BE1025084B1

BE1025084B1 - Samenstel en werkwijze voor het aansluiten van een elektrische module

Info

Publication number: BE1025084B1
Application number: BE2017/5227A
Authority: BE
Inventors: Paul Ameloot; Peter Ameloot
Original assignee: Delta Light Nv
Priority date: 2017-03-31
Filing date: 2017-03-31
Publication date: 2018-10-29
Also published as: EP3388743A1; BE1025084A1; EP3388743B1; PL3388743T3; ES2786987T3

Abstract

Verlichtingsinrichting omvattende een armatuur en één of meerdere daarin bevestigbare verlichtingsmodules; waarbij de armatuur een profiel en een drager omvat; waarbij de drager een binnenzijde en een buitenzijde heeft; waarbij de binnenzijde bevestigd is tegen het profiel; waarbij de buitenzijde voorzien is van ten minste één eerste elektrisch geleidende baan uit een eerste materiaal en elke eerste elektrisch geleidende baan bekleed is met een tweede elektrisch geleidende baan die vervaardigd is uit een tweede materiaal; waarbij de één of meerdere verlichtingsmodules elk een lichtbron en ten minste één daarmee verbonden elektrisch contactelement omvatten; waarbij de één of meerdere verlichtingsmodules zodanig koppelbaar zijn met de armatuur dat het ten minste één elektrisch contactelement contact maakt met de ten minste één tweede elektrisch geleidende baan; waarbij het eerste materiaal een grotere elektrische conductiviteit heeft dan het tweede materiaal bij 20°C.

Description

(30) Voorrangsgegevens :

(73) Houder(s) :

DELTA LIGHT NV

8560, MOORSELE

België (72) Uitvinder(s) :

AMELOOT Paul 8800 ROESELARE België

AMELOOT Peter 8800 ROESELARE België (54) SAMENSTEL EN WERKWIJZE VOOR HET AANSLUITEN VAN EEN ELEKTRISCHE MODULE (57) Verlichtingsinrichting omvattende een armatuur en één of meerdere daarin bevestigbare verlichtingsmodules; waarbij de armatuur een profiel en een drager omvat; waarbij de drager een binnenzijde en een buitenzijde heeft; waarbij de binnenzijde bevestigd is tegen het profiel; waarbij de buitenzijde voorzien is van ten minste één eerste elektrisch geleidende baan uit een eerste materiaal en elke eerste elektrisch geleidende baan bekleed is met een tweede elektrisch geleidende baan die vervaardigd is uit een tweede materiaal; waarbij de

200

één of meerdere verlichtingsmodules elk een lichtbron en ten minste één daarmee verbonden elektrisch contactelement omvatten; waarbij de één of meerdere verlichtingsmodules zodanig koppelbaar zijn met de armatuur dat het ten minste één elektrisch contactelement contact maakt met de ten minste één tweede elektrisch geleidende baan; waarbij het eerste materiaal een grotere elektrische conductiviteit heeft dan het tweede materiaal bij 20°C.

BE2017/5227

Samenstel en werkwijze voor het aansluiten van een elektrische module

Vakgebied

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een verlichtingsinrichting omvattende een armatuur en meerdere daarin bevestigbare verlichtingsmodules. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een armatuur voor gebruik in een dergelijke inrichting en op een verlichtingsmodule voor gebruik in een dergelijke inrichting.

Achtergrond

Verlichtinginrichtingen van het in de aanhef beschreven type, zoals zogenaamde track verlichting waar verlichtingsmodules bevestigbaar zijn in een rail of track, zijn bekend. Dergelijke verlichtingsinrichtingen zijn beperkt voor wat betreft de vormgeving van de armatuur (typisch een recht profiel). Verder hebben dergelijke verlichtingsinrichtingen vaak het nadeel dat de elektrisch geleidende banen in de armatuur goed zichtbaar zijn of dat complexe oplossingen nodig zijn om deze minder zichtbaar te maken.

Samenvatting

De onderhavige uitvinding heeft als doel een verlichtingsinrichting te verschaffen die eenvoudig en robuust is, die toelaat om de armatuur van de verlichtingsinrichting in vele verschillende vormen uit te voeren, en die een modulair gebruik toelaat.

