindrische volumes, die een circumferentiële schouder hebben waaraan de (binnendiameter) geleidelijk afneemt.
Uiteraard kunnen er andere productiemethodes overwogen worden. Het is bijvoorbeeld mogelijk een distaai uiteinde van de buisvormige sectie (hetwelk distale uiteinde de distale buisvormige sectie wordt) lateraal naar binnen te duwen, eerder dan een proximaal uiteinde van de buisvormige sectie lateraal naar buiten te duwen (hetwelk proximaal uiteinde de buisvormige vervormingssectie wordt). In elk geval wordt de bevestiger bij voorkeur ten minste gedeeltelijk geproduceerd via koud vormen.
De uitvinding zal verder beschreven worden door de volgende niet-limitatieve voorbeelden en figuren die de uitvinding verder illustreren, en die niet zijn bedoeld, en niet mogen worden geïnterpreteerd, als zijnde een beperking van het bereik van de uitvinding.
Figuur IA geeft een perspectiefzicht van een blindklinkmoer 1 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. De blindklinkmoer 1 heeft een bevestigingsflens 2, en een klinkhuls 3 die zich axiaal daaruit strekt. De klinkhuls 3 omvat een inklapbaar deel 4 en een distaai einddeel 5. Het inklapbare deel 4 omvat ten minste een buisvormige vervormingssectie 6 en een ringvormige sectie 7. Aan het distale uiteinde ervan kan de bevestiger voorzien zijn van een afgeschuind randdeel 8.
Figuren 1B en IC tonen een doorsnede van twee blindklinkmoeren 1 volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding, langs de centrale as ervan 9. Beide moeren 1 hebben een bevestigingsflens 2 en een klinkhuls 3. In de uitvoeringsvorm van figuur 1B omvat het inklapbare deel 4 van de klinkhuls 3 een buisvormige vervormingssectie 6, een ringvormige sectie 7, en een distale buisvormige sectie 10. In de uitvoeringsvorm van figuur IC is er anderzijds geen dergelijke distale buisvormige sectie 10 opgenomen.
Het distale einddeel 5 van beide bevestigers vormt een spilontvanger 11, die de vorm van een interne schroefdraad aanneemt. In beide gevallen is de blindklinkmoer 1 verder voorzien van een afgeschuind distaai randdeel 8. De diameter 12 van de bevestigingsflens van de blindklinkmoeren 1 is gekozen voor het bieden van een voldoende hoeveelheid ondersteuning, in het bijzonder voor gebruik samen met een niet-star werkstukmateriaal.
Er wordt op figuur 1B opgemerkt dat de buitendiameter 13 van de buisvormige vervormingssectie 6 groter is dan de buitendiameter 14 van de distale buisvormige sectie 10. Er wordt verder opgemerkt dat de binnendiameter 15 van de buisvormige vervormingssectie 6 groter is dan de binnendiameter 16 van de distale buisvormige sectie. De wanddikte 17 van de buisvormige vervormingssectie 6 is anderzijds kleiner dan de wanddikte 18 van de distale buisvormige sectie 10. In termen van buitendiameter, binnendiameter en wanddikte schommelen de maten van de ringvormige sectie 7 tussen de waarden van de axiaal aangrenzende sectie ervan, namelijk de buisvormige vervormingssectie 6 en de distale buisvormige sectie 10.
Op de uitvoeringsvorm van figuur IC is te zien dat de lokale waarden van de binnen- en buitendiameter geleidelijk afnemen langs de lengte van de ringvormige sectie 7, naar het distale uiteinde toe. De lokale waarde van de wanddikte neemt anderzijds geleidelijk toe.
Figuren 2A en 2B geven een perspectiefzicht op een blindklinkmoer 1 die is gemonteerd in een niet-star werkstuk 19, respectievelijk volgens de stand der techniek, en volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Op figuur 2A is te zien dat de bevestigingsflens 2 van de blindklinkmoer 1 volgens de stand der techniek in het werkstuk 19 materiaal wordt getrokken. Bovendien werken er aanzienlijke krachten in op het werkstuk 19, zodat het uitpuilt. Er komen geen dergelijke problemen voor wanneer een blindklinkmoer 1 volgens de onderhavige uitvinding wordt gebruikt, zoals wordt getoond op figuur 2B.
