BE1024749B1 - Pedaal voor een trappervoertuig - Google Patents
Pedaal voor een trappervoertuig Download PDFInfo
- Publication number
- BE1024749B1 BE1024749B1 BE2016/5882A BE201605882A BE1024749B1 BE 1024749 B1 BE1024749 B1 BE 1024749B1 BE 2016/5882 A BE2016/5882 A BE 2016/5882A BE 201605882 A BE201605882 A BE 201605882A BE 1024749 B1 BE1024749 B1 BE 1024749B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- pedal
- sliding
- crank
- slidable
- pedaling
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62M—RIDER PROPULSION OF WHEELED VEHICLES OR SLEDGES; POWERED PROPULSION OF SLEDGES OR SINGLE-TRACK CYCLES; TRANSMISSIONS SPECIALLY ADAPTED FOR SUCH VEHICLES
- B62M3/00—Construction of cranks operated by hand or foot
- B62M3/08—Pedals
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62M—RIDER PROPULSION OF WHEELED VEHICLES OR SLEDGES; POWERED PROPULSION OF SLEDGES OR SINGLE-TRACK CYCLES; TRANSMISSIONS SPECIALLY ADAPTED FOR SUCH VEHICLES
- B62M3/00—Construction of cranks operated by hand or foot
- B62M3/02—Construction of cranks operated by hand or foot of adjustable length
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62M—RIDER PROPULSION OF WHEELED VEHICLES OR SLEDGES; POWERED PROPULSION OF SLEDGES OR SINGLE-TRACK CYCLES; TRANSMISSIONS SPECIALLY ADAPTED FOR SUCH VEHICLES
- B62M3/00—Construction of cranks operated by hand or foot
- B62M3/06—Construction of cranks operated by hand or foot with elliptical or other non-circular rotary movement
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Transportation (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Mechanical Control Devices (AREA)
- Arrangement And Mounting Of Devices That Control Transmission Of Motive Force (AREA)
Abstract
Pedaal voor een trappervoertuig, de pedaal omvattende een bodemdeel, een pedaalas gelagerd in het bodemdeel, en een aan het bodemdeel gekoppeld verschuifbaar bovendeel dat is ingericht om ten opzichte van het bodemdeel te verschuiven, waarbij de pedaalas is ingericht om te worden bevestigd aan een traparm van een trapinrichting van het trappervoertuig; en het verschuifbaar bovendeel op zodanige wijze is gekoppeld met de pedaalas dat het verschuifbaar bovendeel ten opzichte van het bodemdeel op gecontroleerde wijze wordt verschoven in afhankelijkheid van een hoekpositie α van de traparm van de trapinrichting tijdens een trapcyclus van de trapinrichting.
Description
(73) Houder(s) :
GILLIS Patrick Gaspard Barbara 3190, BOORTMEERBEEK België
GILLIS Dieter
3190, BOORTMEERBEEK België (72) Uitvinder(s) :
GILLIS Patrick Gaspard Barbara 3190 BOORTMEERBEEK België (54) Pedaal voor een trappervoertuig (57) Pedaal voor een trappervoertuig, de pedaal omvattende een bodemdeel, een pedaalas gelagerd in het bodemdeel, en een aan het bodemdeel gekoppeld verschuifbaar bovendeel dat is ingericht om ten opzichte van het bodemdeel te verschuiven, waarbij de pedaalas is ingericht om te worden bevestigd aan een traparm van een trapinrichting van het trappervoertuig; en het verschuifbaar bovendeel op zodanige wijze is gekoppeld met de pedaalas dat het verschuifbaar bovendeel ten opzichte van het bodemdeel op gecontroleerde wijze wordt verschoven in afhankelijkheid van een hoekpositie a van de traparm van de trapinrichting tijdens een trapcyclus van de trapinrichting.
BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI
FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie
Publicatienummer: 1024749 Nummer van indiening: BE2016/5882
Dienst voor de Intellectuele Eigendom
Internationale classificatie: B62M 3/02 B62M 3/06 B62M 3/08 Datum van verlening: 25/06/2018
De Minister van Economie,
Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;
Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;
Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 25/11/2016.
Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.
Besluit:
Artikel 1. - Er wordt aan
GILLIS Patrick Gaspard Barbara, Dennenweg 1, 3190 BOORTMEERBEEK België;
GILLIS Dieter, Dennenweg 1, 3190 BOORTMEERBEEK België;
vertegenwoordigd door
D'HALLEWEYN Nele Veerle Trees Gertrudis, Meir 24 bus 17, 2000, ANTWERPEN;
een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: Pedaal voor een trappervoertuig.
UITVINDER(S):
GILLIS Patrick Gaspard Barbara, Dennenweg 1, 3190, BOORTMEERBEEK;
VOORRANG:
AFSPLITSING :
Afgesplitst van basisaanvraag : Indieningsdatum van de basisaanvraag :
Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de Verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).
Brussel, 25/06/2018,
Bij bijzondere machtiging:
2016/5882
BE2016/5882
Pedaal voor een trappervoertuig
Vakgebied
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een pedaal voor een trappervoertuig. De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een trapinrichting voor een trappervoertuig en op een trappervoertuig.
Achtergrond
Pedalen voor trappervoertuigen, zoals pedalen voor een fiets, worden typisch bevestigd op een traparm van een trapinrichting. Bekende pedalen worden door spierkracht van een gebruiker, bijvoorbeeld een fietser, aangedreven zodat de traparm roteert en de pedalen een vaste cirkelbeweging beschrijven rond de trapas van de trapinrichting, waardoor één of meerdere wieien van het trappervoertuig worden aangedreven.
Samenvatting van de uitvinding
Uitvoeringsvormen van de uitvinding hebben als doel een pedaal voor een trappervoertuig te verschaffen die de door een gebruiker uitgeoefende kracht op de pedaal op meer efficiënte wijze overdraagt op de trapinrichting in vergelijking met bekende pedalen voor trappervoertuigen.
Een eerste aspect van de uitvinding heeft betrekking op een pedaal voor een trappervoertuig. De pedaal omvat een bodemdeel, een pedaalas gelagerd in het bodemdeel, en een aan het bodemdeel gekoppeld verschuifbaar bovendeel dat is ingericht om ten opzichte van het bodemdeel te verschuiven. De pedaalas is ingericht om te worden bevestigd aan een traparm van een trapinrichting van het trappervoertuig. Het verschuifbaar bovendeel is op zodanige wijze gekoppeld met de pedaalas dat het verschuifbaar bovendeel ten opzichte van het bodemdeel op gecontroleerde wijze wordt verschoven in afhankelijkheid van een hoekpositie a van de traparm van de trapinrichting tijdens een trapcyclus van de trapinrichting.
Doordat het verschuifbaar bovendeel ten opzichte van het bodemdeel op gecontroleerde wijze wordt verschoven, kan de pedaal tijdens een trapcyclus rond de trapas een beweging beschrijven die op voordelige en efficiënte wijze afwijkt van de vaste cirkelbeweging die wordt beschreven door pedalen uit de stand der techniek. Doordat de verschuiving afhankelijk is van de hoekpositie a van de traparm, kan worden verzekerd dat het verschuifbare bovendeel het voordelige traject rondom de trapas aflegt, zonder dat hierbij extra inspanningen van een gebruiker of fietser worden verlangd.