Daartoe heeft de verlichtingsinrichting de eigenschappen van conclusie 1. De verlichtingsinrichting omvat een armatuur en één of meerdere daarin bevestigbare verlichtingsmodules. De armatuur omvat een profiel en een drager. De drager heeft een binnenzijde en een buitenzijde. De binnenzijde is bevestigd tegen het profiel. De buitenzijde is voorzien van ten minste één eerste elektrisch geleidende baan uit een eerste materiaal. Elke eerste elektrisch geleidende baan is bekleed met een tweede elektrisch geleidende baan die vervaardigd is uit een tweede materiaal. De één of meerdere verlichtingsmodules omvatten elk een lichtbron en een ten minste één daarmee verbonden elektrisch contactelement. De één of meerdere verlichtingsmodules zijn zodanig koppelbaar met de armatuur dat het ten minste één elektrisch contactelement contact maakt met de ten minste één tweede elektrisch geleidende baan. Het eerste materiaal heeft een grotere elektrische conductiviteit dan het tweede materiaal.

Door een flexibele drager te gebruiken kan deze bevestigd worden op of in verschillende types armaturen, waarbij het profiel van de armatuur al dan niet een kromming mag vertonen. Door een tweede elektrisch geleidende baan te voorzien op de eerste elektrisch geleidende baan, waarbij de

BE2017/5227 tweede elektrisch geleidende baan uit een tweede mariaal dat een lagere conductiviteit heeft kan zijn vervaardigd, kan aan deze tweede baan een kleur worden gegeven die niet noemenswaardig opvalt op het profiel. De uitvinding is inter alia gebaseerd op het inzicht dat de conductiviteit van de tweede elektrisch geleidende baan enkel substantieel meespeelt over een beperkte lengte, namelijk daar waar het contactelement contact maakt met de tweede elektrisch geleidende baan. De weerstand tussen twee verlichtingsmodules zal immers hoofdzakelijk bepaald worden door de eerste elektrisch geleidende baan met de hoogste conductiviteit. Anderzijds laat de klasse materialen met een lagere conductiviteit een veel grotere kleurenwaaier toe voor de kleur van het tweede materiaal en kan dus in functie van de gewenste kleur van het profiel, een passende kleur gegeven worden aan de tweede elektrisch geleidende baan.

Voordelige uitvoeringsvormen van de verlichtingsinrichting worden beschreven in de afhankelijke conclusies.

Bij voorkeur is het eerste materiaal een metaal of een metaallegering, typisch koper. De eerste geleidende baan kan dus een standaard koperbaan op een flexibel PCB zijn.

Het tweede materiaal omvat bij voorkeur een bindmiddel, zoals een verf of een inkt, en elektrisch geleidende deeltjes, zoals grafiet. Het tweede materiaal kan bijvoorbeeld één van de volgende zijn: een elektrisch geleidende verf of -lak; een elektrisch geleidende inkt; een elektrisch geleidende coating. De tweede elektrisch geleidende baan is bijvoorbeeld een gedrukte, gespoten of gedispergeerde elektrisch geleidende flexibele laag.

De oppervlakteweerstand van de tweede elektrische baan is bij voorkeur kleiner dan 100 Ohm/square, nog meer bij voorkeur kleiner dan 80 Ohm/square en meest bij voorkeur kleiner dan 60 Ohm/square. De oppervlakteweerstand wordt gemeten met een vierpunts-probe-meting bij 20°C. De contactweerstand is bij voorkeur kleiner dan 6 Ohm, nog meer bij voorkeur kleiner dan 5 Ohm, en meest bij voorkeur kleiner dan 4 Ohm. De tweede elektrische baan is bijvoorbeeld een elektrisch geleidende grafietlaag.

De dikte van de tweede elektrische baan is bij voorkeur kleiner dan 1,0 mm, bij voorkeur kleiner dan 0,5 mm, meer bij voorkeur kleiner dan 0,1 mm.

In een voordelige uitvoeringsvorm zijn de drager en de ten minste één eerste elektrisch geleidende baan onderdeel van een flexibel PCB. Deze baan kan dan eenvoudig bekleed worden met het tweede materiaal voor het vormen van de tweede elektrisch geleidende baan.

