BE1023451B1 - Bootlift - Google Patents

Bootlift Download PDF

Info

Publication number
BE1023451B1
BE1023451B1 BE2015/0200A BE201500200A BE1023451B1 BE 1023451 B1 BE1023451 B1 BE 1023451B1 BE 2015/0200 A BE2015/0200 A BE 2015/0200A BE 201500200 A BE201500200 A BE 201500200A BE 1023451 B1 BE1023451 B1 BE 1023451B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
section
boat lift
boat
chamber
air
Prior art date
Application number
BE2015/0200A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1023451A1 (nl
Inventor
Antonie Johannes VINK
Original Assignee
Ton Vink Beheer B.V.
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ton Vink Beheer B.V. filed Critical Ton Vink Beheer B.V.
Application granted granted Critical
Publication of BE1023451A1 publication Critical patent/BE1023451A1/nl
Publication of BE1023451B1 publication Critical patent/BE1023451B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63CLAUNCHING, HAULING-OUT, OR DRY-DOCKING OF VESSELS; LIFE-SAVING IN WATER; EQUIPMENT FOR DWELLING OR WORKING UNDER WATER; MEANS FOR SALVAGING OR SEARCHING FOR UNDERWATER OBJECTS
    • B63C1/00Dry-docking of vessels or flying-boats
    • B63C1/02Floating docks
    • B63C1/06Arrangements of pumping or filling equipment for raising or lowering docks
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63CLAUNCHING, HAULING-OUT, OR DRY-DOCKING OF VESSELS; LIFE-SAVING IN WATER; EQUIPMENT FOR DWELLING OR WORKING UNDER WATER; MEANS FOR SALVAGING OR SEARCHING FOR UNDERWATER OBJECTS
    • B63C1/00Dry-docking of vessels or flying-boats
    • B63C1/02Floating docks
    • B63C1/04Floating docks self docking

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Jet Pumps And Other Pumps (AREA)

Abstract

Een bootlift voor het boven water dragen van een boot om aldus aangroei tegen te gaan omvat een - een stuurboorddrijfsectie en een bakboorddrijfsectie omvat, - een primaire sectie omvat welke afzinkbare primaire drijflichamen met kamers omvat; en - een secundaire sectie omvat welke secundaire drijflichamen omvat om de bootlift in afgezonken toestand van de primaire drijflichamen te laten drijven. Voor het omhoog brengen van de bootlift wordt lucht via de luchtinlaten in alle kamers tegelijk ingebracht. Voorste kamers omvatten een orgaan voor het beperken van de uitstroom van water tijdens een tweede fase van het vullen met lucht.