2016/5882
BE2016/5882
In een uitvoeringsvorm is het verschuifbaar bovendeel op zodanige wijze gekoppeld met de pedaalas dat het verschuifbaar bovendeel tijdens een trapcyclus op gecontroleerde wijze wordt verschoven in een verschuifrichting evenwijdig met een vlak waarin de traparm van de trapinrichting roteert tijdens een trapcyclus van de trapinrichting.
Doordat het verschuifbaar bovendeel wordt verschoven in een verschuifrichting evenwijdig met een vlak waarin de traparm van de traprichting roteert, kan de lengte van de traphefboom op efficiënte wijze worden vergroot of verkleind. Bij vele trappervoertuigen zal de verschuifrichting van het beweegbaar bovendeel in hoofdzaak overeenstemmen met de voortbewegingsrichting van het trappervoertuig. De verschuifrichting is bij voorkeur in hoofdzaak evenwijdig met het oppervlak waarop het trappervoertuig wordt voortbewogen. Hierop kunnen lichte afwijkingen optreden in afhankelijkheid van een oriëntatie het bodemdeel van de pedaal tijdens een trapcyclus en/of van een vormgeving van het bodemdeel van de pedaal.
In een uitvoeringsvorm is het verschuifbaar bovendeel op zodanige wijze gekoppeld met de pedaalas dat het verschuifbaar bovendeel in de verschuifrichting een schuiffase doorloopt waarbij tijdens de schuiffase:
- het verschuifbaar bovendeel traploos verschuift vanaf een rustpositie, waarin het verschuifbaar bovendeel niet is verschoven, tot een uitgeschoven positie, waarin het verschuifbaar bovendeel over een maximale schuifafstand is verschoven; en
- het verschuifbaar bovendeel vervolgens traploos vanaf de uitgeschoven positie verschuift tot de rustpositie.
In de rustpositie komt de positie van het verschuifbaar bovendeel overeen met de positie van een traditioneel pedaal die zieh op eenzelfde hoekpositie bevindt. In de uitgeschoven positie, en elke positie tussen de rustpositie en de uitgeschoven positie wordt de traphefboom ofwel vergroot, ofwel verkleind ten opzichte van de traphefboom van een traditioneel pedaal. Het verschuifbaar bovendeel wordt op onafgebroken wijze vanaf de rustpositie tot de uitgeschoven positie verschoven. Als de traparm waarop de pedaal is bevestigd een hoekpositie heeft die is gelegen in kwadrant I of II, dan wordt de traphefboom vergroot. Als de traparm waarop de pedaal is bevestigd een hoekpositie heeft die is gelegen in kwadrant III of IV, dan wordt traphefboom verkleind.
In een uitvoeringsvorm is het verschuifbaar bovendeel op zodanige wijze gekoppeld met de pedaalas dat het verschuifbaar bovendeel tijdens een volledige trapcyclus één volledige schuiffase, bij voorkeur twee volledige schuiffases, doorloopt. In een alternatieve uitvoeringsvorm is het
2016/5882
BE2016/5882 verschuifbaar bovendeel op zodanige wijze gekoppeld met de pedaalas dat het verschuifbaar bovendeel tijdens een volledige trapcyclus meer dan twee schuiffases doorloopt.
Wanneer het verschuifbaar bovendeel tijdens een volledige trapcyclus één volledige schuiffase doorloopt, bereikt het verschuifbaar bovendeel dus één keer de rustpositie en één keer de maximaal verschoven positie per trapcyclus.
In een uitvoeringsvorm rs het verschuifbaar bovendeel op zodanige wijze gekoppeld met de pedaalas dat het verschuifbaar bovendeel tijdens een volledige trapcyclus een deel van een volledige schuiffase doorloopt. Zo kan zo kan bijvoorbeeld een schuiffase voor de helft, voor een derde, voor een vierde etc. worden doorlopen per volledige trapcyclus. Bijvoorbeeld wanneer de schuiffase voor de helft wordt doorlopen tijdens een volledige trapcyclus, zal een volledige schuiffase worden doorlopen wanneer twee volledige trapcycli zijn uitgevoerd. Het rs duidelijk voor de vakman andere verhoudingen tussen trapcyclus en schuiffase mogelijk zijn.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is het verschuifbaar bovendeel op zodanige wijze gekoppeld met de pedaalas dat het verschuifbaar bovendeel de uitgeschoven positie bereikt wanneer de hoekpositie a van de traparm rs gelegen tussen 350° en 170°, bij voorkeur tussen 20° en 160°, meer bij voorkeur tussen 30° en 150°, en meest bij voorkeur tussen 50° en 140°.
Binnen een hoekbereik tussen 350° (-10°) en 170° wordt in hoofdzaak positieve arbeid geleverd.
Om tijdens deze période van positieve arbeid een zo groot mogelijk moment te ontwikkelen, rs het voordelig dat de traphefboom relatief groot rs binnen dit hoekbereik. Dit wordt bereikt doordat het verschuifbaar bovendeel zieh op een bepaalde hoekpositie tussen 350° en 170° in de uitgeschoven toestand bevindt.
In een voorkeursuitvoeringsvorm rs het verschuifbaar bovendeel op zodanige wijze gekoppeld met de pedaalas dat het verschuifbaar bovendeel de rustpositie bereikt wanneer de hoekpositie a van de traparm rs gelegen tussen 190° en 350°, bij voorkeur tussen 200° en 340°, meer bij voorkeur tussen
210° en 330°, en meest bij voorkeur tussen 230° en 320°.
Binnen een hoekbereik tussen 190° en 350° wordt hoofdzakelijk negatieve arbeid geleverd. Om tijdens deze période van negatieve arbeid zo weinig mogelijk energie te verliezen, rs het voordelig dat de traphefboom relatief klein is binnen dit hoekbereik. Dit wordt bereikt doordat, uitgezonderd wanneer het verschuifbaar bovendeel zieh in de rustpositie bevindt, het verschuifbaar bovendeel binnen dit hoekgebied rs verschoven in de voortbewegingsrichting van het trappervoertuig. Een
2016/5882
BE2016/5882 verder voordeel is dat aangezien de rustpositie slechts één keer per volledige trapcyclus (0°-360°) wordt bereikt, en dat de rustpositie wordt bereikt binnen het hoekbereik tussen 190° en 350°, het verschuifbaar bovendeel in de hoekposities 0° en 180° verschoven is ten opzichte van het bodemdeel, waardoor de zogenaamde “dode punten” kunnen worden vermeden.
In een uitvoeringsvorm is het verschuifbaar bovendeel op zodanige wijze gekoppeld met de pedaalas dat het verschuifbaar bovendeel zodanig wordt verschoven dat een lengte (1) van een traphefboom, die wordt gevormd door de traparm en het verschuifbaar bovendeel, tijdens een drukfase van de trapcyclus groter is dan tijdens een trekfase van de trapcyclus.
Tijdens de drukfase van de trapcyclus wordt in hoofdzaak positieve arbeid verricht op de pedaal.
Door tijdens de drukfase het verschuifbaar bovendeel te verschuiven in de verschuifrichting weg van de trapas, neemt de lengte (1) van de traphefboom toe. Hierdoor wordt het moment dat tijdens de drukfase (ongeveer tussen hoekposities 0° en 180° van de traparm) wordt ontwikkeld, vergroot.