BE2017/5227

In een voordelige uitvoeringsvorm heeft het profiel een kromming met een kromtestraal R die gelegen is tussen 5 cm en 5 m, bij voorkeur tussen 10 cm en 2.5 m, nog meer bij voorkeur tussen 20 cm en 1.5 m. Het profiel kan een lijn of boogsegment of een gesloten omtrek beschrijven. Wanneer een gesloten omtrek wordt beschreven, is de ten minste één eerste en tweede elektrisch geleidende baan bij voorkeur aangebracht langs ten minste 70% van de omtrek van het profiel, meer bij voorkeur langs ten minste 90% van de omtrek van het profiel, nog meer bij voorkeur langs de volledige omtrek van het profiel.

Volgens een andere variant is het profiel langwerpig met een lengte. De ten minste één eerste en tweede elektrisch geleidende baan is dan bij voorkeur aangebracht langs ten minste 70% van de lengte van het profiel, meer bij voorkeur langs ten minste 90% van de lengte van het profiel, nog meer bij voorkeur langs in hoofdzaak de volledige lengte van het profiel.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm heeft het profiel ten minste aan de zijde waarop de drager is aangebracht een kleur die in hoofdzaak overeenstemt met de kleur van de ten minste één tweede elektrisch geleidende baan. Bij voorkeur heeft het volledige oppervlak van het profiel een kleur die in hoofdzaak overeenstemt met de kleur van de ten minste één tweede elektrisch geleidende baan. Meer in het bijzonder, is het kleurverschil uitgedrukt in R,G,B waarden bij voorkeur niet meet dan 20%, i.e. bij voorkeur is het verschil in R-waarde niet groter dan 20%, is het verschil in G-waarde niet groter dan 20%, en is het verschil in B-waarde niet groter dan 20%.

Wanneer een grafietlaag gebruikt wordt voor de tweede elektrisch geleidende baan, dan heeft het profiel bij voorkeur ten minste aan de zijde waarop de drager is aangebracht een kleur met R,G,B waarden in het volgend bereik: R-waarde tussen 00 en 90; G-waarde tussen 00 en 90; B-waarde tussen 00 en 90; waarbij bij voorkeur ten minste één van de R-waarde, de G-waarde en de Bwaarde kleiner is dan 50, nog meer bij voorkeur kleiner is dan 30.

In een voordelige uitvoeringsvorm is de drager door middel van een hechtingslaag zoals een dubbelzijdig klevende tape bevestigd op het profiel.

In een voordelige uitvoeringsvorm omvatten de meerdere verlichtingsmodules elk: een behuizing met een opening of lichtdoorlatend deel; en een in de behuizing bevestigd PCB, waarbij het ten minste één contactelement en de daarmee verbonden lichtbron bevestigd zijn op tegenovergestelde zijden van dit PCB, en de lichtbron gemonteerd is om licht uit te zenden doorheen de opening of het lichtdoorlatend deel in de behuizing. Dit PCB kan optioneel een flexibel PCB zijn. In een verder ontwikkelde uitvoering kan het flexibel PCB op een gekromd oppervlak bevestigd zijn met

BE2017/5227 een kromming die overeenstemt met de kromming van het profiel zodanig dat de contactelementen goed kunnen aansluiten op de tweede elektrisch geleidende baan.

In een voordelige uitvoeringsvorm heeft de behuizing van de verlichtingsmodule de vorm van een houder met een open zijde waarin of waartegen de PCB is bevestigd, waarbij de opening of het lichtdoorlatend deel voorzien is in een wand van de houder die tegenover de open zijde ligt.

In een voordelige uitvoeringsvorm is het profiel een al dan niet gekromd gootvormig profiel, en zijn de verlichtingsmodules afgemeten om opgenomen te worden in het gootvormig profiel. De verlichtingsmodules zijn bij voorkeur ingericht om verwijderbaar en/of verschuifbaar opgenomen te worden in het gootvormig profiel.