Figuren 3A en 3B geven een perspectiefzicht op een blindklinkmoer 1 die is gemonteerd in een broos werkstuk 19, respectievelijk volgens de stand der techniek, en volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Op figuur 3A is te zien dat de blindklinkmoer 1 volgens de stand der techniek aanzienlijke krachten uitoefent op het werkstuk 19, zodat het gebarsten is. Er komen geen dergelijke problemen voor wanneer een blindklinkmoer 1 volgens de onderhavige uitvinding wordt gebruikt, zoals wordt getoond op figuur 3B.
Figuren 4A-C stellen schematisch drie stappen voor in een werkwijze voor de productie van een blindklinkmoer 1 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij er een spontane plooi wordt voorzien.
In een eerste stap wordt een half afgewerkte blindklinkmoer 1 ingebracht in een cilindrisch matrijsvolume van een vrouwelijke matrijs 20. De desbetreffende moer 1 omvat een bevestigingsflens 2 en een klinkhuls 3, waarbij de genoemde huls 3 een buisvormige sectie 22 en een distaai einddeel 5 omvat. De matrijs 20 heeft een binnendiameter 21 die groter is dan de buitendiameter 23 van de buisvormige sectie 22, zodat er ruimte is voor laterale expansie van deze laatste sectie.
In een eerste stap (A) wordt er een matrijspen 24 voorzien, en axiaal geduwd in de buisvormige sectie 22, tot een bepaalde diepte 25 die kleiner is dan de lengte 26 van de buisvormige sectie 22. Hierbij zet de buisvormige sectie 22 lateraal uit, voor het vormen van een buisvormige vervormingssectie 6, een ringvormige sectie 7, en een distale buisvormige sectie 10. De ringvormige sectie 7, zoals verkregen door dit proces, is een spontane, circumferentiële plooi. De relatieve maten van de genoemde secties voldoen bij voorkeur aan wat hierboven is beschreven. Aangezien de binnen- en buitendiameters van de buisvormige vervormingssectie 6 toegenomen zijn, zal de wanddikte ervan in het bijzonder gewoonlijk afnemen, ten opzichte van de overeenkomstige maten van de ringvormige sectie 7 en distale buisvormige sectie 10. In een tweede stap (B) wordt de matrijspen 24 verwijderd uit de moer 1, en in een derde stap (C) wordt de moer 1 verwijderd uit de matrijs 20.
Optioneel, zoals is getoond op figuren, bij het duwen van de matrijspen 24 in de buisvormige sectie 22, neemt de totale lengte van de klinkhuls 3 licht toe. Dit is echter niet noodzakelijk zo.
Figuren 5A-C stellen schematisch drie stappen voor in een alternatieve werkwijze voor de productie van een blindklinkmoer 1. De aanwezigheid van een schouder 27 in de matrijs laat toe een ringvormige sectie 7 te verkrijgen die een geforceerde, circumferentiële plooi heeft, eerder dan een spontane. Een voordeel is dat de vorm van de plooi aangepast kan worden voor het verbeteren van de eigenschappen (bijv. de plaatsingskracht) van de bevestiger 1.
Figuur 6A-D illustreren op schematisch wijze de bewerking van het plaatsen van een blindklinkmoer 1 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. De moer 1 wordt in een montagegat 28 van een werkstuk 19 geplaatst dat een toegankelijk oppervlak 29 en een bind oppervlak 30 heeft. Zoals te zien is op figuur 6B wordt de moer 1 ingebracht in het montagegat 28 vanuit de toegankelijke zijde, en zodat de bevestigingsflens 2 het toegankelijke oppervlak 29 rakend koppelt. Vervolgens, zoals is getoond op figuur 6C, wordt het distale einddeel 5 ervan (dat de spilontvanger 11 ervan vormt) naar de bevestigingsflens 2 getrokken. Er wordt een materiaalvouw 31 gevormd, verder dan het montagegat 28, en waarvan de voet gedefinieerd wordt door de ringvormige sectie 7 van de bevestiger. Deze laatste materiaalvouw 31 loopt naar de bevestigingsflens 2, waarbij het een tegenflens 32 vormt. Het werkstuk 19 wordt daarbij geklemd tussen beide flenzen, zoals is getoond op figuur 6D.