Tijdens de trekfase (ongeveer tussen hoekposities 180° en 360° van de traparm) is het verschuifbaar bovendeel verschoven in de verschuifrichting naar de trapas toe. Hierdoor wordt het moment tijdens de trekfase, wanneer hoofdzakelijk negatieve arbeid wordt verricht op de pedaal, verkleind.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is de pedaalas door middel van een kruk en een op de kruk aangebrachte drijfstang gekoppeld aan het verschuifbaar bovendeel zodanig dat een omwenteling van de pedaalas ten opzichte van het bodemdeel tijdens een trapcyclus een schuifbeweging van het verschuifbaar bovendeel teweegbrengt.
Een kruk met drijfstang zijn eenvoudige mechanisch componenten die duurzaam, slijtvast, efficiënt en betrouwbaar zijn. Ze zijn uitermate geschikt voor het omzetten van een rotatiebeweging naar een translatie-of schuifbeweging, of omgekeerd.
In een uitvoeringsvorm omvat de pedaalas een krukas van de kruk, waarbij de kruk door de pedaalas wordt aangedreven tot rotatie.
Doordat de pedaalas de krukas van de kruk omvat, wordt de kruk rechtstreeks tot rotatie aangedreven door de rotatie van de pedaalas en is er geen extra overbrenging nodig om de rotatie van de pedaalas om te zetten naar een rotatie van de kruk.
2016/5882
BE2016/5882
In een voorkeursuitvoeringsvorm is de pedaalas door middel van een tandwieloverbrenging gekoppeld aan de kruk en wordt de kruk door de pedaalas aangedreven tot rotatie.
Door het verschaffen van een tandwieloverbrenging die de rotatiebeweging van de pedaalas omzet 5 naar een rotatiebeweging van de kruk, kan de kruk worden aangedreven om te röteren in een vlak evenwijdig met de pedaalas. Dit is voordelig qua ruimtebenutting binnenin het bodemdeel van de pedaal.
In een uitvoeringsvorm omvat de pedaalas een cilindrisehe worm en omvat de kruk een evenwijdig 10 met de pedaalas en de verschuifrichting van het verschuifbaar bovendeel georiënteerd tandwiel waarop de met het verschuifbaar bovendeel verbonden drijfstang is aangebracht, waarbij de cilindrisehe worm het tandwiel aandrijft tot rotatie.
In een voorkeurstuitvoeringsvorm is het evenwijdig met de pedaalas en de verschuifrichting van het verschuifbaar bovendeel georiënteerd tandwiel een wormwiel of een kegeltandwiel.
In een uitvoeringsvorm omvat het bodemdeel een gesloten behuizing, waarin ten minste een in het bodemdeel gelagerd deel van de pedaalas is opgenomen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de kruk en het tandwielsamenstel opgenomen in de gesloten behuizing.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het verschuifbaar bovendeel vastzetmiddelen voor het 25 daarop losmaakbaar vastzetten van een schoen van een bestuurder van het trappervoertuig.
In een uitvoeringsvorm omvat het bodemdeel een schuifvlak, waarbij het verschuifbare bodemdeel zieh in de rustpositie op het schuifvlak bevindt, en waarbij het verschuifbare bodemdeel is ingericht om langs het schuifvlak te verschuiven tot in de uitgeschoven positie.
Het schuifvlak is tijdens een trapcyclus vaak nagenoeg evenwijdig georiënteerd ten opzichte van het oppervlak waarop het trappervoertuig wordt voortbewogen.
In een uitvoeringsvorm is het bodemdeel in hoofdzaak wigvormig, en omvat het schuifvlak van het 35 bodemdeel een in de voortbewegingsrichting van het trappervoertuig hellend vlak.
2016/5882
BE2016/5882
Op deze manier wordt het verschuifbaar bovendeel ten opzichte van het bodemdeel onder een hoek verschoven. De hoek waaronder het verschuifbaar bovendeel wordt verschoven is afhankelijk van de helling van het schuifvlak. Deze hoek of helling kan zodanig op voordelige wijze worden bepaald dat het verschuifbaar bovendeel tijdens een drukfase zodanig is georiënteerd dat een tangentiële résultante van de kracht uitgeoefend door een gebruiker op het verschuifbaar bovendeel van de pedaal groter is in vergeiijking met de tangentiële résultante van de kracht wanneer het verschuifbaar bovendeel nagenoeg horizontaal georiënteerd zou zijn. In deze context wordt met horizontale oriëntatie een oriëntatie bedoeld waarbij het verschuifbaar bovendeel nagenoeg evenwijdig is met het oppervlak waarop het trappervoertuig wordt voortbewogen.
In een uitvoeringsvorm iigt het maximale verschil tussen de uitgeschoven positie en de rustpositie van het verschuifbaar bovendeel tussen 1 mm en 60 mm.
In een alternatieve uitvoeringsvorm rs het maximale verschil tussen de uitgeschoven positie en de 15 rustpositie van het verschuifbaar bovendeel groter dan 60 mm.
Een tweede aspect van de uitvinding heeft betrekking op een trapinrichting voor een trappervoertuig waarbij de trapinrichting een traparm omvat waarop een pedaal volgens één der hierboven beschreven uitvoeringsvormen bevestigd rs.
Een derde aspect van de uitvinding heeft betrekking op een trappervoertuig dat rs voorzien van een trapinrichting volgens de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.
Korte figuurbeschrijving
Bovenstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijvmg wanneer deze wordt gelezen in combinatie met de tekeningen in bijlage, waarin:
Figuren IA, 1B, 1C een perspectivisch aanzicht tonen van een trapinrichting van een trappervoertuig waarbij de trapinrichting twee pedalen volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat;
Figuur 2 een schematisch overzicht toont van een trapinrichting met een pedaal volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 3 een opengewerkt perspectivisch aanzicht toont van een uitvoeringsvorm van een pedaal volgens de uitvinding;
2016/5882
BE2016/5882
Figuren 4A, 4B, 4C, 4D tonen respectievelijke perspectivische aanzichten van een uitvoeringsvorm van een pedaal voigens de uitvinding, die is bevestigd op een traparm van een trapinrichting, waarbij de traparm verschillende hoekposities doorloopt;
Figuur 5A toont een uitvoeringsvorm van een pedaalas van een pedaal voigens de uitvinding;
Figuur 5B toont een uitvoeringsvorm van een als tandwiel uitgevoerde kruk van een pedaal voigens de uitvinding;
Figuur 5C toont de samenwerking van de pedaalas, kruk en drijfstang voigens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 6 toont een uitvoeringsvorm van een pedaal voigens de uitvinding, waarbij het verschuifbaar bovendeel een klikgedeelte omvat;
Figuren 7A en 7B tonen respectievelijk een perspectivisch aanzicht en bovenaanzicht van een pedaal voigens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Gedetailleerde uitvoeringsvormen
Figuren 1 A, IB en 1C illustreren het principe van een pedaal 1,1’ voigens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Figuren 1 A, IB en 1C tonen een trapinrichting 40 van een trappervoertuig zoals bijvoorbeeld een tandwiel 40 van een frets, met aan de trapas 60 verbonden traparmen 30, 30’. De rotatierichting van de trapinrichting 40 staat daarop aangegeven met een pijl. Bij het van de trapinriching 40 afgekeerde uiteinde van elke traparm 30, 30’ is een pedaal 1,1’ voigens een uitvoeringsvorm van de uitvinding bevestigd. De pedaal 1,1’ omvat een bodemdeel 10, een pedaalas 11 gelagerd in het bodemdeel 10, en een aan het bodemdeel 10 gekoppeld verschuifbaar bovendeel 20 dat is ingericht om ten opzichte van het bodemdeel 10 te verschuiven. De pedaal 1,
1’ is door middel van de pedaalas 11 bevestigd aan de traparm 30, 30’ van de trapinrichting 40 van het trappervoertuig. Een gebruiker of bestuurder van het trappervoertuig plaatst zijn of haar voet op het verschuifbaar bovendeel 20 van de pedaal en oefent een kracht uit op de pedaal, waardoor het bodemdeel 10 tijdens een trapcyclus een cirkelbeweging zal gaan beschrijven rondom de trapas 60.