De uitvinding betreft verder een verlichtingsarmatuur voor gebruik in een verlichtingsinrichting volgens één van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, en een verlichtingsmodule voor gebruik in één van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

Korte figuurbeschrijving

De onderhavige uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van een aantal geenszins beperkende uitvoeringsvoorbeelden van samenstellen volgens de uitvinding met verwijzing naar de tekeningen in bijlage, waarin:

Figuur 1A een schematisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een verlichtingsinrichting volgens de uitvinding illustreert;

Figuur 1B een detail van het aanzicht van deel B in figuur 1A illustreert;

Figuur 1C een perspectivisch detailaanzicht van deel B in figuur 1A illustreert;

Figuur 1D schematisch een doorsnede langs D-D van de verlichtingsinrichting van figuur 1C illustreert;

Figuren 2A en 2B respectievelijke opengewerkt perspectivisch aanzichten van een eerste uitvoeringsvorm van een verlichtingsmodule illustreren, gezien vanaf een voorzijde en een achterzijde;

Figuur 3 schematisch een doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een verlichtingsmodule illustreert;

Figuren 4A-4C schematische aanzichten van drie varianten van een armatuur van een verlichtingsmodule volgens de uitvinding illustreren.

BE2017/5227

Gedetailleerde beschrijving van uitvoeringsvoorbeelden

Figuren 1A-1D illustreren een eerste uitvoeringsvorm van een verlichtingsinrichting volgens de uitvinding. De verlichtingsinrichting omvat een armatuur 100 en één of meerdere daarin bevestigbare verlichtingsmodules 200. De armatuur 100 omvat een profiel 110 waarop een drager 120 is bevestigd. Het profiel 110 is in deze uitvoeringsvorm ringvormig, en heeft een in hoofdzaak U-vormige doorsnede, met een open zijde die naar binnen is gericht. De drager 120, bijvoorbeeld een flexibel PCB, is bevestigd tegen een binnenzijde 111 van het profiel 110. In de uitvoering van figuur 1A zijn drie verlichtingsmodules 200 bevestigd in de armatuur 100.

De drager 120 heeft een binnenzijde 121 en een buitenzijde 122. De binnenzijde 121 van de drager is bevestigd tegen het profiel 110. De buitenzijde 122 is voorzien van twee eerste elektrisch geleidende banen 140a, 140b uit een eerste goed geleidend materiaal, bij voorkeur een metaal of een metaallegering, en typisch koper. Elke eerste elektrisch geleidende baan 140a, 140b is bekleed met een tweede elektrisch geleidende baan 130a, 130b die vervaardigd is uit een tweede materiaal. Het eerste materiaal heeft een grotere elektrische conductiviteit dan het tweede materiaal. Het tweede materiaal is bij voorkeur een materiaal met een aangepaste kleur. Het tweede materiaal omvat bijvoorbeeld een bindmiddel en elektrisch geleidende deeltjes of componenten. De drager 120 en de ten minste één eerste elektrisch geleidende baan 140a; 140b kunnen onderdeel zijn van een flexibel PCB. De drager 120 is bijvoorbeeld door middel van een dubbelzijdig klevende tape 150 bevestigd op het profiel 110. Tussen de elektrisch geleidende laag 130a en de elektrisch geleidende laag 130b is op de drager 120 een isolerende laag 160 voorzien die bij voorkeur in hoofdzaak dezelfde kleur heeft als de elektrisch geleidende laag 130a en de elektrisch geleidende laag 130b.

Het tweede materiaal is bijvoorbeeld één van de volgende materialen of een combinatie daarvan: een elektrisch geleidende verf of -lak; een elektrisch geleidende inkt; een elektrisch geleidende coating; een elektrisch geleidend kunststofmateriaal, zoals een elektrisch geleidend polymeermateriaal. In een voorkeursuitvoeringsvorm die met name geschikt is voor relatief donkere profielen 111, en in het bijzonder zwarte profielen 111, is het tweede materiaal een grafiet materiaal, zoals een elektrisch geleidende grafietverf of -lak; een elektrisch geleidende grafietinkt; een elektrisch geleidende grafietcoating. De tweede elektrisch geleidende baan 130a; 130b is bijvoorbeeld een gedrukte, gespoten of gedispergeerde elektrisch geleidende flexibele laag.