Figuren 7A en 7B tonen een laterale doorsnede van een blindklinkmoer 1 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, respectievelijk in een voor gemonteerde en in een gemonteerde configuratie. De moer 1 is in het bijzonder aangepast voor fluïdumdichte toepassingen. Enerzijds is het raakoppervlak 33 van de bevestigingsflens 2 voorzien van een afdichtingsgroef 34 die een afdichting 35 bevat. Er wordt bijvoorbeeld een O-vormige ring gebruikt. Anderzijds wordt het distale einddeel 5 ervan verder voorzien van een fluïdumdichte kap 36.
In de gemonteerde configuratie is er een enkele materiaalvouw 31 gevormd, die optreedt als tegenflens 32. Een blindklinkmoer 1 van dit type, wanneer het is gemonteerd op een werkstuk 19, zal een fluïdumdichte verbinding bieden. Het is in het bijzonder voordelig dat het inklapbare/ingeklapte deel 4 niet voorzien is van enige perforaties, hetgeen aan fluïda zou toelaten dat ze van de ene zijde naar de andere ontsnappen.
Figuur 8 toont een laterale doorsnede van een blindklinkdraadbout 37 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. De spilontvanger 11 van de bevestiger 37 is voorzien van een schroefdraadbout 38. Beide zijn verbonden via een lasnaad 39, zoals gewoonlijk gedaan wordt in het gebied van de uitvinding. Als alternatief wordt enige andere techniek gebruikt voor het verbinden van de spil 41 met de spilontvanger 11, zoals mechanisch klemmen, lijmen of enige andere geschikte techniek die bekend is in het gebied van de productie van bevestigers. Opnieuw wordt een ringvormige sectie 7 voorzien, in lijn met wat hierboven is beschreven.
Figuur 9 toont een laterale doorsnede van een conventionele blindklinknagel 40 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. De spilontvanger 11 van de bevestiger 40 is voorzien van een afbreekbare spil 41. Beide zijn verbonden via een lasnaad 39. Als alternatief kan een andere verbindingstechniek toegepast worden. Opnieuw wordt een ringvormige sectie 7 voorzien, in lijn met wat hierboven is beschreven.
Figuur 10 geeft een zijaanzicht van een blindklinkmoer 1 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, door de centrale 9 as ervan. De bevestiger 1 heeft een bevestigingsflens 2 aan het proximale uiteinde 42 ervan, en een klinkhuls 3 die zich naar het distale uiteinde 43 ervan uitstrekt. De klinkhuls 3 omvat een buisvormige vervormingssectie 6 en een ringvormige sectie 7. De ringvormige sectie 7 omvat in het bijzonder een buitenste circumferentieel stripoppervlak 44 (gearceerd), hetwelk stripoppervlak 44 in een hoek α loopt ten opzichte van de axiale richting (die parallel loopt met de centrale as) van de bevestiger 1. De blindklinkmoer 1 kan al dan niet een distale buisvormige sectie 10 omvatten.
De bevestiger 1 heeft een afgerond distaai randdeel 45. Aangezien er een algemene versmalling in buitendiameter is, langs de lengte van de bevestiger 1, zal de insertie van de bevestiger 1 in een montagegat 28 bovendien verder vergemakkelijkt worden.