De voet van de bestuurder zal er voor zorgen dat het verschuifbare bovendeel 20 nagenoeg horizontaal georiënteerd blijft tijdens een trapcyclus. Hierdoor zal tijdens een trapcyclus, door de rotatie van de traparm 30, 30’ en de gelagerde koppeling tussen de pedaalas 11, 11’ en het bodemdeel 10, 10’, de pedaalas 11, 11’ ten opzichte van het bodemdeel 10, 10’ van de pedaal om z’n as röteren. Het verschuifbaar bovendeel 20, 20’ is dan op zodanige wijze gekoppeld met de pedaalas 11, 11’ dat het verschuifbaar bovendeel 20, 20’ ten opzichte van het bodemdeel 10, 10’, onder invloed van de asrotatie van de pedaalas, een gecontroleerde verschuiving of translatie ondergaat. Een krukas is uitermate geschikt om de rotatiebeweging van de pedaalas 11, 11’ om te zetten in een translatiebeweging van het verschuifbaar bovendeel 20. De koppeling tussen pedaalas 11, 11’ en verschuifbaar bovendeel 20, 20’ is zodanig, dat de verschuiving of translatie afhankelijk
2016/5882
BE2016/5882 is van een hoekpositie a van de traparm 30, 30’ tijdens een trapcyclus. Figuren 1A, IB en 1C illustreren deze afhankelijkheid en tonen verschillende hoekposities van de traparmen 30, 30’ met respectievelijk pedalen 1,1’. Het is duidelijk voor de vakman dat de rotatie van de traparm 30, 30’ tijdens een trapcyclus correspondeert met de rotatie van de pedaalas 11, 11’ ten opzichte van het bodemdeel 10, 10’.
In het onderstaande zal gebruik worden gemaakt van de notatie “a” voor de hoekpositie van de traparm, de notatie “1” voor de lengte van de traphefboom en de notaties “I”, “Π”, “HI” en “IV” voor respectievelijk het eerste kwadrant (0°-90°), het tweede kwadrant (90°-180°), het derde kwadrant (180°-270°) en het vierde kwadrant (270°-360°) van de trapcyclus (0°-360°). Deze notaties worden gedefinieerd in Figuur 2. Zo wordt getoond dat de hoekpositie a wordt gedefinieerd ten opzichte van een verticale lijn die loodrecht op de trapas 60 staat. Deze definitie is in het bijzonder van toepassing op traditionele fietsen, racefietsen, mountainbikes, etc. waarbij de fietser in hoofdzaak boven de trapinrichting is gepositioneerd en waarbij de benen en voeten van de fietser de pedaal van bovenaf benaderen. Het is duidelijk voor de vakman dat bij trappervoertuigen waarbij de gebruiker anders gepositioneerd is, zoals bijvoorbeeld bij een ligfiets, de werking van een pedaal volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding gelijkaardig is aan de beschreven werking, met het verschil dat de hoekpositie a anders wordt gedefinieerd omwille van de andere positie van de ligfietser. Kwadranten I en II worden aangemerkt als kwadranten waar in hoofdzaak positieve arbeid wordt geleverd, terwijl in kwadranten III en IV in hoofdzaak negatieve arbeid wordt geleverd. Vanaf een hoekpositie van circa 350° (-10°) kan in kwadrant IV positieve arbeid worden geleverd. In een trapcyclus zijn er twee zogenaamde “dode punten” of “dode zones”, welke zieh bevinden bij een hoekpositie van 0° (360°) en 180°. Bij een traditionele pedaal staat het drukpunt, waar de voet van een fietser kracht uitoefent op de pedaal, loodrecht op de traparm 30 bij deze hoekposities zodat er geen tangentiele kracht wordt gegenereerd op de pedaal. Hierdoor is krachtresultante van de door de fietser uitgeoefende kracht op de pedaal nagenoeg nul wanneer de traparm zieh in deze hoekposities bevindt. Bij een pedaal volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen deze dode punten worden vermeden door bijvoorbeeld bij een hoekpositie a van 350° het verschuifbaar bovendeel 20 zodanig te verschuiven dat het drukpunt voorbij het “dode punt” wordt geplaatst. Hierdoor kan de krachtresultante positief worden beïnvloed. Op een gelijkaardige wijze kan bij een hoekpositie a van ongeveer 170° het verschuifbare bovendeel 20 worden uitgeschoven zodat het drukpunt wordt verplaatst tot voorbij 180° waardoor de krachtresultante positief kan worden beïnvloed. Het principe en de werking van de uitvinding zal duidelijker worden aan de hand van onderstaande beschrijving in combinatie met de volgende figuren.
2016/5882
BE2016/5882
Figuur 1A toont de situatie waarbij traparm 30 een hoekpositie a van nagenoeg 90° heeft bereikt.
Het verschuifbare bovendeel 20 is bij deze hoekpositie zodanig verschoven dat de afstand tussen het verschuifbaar bovendeel 20 en de trapas 60 groter is dan de afstand tussen het bodemdeel 10 en de trapas. Bij deze hoekpositie wordt de lengte 1 van de traphefboom door de verschuiving vergroot. Hierdoor vergroot het te ontwikkelen moment, waardoor een bestuurder of fietser door eenzelfde fysieke kracht uit te oefenen op de pedaal, in vergelijking met bekende pedalen, meer arbeid verricht. Het is voordelig om in de kwadranten I en II, de kwadranten van positieve arbeid, het krachtmoment te vergroten door de traphefboom te verlengen. De lengte 1 van de traphefboom wordt gedefinieerd als de afstand tussen de trapas 60 en het verschuifbaar bovendeel 20, waarop de voet van een gebruiker van het trappervoertuig is gepositioneerd. Als voorbeeid is in Figuur 2, de lengte 1 van de traphefboom gedefinieerd als de afstand tussen de trapas 60 en het midden van het verschuifbaar bovendeel 20.
Traparm 30’ bevindt zieh tegelijkertijd in een hoekpositie a van nagenoeg 270°. In deze hoekpositie is het verschuifbaar bovendeel 20 niet of slechts minimaal verschoven ten opzichte van het bodemdeel 10. De traparm 30’ bevindt zieh op de grens tussen kwadranten III en IV, de kwadranten van negatieve arbeid. Aangezien er in deze kwadranten negatieve arbeid wordt verricht, is het voordelig om het krachtmoment te verkleinen door de lengte 1 van de traphefboom te verkleinen.
Figuur IB toont de situatie waarbij beide traparmen 30, 30’ zijn gevorderd in de trapcyclus.
Traparm 30 bevindt zieh in kwadrant II en het verschuifbaar bovendeel 20 is nog steeds verschoven ten opzichte van het bodemdeel 10, maar de verschuiving is minder groot dan bij een hoekpositie van nagenoeg 90° zoals getoond in Figuur IA. De pijl ter hoogte van het verschuifbaar bovendeel 20 toont de verschuifrichting van het verschuifbaar bovendeel 20 ten opzichte van het bodemdeel 10, en meer bepaald de momentane verschuifrichting voor de getoonde hoekpositie.
