BE1020901A3 - Spansysteem voor een doek of dergelijke. - Google Patents

Description

Spansysteem voor een doek of dergelijke.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een spansysteem voor een doek of dergelijke, zoals bijvoorbeeld voor een geveldoek of gevelzeil.

De uitvinding beperkt zich niet tot geweven textieldoeken.

Wanneer in het huidige document sprake is van een doek omvat dit allerhande soorten doeken, zeilen, vliezen en dergelijke meer, onafhankelijk van de wijze waarop zij vervaardigd zijn, en onafhankelijk van de materialen waaruit zij vervaardigd zijn.

Het spansysteem volgens de huidige uitvinding is in het bijzonder van nut wanneer het wordt toegepast in combinatie met doeken of dergeiijke met grote oppervlakte, en wanneer deze in de open lucht worden opgesteld aangezien daarbij weerstand dient te worden geboden aan grote krachten ten gevolge van de impact van wind.

Een welbekend type spansysteem voor doeken of dergelijke bestaat erin dat het doek langsheen de omtreksrand wordt voorzien van rivetten of verstevigingsringen.

Doorheen deze rivetten worden koorden of elastieken gevoerd welke bijkomend met een vaste structuur worden verbonden.

Zulke vaste structuur bestaat bijvoorbeeld uit een buizenraamwerk dat verbonden wordt met een gevel of een stelling.

Een nadeel van zulk bekend spansysteem voor doeken of dergelijke bestaat erin dat het doek op discrete punten wordt aangespannen zodat zich vervormingen presenteren in het doekoppervlak.

Bovendien is de spankracht relatief beperkt aangezien de discrete punten alle krachten dienen op te nemen. Anders gesteld wordt niet het volledige opspanpotentieel benut.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden door een spansysteem voor een doek of dergelijke te voorzien welke een grotere aanspanning toelaat en waarbij minder of geen sprake is van vervormingen van het doek.

Het spansysteem voor een doek of dergelijke volgens de uitvinding beoogt bovendien eenvoudige plaatsing op de werf.

Hiertoe betreft de uitvinding een spansysteem voor een doek of dergelijke, welk spansysteem minstens een eerste profiel omvat waarmee het doek kan verbonden worden, en een tweede profiel, waarbij beide profielen voorzien zijn van complementaire scharniermiddelen en complementaire borgmiddelen, waarbij de scharnieras van de eerste scharniermiddelen voorzien op het eerste profiel op een afstand zijn voorzien van de verbindingslijn van het doek met het eerste profiel of waarbij, in het geval deze scharnieras zou samenvallen met de vernoemde verbindingslijn, het eerste profiel minstens voorzien is van een nok gelegen op een afstand van de eerste scharnieras waar omheen het doek kan geleid worden, een en ander zodanig dat het doek wanneer het verbonden is met het eerste profiel, wordt aangespannen door de onderlinge rotatie van de profielen omheen de scharniermiddelen, en waarbij de bijhorende onderlinge positie van de beide profielen met aangespannen doek kan geborgd worden door de borgmiddelen welke in de aldus bekomen onderlinge positie van de profielen kunnen samenwerken.

De scharniermiddelen kunnen een groef betreffen, bijvoorbeeld halfrond uitgevoerd, voorzien in het tweede profiel en een daarin passende tand, desgevallend voorzien van afgerond buitenvlak, voorzien op het eerste profiel.

Het is echter duidelijk dat bijvoorbeeld ook de combinatie van een opstaande rand, enerzijds, en een scherp uitgevoerd vrij uiteinde, anderzijds, als gepaste scharniermiddelen kunnen worden aanzien.