In enige van de bovenstaande uitvoeringsvormen kan de daling in binnen-/buitendiameter, en de stijging in wanddikte, naar het distale uiteinde van de bevestiger toe, grotendeels overdreven worden. Zelfs als de buitendiameter slechts marginaal afneemt over de ringvormige sectie, zullen bijvoorbeeld ten minste sommige van de bovengenoemde effecten vastgesteld worden. Hetzelfde geldt voor de overeenkomstige, circumferentieel maximale, minimale en/of gemiddelde waarden. Verder kunnen er uitvoeringsvormen overwogen worden, waarvoor de buitendiameter afneemt over de ringvormige sectie, terwijl de binnendiameter constant blijft - waardoor de wanddikte dus afneemt. De ringvormige sectie kan dan nog steeds de voet van de materiaalvouw definiëren die moet worden gevormd.
Figuur 11A geeft een gedeeltelijk doorgesneden perspectiefzicht van een uitvoeringsvorm van een blindklinkmoer volgens het tweede aspect van de uitvinding. De blindklinkmoer 1 omvat een bevestigingsflens 2 en een klinkhuls 3. Deze laatste omvat een buisvormige vervormingssectie 6, een ringvormige sectie 7, een distale buisvormige sectie 10, en een distaai einddeel 5.
De klinkhuls 3 is in het bijzonder voorzien van meerdere axiale ribelementen 46 en axiale groefelementen 47, d.w.z. die zich uitstrekken langs de axiale richting. Deze laatste elementen bedekken daarbij ten minste de lengte van de buisvormige vervormingssectie 6, de ringvormige sectie 7 en de distale buisvormige sectie 10, langs het buitenste oppervlak van de klinkhuls 3. Ze kunnen al dan niet verder lopen over ten minste een deel van het distale einddeel 5. Als alternatief wordt slechts een deel van de buisvormige vervormingssectie 6, bijvoorbeeld te beginnen op een bepaalde afstand van de bevestigingsflens 2, voorzien van dergelijke ribelementen 46 en groefelementen 47.
Zoals afgeleid kan worden van de figuur neemt de circumferentieel maximale buitendiameter 49 dezelfde waarde aan, langs de lengte van de buisvormige vervormingssectie 6, de ringvormige sectie 7 en de distale buisvormige sectie 10. De circumferentieel minimale buitendiameter 50, anderzijds, is constant langs de buisvormige vervormingssectie 6, neemt geleidelijk af langs de ringvormige sectie 7, om een constante, lagere waarde aan te nemen langs de distale buisvormige sectie 10. De circumferentieel gemiddelde buitendiameter is daarbij constant langs de buisvormige vervormingssectie 6, neemt geleidelijk af langs de ringvormige sectie 7 en is opnieuw constant langs de distale buisvormige sectie 10.
Bovendien nemen de circumferentieel maximale, minimale en gemiddelde wanddiktes toe, langs de ringvormige sectie 7, naar het distale uiteinde toe. Bovendien is de binnendiameter circumferentieel constant, en neemt deze af langs de ringvormige sectie 7, naar het distale uiteinde daarvan toe.
Een blindklinkbevestiger 1 van dit type kan geproduceerd worden via een werkwijze, waarbij we terugverwijzen naar de werkwijzen volgens figuren 4 en 5. Daarbij wordt een half afgewerkte bevestiger voorzien, omvattende een buisvormige sectie 22 die een axiale vertanding heeft, in de vorm van scherpe rib- 46 en groef- 47 elementen (gelijkaardig aan deze getoond op figuur 11A, langs de lengte van de distale buisvormige sectie ervan 10). Deze half afgewerkte bevestiger wordt dan nauwsluitend ingebracht in cilindrische matrijs 20. Vervolgens wordt een matrijspen 24 axiaal in de buisvormige sectie 22 ervan geduwd, tot een bepaalde diepte 25. De voorgenoemde buisvormige sectie 22 wordt daarbij getransformeerd tot een buisvormige vervormingssectie 6, een ringvormige sectie 7 en optioneel een distale buisvormige sectie 10. Langs de buisvormige vervormingssectie 6 omvat de vertanding nu meerdere afgeknotte rib- 46 en groef- 47 elementen, eerder dan scherpe rib- 46 en groef- 47 elementen.