Deze pijl geeft aan dat het verschuifbaar bovendeel 20 voor de getoonde hoekpositie wordt verschoven naar de rustpositie toe. In de getoonde uitvoeringsvorm behouden de pedalen 1 en 1’ tijdens een volledige trapcyclus een nagenoeg horizontale positie. Bovendien is in de getoonde uitvoeringsvorm het bovenvlak, of schuifvlak, van het bodemdeel 10 vlak, waardoor de verschuifrichting van het verschuifbaar bovendeel 20, dat over het bovenvlak van het bodemdeel 10 wordt verschoven, in hoofdzaak horizontaal is gericht.
Traparm 30’ bevindt zieh in kwadrant IV en het verschuifbaar bovendeel 20’ is verschoven ten opzichte van het bodemdeel 10’, terwijl het verschuifbaar bovendeel 20’ bij een hoekpositie van nagenoeg 270° niet verschoven was, zoals getoond in Figuur IA. De pijl ter hoogte van het verschuifbaar bovendeel 20’ toont de momentane verschuifrichting van het verschuifbaar
2016/5882
BE2016/5882 bovendeel 20’ ten opzichte van het bodemdeel 10’. Deze pijl geeft aan dat het verschuifbaar bovendeel 20’ voor de getoonde hoekpositie van de rustpositie weg wordt verschoven.
Figuur 1C toont de situatie waarbij beide traparmen 30, 30’ zijn gevorderd in de trapcyclus.
Traparm 30 bevindt zieh in kwadrant II en het verschuifbaar bovendeel 20 is nog steeds verschoven ten opzichte van het bodemdeel 10, maar de verschuiving is minder groot dan bij de verschuiving zoals getoond in Figuur IB. De pijl ter hoogte van het verschuifbaar bovendeel 20 toont de momentane verschuifrichting van het verschuifbaar bovendeel 20 ten opzichte van het bodemdeel 10. Deze pijl geeft aan dat het verschuifbaar bovendeel 20 voor de getoonde hoekpositie wordt verschoven naar de rustpositie toe.
Traparm 30’ bevindt zieh in kwadrant IV en het verschuifbaar bovendeel 20’ is over een grotere afstand verschoven ten opzichte van het bodemdeel 10’ in vergelijking met de verschuiving zoals getoond in Figuur IB. De pijl ter hoogte van het verschuifbaar bovendeel 20’ toont de momentane verschuifrichting van het verschuifbaar bovendeel 20’ ten opzichte van het bodemdeel 10’. Deze pijl geeft aan dat het verschuifbaar bovendeel 20’ voor de getoonde hoekpositie van de rustpositie weg wordt verschoven, in de richting van de uitgeschoven positie.
Figuren 1 A, 1B en 1C tonen opeenvolgende posities van traparmen 30 en 30’ binnen een trapcyclus. Doorheen de figuren is de verschuiving van het bovendeel 20 ten opzichte van het bodemdeel 10 maximaai in Figuur IA en neemt de verschuiving achtereenvolgens af in Figuren IB en 1C. Doorheen de figuren is de verschuiving van het bovendeel 20’ ten opzichte van het bodemdeel 10’ minimaal in Figuur IA en neemt de verschuiving achtereenvolgens toe in Figuren IB en 1C.
In Figuren 1 A, 1B en 1C werden twee pedalen 1,1’ volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding getoond. Het is echter duidelijk voor de vakman dat pedaal 1’ die bevestigd is aan traparm 30’ evengoed een vorige of volgende hoekpositie kan voorsteilen van pedaal 1 tijdens een trapcyclus.
In een uitvoeringsvorm ondergaan beide verschuifbare bovendelen 20 en 20’ van pedalen 1 en Γ, respectievelijk, bij eenzelfde hoekpositie bij voorkeur een overeenkomstige verschuiving. In het volgende zullen de principes en de werking van verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding worden besproken aan de hand van één pedaal per uitvoeringsvorm. Het is echter duidelijk voor de vakman dat een typische trapinrichting van een trappervoertuig twee zulke pedalen omvat.
Figuur 3 illustreert een uitvoeringsvorm van een pedaal 1 volgens de uitvinding, waarbij de pedaal
1 zieh in kwadrant I of II bevindt. De pedaal 1 omvat een bodemdeel 10 en een pedaalas 11 die gelagerd in het bodemdeel 10 is aangebracht. Afhankelijk van een gekozen referentiestelsel kan het
2016/5882
BE2016/5882 bodemdeel 10 rondom de pedaalas 11 röteren, of kan de pedaalas 11 ten opzichte van het bodemdeel 10 rondom zijn as röteren. Pedaal 1 is door middel van de pedaalas 11 bevestigd aan de traparm 30. Als het bodemdeel 10 van de pedaal als referentiestelsel wordt genomen, zal tijdens een trapcyclus wanneer de traparm 30 rondom de trapas roteert, de pedaalas 11 rondom zijn as draaien binnenin het bodemdeel 10. De pedaalas 11 is door middel van een kruk 12 en een op de kruk 12 aangebrachte drijfstang 13 gekoppeld aan het verschuifbaar bovendeel 20. In de uitvoeringsvorm zoals getoond in Figuur 3 is de kruk 12 een schijf 12 die roteerbaar is om een loodlijn door haar middelpunt m, waarbij zieh op ten minste een eerste zijde van de schijf 12, in Figuur 3 de bovenkant van de schijf, een koppelmiddel 13a bevindt op een afstand r van het middelpunt m. De schijf 12 vormt samen met het koppelmiddel 13a een krukas. De krukas is bij koppelmiddel 13a verbonden met een eerste uiteinde van een drijfstang 13. Het tweede uiteinde van de drijfstang is bij koppelmiddel 13b verbonden met het verschuifbaar bovendeel 20. De koppelmiddelen 13a en 13b zijn bijvoorbeeld schroeven, bouten of eender welk ander gelijkaardig koppelmiddel dat in staat is om de uiteinden van de drijfstang 13 te koppelen met enerzijds de krukas 12 en anderzijds het verschuifbaar bovendeel 20. In de in Figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm is de onderkant van de schijf 12 voorzien van tanden, ribben of golven 51. De pedaalas 11 omvat op haar beurt een cilindrisehe worm lia die kan aangrijpen op de tanden, ribben of golven 51 van de schijf 12 zodanig dat een omwenteling van de pedaalas 11 ten opzichte van het bodemdeel 10 resulteert in een rotatie van de krukas 12, en door middel van de koppeling via de drijfstang 13 een verschuiving van het verschuifbaar bovendeel 20 teweegbrengt. Hoewel in de getoonde uitvoeringvorm één specifieke tandwieloverbrenging is getoond, namelijk een wormoverbrenging, is het duidelijk voor de vakman dat alternatieve tandwieloverbrengingen kunnen worden gebruikt voor de beschreven toepassing, zonder daarbij afbreuk te doen aan de uitvinding. De uitvoeringsvorm van Figuur 3 toont verder nog een tweede van tanden 51 ’ voorziene schijf waarop de cilindrisehe worm lia kan aangrijpen. Deze schijf is gekoppeld met de schijf 12 die dienst doet als krukas. De schijf bevindt zieh onder de cilindrisehe worm lia, zodat de cilindrisehe worm lia bij de onderkant daarvan aangrijpt op de van tanden 51’ voorziene bovenzijde van de schijf. In deze uitvoeringsvorm grijpt de cilindrisehe worm lia van de pedaalas 11 dus op twee tandwielen 51,51’ aan, wat een betere overbrenging kan betekenen. Het is echter duidelijk voor de vakman, dat voor de omzetting van de rotatiebeweging van de pedaalas 11 naar een schijfbeweging van het verschuifbaar bovendeel 20 één schijf 12 voldoende is. Het is verder duidelijk voor de vakman dat ondanks in de getoonde uitvoeringsvorm de krukas 12 is vormgegeven als een schijf 12 met daarop een excentrisch geplaatst koppelmiddel 13a, de krukas ook op andere gelijkaardige manieren kan worden vormgegeven.