De borgmiddelen kunnen bestaan uit een klikmechanisme dat in werking treedt van zodra de profielen, eventueel mits uitoefening van. enige druk, in nauw verband worden gebracht.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm wordt het doek met het eerste profiel verbonden door minstens een deel van de rand van het doek of dergelijke te voorzien van een zogenaamde halve rits of een pees of dergelijke, en deze in een daartoe voorziene kanaalvormige kamer in het eerste profiel aan te brengen.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een spansysteem voor een doek of dergelijke volgens de uitvinding beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuren 1 en 2 in doorsnede een aanspanmechanisme volgens de uitvinding weergeven, respectievelijk in ontspannen en aangespannen positie; figuur 3 in meer detail het gedeelte weergeeft zoals aangeduid met pijl F3 in figuur 1.

Figuren 1 en 2 geven een voorkeurdragend spansysteem 1 voor een doek of dergelijke 2 volgens de uitvinding weer, respectievelijk in ontspannen en in aangespannen positie.

Het spansysteem 1 omvat een eerste profiel 3 waarmee het doek 2 kan verbonden worden, en een tweede profiel 4.

Diverse tweede profielen 4 kunnen bijvoorbeeld tot een kader worden samengebouwd, desgevallend met behulp van gepaste hoekverbindingen.

Zulk kader kan dan tegen een gevel of dergelijke worden gemonteerd.

De eerste profielen 3 waarmee het doek kan verbonden worden kunnen met de tweede profielen 4 verbonden worden en wel zodanig dat het doek tegelijk wordt aangespannen zoals verder uiteengezet.

Beide profielen 3 en 4 vertonen complementaire scharniermiddelen en complementaire borgmiddelen, en het eerste profiel 3 omvat middelen ter bevestiging van het doek 2.

In deze uitvoeringvorm betreffen de complementaire scharniermiddelen, enerzijds, een tand 5 met afgeronde of deels ronde buitenwand 6 voorzien op het eerste profiel 3 en, anderzijds, een groef 7 met complementair afgeronde of deels ronde binnenwand 8 voorzien in het tweede profiel 4.

De complementaire vormgeving is voorkeurdragend. Hoewel een verschuivende scharnieras kan geduld worden, kan de centerlijn van de groef 7 en van de tand 5 als gemeenschappelijke scharnieras aanzien worden.

In de figuren 1 en 2 is de tand 5 in de groef 7 aangebracht, respectievelijk voor en na de aangespannen toestand van het doek 2.

Verder omvat het eerste profiel 3 een kanaalvormige kamer 9, in hoofdzaak afgebakend door een in doorsnede hoofdzakelijk U-vormige mantel 10 met eerste been 11 en tweede been 12.

De kanaalvormige kamer 9 is hier voorzien op een afstand van de tand 5.

Merk op dat het vrije uiteinde 13 van het eerste been 11 voorzien is van een naar het tweede been 12 gerichte eerste rand 14, hier met afgeronde buitenwand.

Tussen het vrije uiteinde 13 en de verbinding van de beide benen 11 en 12, is het eerste been 11 aan de binnenzijde van de kanaalvormige kamer 9 voorzien van een tweede rand 15.

Het tweede been 12 is aan de buitenzijde van kanaalvormige kamer 9 voorzien van een van het eerste been 11 weggerichte derde rand 16.

In de kanaalvormige kamer 9 is hier een derde profiel 17 voorzien.

Dit derde profiel 17 is voorzien van een mantel 18 welke een inwendige ruimte 19 definieert.

Merk op dat de mantel 18 voorzien is van een sleuf 20, hier over de volledige lengte van het derde profiel 17.

In de inwendige ruimte 19 is een halve rits 21 voorzien welke verbonden is met het doek of dergelijke 2, meer bepaald op bekende wijze door middel van een las.

De inwendige ruimte 19 biedt daartoe voldoende ruimte voor het aanbrengen van de rits 21, bijvoorbeeld via één van de kopse uiteinden van het derde profiel 17, terwijl de sleuf 20 een breedte vertoont welke kleiner is dan de breedte van de discrete blokjes van de rits 21 ter voorkoming van al te snelle uittreding.

Het derde profiel 17 beschikt over een geometrie en is het vervaardigd uit een materiaal dat elastisch vervormbaarheid toelaat.