De één of meerdere verlichtingsmodules 200 omvatten elk een lichtbron 210 en ten minste één daarmee verbonden elektrisch contactelement 220a, 220b. In de geïllustreerde variant, zie figuur 1D en figuur 2A, zijn voor elke tweede elektrisch geleidende baan 130a, 130b twee verende

BE2017/5227 elektrische contactelementen 220a, 220a'; 220b, 220b' voorzien. De vakman begrijpt dat het ook mogelijk is om per tweede elektrisch geleidende baan 130a, 130b één of meer dan twee contactelementen te voorzien. De één of meerdere verlichtingsmodules 200 zijn zodanig koppelbaar met de armatuur 100 dat de contactelementen 220a, 220a' contact maken met de tweede elektrisch geleidende baan 130a en dat de contactelementen 220b, 220b' contact maken met de tweede elektrisch geleidende baan 130b. Om het contact verder te verbeteren kunnen de contactelementen 220a, 220a'; 220b, 220b' verend zijn uitgevoerd. De contactelementen 220a, 220a' zijn verbonden met een elektrisch geleidende baan 245a op de PCB 240 en deze is via één of meer doorvoeren 246a verbonden met een aansluiting van de lichtbron 210. De contactelementen 220b, 220b' zijn verbonden met een elektrisch geleidende baan 245b op de PCB 240 en deze is via één of meer doorvoeren 246b verbonden met een andere aansluiting van de lichtbron 210. Op die manier kan de lichtbron 210 dus gevoed worden via de eerste en tweede elektrisch geleidende banen 130a, 140a; 130b, 140b, de elektrisch geleidende banen 245a, 245b en de contactelementen 220a, 220a'; 220b, 220b'. Optioneel kunnen op de zijde 242 van de PCB 240 bijkomende geleidende banen zijn voorzien die optioneel door de opening 235 tot buiten de behuizing 230 worden gevoerd zodat de lichtbron 210 op een afstand van wand 232 kan worden geplaatst.

Het profiel 110 heeft bij voorkeur een kromming met een kromtestraal R die gelegen is tussen 5 cm en 5 m, meer bij voorkeur tussen 10 cm en 2.5 m, nog meer bij voorkeur tussen 20 cm en 1.5 m. De drager 120 met de eerste en tweede elektrisch geleidende lagen 130a, 130b; 140a, 140b zijn zodanig flexibel uitgevoerd dat aan de drager 120 de nodige kromming gegeven kan worden.

Het profiel 110 beschrijft een gesloten omtrek, en de ten minste één eerste en tweede elektrisch geleidende baan 130a; 130b is bij voorkeur aangebracht langs ten minste 70% van de omtrek van het profiel 110, bij voorkeur langs ten minste 90% van de omtrek van het profiel, nog meer bij voorkeur langs de volledige omtrek van het profiel zoals getoond in figuur 1A.

Bij voorkeur heeft het profiel 110 ten minste aan de zijde 111 waarop de drager is aangebracht een kleur die in hoofdzaak overeenstemt met de kleur van de ten minste één tweede elektrisch geleidende baan 130a; 130b. Wanneer bijvoorbeeld een grafietlaag gebruikt wordt voor de tweede elektrisch geleidende baan 130a, 130b, dan heeft het profiel 110 ten minste aan de zijde 111 waarop de drager is aangebracht bij voorkeur een kleur met R,G,B waarden in het volgend bereik: R-waarde tussen 00 en 90; G-waarde tussen 00 en 90; B-waarde tussen 00 en 90; waarbij bij voorkeur ten minste één van de R-waarde, de G-waarde en de B-waarde kleiner is dan 50, nog meer bij voorkeur kleiner is dan 30. Wanneer een geleidend polymeer of een geleidende verf gebruikt wordt, kunnen vele verschillende kleuren gekozen worden voor de tweede elektrisch

BE2017/5227 geleidende laag 130a, 130b, en kan dus een kleur worden gekozen die overeenstemt met de kleur van het profiel 110.

De vakman begrijpt dat het ook mogelijk is om in plaats van twee eerste en tweede elektrisch geleidende banen, drie of meer eerste en tweede elektrisch geleidende banen te voorzien op de drager 120.