Figuren 11B en 11C tonen axiale dwarsdoorsneden, die respectievelijk door de buisvormige vervormingssectie 6 en de distale buisvormige sectie 10 van een blindklinkmoer 1 volgens figuur 11A gaan. De binnendiameter 15 van de buisvormige vervormingssectie 6 (Figuur 11B) is groter is dan de binnendiameter 16 van de distale buisvormige sectie (Figuur 11C). Bovendien zijn de circumferentieel minimale 50 en gemiddelde buitendiameters van de buisvormige vervormingssectie 6 (figuur 11B) groter dan de overeenkomstige waarden van de distale buisvormige sectie 10 (figuur 11C). Het laatste gemiddelde wordt daarbij genomen, langs de circumferentie van de getoonde dwarsdoorsnede. In tegenstelling hiermee zijn de circumferentieel maximale buitendiameters 49 dezelfde.
De genummerde elementen op de figuren zijn: 1. blindklinkmoer 2. bevestigingsflens 3. klinkhuls 4. inklapbaar/ingeklapte deel 5. distaai einddeel 6. buisvormige vervormingssectie 7. ringvormige sectie 8. afgeschuind randdeel 9. centrale as 10. distale buisvormige sectie 11. spilontvanger 12. diameter van bevestigingsflens 13. buitendiameter van buisvormige vervormingssectie 14. buitendiameter van distale buisvormige sectie 15. binnendiameter van buisvormige vervormingssectie 16. binnendiameter van distale buisvormige sectie 17. wanddikte van buisvormige vervormingssectie 18. wanddikte van distale buisvormige sectie 19. werkstuk 20. matrijs 21. binnendiameter van matrijs 22. buisvormige sectie 23. buitendiameter van buisvormig sectie 24. matrijspen 25. diepte 26. lengte van buisvormige sectie 27. schouder 28. montagegat 29. toegankelijk oppervlak 30. blind oppervlak 31. materiaalvouw 32. tegenflens 33. raakoppervlak 34. afdichtingsgroef 35. afdichting 36. fluïdumdichte kap 37. blindklinkdraadbout 38. schroefdraadbout 39. lasnaad 40. conventionele blindklinknagel 41. afbreekbare spil 42. proximaal uiteinde 43. distaai uiteinde 44. circumferentieel stripoppervlak 45. distaai randdeel 46. ribelement 47. groefelement 49. maximale buitendiameter 50. minimale buitendiameter
Er wordt verondersteld dat de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot enige uitvoeringsvorm die hierboven is beschreven en dat bepaalde wijzigingen kunnen worden toegevoegd aan de voorgestelde voorbeelden en figuren, zonder af te wijken van de bijgevoegde conclusies.

Claims (18)

Conclusies
1. Een blindklinkbevestiger 1, dewelke bevestiger 1 omvat: - een bevestigingsflens 2, voor rakende koppeling met een toegankelijk oppervlak 29 van een werkstuk 19, en - een klinkhuls 3, om zich uit te strekken door een montagegat 28 dat zich uitstrekt in het genoemde oppervlak 19, dewelke klinkhuls 3 een proximaal einddeel omvat, waaraan het is verbonden met en zich axiaal uitstrekt vanuit de bevestigingsflens 2, een distaai einddeel 5 dat een spilontvanger 11 vormt, en een inklapbaar deel 4, hetwelk inklapbare deel 4 axiaal is geplaatst tussen de genoemde proximale en distale 5 einddelen, waarbij het genoemde inklapbare deel 4 is geconfigureerd om axiaal ineen te klappen en lateraal uit te zetten bij het duwen van de spilontvanger 11 naar de bevestigingsflens 2, waardoor een tegenflens 32 wordt gevormd, en waarbij het genoemde inklapbare deel 4 omvat: - een buisvormige vervormingssectie 6 met constante binnen- 15 en buitendiameters 13, en met een constante wanddikte 17, en - een ringvormige sectie 7, die axiaal grenst aan een distaai uiteinde van de genoemde buisvormige vervormingssectie 6, en dewelke ringvormige sectie 7 een buitendiameter heeft die geleidelijk afneemt naar een distaai uiteinde van de genoemd sectie 7 toe, met het kenmerk, dat de genoemde ringvormige sectie 7 een circumferentiële plooi omvat.
