BE1021635B1 - Sluitplaat van een slot - Google Patents

Abstract

Sluitplaat voorzien van een sluitkom (11) voor het ontvangen van een schoot (4) , waarbij de sluitplaat (3) voorzien is van twee vergrendelpennen (12) die axiaal verplaatsbaar zijn tussen een vergrendelde positie waarbij de vergrendelpennen (12) deels in de sluitkom (11) uitsteken om gevat te kunnen worden in uitsparingen (5) van de schoot (4) ter blokkering van de schoot (4) in de sluitplaat (3) en een niet vergrendelde positie waarbij deze vergrendelpennen (12) teruggetrokken zijn uit de sluitkom (11) teneinde de vergrendelpennen (12) uit de uitsparingen (5) vrij te maken om de schoot (4) uit de sluitkom (11) te kunnen terugtrekken.

Description

Sluitplaat van een slot.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een sluitplaat van een slot.

Meer speciaal, heeft de uitvinding betrekking op een sluitplaat van een slot met een sluitkom (11) voor een schoot (4) van een slot (1) waarbij de schoot (4) beweegbaar is tussen een teruggetrokken positie bij een open slot en een begrensde uitgeworpen positie waarbij de schoot minstens met een zekere lengte gevat zit in de sluitkom van de sluitplaat bij een gesloten slot.

Met schoot wordt hier niet alleen een schuifschoot of draaischoot bedoeld zoals traditioneel aanwezig is in een slot, maar ook een stang of balk welke beweegbaar is voorzien aan bijvoorbeeld de vleugel van een deur, raam of dergelij ke.

Met deur of raam wordt hier ook een schuifdeur, hek, poort, schuifpoort, rolluiken en dergelijke bedoeld.

Traditioneel wordt bij dergelijk slot de schoot in de uitgeworpen positie geblokkeerd in een slotkast waarin de schoot is voorzien ter vergrendeling van de schoot. De slotkast wordt dan klassiek in de vleugel van een raam of deur ingebouwd en de sluitplaat in het kader van het raam of de deur.

Dit heeft als nadeel dat de stijl en de vleugel uit elkaar geduwd kunnen worden, waardoor het slot relatief gemakkelijk gesaboteerd en de deur of raam geopend kan worden.

Bovendien, wanneer men bij deze bekende sloten de vergrendeling elektrisch wil automatiseren, betekent dit dat er een elektrische kabelovergang nodig is tussen de stijl van de deur en de elektrische vergrendeling in de vleugel.

Deze kabelovergang tussen deurstijl en vleugel heeft als nadeel dat deze gevoelig is voor slijtage en sabotage.

Een alternatief bestaat erin de slotkast in de stijl van de deur in te bouwen in plaats van in de vleugel, waarbij de vergrendeling en/of ontgrendeling van de schoot in de stijl elektrisch gerealiseerd kan worden.

Een probleem dat zich daarbij stelt, is dat de inbouwdiepte in de stijl beperkt is en men dus noodgedwongen beperkt is tot een slot met een schoot waarvan de lengte beperkt is, waardoor wordt ingeboet aan de inbraakweerstand van het deurgeheel.

Bovendien kan ook in deze uitvoering een opening geforceerd worden tussen de vleugel en de stijl waardoor personen met kwaadwillige bedoelingen het slot kunnen saboteren.

Een nadeel van sloten waarbij de schoot in de sluitkom geblokkeerd wordt, is dat, wanneer na verloop van tijd de vleugel gaat afhangen door slijtage van de scharnieren, de werking van het slot wordt bemoeilijkt doordat de schoot niet meer uitgelijnd is ten opzichte van de sluitkom.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan minstens één van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

De huidige uitvinding heeft een sluitplaat als voorwerp voorzien van een sluitkom in de vorm van een opening voor het ontvangen van een schoot van een slot, , waarbij de sluitplaat voorzien is van twee vergrendelpennen die axiaal verplaatsbaar zijn in de behuizing tussen een vergrendelde positie waarbij de vergrendelpennen minstens deels in de sluitkom uitsteken om gevat te kunnen worden in daartoe voorziene uitsparingen van de schoot ter blokkering van de schoot in de sluitplaat en een niet vergrendelde positie waarbij deze vergrendelpennen vanuit de voornoemde vergrendelde positie minstens gedeeltelijk teruggetrokken zijn uit de sluitkom teneinde de vergrendelpennen uit deze voornoemde uitsparingen van de schoot vrij te maken om de schoot uit de sluitkom te kunnen terugtrekken.