Een uitvoeringsvorm van een verlichtingsmodule is in detail getoond in figuren 2A-2B. De verlichtingsmodule 200 omvat een behuizing 230 met een opening 235 en een in de behuizing 230 bevestigd PCB 240. De contactelementen 220a, 220a'; 220b, 220b' en de daarmee verbonden lichtbron 210 zijn bevestigd op tegenovergestelde zijden 241, 242 van dit PCB 240, en de lichtbron 210 gemonteerd is om licht uit te zenden doorheen de opening 235 in de behuizing 230. De behuizing 230 van de verlichtingsmodule 200 heeft de vorm van een houder met een open zijde 231 waarin of waartegen de PCB 240 is bevestigd. De houder 230 heeft een bodemwand 32 en vier opstaande zijwanden 233, 234. De opening 235 is voorzien in de wand 232 die tegenover de open zijde 231 ligt. De zijde 242 waarop de lichtbron 210 is gemonteerd is gericht naar het binnenste van de houder 230, en de zijde 241 waarop de contactelementen 220a, 220a'; 220b, 220b' zijn bevestigd, is gericht naar de omgeving buiten de houder 230. De verlichtingsmodule 200 is ingericht om verwijderbaar en/of verschuifbaar opgenomen te worden in het gootvormig profiel 110. De rand 236 van zijwanden 233 kan een kromming vertonen die overeenstemt met de kromming van het profiel 110 zodanig dat de houder 230 goed kan aansluiten op de binnenzijde 111 van het profiel 110. In de zijwanden 233 zijn verder uitsparingen 237 voorzien waardoor kantelbare armen 238 beweegbaar zijn. De kantelbare armen 238 zijn instelbaar om meer of minder uit te steken uit de uitsparingen 237 voor het vastzetten/verwijderen van de verlichtingsmodule 200 in/uit het profiel 110. Verder kan een hendel 250 zijn voorzien die verbonden is met de kantelbare armen 238 om de kantelbare armen 238 te roteren.

Figuur 3 illustreert een tweede uitvoeringsvorm van een armatuur 100 met een profiel 110 waarop twee dragers 120a, 120b op een afstand van elkaar zijn bevestigd. Het profiel 110 kan ringvormig of recht zijn, en heeft een in hoofdzaak U-vormige doorsnede, met een open zijde. Elke drager 120a, 120b is bevestigd tegen een binnenzijde 111 van het profiel 110, waarbij de binnenzijde 111 gelegen is tegenover de open zijde. Elke drager 120a, 120b heeft een binnenzijde die door middel van een hechtingslaag 150a, 150b is bevestigd tegen het profiel 110. De buitenzijde van de drager 120a, 120b is voorzien van een eerste elektrisch geleidende baan 140a, 140b uit een eerste goed geleidend materiaal, bij voorkeur een metaal of een metaallegering, en typisch koper. De eerste elektrisch geleidende baan 140a, 140b is bekleed met een tweede elektrisch geleidende baan 130a,

BE2017/5227

130b die vervaardigd is uit een tweede materiaal. Het eerste materiaal heeft een grotere elektrische conductiviteit heeft dan het tweede materiaal, en deze materialen kunnen gekozen worden zoals hierboven werd beschreven voor de variant van figuren 1A-1D. De drager 120a, 120b en de bijbehorende eerste elektrisch geleidende baan 140a, 140b kunnen onderdeel zijn van een flexibel

PCB.

De vakman begrijpt dat het ook mogelijk is om in plaats van twee dragers 120a, 120b, drie of meer dragers met bijbehorende elektrische banen te voorzien op het profiel 110. Verder is het ook mogelijk om slecht één drager 120a te voorzien op het profiel 110, waarbij het profiel 110 zelf als tweede geleider kan fungeren. In een dergelijke uitvoering zal een verlichtingsmodule 200 voorzien zijn van ten minste één contactelement dat contact maakt met de tweede geleidende baan op de drager 120a, en van ten minste één bijkomend contactelement dat contact maakt met het profiel 110 zelf.

Figuren 4A-4C illustreren verschillende varianten van de armatuur 100. In de variant van figuur 4A is het profiel 110 langwerpig en heeft een lengte L. De drager 120 met een eerste en tweede elektrisch geleidende baan 130, 140 is bij voorkeur aangebracht langs ten minste 70% van de lengte L van het profiel 110, bij voorkeur langs ten minste 90% van de lengte L van het profiel 110, nog meer bij voorkeur langs in hoofdzaak de volledige lengte L van het profiel 110. In de getekende variant heeft het profiel een U-vormige doorsnede. Het is echter ook mogelijk om het profiel bijvoorbeeld een H-vormige doorsnede te geven, waarbij dan aan weerszijden van de centrale wand van het profiel een drager 120 met een eerste en tweede elektrisch geleidende baan 130, 140 kan worden voorzien.