2. Een blindklinkbevestiger 1, dewelke bevestiger 1 omvat: - een bevestigingsflens 2, voor rakende koppeling met een toegankelijk oppervlak 29 van een werkstuk 19, en - een klinkhuls 3, om zich uit te strekken door een montagegat 28 dat zich uitstrekt in het genoemde oppervlak 19, dewelke klinkhuls 3 een proximaal einddeel omvat, waaraan het is verbonden met en zich axiaal uitstrekt vanuit de bevestigingsflens 2, een distaai einddeel 5 dat een spilontvanger 11 vormt, en een inklapbaar deel 4, hetwelk inklapbare deel 4 axiaal is geplaatst tussen de genoemde proximale en distale 5 einddelen, waarbij het genoemde inklapbare deel 4 is geconfigureerd voor het axiaal inklappen en lateraal uitzetten bij het duwen van de spilontvanger 11 naar de bevestigingsflens 2, waardoor een tegenflens 32 wordt gevormd, en waarbij het genoemde inklapbare deel 4 verder is voorzien van axiale ribelementen 46 en/of groefelementen 47, en waarbij het genoemde inklapbare deel 4 omvat: - een buisvormige vervormingssectie 6 die een constante binnendiameter 15 heeft, en die verder een buitendiameter 13 en een wanddikte 17 heeft, waarvan de circumferentieel gemiddelde waarden constant blijven langs de genoemde sectie, en - een ringvormige sectie 7, die axiaal grenst aan een distaai uiteinde van de genoemde buisvormige vervormingssectie 6, en dewelke ringvormige sectie 7 een buitendiameter heeft, waarvan de circumferentieel gemiddelde waarde geleidelijk afneemt naar een distaai uiteinde van de genoemd sectie 7 toe, met het kenmerk, dat de genoemde ringvormige sectie 7 een circumferentiële plooi omvat.
3. De blindklinkbevestiger 1 volgens een der conclusies 1 en 2, met het kenmerk dat de circumferentieel gemiddelde buitendiameter van de genoemde ringvormige sectie 7 gemiddeld kleiner is dan de circumferentieel gemiddelde buitendiameter 13 van de genoemde buisvormige vervormingssectie 6.
4. De blindklinkbevestiger 1 volgens een der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk dat de circumferentieel gemiddelde buitendiameter van de genoemde ringvormige sectie 7 een maximum waarde heeft die gelijk is aan de circumferentieel gemiddelde buitendiameter 13 van de genoemde buisvormige vervormingssectie 6.
5. De blindklinkbevestiger 1 volgens een der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk dat de genoemde ringvormige sectie 7 een binnendiameter heeft die geleidelijk afneemt naar het distale uiteinde van de genoemde sectie 7 toe.
6. De blindklinkbevestiger 1 volgens een der conclusies 1 tot 5, met het kenmerk dat de genoemde ringvormige sectie 7 een wanddikte heeft, waarvan de circumferentieel gemiddelde waarde geleidelijk toeneemt naar het distale uiteinde van de genoemde sectie 7 toe.
7. De blindklinkbevestiger 1 volgens een der conclusies 1 tot 6, met het kenmerk dat het genoemde inklapbare deel 4 verder een distale buisvormige sectie 10 omvat, die zich axiaal uitstrekt grenzend aan het distale uiteinde van de genoemde ringvormige sectie 7, dewelke distale buisvormige sectie 10 een buitendiameter 14 heeft, waarvan de circumferentieel gemiddelde waarde kleiner is dan de circumferentieel gemiddelde buitendiameter 13 van de buisvormige vervormingssectie 6, en tussen dewelke diameters de circumferentieel gemiddelde buitendiameter van de ringvormige sectie 7 geleidelijk afneemt.