Een voordeel is dat, wanneer een slot met een dergelijke sluitplaat en een slotkast waarin de schoot is voorzien wordt ingebouwd in een deur waarbij de sluitplaat in de vleugel wordt geplaatst en de slotkast in het kader, de vleugel en de kader niet uit elkaar geduwd kunnen worden omdat de schoot is vergrendeld in de sluitplaat door middel van twee vergrendelpennen, waardoor sabotage van het slot zo goed als onmogelijk is vermits de vergrendelde schoot belet dat de vleugel en het kader van elkaar kunnen weggetrokken worden om een opening te forceren tussen beide.

Hierdoor is een sluitplaat volgens de uitvinding geschikt als sluitplaat van een veiligheidsslot tegen inbraak of uitbraak, bijvoorbeeld voor gebruik in gevangenissen.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de vergrendelpennen verplaatsbaar in een richting haaks op debewegingrichting van de schoot wanneer deze in en uit de sluitkom wordt bewogen.

Een voordeel is dat door de haakse beweging van de vergrendelpennen de beveiliging maximaal is aangezien bij een poging tot openbreken de krachten zich in de bewegingsrichting van de schoot voordoen en de vergrendelpennen maximaal weerstand bieden tegen de voornoemde krachten.

Volgens een voorkeurdragend kenmerk van de uitvinding bevinden de vergrendelpennen zich in eikaars verlengde aan weerszijden van de schoot, waarbij bij voorkeur de vergrendelpennen mechanisch met elkaar verbonden zijn door middel van een omkeermechanisme op zodanig wijze dat wanneer één van beide vergrendelpennen door het bedieningsmechanisme wordt bewogen in axiale richting de andere vergrendelpen eveneens in axiale richting wordt bewogen, doch in tegengestelde zin.

Dit heeft als voordeel dat de vergrendelpennen tegelijkertijd bediend kunnen worden.

In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de sluitplaat voorzien is van een bijkomende balanshefboom die kan samenwerken met het omkeermechanisme zodat de vergrendelpennen samen in dezelfde richting verschuifbaar zijn in hun axiale richting X-X'.

Deze balanshefboomheeft als voordeel dat wanneer de vleugel van de deur na verloop van tijd gaat afhangen, bijvoorbeeld door het verslijten van de deurscharnieren, het daaruit ontstane hoogteverschil tussen de schoot en de sluitplaat kan worden opgevangen zonder dat er wordt ingeboet aan veiligheid of inbraakpreventie.

De uitvinding betreft ook een slot gevormd door een sluitplaat volgens de uitvinding en een daarmee samenwerkende schoot die minstens met een gedeelte ontvangen kan worden in de sluitkom van de sluitplaat en die voorzien is van uitsparingen voor het vergrendelen van de schoot in de sluitplaat door middel van de vergrendelpennen wanneer deze zich in hun vergrendelde positie bevinden en hierbij gevat zitten in voornoemde uitsparingen.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een sluitplaat en een slot volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :

Figuur 1 schematisch en in perspectief een explosietekening van een sluitplaat volgens de uitvinding weergeeft met een bijhorende slotkast; figuur 2 schematisch een doorsnede van een sluitplaat volgens de uitvinding weergeeft in gesloten en vergrendelde positie met een bijhorende slotkast met uitgeworpen schoot; figuur 3 schematisch een doorsnede van de sluitplaat in ontgrendelde positie met slotkast met ingetrokken schoot weergeeft; figuur 4 schematisch het slot van figuur 2 weergeeft, waarbij de schoot en sluitplaat ten opzicht van elkaar in de hoogte verschoven zijn.