Description

Bootlift
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een bootlift voor het ten minste deels boven water dragen van een boot, welke bootlift een voorzijde en een achterzijde heeft en - een stuurboorddrijfsectie en een bakboorddrijfsectie omvat voor het daartussen opnemen van een boot, waarbij de stuurboorddrijfsectie en de bakboorddrijfsectie middels ten minste een verbindingselement met elkaar zijn verbonden, - twee in lengterichting van de bootlift op afstand van elkaar gelegen afsteungebieden omvat voor het daarop afsteunen van de boot in een relatief hoge, eerste toestand van de bootlift, - een primaire sectie omvat welke afzinkbare primaire drijflichamen omvat, waarbij elk van de stuurboorddrijfsectie en de bakboorddrijfsectie ten minste een zich tussen de voorzijde en de achterzijde gelegen afzinkbaar primair drijflichaam omvat, welke afzinkbare primaire drijflichamen voor het afzinken een kamer bezitten met een luchtinlaat en een wateruitlaat; en - een secundaire sectie omvat welke met de primaire sectie is verbonden voor het in een relatief lage, afgezonken, tweede toestand van de afzinkbare primaire drijflichamen met de secundaire sectie op het water laten drijven van de bootlift waarbij ten minste een van de afsteungebieden zich onder water bevindt, waarbij elk van de stuurboorddrijfsectie en de bakboorddrijfsectie een zich tussen de voorzijde en de achterzijde gelegen secundair drijflichaam omvat.
Een bootlift is een drijvende inrichting voor het boven het water brengen en houden van een boot wanneer deze niet wordt gebruikt. Aldus wordt aangroei (fouling) op de huid van de boot vermeden waardoor deze sneller en/of met minder energieverbruik kan varen. Dit is met name voor snelle boten zoals speedboten wenselijk. Bootliften zijn commercieel verkrijgbaar. Zij omvatten afzinkbare primaire drijflichamen. De boot moet tussen de afgezonken primaire drijflichamen worden gevaren. De afzinkbare primaire drijflichamen aan weerszijden van de boot zijn met elkaar verbonden, bijvoorbeeld via ten minste twee draagarmen, voor het zowel nabij de voorzijde van de boot als nabij de achterzijde van de boot tegen de bodem van de boot afsteunen daarvan. De boot wordt in afgezonken toestand van de primaire drijflichamen, d.w.z. wanneer de kamers met water zijn gevuld, boven de bootlift gevaren. Vervolgens wordt lucht in de kamers gebracht waardoor het water in de kamers via de wateruitlaat wordt afgevoerd en het drijfvermogen van de afzinkbare primaire drijflichamen toeneemt en de boot wordt opgetild, in het algemeen tot deze geheel boven de waterspiegel is. De door de bootlift uitgevoerde bewegingen moeten gecontroleerd zijn, voor het betrouwbaar liften en laten zakken van de boot.
Een bootlift volgens de aanhef is in het vak bekend.
De onderhavige aanvraag beoogt een bootlift te verschaffen waarmee de helling van de bootlift tijdens het liften of laten zakken van de boot op eenvoudige en betrouwbare wijze kan worden beperkt.
Hiertoe wordt een bootlift volgens de aanhef gekenmerkt doordat voor elk van de stuurboorddrijfsectie en de bakboorddrijfsectie ten minste een primair drijflichaam ten minste een voorste kamer en een achterste kamer definieert, waarbij elke kamer - een voorzijde heeft die zich relatief dicht bij de voorzijde van de de bootlift bevindt en een achterzijde heeft die zich relatief dicht bij de achterzijde van de bootlift bevindt, - een luchtinlaat omvat, en - een wateruitlaat omvat; waarbij de voorste kamer en de achterste kamer voor het van de tweede toestand naar de eerste toestand brengen van de bootlift via de luchtinlaten kunnen worden voorzien van lucht tijdens een eerste fase en een daaropvolgende tweede fase; waarbij het primaire drijflichaam dat de voorste kamer omvat ter plaatse van de voorste kamer is voorzien van een orgaan voor het beperken van de uitstroom van water tijdens de tweede fase van het vullen met lucht.
De bootlift volgens de uitvinding is voor een gegeven uitvoering geschikt voor een grotere variatie in lengte van de boven het water te dragen boten, aangezien het zwaartepunt van elke boot nabij de plaats van het centrale opwaartse punt kan worden gevaren. Dit in tegenstelling tot bootliften waarbij de voorzijde tegen de voorste draagarm moet worden gevaren. Aldus kunnen boten met een grote variatie aan lengte veilig en stabiel uit het water worden getild en weer in het water worden gebracht. Hierbij kan de hellingshoek beperkt blijven.
In de onderhavige aanvraag betekent de term "ten minste deels boven water dragen van een boot" dat de boot zich in gedragen toestand hoger boven de waterspiegel bevindt dan wanneer de boot zelf op het water drijft. Bij voorkeur wordt de boot zo hoog gedragen dat de onderzijde van de boot in zijn geheel niet meer met het water waarin de bootlift ligt in contact is. De luchtinlaat van een kamer zal zich in de tweede toestand van de bootlift hoger bevinden dan de wateruitlaat ervan. De luchtinlaat zal zich aan de bovenzijde van de kamer bevinden en de wateruitlaat zich aan de onderzijde van de kamer. In het algemeen zal van een kamer de luchtinlaat zich tussen de voorzijde en de wateruitlaat bevindt en de wateruitlaat zich tussen de achterzijde en de luchtinlaat bevindt. De luchtinlaten bevinden zich bij voorkeur aan de voorzijde van de betreffende kamer. De wateruitlaat van de achterste kamers bevindt zich bij voorkeur aan de achterzijde van de bootlift.