8. De blindklinkbevestiger 1 volgens de voorgaande conclusie 7, met het kenmerk dat de genoemde distale buisvormige sectie 10 een constante binnendiameter 16 heeft die kleiner is dan de binnendiameter 15 van de buisvormige vervormingssectie 6, en tussen dewelke diameters de binnendiameter van de ringvormige sectie 7 geleidelijk afneemt.
9. De blindklinkbevestiger 1 volgens een der conclusies 7 en 8, met het kenmerk dat de genoemde distale buisvormige sectie 10 een wanddikte 18 heeft, waarvan de circumferentieel gemiddelde waarde constant blijft langs de genoemde sectie, en groter is dan de circumferentieel gemiddelde wanddikte 17 van de buisvormige vervormingssectie 6, en tussen dewelke diktes de circumferentieel gemiddelde wanddikte van de ringvormige sectie 7 geleidelijk toeneemt.
10. De blindklinkbevestiger 1 volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde ringvormige sectie 7 een buitenste circumferentieel stripoppervlak 44 omvat, hetwelk stripoppervlak 44 in een hoek van minimaal 5° en maximaal 85° loopt ten opzichte van de axiale richting van de bevestiger 1.
11. De blindklinkbevestiger 1 volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het distale einddeel ervan 5 een fluïdumdichte kap 36 omvat.
12. Een blindklinkbevestiger 1 volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde bevestigingsflens 2 een afdichting 35 en/of een afdichtingsgroef 34 omvat voor het bevatten van een afdichting 35.
13. De blindklinkbevestiger 1 volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde afdichtingsflens 2 en/of het genoemde inklapbare deel 4 een perifere verruwing omvatten.
14. De blindklinkbevestiger 1 volgens de voorgaande conclusie 13, met het kenmerk dat de genoemde perifere verruwing meerdere ribelementen 46 en/of groefelementen 47 omvat.
15. De blindklinkbevestiger 1 volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde blindklinkbevestiger 1 een blindklinkmoer 1 is, waarbij de genoemde spilontvanger 11 een vrouwelijk schroefdraaddeel omvat.
16. Een ingeklapte blindklinkbevestiger 1, met het kenmerk dat de genoemde ingeklapte blindklinkbevestiger 1 wordt verkregen door het monteren, op een werkstuk 19, van een blindklinkbevestiger 1 volgens een der conclusies 1 tot 15.
17. Werkwijze voor de productie van een blindklinkbevestiger 1 volgens een der conclusies 1 tot 15, waarbij de genoemde werkwijze de volgende stappen omvat: - het voorzien van een ten minste half afgewerkte bevestiger 1 omvattende een bevestigingsflens 2 en een klinkhuls 3 die zich axiaal daaruit uitstrekt aan het proximale einddeel daarvan, dewelke klinkhuls 3 een spilontvanger 11 omvat aan het distale einddeel 5 ervan, waarbij de klinkhuls 3 verder een buisvormige sectie 22 omvat, dewelke buisvormige sectie 22 axiaal is geplaatst tussen de genoemde bevestigingsflens 2 en de genoemde spilontvanger 11, en dewelke buisvormige sectie 22 een constante binnendiameter, en een buitendiameter heeft, waarvan de circumferentieel gemiddelde waarde constant blijft langs de genoemde sectie, en - het axiaal duwen van een matrijspen 24 in de buisvormige sectie 22, tot een diepte 25 die kleiner is dan de lengte 26 van de genoemde sectie 22, dewelke matrijspen 24 een buitendiameter heeft die groter is dan de binnendiameter van de buisvormige sectie 22, zodat een axiaal aangrenzende buisvormige vervormingssectie 6 en ringvormige sectie 7 worden gevormd.
18. Gebruik van een blindklinkbevestiger volgens een der conclusies 1 tot 15, met het kenmerk dat de genoemde bevestiger 1 is geplaatst op een werkstuk 19 omvattende een composiet en/of polymeer materiaal.