In de variant van figuur 4B beschrijft het profiel 110 een cirkelboog. De drager 120 met een eerste en tweede elektrisch geleidende baan 130, 140 is bij voorkeur aangebracht langs ten minste 70% van de lengte L van het profiel 110, bij voorkeur langs ten minste 90% van de lengte L van het profiel 110, nog meer bij voorkeur langs in hoofdzaak de volledige lengte L van het profiel 110. In de getekende variant heeft het profiel een U-vormige doorsnede, maar de vakman begrijpt dat de doorsnede ook H-vormig kan zijn zoals hierboven beschreven. Figuur 4C toont nog een andere variant met een gekromd profiel 110 dat een S-vorm beschrijft. Het profiel 110 heeft hier een Hvormig doorsnede, en aan weerszijden van de centrale wand 111 van het profiel 110 is een drager 120; 120' met respectievelijke eerste en tweede elektrisch geleidende banen 130, 140; 130', 140' voorzien.

De vakman begrijpt dat vele modificaties en varianten denkbaar zijn binnen het kader van de uitvinding, dat enkel bepaald wordt door de hierna volgende conclusies.

BE2017/5227

Claims

Conclusies

1. Verlichtingsinrichting omvattende een armatuur (100) en één of meerdere daarin bevestigbare verlichtingsmodules (200); waarbij de armatuur (100) een profiel (110) en een drager (120) omvat; waarbij de drager (120) een binnenzijde (121) en een buitenzijde (122) heeft; waarbij de binnenzijde (121) bevestigd is tegen het profiel (110); waarbij de buitenzijde (122) voorzien is van ten minste één eerste elektrisch geleidende baan (140a; 140b) uit een eerste materiaal en elke eerste elektrisch geleidende baan bekleed is met een tweede elektrisch geleidende baan (130a; 130b) die vervaardigd is uit een tweede materiaal; waarbij de één of meerdere verlichtingsmodules (200) elk een lichtbron (210) en ten minste één daarmee verbonden elektrisch contactelement (220a; 220b) omvatten; waarbij de één of meerdere verlichtingsmodules (200) zodanig koppelbaar zijn met de armatuur (100) dat het ten minste één elektrisch contactelement (220a; 220b) contact maakt met de ten minste één tweede elektrisch geleidende baan (130a; 130b); waarbij het eerste materiaal een grotere elektrische conductiviteit heeft dan het tweede materiaal bij 20°C.
2. Verlichtingsinrichting volgens conclusie 1, waarbij het eerste materiaal een metaal of een metaallegering is.
3. Verlichtingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het tweede materiaal een bindmiddel en elektrisch geleidende deeltjes omvat.
4. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tweede materiaal een grafietmateriaal is.
5. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de oppervlakteweerstand van de tweede elektrisch geleidende baan kleiner is dan 100 Ohm/square, bij voorkeur kleiner dan 80 Ohm/square en meer bij voorkeur kleiner dan 60 Ohm/square.
6. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tweede materiaal één van de volgende is: een elektrisch geleidende verf of -lak; een elektrisch geleidende inkt; een elektrisch geleidende coating.
7. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de tweede elektrisch geleidende baan (130a; 130b) een gedrukte, gespoten of gedispergeerde elektrisch geleidende flexibele laag is.