De ten minste twee afsteungebieden ondersteunen de boot, waarbij het zwaartepunt van de boot voor het liften van daarvan tussen de beide afsteungebieden zal worden gebracht.
Secundaire drijflichamen kunnen integraal met de primaire drijflichamen zijn gevormd, en daar al dan niet mee in open verbinding staan, d.w.z. dat luchtuitwisseling tussen het lumen van de secundaire drijflichamen en de primaire drijflichamen mogelijk is.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat de bootlift is ingericht voor het in de eerste fase preferentieel toevoeren van lucht naar de voorste kamer.
Hierdoor komt de voorzijde van de bootlift als eerste omhoog bij het van de tweede toestand naar de eerste toestand brengen van de bootlift. Het verschil in hoogte tussen de inlaatopening voor lucht van de eerste kamer en de inlaatopening voor lucht van de tweede kamer maakt dat door de hydrostatische druk lucht gemakkelijker in de voorste kamer stroomt dan in de achterste kamer. Aldus hoeft dit niet door actieve controle van de luchttoevoer aan de kamers te geschieden, hetgeen kosten bespaart. Het preferentieel toevoeren van lucht aan de voorste kamer in vergelijking met de achterste kamer kan bijvoorbeeld worden bereikt wanneer de bootlift aan de achterste helft relatief zwaar is uitgevoerd ten opzichte van de voorstel helft. In plaats daarvan of daarenboven kan dit bijvoorbeeld ook worden bereikt met een luchttoevoerkanaal, bijvoorbeeld een slang, waarin zich met een axiale component schuin geplaatste, flexibele borstelharen bevinden. Wanneer de lucht tegen de borstelharen in stroomt, worden deze verder opgericht en wordt de doorstroming van lucht bemoeilijkt. Wanneer (bij het afvoeren van lucht uit de achterste kamer voor het afzinken van de primaire drijflichamen) lucht de andere kant in stroomt, is de stromingsweerstand geringer en kan lucht gemakkelijker uit de achterste kamer wegstromen.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat het orgaan voor het beperken van de uitstroom van water uit de kamer de vorm heeft van een afvoerkanaal met een distale afvoerkanaalopening, welke distale afvoerkanaalopening zich in de afgezonken tweede toestand beneden de waterafvoeropening van de achterste kamer bevindt.
Het afvoerkanaal kan bijvoorbeeld de vorm hebben van een pijp. Het afvoerkanaal heeft een lengte van ten minste 10 cm, zoals ten minste 20 cm en met meer voorkeur ten minste 30 cm. De lengte is bijvoorbeeld maximaal 50 cm om, wanneer dat wordt gewenst, de stromingsweerstand voor water in de eerste fase niet onnodig op te laten lopen. Met een taps uitlopend afvoerkanaal speelt dat overigens niet. Zodra de voorste kamer zo ver vol met lucht zit dat het afvoerkanaal wordt bereikt, zal de lucht het afvoerkanaal in gaan. Daardoor loopt de hydrostatische tegendruk sterk op. Dit zorgt ervoor dat in de tweede fase lucht preferentieel naar de achterste kamer stroomt waardoor aldaar de opwaartse kracht toeneemt. Preferentieel toevoeren van lucht aan de voorste kamer kan worden bereikt middels een vernauwing in de luchttoevoer naar de achterste kamer, een kleinere luchtinlaatopening enz.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat het afvoerkanaal uit flexibel materiaal is gevormd.
Een dergelijk afvoerkanaal heeft een kleinere kans beschadigd te raken, bijvoorbeeld in geval van droogte de bootlift droog komt te liggen. Als het afvoerkanaal de vorm heeft van een pijp, is deze bijvoorbeeld een slang. Indien de dichtheid van de slang ontoereikend is om deze naar beneden te laten wijzen, kan bijvoorbeeld het uiteinde worden verzwaard.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat het afvoerkanaal een distale afvoerkanaalopening heeft die groter is dan de waterafvoeropening van de kamer.
Gedacht wordt dat dit, met een neerwaarts gerichte afvoerkanaalopening, de snelheid van het afzinken van de primaire drijflichamen bevordert. Ook de wateruitlaat van de achterste kamer kan een dergelijk afvoerkanaal bezitten, in welk geval de bootlift zodanig is uitgevoerd dat de uitlaatopening van het afvoerkanaal van de voorste kamer zich in de afgezonken tweede toestand beneden de uitlaatopening van het afvoerkanaal van de achterste kamer bevindt of kan bevinden.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat de voorste kamer op de bodem ervan is voorzien van een vullichaam met een dichtheid van minder dan 1 kg/1 als het orgaan voor het beperken van de uitstroom van water tijdens de tweede fase van het vullen met lucht.
Zodra bij het met lucht vullen van de kamer de lucht het vullichaam wordt bereikt leidt het verder vullen van de voorste kamer tot verminderde uitstroom van water en dus tot een verminderde toename van het drijvend vermogen.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat de luchtinlaten van de voorste kamer en de achterste kamer van de betreffende drijfsectie pneumatisch met elkaar in verbinding staan voor het gelijktijdig met lucht vullen van de voorste kamer en de achterste kamer van de betreffende drijfsectie.