Het in de figuren 1, 2 en 3 weergegeven slot 1 bestaat hoofdzakelijk uit een slotkast 2 die bedoeld is om ingebouwd te worden in de vleugel van een deur of raam en uit een sluitplaat 3 die bedoeld is om ingebouwd te worden in het kader van de deur of raam, meer bepaald in een opwaartse stijl.

Het is echter ook mogelijk dat de slotkast 2 in het kader van de deur of raam wordt ingebouwd en de sluitplaat 3 in de vleugel van de deur of raam. Bovendien kan de inbouw in het kader ook in een horizontale ligger gebeuren in plaats van in een opwaartse stijl. Dit is bijvoorbeeld nuttig wanneer het slot 1 wordt toegepast in een schuifdeur of dergelij ke.

De slotkast 2 is voorzien van een schuifschoot 4 die beweegbaar is in de schuifrichting Y-Y' tussen een teruggetrokken positie waarbij de schoot 4 in de slotkast 2 teruggetrokken is, zoals weergegeven in figuur 3, overeenstemmend met een situatie waarbij het slot open is, en een uitgeworpen positie waarbij de schoot 4 minstens met een zekere lengte L uit de slotkast 2 steekt overeenstemmend met een gesloten slot waarbij de schoot 4 in de sluitkom 11 steekt zoals weergegeven in figuur 2. De schuifschoot 4 past met een zekere laterale speling in de sluitkom 11.

In de schuifschoot 4 zijn twee uitsparingen 5 voorzien op twee tegenover elkaar liggende zijden, in het bijzonder de bovenste en de onderste zijde van de schoot 4 wanneer het slot 1 verticaal gemonteerd is.

Verder kan de slotkast 2 ook voorzien zijn van een kruk 6 voor het bedienen van de schuifschoot 4 via een overbrenging 7 in de slotkast 2.

Ook is er in de slotkast 2 een vergrendelpin 8 voorzien waarbij deze in de uitsparing 5 van de schuifschoot 4 aangebracht kan worden voor het vergrendelen van de schuifschoot 4 in de ingetrokken positie zoals weergegeven in figuur 3.

De vergrendelpin 8 is mechanisch bedienbaar, in dit geval met behulp van een sleutel en cilinderslot 9.

Het is echter niet uitgesloten dat de vergrendelpin 8 in de slotkast 2 elektrisch bediend kan worden.

De sluitplaat 3 is voorzien van een behuizing 10a met twee zijplaten 10b. In de behuizing is een opening voorzien, namelijk een zogenaamde sluitkom 11, waar de schuifschoot 4 in past.

Verder zijn er ook twee verplaatsbare vergrendelpennen 12 voorzien, te weten een eerste vergrendelpen 12a en en tweede vergrendelpen 12b, welke zich in eikaars verlengde bevinden aan weerszijden van de sluitkom 11 en welke verschuifbaar gevat zijn in doorboringen 13 van de behuizing 10a volgens een richting X-X' loodrecht op de schuifrichting Y-Y'.

De vergrendelpennen 12a, 12b zijn verplaatsbaar tussen een positie waarbij ze teruggetrokken zijn in de behuizing 10a, zoals weergegeven in figuur 3 en een uitgeworpen positie waarbij ze gevat zitten in de uitsparingen 5 wanneer de schuifschoot 4 zich in de vergrendelde positie in de sluitkom 11 bevindt.

De vergrendelpennen 12a, 12b passen in de uitsparingen 5 van de schuifschoot 4 met een zekere speling in de schuifrichting Y-Y' van de schuifschoot 4, bijvoorbeeld doordat de uitsparingen 5 ovaalvormig zijn uitgevoerd.

De vergrendelpennen 12a, 12b zijn mechanisch met elkaar verbonden door middel van een omkeermechanisme 14 dat wordt gevormd door een verbindingsstang 15 die de bewegingen van de eerste vergrendelpen 12a volgt en die met een uiteinde 16 verbonden is met een uiteinde 17a van een kantelhefboom 18 die kantelbaar is rond een vast kantelpunt 19 van de sluitplaat 3 en die met het andere uiteinde 17b scharnierbaar is verbonden met de tweede vergrendelpen 12b.