Daarenboven zijn zowel de afmetingen als de geometrie van het derde profiel 17 en van de kanaalvormige kamer 9 onderling gepast afgestemd zodanig dat zowel de invoer wordt mogelijk gemaakt als de fixatie door gedeeltelijke kanteling over minder dan 180°, bij voorkeur minder dan 90° of zelf minder dan 70° tot de blokkering leidt van het derde profiel 17 in de kanaalvormige kamer 9 . De blokkering is een rechtstreeks gevolg van het feit dat de grootste doormeter van het derde profiel 17, hier de afstand tussen de sleuf 20 en het tegenover gelegen wanddeel aan de buitenzijde van het derde profiel 17, groter is dan de voorziene breedte in de kanaalvormige kamer 9.

Het derde profiel 17 kan in de kanaalvormige kamer 9 worden ingeschoven via een kopse open uiteinde van de kanaalvormige kamer 9, of in de weergegeven uitvoeringvorm ook door het derde profiel 17 over zijn volledige lengte via de toegangsopening tussen de benen 11 en 12 in de kanaalvormige kamer 9 te drukken.

In dat laatste geval wordt het derde profiel 17 met ingevoerde rits 21 bij voorkeur eerst met de sleuf 20 in de toegangsopening tussen de benen 11 en 12 gevoerd, een en ander zodanig dat de sleuf 20 in of nabij het meest verscholen deel van de kanaalvormige kamer 9 is gelegen.

Inderdaad, zoals op grotere schaal weergegeven in figuur 3, vertoont het derde profiel 17 een hoofdzakelijk rechthoekige vorm doch met afgeronde hoeken, waarbij de sleuf 20 voorzien is ter plaatse van de eerste korte zijde 22, in de figuur 3 onderaan weergegeven.

De afrondingen 23 aan de buitenzijde en aan weerszijden van de sleuf 20 zijn zodanig dat, uitgaande van de sleuf 20, bijna onmiddellijk wordt overgegaan naar een geleidelijk verbredende buitensectie tot aan de aansluiting met de hier recht uitgevoerde zij flanken 24.

Aan de andere of tweede korte zijde 25, i.e. de zijde tegenover de eerste korte zijde 22, verloopt de overgang tussen de recht uitgevoerde zij flanken 24 hier halfrond en met constante wanddikte.

In de weergegeven uitvoeringsvorm is het derde profiel 17 vervaardigd uit kunststof met elastische doch harde eigenschappen, en weerstand tegen UV, weer en wind.

De sleuf 20 vertoont een breedte van 0,8 à 1 mm wanneer het derde profiel 17 vrij en onbelast is.

De dikte van de wand van het derde profiel 17 varieert hier, meer bepaald zodanig dat de mantel nabij de sleuf 20, i.e. nabij de eerste korte zijde 22' en de afrondingen 23 een grotere dikte vertoont, bijvoorbeeld zoals hief om en bij de 2 mm, dan ter plaatse van de overige delen van de mantel, bijvoorbeeld zoals hier om en bij de 1 mm.

De globale hoogte van het derde profiel 17 bedraagt hier ongeveer 9 mm, en de globale breedte ongeveer 6 mm.

De kanaalvormige kamer 9 vertoont zoals eerder gesteld een weloverwogen en op de afmetingen en de geometrie van het derde profiel 17 afgestemde vormgeving.

In hoofdzaak impliceert dit dat de kleinste afstand tussen de benen 11 en 12 nabij de toegangsopening groter dient te zijn dan de breedte van het derde profiel 17, en dat de grootste afstand tussen de benen 11 en 12 in de kanaalvormige kamer 9 kleiner is dan de hoogte van het derde profiel 17.