Dit kan eenvoudig worden bereikt wanneer de luchtinlaten via een gezamenlijke luchttoevoerleiding worden gevoed.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat voor een drijfsectie de luchtinlaten van de voorste kamer en de achterste kamer via de secundaire sectie van de drijfsectie met elkaar zijn verbonden.
De secundaire sectie kan daarbij als doorvoerkanaal voor lucht worden gebruikt, of voor het huisvesten van een doorvoerkanaal. Dit bespaart kosten en/of beschermt het doorvoerkanaal.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat alle luchtinlaten van de primaire sectie van de bootlift pneumatisch met elkaar zijn verbonden.
Dit maakt het mogelijk de bootlift via een enkele inlaat voor lucht van lucht te voorzien voor het liften van de boot. Afzonderlijke actieve regeling van de luchtdebieten naar kamers en/of naar drijflichamen wordt aldus doelmatig vermeden. Dit verhoogt de betrouwbaarheid van het lift-proces en verlaagt de kosten.
De onderhavige uitvinding zal thans worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin
Fig. IA en Fig. 1B in respectievelijk een perspectivisch aanzicht en een vooraanzicht een bootlift volgens de uitvinding tonen;
Fig. 2A en Fig. 2B schematisch primaire drijflichamen van de bootlift van Fig. 1 in respectievelijk bovenaanzicht en zijaanzicht tonen;
Fig. 3A tot Fig. 3D in zijaanzicht schematisch het liften van een in het water drijvende bootlift tonen;
Fig. 4 een schematisch zijaanzicht toont van een alternatieve uitvoeringsvorm van de bootlift; en
Fig. 5A en Fig. 5B doorsneden door een alternatief primair drijflichaam tonen.
Fig. IA en Fig. 1B tonen in respectievelijk een perspectivisch aanzicht en een vooraanzicht een bootlift 100 volgens de uitvinding. De bootlift 100 heeft een voorzijde 101 en een achterzijde 102. De bootlift omvat een bakboorddrijfsectie 105' en een stuurboorddrijfsectie 105".
De bakboorddrijfsectie 105' omvat een primair drijflichaam 110' en een secundair drijflichaam 120'. Evenzo omvat de stuurboorddrijfsectie 105" omvat een primair drijflichaam 110" en een secundair drijflichaam 120".
De primaire drijflichamen 110', 110" vormen een primaire sectie welke afzinkbaar is. De secundaire drijflichamen 120', 120" vormen een secundaire sectie welke verhinderen dat de bootlift 100 wanneer de primaire sectie zich in een afgezonken toestand toestand bevindt in zijn geheel zinkt.
De secundaire drijflichamen 120', 120" zijn via staanders 130 verbonden met de primaire drijflichamen 110', 110". De staanders 130 kunnen in hoogte verstelbaar zijn, waardoor bijvoorbeeld de diepte waarop de primaire drijflichamen 110', 110" zich in afgezonken toestand bevinden kan worden ingesteld. Voor een boot met een geringe diepgang kan de lengte van de staanders 130 korter worden gekozen, waardoor het proces van het afzinken en liften sneller kan verlopen.
De primaire drijflichamen 110', 110" zijn via verbindingselementen 140, hier verbindingsarmen 140, met elkaar verbonden. Bij de weergegeven uitvoeringsvorm verschaffen de verbindingsarmen 140 twee afsteungebieden 141 waarop een boot 199 kan worden afgesteund. Voor het aan de romp van de boot 199 aanpassen van de afsteungebieden 141 omvatten de twee afsteungebieden 141 elk twee in hoogte verstelbare draagkussens 142, bijvoorbeeld in de vorm van rubber blokken (300 x 100 x 35 mm) .
Bij de hier weergegeven uitvoeringsvorm zijn de primaire drijflichamen 110 cilindrische buizen uit HDPE met een diameter van 63 cm en een lengte 6 meter. De secundaire drijflichamen zijn eveneens cilindervormig uitgevoerd, met een diameter van 20 cm en een lengte van 6 meter. In het algemeen zal een bootlift bij voorkeur ten minste even lang zijn als de te dragen boot en met meer voorkeur langer.
De bootlift 100 kan zowel aan stuurboord als aan bakboord zijn voorzien van loopplanken 150, waarvan in Fig. IA slechts één is weergegeven.
De primaire sectie van de bootlift 100 omvat een inlaten voor lucht en afvoeren voor water, doch dit zal hierna aan de hand van andere figuren worden toegelicht.
Fig. 2A en Fig. 2B tonen schematisch primaire drijflichamen 110', 110" van de bootlift 100 van Fig. IA in respectievelijk bovenaanzicht en zijaanzicht.
Fig. 2A laat zien dat de primaire drijflichamen een schot 210', 210" bezitten en daardoor een voorste kamer 211', 211" en een achterste kamer 212', 212" omvatten, met elk aan de bovenzijde respectievelijk voorste luchtinlaten 213', 213" van de voorste kamers 211', 211" en achterste luchtinlaten 214', 214" van de achterste kamers 212', 212". De primaire drijflichamen omvatten ook elk aan de onderzijde respectievelijk voorste wateruitlaten 215', 215" van de voorste kamers 211', 211" en achterste wateruitlaten 216', 216" van de achterste kamers 212', 212". De plaats van het schot zal zodanig worden gekozen dat voor de met de bootlift te dragen boten het zwaartepunt van de te dragen boten zich boven de achterste kamers zal bevinden.