BE2017/5227
8. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de drager en de ten minste één eerste elektrisch geleidende baan onderdeel zijn van een flexibel PCB.
9. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het profiel (100) een kromming heeft, en de drager (120) met ten minste één eerste elektrisch geleidende baan (140a; 140b) en met ten minste één tweede elektrisch geleidende baan (130a; 130b) zodanig flexibel is dat deze tegen het profiel gebogen kan zijn en de kromming volgt.
10. Verlichtingsprofiel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het profiel (100) een kromtestraal (R) heeft die gelegen is tussen 5 cm en 5 m, bij voorkeur tussen 10 cm en 2.5 m, nog meer bij voorkeur tussen 20 cm en 1.5 m.
11. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het profiel (100) een gesloten omtrek beschrijft, en waarbij de ten minste één eerste en tweede elektrisch geleidende baan (130a; 130b) aangebracht is langs ten minste 70% van de omtrek van het profiel (110), bij voorkeur langs ten minste 90% van de omtrek van het profiel, nog meer bij voorkeur langs de volledige omtrek van het profiel.
12. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het profiel langwerpig is en een lengte heeft, en waarbij de ten minste één eerste en tweede elektrisch geleidende baan (130a; 130b) aangebracht is langs ten minste 70% van de lengte (L) van het profiel (110), bij voorkeur langs ten minste 90% van de lengte van het profiel, nog meer bij voorkeur langs in hoofdzaak de volledige lengte van het profiel.
13. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het profiel (110) ten minste aan de zijde (111) waarop de drager is aangebracht een kleur heeft die in hoofdzaak overeenstemt met de kleur van de ten minste één tweede elektrisch geleidende baan (130a; 130b).
14. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het profiel (110) ten minste aan de zijde (111) waarop de drager is aangebracht een kleur heeft met R,G,B waarden in het volgend bereik:

R-waarde tussen 00 en 90;

G-waarde tussen 00 en 90;

B-waarde tussen 00 en 90;

waarbij bij voorkeur ten minste één van de R-waarde, de G-waarde en de B-waarde kleiner is dan 50, nog meer bij voorkeur kleiner is dan 30.

BE2017/5227
15. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de drager (120) door middel van een dubbelzijdig klevende tape (150) bevestigd is op het profiel (110).
16. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de meerdere verlichtingsmodules (200) elk omvatten:

een behuizing (230) met een opening of lichtdoorlatend deel (235);

een in de behuizing bevestigd PCB (240), waarbij het ten minste één contactelement (220a; 220b) en de daarmee verbonden lichtbron (210) bevestigd zijn op tegenovergestelde zijden (241, 242) van dit PCB (240), en de lichtbron (210) gemonteerd is om licht uit te zenden doorheen de opening of het lichtdoorlatend deel (235) in de behuizing (230).
17. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de behuizing (230) van de verlichtingsmodule (200) de vorm heeft van een houder met een open zijde (231) waarin of waartegen de PCB (240) is bevestigd, waarbij de opening (235) of lichtdoorlatend deel voorzien is in een zijde (232) van de houder die tegenover de open zijde (231) ligt.
18. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het ten minste één contactelement (220a; 220b) ten minste één verend element omvat dat door veerwerking contact maakt met de ten minste één tweede elektrisch geleidende baan (130a; 130b).
19. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het profiel (110) een al dan niet gekromd gootvormig profiel is, en waarbij de verlichtingsmodules (200) afgemeten zijn om opgenomen te zijn in het gootvormig profiel (110).
20. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de verlichtingsmodules (200) ingericht zijn om verwijderbaar en/of verschuifbaar opgenomen te worden in het gootvormig profiel (110).
21. Verlichtingsarmatuur voor gebruik in een verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de armatuur een profiel en een drager omvat; waarbij de drager een binnenzijde en een buitenzijde heeft; waarbij de binnenzijde bevestigd is tegen het profiel; waarbij de buitenzijde (122) voorzien is van ten minste één eerste elektrisch geleidende baan (140a; 140b) uit een eerste materiaal en elke eerste elektrisch geleidende

BE2017/5227 baan bekleed is met een tweede elektrisch geleidende baan (130a; 130b) die vervaardigd is uit een tweede materiaal; waarbij de ten minste één eerste en tweede elektrisch geleidende baan bedoeld is om verbonden te worden met een voeding; waarbij één of meerdere verlichtingsmodules zodanig koppelbaar zijn met de armatuur dat ten minste één elektrisch

5 contactelement van elke verlichtingsmodule contact maakt met de ten minste één tweede elektrisch geleidende baan; waarbij het eerste materiaal een grotere elektrische conductiviteit heeft dan het tweede materiaal.

BE2017/5227

BE2017/5227

BE2017/5227

-16250

230

210

234