2016/5882
BE2016/5882
Figuren 4A, 4B, 4C en 4D illustreren positie van het verschuifbaar bovendeel 20 van een pedaal volgens de uitvoeringsvorm van Figuur 3, waarbij de traparm 30 zieh in respectievelijke hoekposities van nagenoeg 0°, 90°, 180° en 270° bevindt. Over Figuren 4A, 4B, 4C en 4D heen doorloopt de traparm 30, en dus ook de pedaal 1, één volledige trapcyclus. Gedurende de trapcyclus doorloopt het verschuifbare bovendeel een schuiffase waarbij het verschuifbaar bovendeel 20 traploos verschuift vanaf een rustpositie, waarin het verschuifbaar bovendeel niet is verschoven, tot een uitgeschoven positie, waarin het verschuifbaar bovendeel over een maximale schuifafstand is verschoven, en het verschuifbaar bovendeel 20 vervolgens traploos vanaf de uitgeschoven positie verschuift tot de rustpositie. In de getoonde trapcyclus wordt de rustpositie bereikt in Figuur 4D bij een hoek van nagenoeg 270°. De pedaal 1 bevindt zieh dan op de overgang van kwadrant III naar kwadrant IV. Vanaf deze positie wordt het verschuifbaar bovendeel 20 in de verschuifrichting verschoven tot een maximaal verschoven positie is bereikt, wanneer de traparm 30 een hoekpositie van nagenoeg 90° bereikt, zoals getoond in Figuur 4B. Onderweg van een hoekpositie van 270° naar een hoekpositie van 90° doorloopt de traparm 30 de hoekpositie van 0°, welke hoekpositie overeenstemt met een zogenaamd dood punt van traditionele pedalen. In Figuur 4A is echter te zien dat bij een hoekpositie van 0°, het verschuifbaar bovendeel 20 zodanig is verschoven dat het dode punt wordt vermeden. Door de verschuiving van het verschuifbaar bovendeel 20 in de voortbewegingsrichting van het trappervoertuig, wordt het drukpunt, waarop kracht wordt uitgeoefend door een gebruiker verplaatst zodat, in tegenstelling tot bij traditionele pedalen, een tangentiële kracht wordt uitgeoefend op de pedaal 1 bij een hoekpositie van 0° (360°).
Voor de hoekpositie van 180° geldt iets gelijkaardigs. Fussen de hoekpositie van 90° en de hoekpositie van 270° doorloopt de traparm 30 de hoekpositie van 180°, welke hoekpositie overeenstemt met een zogenaamd dood punt van traditionele pedalen. In Figuur 4C is echter te zien dat bij een hoekpositie van 180°, het verschuifbaar bovendeel 20 zodanig is verschoven dat het dode punt wordt vermeden. Door de verschuiving van het verschuifbaar bovendeel 20 in de voortbewegingsrichting van het trappervoertuig, wordt het drukpunt, waarop kracht wordt uitgeoefend door een gebruiker verplaatst zodat, in tegenstelling tot bij traditionele pedalen, een tangentiële kracht wordt uitgeoefend op de pedaal 1 bij een hoekpositie van 180°.
In een voorbeelduitvoeringsvorm kan het verschuifbaar bovendeel in de verschuifrichting worden verschoven over een afstand van circa 20 mm bij een hoekpositie van 0°, circa 40 mm bij een hoekpositie van 90°, circa 20 mm bij een hoekpositie van 180° en circa 0 mm bij een hoekpositie van 270°. Deze waarden geven een indicatie van een mogelijke uitvoeringsvorm waarbij het verschuifbaar bovendeel tijdens een volledige trapcyclus een volledige schuiffase doorloopt. De meest voordelige verschuiving per hoekpositie hangt af van factoren zoals de lichaamsbouw, zoals de lengte van de benen, en de manier van trappen van een gebruiker van het trappervoertuig. De
2016/5882
BE2016/5882 afstand waarover het verschuifbaar bovendeel 20 per hoekpositie wordt verschoven kan dus afwijken van de hierboven beschreven voorbeeldwaarden.
In uitvoeringsvormen van de pedaal 1 waarbij de pedaalas 11 door middel van een kruk/schijf/tandwiel 12 en een op de kruk 12 aangebrachte drijfstang 13 is gekoppeld aan het verschuifbaar bovendeel 20, kan de afstand van de verschuiving op verschillende voor de vakman duidelijke manieren worden aangepast. Dit kan bijvoorbeeld door de lengte van de drijfstang aan te passen, door de drijfstang verder van of dichter bij het middelpunt van de kruk 12 op de kruk te bevestigen, etc.
Figuren 5A, 5B en 5C tonen in meer detail de pedaalas 11 met cilindrische worm 1 la, de schijf 12 10 met tandwielzijde 51 en het samenstel van de pedaalas 11, schijf 12 en drijfstang 13.
Figuur 6 toont een verder uitgewerkte voorbeelduitvoeringsvorm van een pedaal 1 volgens de uitvinding. Het bodemdeel 10 van de pedaal 1 is vormgegeven als een gesloten behuizing met een cilindrische uitsparing waarin de pedaalas 11 gelagerd is aangebracht. De pedaalas 11 omvat een eerste deel 11a van een tandwieloverbrenging, bijvoorbeeld een cilindrische worm 11a, die aangrijpt op een tweede deel 51 van de tandwieloverbrenging. Het tweede deel 51 van de tandwieloverbrenging bevindt zieh op de onderkant van roteerbaar in het bodemdeel 10 aangebrachte schijf 12. Op de bovenkant van de schijf 12 bevindt zieh een koppelmiddel 13a waaraan een eerste uiteinde van een drijfstang 13 is verbonden. Het tweede uiteinde van de drijfstang 13 is door middel van een koppelmiddel 13b met het verschuifbaar bovendeel 20 verbonden zodanig dat een rotatie van de schijf 12 een verschuiving van het verschuifbaar bovendeel teweegbrengt. Wanneer de pedaal een trapcyclus doorloopt, roteert de pedaalas 11 om zijn as binnen in het bodemdeel 10. Het eerste deel 11a van de tandwieloverbrenging dat zieh op de pedaalas bevindt, grijpt aan op het tweede deel 51 van de tandwieloverbrenging dat zieh op de schijf 12 bevindt. Rotatie van de pedaalas 11 resulteert in een rotatie van de schijf 12, hetgeen een verschuiving van het verschuifbaar bovendeel 20 teweegbrengt. Het verschuifbaar bovendeel 20 omvat vastzetmiddelen 25 voor het daarop losmaakbaar vastzetten van een schoen van een bestuurder. De vastzetmiddelen 25 zijn in Figuur 6 vormgegeven als een zogenaamd klikpedaal, waarbij een aan de schoen van de bestuurder bevestigd plaatje kan worden vastgeklikt in de vastzetmiddelen. Zulke vastzetmiddelen kunnen voornamelijk voordeiig toegepast worden in pedalen volgens de uitvinding voor bijvoorbeeld racefietsen en/of mountainbikes.