De voorste luchtinlaten 213', 213", en achterste luchtinlaten 214', 214" staan via leidingen 240 pneumatisch met elkaar in verbinding met een centrale toevoerleiding 241. Deze heeft een hoofdinlaat 242 voor lucht welke bij het afzinken van de primaire drijflichamen 110', 110" ook als afvoer voor lucht uit de kamers fungeert. De voorste wateruitlaten 215', 215" respectievelijk achterste wateruitlaten 216', 216" fungeren dan als watertoevoer voor het toelaten van water in de voorste kamers 211', 211" respectievelijk de achterste kamers 212', 212".
Voor het voorkomen dat lucht op een ongewenst moment de kamers verlaat, en de bootlift 100 daalt waardoor de boot weer in het water komt te liggen, is bij de weergegeven uitvoeringsvorm een afsluiter 243 voorzien. Een alternatieve mogelijkheid is dat de wateruitlaten zijn voorzien van buigzame of scharnierende afvoerkanalen, bijvoorbeeld slangen, waarvan de distale uiteinden boven water worden gehesen nadat de bootlift 100 in een drijvende toestand is gebracht. Het instellen van de hoogte kan bijvoorbeeld geschieden door het kiezen van de lengte van een touw dat het distale uiteinde met het secundaire drijflichaam verbindt.
Voor het met lucht vullen kan de bootlift 100 een luchtpomp 299 omvatten. Bij de hier getoonde uitvoeringsvorm echter staat de luchtpomp 299 op de wal, wat als voordeel heeft dat deze gemakkelijk voor meer bootliften kan worden gebruikt, hetgeen kostenbesparend is.
De luchtpomp 299 is van een type dat lucht met een groot debiet kan verplaatsen. De daarbij geleverde druk zal ten minste 0,04 bar zijn, maar voor praktisch gebruik bij voorkeur tussen 0,1 en 1 bar, zoals tussen 0,15 en 0,5 bar.
Een geschikte luchtpomp is bijvoorbeeld een zijkanaals ventilator welke lucht levert met een debiet van 2800 liter per minuut, met een 180 millibar onderdruk aan de luchtaanvoerzijde van de pomp en ca. 0,20 bar aan de blaaszijde ervan. Een goedkopere maar lawaaierige optie is een stofzuiger, zoals een Nilfisk multi 20, welke 4000 liter per minuut kan blazen (met 0,25 bar overdruk).
In Fig. 2B is te zien dat de voorste wateruitlaten 215 van de voorste kamers 211 zijn aangesloten op een afvoerkanaal 220 met een distale afvoerkanaalopening 221. De functie hiervan zal hierna worden uitgelegd.
Het geniet de voorkeur dat de leidingen 240 en de toevoerleiding 241 zijn ingericht voor het doorvoeren van lucht met een groot debiet. Zij hebben bijvoorbeeld een inwendige diameter van ten minste 40 mm. De wateruitlaten hadden bij de hier besproken uitvoeringsvorm een diameter van 50 mm.
Fig. 3A tot Fig. 3D tonen schematisch het liften van een in het water drijvende bootlift 100.
Fig. 3D toont de bootlift 100 in een relatief hoge, eerste toestand waarin een boot (niet weergegeven) boven het water 399 is getild. Fig. 3A toont de bootlift 100 in een relatief lage, afgezonken tweede toestand waarbij de bootlift 100 door de secundaire drijflichamen 120 drijvend en in een gedefinieerde stand wordt gehouden. In deze tweede toestand bevinden de afsteungebieden 141 (Fig. IA) zich onder de waterspiegel en kan een boot tussen de drijfsecties tot boven de afsteungebieden 141 worden gevaren.
Terzijde: De onderhavige uitvinding maakt het mogelijk twee bootliften in lengterichting achter elkaar te plaatsen en een boot over een eerste bootlift naar de tweede bootlift te laten varen. Dit kan omdat beide afsteungebieden zich onder water kunnen bevinden. Dit kan praktisch zijn in een drukken haven, waardoor boten in meer dan 1 rij dik boven water kunnen worden gehouden.
In een geopende toestand van de afsluiter 243 wordt met luchtpomp 299 lucht aan de toevoerleiding 241 toegevoerd, welke lucht via de leidingen 240 in de kamers van de primaire drijflichamen 110 terechtkomt. Hierdoor neemt het drijvend vermogen van de bootlift 100 toe en stijgt deze (Fig. 3B). Voor een goed begrip van het principe zijn deze onderdelen uit de schematische zijaanzichten weggelaten.
Bijvoorbeeld omdat de bootlift 100 aan de achterzijde 102 relatief zwaar is uitgevoerd, zal de voorzijde 101 eerder omhoog gaan. Dit leidt tot een verdere bevoordeling van de toevoer van lucht naar de voorste kamers 211 aangezien de voorste en achterste luchtinlaten met elkaar in verbinding staan. De luchtdruk van de pomp is echter wel zodanig groot gekozen dat tegelijk met de voorste kamers 211 ook de achterste kamers 212 van lucht worden voorzien.
Hierdoor zal het voorste afsteungebied het eerst tegen de romp van de boot 199 komen en deze gaan op te tillen. De door de boot uitgeoefende kracht leidt er toe dat de achterste kamers 212 weer wat gemakkelijker worden gevuld en het achterste afsteungebied tegen het achterste rompdeel van de boot 199 komt.
Het toevoeren van lucht wordt voortgezet waardoor de boot 199 wordt opgetild, waarbij doordat de achterzijde van een boot 199 zwaarder is dan de voorzijde de boot 199 met de voorste zijde het hoogst uit het water wordt getild. Dit is de bedoeling, zodat in geval van een calamiteit de boot eerst met de (niet-gestroomlijnde) achterzijde het water in gaat en meteen wordt afgeremd.