De verbindingsstang 15 is met de eerste vergrendelpen 12a verbonden door middel van een balanshefboom 20 die met één uiteinde 21a is verbonden met de eerste vergrendelpen 12a met het andere uiteinde 21b verbonden is met de verbindingsstang 15 en die scharnierbaar is rond een centraal scharnierpunt 22 dat verbonden is met een bedieningsstang 23 voor het tegelijkertijd induwen en terugtrekken van de vergrendelpennen 12a, 12b.

De bedieningsstang 23 bestaat uit een gaffel 24 welke verbonden is met het centraal scharnierpunt 22 en de plunjer 25 van een elektromagneet 26, waarbij de gaffel 24 met de plunjer 25 verbonden is en de plunjer 25 in de elektromagneet 26 verschuifbaar gevat zit. De bedieningsstang 23 is verschuifbaar in een richting evenwijdig met de axiale richting X-X' van de vergrendelpennen 12a, 12b.

Verder is er in de sluitplaat 3 ook een veer 27 voorzien die rond de bedieningsstang 23 opgespannen zit tussen de balanshefboom 20 en de behuizing, in dit geval de behuizing van de elektromagneet 26.

Verder is de sluitplaat 3 in dit geval, doch niet noodzakelijk, ook voorzien van een cilinder 28 welke bedienbaar is met een sleutel en welke een schuifstuk 29 kan bedienen.

Het schuifstuk 29 is beweegbaar in een richting evenwijdig met de voornoemde axiale richting X-X' en is verbonden met de bedieningsstang 23, meer bepaald met de plunjer 25.

Tot slot is er een elektronische schakeling 30 voorzien in de sluitplaat 3.

De werking van het slot 1 zoals weergegeven in de figuren 1 tot 3 is zeer eenvoudig en als volgt.

In figuur 2 is het slot 1 weergegeven in de gesloten toestand waarbij de schuifschoot 4 in de sluitkom 11 van de sluitplaat 3 steekt en deze schuifschoot 4 tegen het terugtrekken in de sluitplaat 3 vergrendeld is door middel van de twee vergrendelpennen 12a, 12b die gevat zitten in de uitsparingen 5 onder invloed van de kracht van de veer 27 die de balanshefboom 20 wegduwt van de elektromagneet 26 en hierdoor de vergrendelpen 12a en de verbindingsstang 15 samen naar beneden duwt, waardoor de kantelhefboom 18 rond het vast kantelpunt 19 verdraait en hierbij de tweede vergrendelpen 12b naar boven duwt.

Het voordeel van de veer 27 is dat het vergrendelen van het slot 1, met andere woorden het vergrendelen van de schoot 4 in de sluitplaat 3, mechanisch gebeurt waardoor er geen stroom nodig is voor het vergrendelen van het slot 1.

Dit heeft als voordeel dat bij een elektrische stroompanne de sluitplaat 3 steeds vergrendeld zal blijven onder invloed van de veerkracht van de veer 27, wat uiteraard gewenst is bij toepassing in bijvoorbeeld gevangenisdeuren.

Dankzij de speling in de uitsparingen 5 kunnen onnauwkeurigheden van de inbouw in een deur of raam en slijtage makkelijk worden opgevangen.

Uitgaande van deze gesloten toestand, kan het slot worden geopend , door middel van een bedieningsmechanisme dat de eerste vergrendelpen 12a bedient. In dit geval door de bedieningsstang 23 omhoog te trekken tegen de kracht van de veer 27 in en dit ofwel door de bediening van de cilinder 28 en het schuifstuk 29, ofwel door de elektrische bediening van in dit geval de elektromagneet 26.

Wanneer het slot 1 wordt ontgrendeld met behulp van de elektromagneet 26 kan de elektronische schakeling 30 zorgen voor de nodige stroom voor het bekrachtigen van de elektromagneet 26.

Het is echter ook mogelijk dat de stroom van buitenaf rechtstreeks aan de elektromagneet wordt geleverd.