Figuren 7A en 7B tonen respectievelijk een zijaanzicht en een bovenaanzicht van een pedaal 1 volgens een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding.
2016/5882
BE2016/5882
In figuur 7A wordt de pedaal 1 getoond waarbij de traparm 30 van de trapinrichting 40 zieh in een hoekpositie van tussen 90° en 180° bevindt. De pedaal 1 bevindt zieh dus in kwadrant II. Het bodemdeel 10 van de pedaal 1 is door middel van de trapas 11 bevestigd aan de traparm 30. De pedaalas 11 is gelagerd aangebracht in het bodemdeel 10. Op de pedaalas 11 is een concentrische schijf 12 verschaft in een vlak loodrecht op de pedaalas 11. Op de schijf 12 is een koppelmiddel 13a voorzien waaraan een eerste uiteinde van een drijfstang 13 is aangebracht. Het koppelmiddel bevindt zieh op een afstand r van het middelpunt m van de schijf 12. De afstand r kan worden aangepast aan de vereisten van een constructeur of gebruiker. Door de afstand r te verkleinen kan een kleinere maximale verschuiving worden bekomen. Door de afstand r te vergroten kan een grotere maximale verschuiving worden bekomen. Afhankelijk van bijvoorbeeld de lichaamsbouw van een gebruiker of fietser, de lengte van de benen, de traptechniek, etc. kan de afstand r worden aangepast. In een uitvoeringsvorm kunnen meerdere uitsparingen of boringen worden voorzien voor het daarin plaatsen van koppelmiddel 13a, zodat de afstand r op eenvoudige wijze kan worden aangepast. Het tweede uiteinde van de drijfstang 13 is door middel van een koppelmiddel 13b aangebracht aan het verschuifbare bovendeel 20. Bij de in figuur 7A getoonde uitvoeringsvorm is de drijfstang 13 verbonden met het verschuifbaar bovendeel 20 en met een schijf 12 die gesitueerd is in een loodvlak op de pedaalas 11, terwijl in de in Figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm de drijfstang 13 is verbonden met het verschuifbaar bovendeel 20 en met een schijf 12 die gesitueerd is in een vlak evenwijdig aan de pedaalas 11.
De vakman begrijpt dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, en dat vele modificaties en Varianten mogelijk zijn binnen het kader van de uitvinding, dat enkel bepaald wordt door de hiernavolgende conclusies.
2016/5882
BE2016/5882
Claims (21)
- Conclusies1. Pedaal (1) voor een trappervoertuig, de pedaal (1) omvattende een bodemdeel (10), een pedaalas (11) gelagerd in het bodemdeel (10), en een aan het bodemdeel (10) gekoppeld verschuifbaar5 bovendeel (20) dat is ingericht om ten opzichte van het bodemdeel (10) te verschuiven, waarbij- de pedaalas (11) is ingericht om te worden bevestigd aan een traparm (30) van een trapinrichting (40) van het trappervoertuig; en- het verschuifbaar bovendeel (20) op zodanige wijze is gekoppeld met de pedaalas (11) dat het verschuifbaar bovendeel (20) ten opzichte van het bodemdeel (10) op gecontroleerde wijze10 wordt verschoven in afhankelijkheid van een hoekpositie a van de traparm (30) van de trapinrichting (40) tijdens een trapcyclus van de trapinrichting (40).
- 2. Pedaal (1) volgens conclusie 1, waarbij het verschuifbaar bovendeel (20) op zodanige wijze is gekoppeld met de pedaalas (11) dat het verschuifbaar bovendeel (20) tijdens een trapcyclus op15 gecontroleerde wijze wordt verschoven in een verschuifrichting evenwijdig met een vlak waarin de traparm (30) van de trapinrichting (40) roteert tijdens een trapcyclus van de trapinrichting (40).
- 3. Pedaal (1) volgens conclusie 2, waarbij het verschuifbaar bovendeel (20) op zodanige wijze is gekoppeld met de pedaalas (11) dat het verschuifbaar bovendeel (20) in de verschuifrichting een20 schuiffase doorloopt waarbij tijdens de schuiffase:- het verschuifbaar bovendeel traploos verschuift vanaf een rustpositie, waarin het verschuifbaar bovendeel niet is verschoven, tot een uitgeschoven positie, waarin het verschuifbaar bovendeel over een maximale schuifafstand is verschoven; en- het verschuifbaar bovendeel vervolgens traploos vanaf de uitgeschoven positie verschuift 25 tot de rustpositie.
- 4. Pedaal (1) volgens conclusie 3, waarbij het verschuifbaar bovendeel (20) op zodanige wijze is gekoppeld met de pedaalas (11) dat het verschuifbaar bovendeel (20) tijdens een volledige trapcyclus één volledige schuiffase, bÿ voorkeur twee volledige schuilfascs, doorloopt.
- 5. Pedaal (1) volgens conclusie 3, waarbij het verschuifbaar bovendeel (20) op zodanige wijze is gekoppeld met de pedaalas (11) dat het verschuifbaar bovendeel (20) tijdens een volledige trapcyclus een deel van een volledige schuiffase, bij voorkeur de helft van een volledige schuiffase doorloopt.2016/5882BE2016/5882
- 6. Pedaal (1) voigens conclusie 3, 4 of 5, waarbij het verschuifbaar bovendeel (20) op zodanige wijze is gekoppeid met de pedaalas (11) dat het verschuifbaar bovendeel (20) de uitgeschoven positie bereikt wanneer de hoekpositie a van de traparm (30) is gelegen tussen 350° en 170°, bij voorkeur tussen 20° en 160°, meer bij voorkeur tussen 30° en 150°, en meest bij voorkeur tussen5 50° en 140°.
- 7. Pedaal (1) voigens conclusie 3, 4, 5 of 6, waarbij het verschuifbaar bovendeel (20) op zodanige wijze is gekoppeid met de pedaalas (11) dat het verschuifbaar bovendeel (20) de rustpositie bereikt wanneer de hoekpositie a van de traparm (30) is gelegen tussen 190° en 350°, bij voorkeur tussen10 200° en 340°, meer bij voorkeur tussen 210° en 330°, en meest bij voorkeur tussen 230° en 320°.
- 8. Pedaal (1) voigens één der voorgaande conclusies, waarbij het verschuifbaar bovendeel (20) op zodanige wijze is gekoppeid met de pedaalas (11) dat het verschuifbaar bovendeel (20) zodanig wordt verschoven dat een lengte 1 van een traphefboom, die wordt gevormd door de traparm (30)15 en het verschuifbaar bovendeel (20), tijdens een drukfase van de trapcyclus groter is dan tijdens een trekfase van de trapcyclus.
- 9. Pedaal (1) voigens één der voorgaande conclusies, waarbij de pedaalas (11) door middel van een kruk (12) en een op de kruk (12) aangebrachte drijfstang (13) is gekoppeid aan het verschuifbaar20 bovendeel (20) zodanig dat een omwenteling van de pedaalas (11) ten opzichte van het bodemdeel tijdens een trapcyclus een schuifbeweging van het verschuifbaar bovendeel (20) teweegbrengt.
- 10. Pedaal (1) voigens conclusie 9, waarbij de pedaalas (11) een krukas van de kruk (12) omvat, waarbij de kruk (12) door de pedaalas (11) wordt aangedreven tot rotatie.