Bij nog verder toevoeren van lucht wordt een tweede fase van de toevoer van lucht bereikt, zodra lucht de afvoerkanalen 220 in dringt (Fig. 3C). Omdat de distale afvoerkanaalopeningen 221 daarvan zich lager bevinden dan de achterste wateruitlaten 216 (of meer nauwkeurig: dan de waterspiegel in de achterste kamers 212), zal van de via de centrale toevoerleiding 241 toegevoerde lucht meer naar de achterste kamers 212 worden geleid waardoor deze nu sterker in opwaartse kracht toenemen. Zodra lucht uit de achterste kamers 212 ontsnapt is de tweede fase van het liftproces voltooid. De afsluiter 243 zal worden gesloten, waarna de luchtpomp 299 kan worden afgekoppeld. Uiteraard kan ook eerder worden gestopt, zodra de boot 199 geheel of gedeeltelijk boven de waterspiegel is gekomen.
Met de bootlift 100 volgens de uitvinding kan zonder het actief regelen van de hoeveelheid lucht naar afzonderlijke kanalen een complexe beweging van de bootlift worden uitgevoerd. De luchtpomp 299 kan 1 schakelaar hebben voor het inschakelen en uitschakelen van de luchttoevoer, en de gebruiker hoeft om de boot te liften verder niets te doen.
Door de afstand van de afvoerkanalen 220 tot de schotten 210 groter of kleiner te kiezen kan het moment waarop de tweede fase van het toevoeren van lucht begint worden ingesteld. Dichter bij de voorzijde 101 betekent dat de tweede fase eerder begint. De voorste wateruitlaten 215 kunnen zich helemaal aan de voorzijde van de bootlift bevinden. De achterste wateruitlaten 216 zullen zich in principe bij voorkeur aan de achterzijde van de bootlift bevinden.
De lengte van het afvoerkanaal 220 (of meer nauwkeurig gezegd: De relatieve verticale afstand tot de achterste wateruitlaten) bepaalt de mate waarin lucht met voorkeur naar de achterste kamers 212 wordt geleid. Bij de in Fig. IA besproken uitvoeringsvorm hadden de afvoerkanalen 220 een lengte van 30 cm.
Bij een bootlift volgens de uitvinding zal in het algemeen en bij voorkeur een secundair drijflichaam of ten minste een deel daarvan zich boven een achterste kamer uitstrekken. Bij voorkeur strekt het secundaire drijflichaam zich over de volledige lengte van het primaire drijflichaam uit. Dit draagt bij aan het gecontroleerd in het water laten zakken van de bootlift.
Fig. 4 toont een schematisch zijaanzicht van een alternatieve bootlift 100. Bij deze bootlift 100 wordt het secundaire drijflichaam 120 gebruikt voor het verbinden van de voorste luchtinlaat 213 en achterste luchtinlaat 214, hetgeen materiaalkosten spaart.
Bij de getoonde uitvoeringsvorm worden ook de staanders 130 gebruikt voor het doorvoeren van lucht. Om op een eenvoudige wijze verstelbaarheid van de staanders 130 te behouden, kan de lucht ook middels slangen in plaats van de staanders naar de kamers worden gevoerd.
De secundaire drijflichamen van de stuurboordsectie en de bakboordsectie kunnen met elkaar zijn verbonden via een gezamenlijk verbindingskanaal 470. Het verbindingskanaal 470 kan ook als barrière fungeren voor het plaatsen van een boot, waarbij deze met de voorzijde tot de barrière moet fungeren. Uiteraard kan ook een barrière worden verschaft die geen luchtverbindingskanaal is .
Voor het sneller vullen van de achterste kamer 212" bij het weer laten dalen van de bootlift, is bij de hier weergegeven uitvoeringsvorm de achterste wateruitlaat 216" voorzien van een taps uitlopend afvoerkanaal 420. Daarvan is de distale afvoerkanaalopening 421 groter dan de opening van de achterste wateruitlaat 216". Het voorste afvoerkanaal kan zo zijn uitgevoerd.
Fig. 5A toont een doorsnede door de voorste kamer van een alternatief primair drijflichaam 110. Het bezit op de bodem ervan een vullichaam 575 dat een dichtheid heeft van minder dan 1 waardoor het een opwaartse kracht kan leveren. De tweede fase wordt bereikt wanneer het waterniveau in de voorste kamer 211 het vullichaam 575 bereikt. Op dat moment neemt het drijvend vermogen dat door de voorste kamer wordt geleverd niet snel meer toe en zal relatief meer lucht naar de achterste kamer gaan.
Het vullichaam 575 zal toelaten dat al het water of nagenoeg al het water de voorste kamer 211 via de voorste wateruitlaat 215 kan verlaten.
De achterste kamer kan een overeenkomstig vullichaam 576 hebben, maar dan aan de bovenzijde van de achterste kamer 212. Aldus kan het opwaartse effect van de vullichamen in de beide kamers gelijk worden gehouden. Het verschil is dat bij het vullen met lucht, de hydrostatische druk in de achterste kamer 212 direct toeneemt en de lucht daarom preferentieel naar de voorste kamer 211 gaat. Zodra de lucht in de voorste kamer het vullichaam 575 bereikt, treedt het omgekeerde op, en wordt de achterste kamer 212 bevoordeeld.
In de onderhavige aanvraag betekent in samenhang met de term wateruitlaat de term "beperken van de de uitstroom van water" ook het beperken van de uitstroom van lucht indien het water de kamer reeds via de wateruitlaat verlaten heeft.
Bij een bootlift volgens de uitvinding kan het aantal kamers van een primair drijflichaam ook meer dan twee zijn. De schotten kunnen bijvoorbeeld worden aangebracht door middel van spiegellassen.