Door het omhoogtrekken van de bedieningsstang 23 wordt de balanshefboom 20 meegenomen en hierdoor ook de vergrendelpen 12a en de verbindingsstang 15 omhooggetrokken, welke verbindingsstang 15 op zijn beurt de kantelhefboom 18 doet kantelen en de vergrendelpen 12b in omgekeerde richting naar beneden trekt.

De koers van de bedieningsstang 23 is zodanig dat bij deze beweging de beide vergrendelpennen 12a, 12b uit hun uitsparingen 5 worden teruggetrokken.

Het slot kan nu worden geopend door in dit geval de bediening van de kruk 6 en de overbrenging 7 teneinde de schuifschoot 4 terug te trekken uit de sluitkom.

Dankzij de voornoemde speling in de hoogte tussen de schoot 4 en de sluitkom 11, zal de schoot 4 niet raken bij het afzakken van de vleugel door slijtage van de scharnieren die na verloop van tijd kan optreden. In figuur 4 is zulke situatie weergegeven.

De constructie met het omkeermechanisme 14 laat tevens toe dat de vergrendelpennen 12a, 12b een bewegingsvrijheid hebben die toelaat dat deze vergrendelpennen 12a, 12b deze relatieve verplaatsing door slijtage kunnen opvangen en dat met andere woorden de vergrendelpennen 12a, 12b in vergrendelde toestand steeds in contact zijn met de bodem 31 van de uitsparingen 5 en aldus maximaal in de uitsparingen 5 grijpen.

Het mechanisme daarachter blijkt uit een vergelijking van de situatie van figuur 2 en de situatie van figuur 4 voor een deur die een zekerhoogteverschil vertoont tussen de sluitplaat 3 en de slotkast 2 die ervoor zorgt dat de schuifschoot 4 in de sluitkom 11 naar boven is opgeschoven hierbij wordt de vergrendelpen 12a die in contact is met de bodem 31 van de bovenste uitsparing 5 naar omhoog geduwd.

Hierdoor kantelt de balanshefboom 20 rond het centraal scharnierpunt 22 dat gezien de druk, uitgeoefend door veer 27, een vast punt is.

Door deze kanteling wordt de verbindingsstang 15 naar beneden geduwd en wordt de vergrendelpen 12b door de beweging van de kantelhefboom 18 naar boven geduwd tot tegen de bodem 31 van de onderste uitsparing 5.

Aldus grijpen beide vergrendelpennen 12a, 12b maximaal in in beide uitsparingen 5 waardoor de beveiliging tegen sabotage maximaal is.

Het is duidelijk dat de sluitplaat 3 zich bijgevolg automatisch aanpast aan mogelijke spelingen van de scharnieren van de deur of andere fenomenen die maken dat er een hoogteverschil tussen de slotkast 2 en de sluitplaat 3 heerst.

Wanneer de schoot 4 maximaal onderaan in de sluitkom 11 gelegen is, zal een analoog principe ervoor zorgen dat beide vergrendelpennen 12a, 12b tot op de bodem 31 van de respectievelijke uitsparingen 5 in de schuifschoot 4 geduwd worden.

In dit geval zal immers de tweede vergrendelpen 12b minder ver uitgeworpen kunnen worden dan in de situatie waarbij de schoot 4 zich centraal in de sluitkom 11 bevindt, waardoor de verbindingsstang 15 onder invloed van de kantelhefboom 18 minder ver naar beneden zal komen.

Hierdoor komt het uiteinde 21b van de balanshefboom 20 hoger te liggen.

Echter, onder invloed van de veerkracht wordt het centrale scharnierpunt 22 van de balanshefboom 20 steeds naar beneden geduwd, waardoor de balanshefboom 20 zal kantelen en het uiteinde 21a verder naar beneden geduwd zal worden.

Zodoende zal de eerste vergrendelpen 12a verder naar beneden geduwd worden tot deze de bodem 31 van de uitsparing 5 van de schuifschoot 4 raakt.