BE2017/0141A 2017-09-28 2017-09-28 Blindklinkbevestiger en werkwijze voor de productie daarvan BE1025150B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/0141A BE1025150B1 (nl) 2017-09-28 2017-09-28 Blindklinkbevestiger en werkwijze voor de productie daarvan

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/0141A BE1025150B1 (nl) 2017-09-28 2017-09-28 Blindklinkbevestiger en werkwijze voor de productie daarvan

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1025150B1 true BE1025150B1 (nl) 2018-11-13

Family

ID=60781403

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2017/0141A BE1025150B1 (nl) 2017-09-28 2017-09-28 Blindklinkbevestiger en werkwijze voor de productie daarvan

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1025150B1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20220034348A1 (en) * 2019-05-03 2022-02-03 Newfrey Llc Blind rivet nut, blind rivet nut arrangement and setting method

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0595041A2 (de) * 1992-09-29 1994-05-04 Böllhoff & Co, GmbH & Co KG Befestigung, insbesondere an nur einseitig zugänglichen Durchgangsbohrungen
EP0945631A2 (en) * 1998-03-23 1999-09-29 Emhart Inc. Securing element
GB2376053A (en) * 2001-05-31 2002-12-04 Gesipa Blindniettechnik Blind rivet nut
WO2012023647A1 (ko) * 2010-08-20 2012-02-23 주식회사 도하인더스트리 체결너트 및 그 제조방법
DE102013104681A1 (de) * 2012-05-08 2013-11-14 Newfrey Llc Blindmutter

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0595041A2 (de) * 1992-09-29 1994-05-04 Böllhoff & Co, GmbH & Co KG Befestigung, insbesondere an nur einseitig zugänglichen Durchgangsbohrungen
EP0945631A2 (en) * 1998-03-23 1999-09-29 Emhart Inc. Securing element
GB2376053A (en) * 2001-05-31 2002-12-04 Gesipa Blindniettechnik Blind rivet nut
WO2012023647A1 (ko) * 2010-08-20 2012-02-23 주식회사 도하인더스트리 체결너트 및 그 제조방법
DE102013104681A1 (de) * 2012-05-08 2013-11-14 Newfrey Llc Blindmutter

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20220034348A1 (en) * 2019-05-03 2022-02-03 Newfrey Llc Blind rivet nut, blind rivet nut arrangement and setting method

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA2606569C (en) Blind rivet element and use thereof
US8763233B2 (en) Punch rivet, method for producing a punch rivet connection, and workpiece arrangement
RU2668857C2 (ru) Заклепочная гайка, деталь транспортного средства в сборе и способ сборки
RU2512812C2 (ru) Узловая сборка, состоящая из крепежного элемента и части из листового металла, и также способ выполнения такой узловой сборки
US8491243B2 (en) Variable grip blind rivet
CA2801376C (en) Externally splined fastener
EP1420173B1 (en) Spiraled Self-Piercing Rivet
JPS60125406A (ja) 自己閉塞形ブラインドリベット
BE1025150B1 (nl) Blindklinkbevestiger en werkwijze voor de productie daarvan
TWI572785B (zh) 栓槽式緊固件
WO2016128080A1 (en) Punch rivet and method for producing a punch-riveted joint
CN107202060A (zh) 单面紧固件
US20110217140A1 (en) Blind Rivet
US20140068908A1 (en) Threaded Fastening And Repair Device
US9416809B2 (en) Rivet stud
US20190055971A1 (en) Insert Fastener with a Compression Sleeve
US9897131B2 (en) Method and a connecting system for the joining of moulded parts
CA3059642A1 (en) Press-in connecting element and method for anchoring press-in connecting elements in a permanently deformable flat metal material or components or workpieces produced therefrom
US20100064500A1 (en) Method for the application of a joint or function element to planar material rivet connection and joint or function element
JP7183439B2 (ja) ブラインドファスナーおよびその取り付け方法
CA3180916A1 (en) Fluid tight blind fasteners and methods for fastening
DE102004063332A1 (de) Befestigungselement mit einer Blindniete und Gegenhalter zum Vernieten der Blindniete

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20181113