Claims (9)

  1. CONCLUSIES
    1. Bootlift (100) voor het ten minste deels boven water (399) dragen van een boot (199), welke bootlift (100) een voorzijde (101) en een achterzijde (102) heeft en - een stuurboorddrijfsectie (105") en een bakboorddrijfsectie (105') omvat voor het daartussen opnemen van een boot (199), waarbij de stuurboorddrijfsectie (105") en de bakboorddrijfsectie (105') middels ten minste een verbindingselement (140) met elkaar zijn verbonden, - twee in lengterichting van de bootlift (100) op afstand van elkaar gelegen afsteungebieden (141) omvat voor het daarop afsteunen van de boot (199) in een relatief hoge, eerste toestand van de bootlift (100), - een primaire sectie omvat welke afzinkbare primaire drijflichamen (110) omvat, waarbij elk van de stuurboorddrijfsectie (105") en de bakboorddrijfsectie (105') ten minste een zich tussen de voorzijde (101) en de achterzijde (102) gelegen afzinkbaar primair drijflichaam (110) omvat, welke afzinkbare primaire drijflichamen (110) voor het afzinken een kamer bezitten met een luchtinlaat en een wateruitlaat; en - een secundaire sectie omvat welke met de primaire sectie is verbonden voor het in een relatief lage, afgezonken, tweede toestand van de afzinkbare primaire drijflichamen (110) met de secundaire sectie op het water (399) laten drijven van de bootlift (100) waarbij ten minste een van de afsteungebieden (141) zich onder water (399) bevindt, waarbij elk van de stuurboorddrijfsectie (105") en de bakboorddrijfsectie (105') een zich tussen de voorzijde (101) en de achterzijde (102) gelegen secundair drijflichaam (120) omvat, met het kenmerk, dat voor elk van de stuurboorddrijfsectie (105") en de bakboorddrijfsectie (105') ten minste een primair drijflichaam (110) ten minste een voorste kamer (211) en een achterste kamer (212) definieert, waarbij elke kamer - een voorzijde heeft die zich relatief dicht bij de voorzijde (101) van de de bootlift (100) bevindt en een achterzijde heeft die zich relatief dicht bij de achterzijde (102) van de bootlift (100) bevindt, - een luchtinlaat omvat, en - een wateruitlaat omvat; waarbij de voorste kamer (211) en de achterste kamer (212) voor het van de tweede toestand naar de eerste toestand brengen van de bootlift (100) via de luchtinlaten kunnen worden voorzien van lucht tijdens een eerste fase en een daaropvolgende tweede fase; waarbij het primaire drijflichaam (110) dat de voorste kamer (211) omvat ter plaatse van de voorste kamer (211) is voorzien van een orgaan (220, 575) voor het beperken van de uitstroom van water (399) tijdens de tweede fase van het vullen met lucht.
  2. 2. Bootlift (100) volgens conclusie 1, waarbij de bootlift (100) is ingericht voor het in de eerste fase preferentieel toevoeren van lucht naar de voorste kamer (211) .
  3. 3. Bootlift (100) volgens conclusie 1 of 2, waarbij het orgaan voor het beperken van de uitstroom van water (399) uit de kamer de vorm heeft van een afvoerkanaal (220) met een distale afvoerkanaalopening (221), welke distale afvoerkanaalopening (221) zich in de afgezonken tweede toestand beneden de waterafvoeropening van de achterste kamer (212) bevindt.
  4. 4. Bootlift (100) volgens conclusie 3, waarbij het afvoerkanaal (220) uit flexibel materiaal is gevormd.
  5. 5. Bootlift (100) volgens een van de conclusies 3 of 4, waarbij het afvoerkanaal (220) een distale afvoerkanaalopening (221) heeft die groter is dan de waterafvoeropening van de kamer.
  6. 6. Bootlift (100) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de voorste kamer (211) op de bodem ervan is voorzien van een vullichaam (575) met een dichtheid van minder dan 1 kg/1 als het orgaan voor het beperken van de uitstroom van water (399) tijdens de tweede fase van het vullen met lucht.
  7. 7. Bootlift (100) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de luchtinlaten van de voorste kamer (211) en de achterste kamer (212) van de betreffende drijfsectie pneumatisch met elkaar in verbinding staan voor het gelijktijdig met lucht vullen van de voorste kamer (211) en de achterste kamer (212) van de betreffende dri j f sect ie.
  8. 8. Bootlift (100) volgens conclusie 7, waarbij voor een drijfsectie de luchtinlaten van de voorste kamer (211) en de achterste kamer (212) via de secundaire sectie van de drijfsectie met elkaar zijn verbonden.
  9. 9. Bootlift (100) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij alle luchtinlaten van de primaire sectie van de bootlift (100) pneumatisch met elkaar zijn verbonden.
BE2015/0200A 2014-07-18 2015-07-20 Bootlift BE1023451B1 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013214 2014-07-18
NL2013214A NL2013214B1 (nl) 2014-07-18 2014-07-18 Bootlift.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1023451A1 BE1023451A1 (nl) 2017-03-23
BE1023451B1 true BE1023451B1 (nl) 2017-03-23