- 11. Pedaal (1) voigens conclusie 9, waarbij de pedaalas (11) door middel van een tandwieloverbrenging gekoppeid is aan de kruk (
- 12) en waarbij de kruk (12) door de pedaalas (11) wordt aangedreven tot rotatie.30 12. Pedaal (1) voigens conclusie 11, waarbij de pedaalas (11) een cilindrische worm (lia) omvat en de kruk (12) een evenwijdig met de pedaalas (11) en de verschuifrichting van het verschuifbaar bovendeel (20) georiënteerd tandwiel (51, 5Γ) omvat waarop de met het verschuifbaar bovendeel (20) verbonden drijfstang (13) is aangebraeht, waarbij de cilindrische worm (lia) het tandwiel (51,5Γ) aandrijft tot rotatie.2016/5882BE2016/5882
- 13. Pedaal (1) volgens conclusie 12, waarbij het evenwijdig met de pedaalas (11) en de verschuifrichting van het verschuifbaar bovendeel (20) georiënteerd tandwiel (51,51’) een wormwiel of een kegeltandwiel is.5
- 14. Pedaal (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het bodemdeel (10) een gesloten behuizing omvat, waarin ten minste een in het bodemdeel (10) gelagerd deel van de pedaalas (11) is opgenomen.
- 15. Pedaal (1) volgens één der conclusies 9-13 en 14, waarbij de kruk (12) en het10 tandwielsamenstel (51, 51’), respectievelijk, zijn opgenomen in de gesloten behuizing.
- 16. Pedaal (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het verschuifbaar bovendeel (20) vastzetmiddelen (25) omvat voor het daarop losmaakbaar vastzetten van een schoen van een bestuurder van het trappervoertuig.
- 17. Pedaal (1) volgens één der voorgaande conclusies 3-16, waarbij het bodemdeel (10) een schuifvlak omvat, waarbij het verschuifbare bodemdeel (20) zieh in de rustpositie op het schuifvlak bevindt, en waarbij het verschuifbare bodemdeel (20) is ingericht om längs het schuifvlak te verschuiven tot in de uitgeschoven positie.
- 18. Pedaal (1) volgens conclusie 17, waarbij het bodemdeel (10) in hoofdzaak wigvormig is, en waarbij het schuifvlak van het bodemdeel (20) een in een voortbewegingsrichting van het trappervoertuig hellend vlak omvat.25
- 19. Pedaal (1) volgens één der conclusies 3 tot 18, waarbij het maximale verschil tussen de uitgeschoven positie en de rustpositie van het verschuifbaar bovendeel (20) ligt tussen 1 mm en 60 mm.
- 20. Trapinrichting voor een trappervoertuig, de trapinrichting omvattende een traparm waarop een30 pedaal (1) volgens één der voorgaande conclusies bevestigd is.
- 21. Trappervoertuig met een trapinrichting volgens conclusies 20.BE2016/5882
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2016/5882A BE1024749B1 (nl) | 2016-11-25 | 2016-11-25 | Pedaal voor een trappervoertuig |
PCT/BE2017/000048 WO2018094482A1 (en) | 2016-11-25 | 2017-11-24 | Pedal for a pedal vehicle |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2016/5882A BE1024749B1 (nl) | 2016-11-25 | 2016-11-25 | Pedaal voor een trappervoertuig |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1024749A1 BE1024749A1 (nl) | 2018-06-19 |
BE1024749B1 true BE1024749B1 (nl) | 2018-06-25 |
Family
ID=57406009
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2016/5882A BE1024749B1 (nl) | 2016-11-25 | 2016-11-25 | Pedaal voor een trappervoertuig |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1024749B1 (nl) |
WO (1) | WO2018094482A1 (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
KR20210087733A (ko) * | 2020-01-03 | 2021-07-13 | 주식회사 등자 | 구동력이 향상된 페달 |
KR102210456B1 (ko) * | 2020-01-10 | 2021-02-04 | 주식회사 등자 | 구동력이 향상된 페달 |
KR102384066B1 (ko) * | 2022-02-17 | 2022-04-08 | 주식회사 피벗스탠스 | 자전거용 클릿페달 |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPS63202594U (nl) * | 1987-06-22 | 1988-12-27 | ||
EP0519380A1 (en) * | 1991-06-19 | 1992-12-23 | Shimano Inc. | Bicycle crank mechanism |
US6050154A (en) * | 1998-08-04 | 2000-04-18 | Fan; Jeeng-Neng | Bicycle pedal |
WO2001064296A1 (en) * | 2000-03-03 | 2001-09-07 | Kim Jwa Young | Length-adjustable pedal assembly |
WO2014008546A1 (en) * | 2012-07-11 | 2014-01-16 | William Andrews | New and improved bicycle pedal mechanism |
-
2016
- 2016-11-25 BE BE2016/5882A patent/BE1024749B1/nl not_active IP Right Cessation
-
2017
- 2017-11-24 WO PCT/BE2017/000048 patent/WO2018094482A1/en active Application Filing
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPS63202594U (nl) * | 1987-06-22 | 1988-12-27 | ||
EP0519380A1 (en) * | 1991-06-19 | 1992-12-23 | Shimano Inc. | Bicycle crank mechanism |
US6050154A (en) * | 1998-08-04 | 2000-04-18 | Fan; Jeeng-Neng | Bicycle pedal |
WO2001064296A1 (en) * | 2000-03-03 | 2001-09-07 | Kim Jwa Young | Length-adjustable pedal assembly |
WO2014008546A1 (en) * | 2012-07-11 | 2014-01-16 | William Andrews | New and improved bicycle pedal mechanism |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO2018094482A1 (en) | 2018-05-31 |
BE1024749A1 (nl) | 2018-06-19 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1024749B1 (nl) | Pedaal voor een trappervoertuig | |
US6209900B1 (en) | Cycle provided with a moving fulcrum type leverage | |
US8944452B1 (en) | Non-motorized scooter | |
US20030025293A1 (en) | Multiwheel self propelled variable output vehicle | |
CN1729121A (zh) | 车辆特别是滑行车 | |
CN1123481C (zh) | 电动助推自行车 | |
US9403576B2 (en) | Power smoothing crank arm | |
US11142281B2 (en) | Cycle crank assembly | |
FR2902073A1 (fr) | Dispositif de transmission a changement de vitesse automatique pour bicyclette | |
US9221514B2 (en) | Scooter having a gearing system | |
US8857839B2 (en) | Lever drive system for a scooter | |
CA2065835A1 (fr) | Dispositif a double effet pour pedalier | |
CN102658849A (zh) | 电动自行车的反转刹车机构 | |
JPH0692284A (ja) | 自転車のペダル踏力増大機構 | |
AU619923B2 (en) | A pedal arm | |
CN206797601U (zh) | 一种自行车的脚蹬驱动装置 | |
NL2016932B1 (nl) | Rijwiel voorzien van een mechanisme voor het verkrijgen van een gelijkmatig aandrijfkoppel | |
EP3205568A1 (en) | Transmission assembly without bottom bracket for velocipedes | |
US11878766B1 (en) | Crank assembly for a bicycle | |
FR2844249A1 (fr) | Pedalier a bras de levier-manivelles a longueur variable | |
US96124A (en) | Improved velocipede | |
CN2222123Y (zh) | 自行车、三轮车的踏动装置 | |
US88238A (en) | Improvement in velocipedes | |
CN1310117A (zh) | 人力车省力传动装置 | |
US576997A (en) | Driving mechanism for velocipedes |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20180625 |
|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20191130 |