Het is duidelijk dat de vergrendelpennen 12a, 12b in de sluitplaat 3 ook enkel met behulp van het cilinder 28 in de sluitplaat 3 bediend kunnen worden om een volledig mechanisch slot 1 te bekomen.

Het is duidelijk dat de schoot 4 voor dit mechanisme, zowel als een schuifschoot, als als een zwenkschoot uitgevoerd kan worden.

Het is ook mogelijk om de elektronische schakeling 30 te voorzien van detectoren welke de stand van de deur, de stand van de schoot 4 en de stand van de vergrendelpennen 12a, 12b registreren zodat deze informatie geheel of gedeeltelijk, onder de vorm van elektrische signalen, middels een op de schakeling voorziene aansluitconnector aan de buitenwereld doorgegeven kan worden.

Het is verder ook mogelijk om de elektronische schakeling 30 te voorzien van een microprocessor geladen met een speciaal hiervoor ontwikkeld programma zodat de sluitplaat 3, op basis van de informatie van de voornoemde detectoren in combinatie met een extern bedieningssignaal, kan beslissen wanneer de uitgeworpen schuifschoot 4 door beide vergrendelpennen 12a, 12b vergrendeld of ontgrendeld moet worden.

Het is duidelijk dat het omkeermechanisme 14 op andere manieren verwezenlijkt kan worden, bijvoorbeeld doordat elke vergrendelpen 12a, 12b voorzien is van een eigen elektromagneet 26 die bij activering in omgekeerde zin werken.

Naargelang het beoogde doel van de sluitplaat 3 zou het kunnen zijn dat de vergrendeling van de vergrendelpennen 12a, 12b geactiveerd wordt door het bekrachtigen van de elektromagneet 26 en dat het terugtrekken van de vergrendelpennen 12a, 12b gebeurt onder invloed van een trekveer of plaatsvindt door een dubbelwerkende elektromagneet 26, door een bi-stabiele elektromagneet, een elektromotor, een lineaire geleiding, spreekspoel, perslucht- of hydraulische cilinder of enig andere aandrijving.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een sluitplaat volgens de uitvinding en een slot volgens de uitvinding kunnen in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (17)