Family

ID=54256434

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/0200A BE1023451B1 (nl) 2014-07-18 2015-07-20 Bootlift

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1023451B1 (nl)
NL (1) NL2013214B1 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4018179A (en) * 1975-11-28 1977-04-19 National Hydro-Hoist Company Pontoon system for supporting watercraft on a body of water
US5394814A (en) * 1993-04-05 1995-03-07 Hydrohoist International, Inc. Front mounted boat lift
JPH08216981A (ja) * 1994-12-15 1996-08-27 Nobutaka Miura 浮船台
WO2010058156A2 (en) * 2008-11-18 2010-05-27 Welcome Inn Investments N.V. Floatable dry docks
AU2012201899A1 (en) * 2011-03-30 2012-10-18 Grant Mcrobbie Boat Lifting Apparatus and Method

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4018179A (en) * 1975-11-28 1977-04-19 National Hydro-Hoist Company Pontoon system for supporting watercraft on a body of water
US5394814A (en) * 1993-04-05 1995-03-07 Hydrohoist International, Inc. Front mounted boat lift
JPH08216981A (ja) * 1994-12-15 1996-08-27 Nobutaka Miura 浮船台
WO2010058156A2 (en) * 2008-11-18 2010-05-27 Welcome Inn Investments N.V. Floatable dry docks
AU2012201899A1 (en) * 2011-03-30 2012-10-18 Grant Mcrobbie Boat Lifting Apparatus and Method

Also Published As

Publication number Publication date
BE1023451A1 (nl) 2017-03-23
NL2013214B1 (nl) 2016-08-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US20140010593A1 (en) Pneumatic Boat Lift with Boat-Carrying and Boat-Guiding Air Tanks
US10370073B2 (en) Boat lift
US5394814A (en) Front mounted boat lift
US5485798A (en) Boat lift
JP2007313884A5 (nl)
US20190135590A1 (en) Offshore platform lifting device
BE1023451B1 (nl) Bootlift
US7210420B1 (en) Floating drive on boat docking apparatus
NL8302025A (nl) Vaartuig met instelbare diepgang.
AU2012201899B2 (en) Boat Lifting Apparatus and Method
CN205813314U (zh) 水下捕捞作业艇
US5722341A (en) Hull-related arrangement
JP2018090168A (ja) 水中探査艇
US20110146806A1 (en) Method and device for reducing water friction on the hull of a ship
CA2770645A1 (en) Pneumatic boat lift with boat-carrying and boat-guiding air tanks
US11390363B2 (en) Boat lift
US2280547A (en) Device for raising sunken vessels
CN108177739A (zh) 可调整船身吃水量的船只
GB2610418A (en) Floatation apparatus and method of operating the same
JP3009546U (ja) 吃水可変船
KR101390861B1 (ko) 파이프부설선
KR101358201B1 (ko) 선저에 공기공동으로 인한 침수표면적 감소로 인한 마찰저항 저감장치를 구비하는 선박
JPS6211275Y2 (nl)
US661246A (en) Boat.
KR101784939B1 (ko) 선박