Merk op dat het tweede profiel 4, naast de reeds besproken groef 7, tevens voorzien is van een eerste haak 26 en een tweede haak 27, welke beiden zowel qua geometrie, afmetingen en positionering ten opzichte van de scharnieras afgestemd zijn op de overeenstemmende parameters van de eerste rand 14 voorzien op het vrije uiteinde 13, respectievelijk van de derde rand 16 aan de buitenzijde van het tweede been 12, een en ander zodanig dat een klikverbinding kan ontstaan wanneer eerste profiel 3 en tweede profiel 4 in de positie zoals weergegeven in figuur 2 worden gebracht.

De eerste haak 26 is aan de in de figuren bovenaan gelegen zijde voorzien van een uitstekende rand 28 welke in de gesloten en geborgde positie van de profielen plaatsneemt voor de toegangsopening tussen de benen 11 en 12.

De in de figuren 1 en 2 bovenaan weergegeven delen van het tweede profiel 4 voorzien in gepaste tanden en groeven en dergelijke met het oog op de montage van profiel 4 aan een gevel of dergelijke en/of met het oog op de onderlinge samenbouw van verschillende profielen 4 tot een kader of dergelijke.

Het doek 2 verloopt zoals weergegeven in de figuren 1 en 2, van de rits 21 door de sleuf 20 van het derde profiel 17, tussen derde profiel 17 en één van de benen 11 of 12, hier en bij voorkeur tussen derde profiel 17 en het tweede been 12, langs het vrije uiteinde van het tweede been 12, over de derde rand 16 aan de buitenzijde van het tweede been 12 en langs de buitenzijde van het eerste profiel 3 naar een overliggend overeenstemmende samenbouw van eerste en tweede profiel 3 en 4 of naar een alternatieve bevestiging voor het doek 2.

De werking en het gebruik van het spansysteem 1 volgens de uitvinding is eenvoudig en als volgt.

Er wordt uitgegaan van vier tweede profielen 4 welke tot een rechthoekig kaider zijn samengebouwd, desgevallend met behulp van gepaste hoekverbindingen.

Zulk kader kan dan tegen een gevel of dergelijke worden gemonteerd, en mits gepaste herhaling kan een gevel of dergelijke worden bekleed.

Verder wordt uitgegaan van een doek of dergelijke 2, met hier rechthoekige vorm en afmetingen afgestemd ruimer bemeten dan het te bekleden oppervlak van het kader waarvan wordt uitgegaan.

De vier omtrekszijden van het doek 2 zijn voorzien van een halve rits 21.

Elke halve rits 21 wordt voorzien in een derde profiel 17 door de rits 21 via de open kopse kant in het derde profiel 17 te voeren.

De ritsen 21 met aangebracht derde profiel 17 worden in de kanaalvormige kamers 9 aangebracht door aanwenden van enige drukkracht indien nodig, waarbij de sleuven 20 telkens eerst in de kanaalvormige kamers 9 worden gevoerd, een en ander zodanig dat de sleuf 20 in of nabij het meest verscholen deel van de kanaalvormige kamer 9 is gelegen.

Het doek of dergelijke 2 wordt daarbij telkens tussen het tweede been 12 en het derde profiel 17 geleid, en verder langs het vrije uiteinde van het tweede been 12, over de derde rand 16 aan de buitenzijde van het tweede been 12 en langs de buitenzijde van het eerste profiel 3 naar een overliggend overeenstemmende samenbouw van eerste en tweede profiel 3 en 4.

De tand 5 van elk eerste profiel 3 wordt voorafgaand of in deze fase in de groef 7 van bijhorend tweede profiel 4 gepositioneerd.

Door vervolgens de overstaande eerste profielen 3 simultaan of na elkaar te verdraaien rond hun scharnieras, hier in hoofdzaak samenvallend met de centerlijn van de tand 5, wordt het doek of dergelijke 2 opgespannen dankzij de verplaatsing van de derde profielen 17 en dus van de zijranden van het doek of dergelijke 2.

Van zodra de eerste rand 14 en de derde rand 16 de overeenstemmende eerste haak 26 en tweede haak 27 raken en verder druk wordt uitgeoefend, zullen de profieldelen vervormen en zullen de voornoemde randen achter de voornóemde haken klikken.