1. Conclusies .

   1. - Sluitplaat met een behuizing (10a) voorzien van een sluitkom (11) in de vorm van een opening voor het ontvangen van een schoot (4) van een slot (1), daardoor gekenmerkt dat de sluitplaat (3) voorzien is van twee vergrendelpennen (12) die axiaal verplaatsbaar zijn in de behuizing (10a) tussen een vergrendelde positie waarbij de vergrendelpennen (12) minstens deels in de sluitkom (11) uitsteken om gevat te kunnen worden in daartoe voorziene uitsparingen (5) van de schoot (4) ter blokkering van de schoot (4) in de sluitplaat (3) en een niet vergrendelde positie waarbij deze vergrendelpennen (12) vanuit de voornoemde vergrendelde positie minstens gedeeltelijk teruggetrokken zijn uit de sluitkom (11) teneinde de vergrendelpennen (12) uit de uitsparingen (5) van de schoot (4) vrij te maken om de schoot (4) uit de sluitkom (11) te kunnen terugtrekken.
2. 2. - Sluitplaat volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de twee vergrendelpennen (12) verplaatsbaar zijn in een richting haaks op een bewegingsrichting van de schoot (4) wanneer deze in en uit de sluitkom (11) wordt bewogen.
3. 3. - Sluitplaat volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de sluitplaat (3) voorzien is van een bedieningsmechanisme voor het bedienen van de vergrendelpennen (12).
4. 4. - Sluitplaat volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het bedieningsmechanisme veerbekrachtigd is door middel van een veer (27) die de vergrendelpennen (12) in de richting van de sluitkom (11) duwt in de voornoemde vergrendelde positie.
5. 5. - Sluitplaat volgens conclusie 3 of 4 daardoor gekenmerkt dat voor het terugtrekken van de vergrendelpennen (12) naar de voornoemde niet vergrendelde positie het bedieningsmechanisme voorzien is van een elektrische aandrijving.
6. 6. - Sluitplaat volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de aandrijving gevormd wordt door een elektromagneet (26) die voorzien is van een bedieningsstang (23) die verschuifbaar is in een richting evenwijdig met de axiale richting X-X' van één van de vergrendelpennen (12).
7. 7. - Slot volgens conclusie één van voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vergrendelpennen (12) zich in eikaars verlengde bevinden aan weerszijden van de sluitkom (11) -
8. 8. - Sluitplaat volgens conclusie 3 en 7, daardoor gekenmerkt dat de vergrendelpennen (12) mechanisch met elkaar verbonden zijn door middel van een omkeermechanisme (14) op zodanige wijze dat, wanneer één van beide vergrendelpennen (12a) door het bedieningsmechanisme wordt bewogen in axiale richting , de andere vergrendelpen (12b) eveneens in axiale richting wordt bewogen, doch in tegengestelde richting.
9. 9. - Sluitplaat volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat het omkeermechanisme (14) wordt gevormd door een verbindingsstang (15) die de bewegingen van één vergrendelpen (12a) volgt en die met een uiteinde (16) verbonden is met een uiteinde (17a) van een kantelhefboom (18) die kantelbaar is rond een vast kantelpunt (19) van de sluitplaat (3) en die met het andere uiteinde (17b) scharnierbaar verbonden is met de andere vergrendelpen (12b).
10. 10. - Sluitplaat volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat zij voorzien is van een bijkomende balanshefboom (20) die kan samenwerken met het omkeermechanisme (14) zodat de vergrendelpennen (12) samen in dezelfde richting verschuifbaar zijn in hun axiale richting X-X'.
11. 11. - Sluitplaat volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de balanshefboom (20) met één uiteinde (21a) scharnierbaar verbonden is met één van beide vergrendelpennen (12a) en met het andere uiteinde (21b) scharnierbaar verbonden is met de verbindingsstang (15) die zelf verbonden is met de andere vergrendelpen (12b), waarbij de balanshefboom (20) scharnierbaar is rond een centraal scharnierpunt (22) dat verbonden is met de voornoemde bedieningsstang (23) voor het tegelijkertijd induwen en terugtrekken van de vergrendelpennen (12).
12. 12. - Sluitplaat volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat een elektronische schakeling (30) is ingebouwd die de elektromagneet (26) van stroom voorziet.
13. 13. - Sluitplaat volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de elektronische schakeling (30) van detectoren is voorzien om de stand van de schoot (4) en/of de stand van de vergrendelpennen (12a, 12b) te registreren en deze informatie of een deel ervan middels een aansluitconnector door te geven aan de buitenwereld.
14. 14. - Sluitplaat volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de elektronische schakeling (30) voorzien is van een microprocessor geladen met een speciaal hiervoor ontwikkeld programma zodat de sluitplaat (3) , gebaseerd op de informatie van de voornoemde detectoren in combinatie met een extern bedieningssignaal, kan beslissen wanneer een n schoot (4) in de sluitkom (11) al of niet vergrendeld moet worden door de vergrendelpennen (12a, 12b).
15. 15. - Slot gevormd door een sluitplaat (3) volgens één van voorgaande conclusies en een daarmee samenwerkende schoot (4) die minstens met een gedeelte ontvangen kan worden in de sluitkom (11) van de sluitplaat (3) en die voorzien is van uitsparingen (5) voor het vergrendelen van de schoot (4) in de sluitplaat (3) door middel van de vergrendelpennen (12) wanneer deze zich in hun vergrendelde positie bevinden en hierbij gevat zitten in voornoemde uitsparingen (5).
16. 16. - Slot volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat de vergrendelpennen (12) in hun vergrendelde positie in de uitsparingen (5) gevat zitten met een zekere speling in de verplaatsingsrichting van de schoot (4).
17. 17.- Slot volgens conclusie 14 of 15, daardoor gekenmerkt dat de sluitkom (11) zodanig is gedimensioneerd dat er een speling is in de axiale richting van de vergrendelpennen tussen de schoot (4) en de sluitkom (11).