Deze randen 14 en 16 en bijhorende haken 26 en 27 vormen dan ook borgmiddelen welke de aangespannen toestand van het doek 2 kunnen behouden, ook wanneer de uitgeoefende druk wordt weggenomen.

Merk op dat tijdens de verdraaiing van het eerste profiel 3 het doek 2 wordt aangespannen, en dat het derde profiel 17 daarbij mogelijks deels gekanteld wordt in de kanaalvormige kamer 9 welke deze kanteling eventueel deels doch beperkt toelaat en waardoor het derde profiel 17 zich vastzet in de kanaalvormige kamer 9.

Het ongewenst doordraaien en/of het uitglijden van het derde profiel 17 uit de kanaalvormige kamer 9 wordt overigens bijkomend voorkomen door de aanwezigheid van de tweede rand 15, en ook door de uitstekende rand 28 voorzien op de eerste haak 26 welke in de gesloten en geborgde positie van de profielen 3 en 4 plaatsneemt voor de toegangsopening tussen de benen 11 en 12.

Samenvattend is de werking van het aanspansyst.eem 1 gebaseerd op enkele basisprincipes welke elk apart en onafhankelijk van elkaar kunnen worden toegepast en dus elk onafhankelijk deel uitmaken van de huidige uitvinding.

Het eerste principe bestaat erin twee scharnierende profielen 3 en 4 te voorzien, waarbij het doek 2 aan één van de profielen wordt verbonden.

Onderling verdraaien van de profielen 3 en 4 brengt een verplaatsing met zich mee, en daardoor een aanspanning van het doek 2.

De aangespannen toestand van het doek 2 dient te worden geborgd en daartoe zijn de borgmiddelen voorzien.

Een bestaande eenvoudige doch losmaakbare bevestiging van een doek 2 met een profiel 3 bestaat erin de rand van het doek 2 te voorzien van een verdikte zone, bijvoorbeeld een pees of dergelijke, en deze in een kamer in het profiel 3 te voorzien.

Deel van de uitvinding bestaat erin de verdikking niet rond maar bijvoorbeeld rechthoekig met afgeronde hoeken of ovaal uit te voeren, en de verbinding van het doek 2 met de verdikking onderaan de kamer 9 te voorzien.

Zo zal de niet ronde verdikking willen verdraaien in de kamer 9 wanneer er een trekkracht wordt op uitgeoefend.

Deze verdraaiing kan slechts deels worden toegelaten door de gepaste afstemming van de geometrie van de niet ronde verdikking en de kamer 9, waardoor de verdikking zich vastzet.

De verbinding van het doek 2 met de verdikking kan worden voltrokken met behulp van de halve rits 21 en het besproken derde profiel 17.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringvormen, doch, een spansysteem voor een doek of dergelijke 2 volgens de uitvinding kan in velerlei vormen en afmetingen worden uitgevoerd, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (7)

1. Spansysteem voor een doek of dergelijke, welk spansysteem (1) minstens een eerste profiel (3) omvat waarmee het doek (2) kan verbonden worden, en een tweede profiel (4), waarbij beide profielen (3,4) voorzien zijn van complementaire scharniermiddelen en complementaire borgmiddelen, waarbij de eerste scharniermiddelen voorzien op het eerste profiel (3) op een afstand zijn voorzien van de verbindingslijn van het doek (2) met het eerste profiel (3) of waarbij, in het geval deze scharnieras zou samenvallen met de vernoemde verbindingslijn, het eerste profiel minstens voorzien is van een nok gelegen op een afstand van de scharnieras waar omheen het doek (2) kan geleid worden, een en ander zodanig dat het doek (2) wanneer het verbonden is met het eerste profiel (3) , wordt aangespannen of verplaatst door de onderlinge rotatie van de profielen (3,4) omheen de scharniermiddelen, en waarbij de bijhorende onderlinge positie van de beide profielen (3,4) met aangespannen doek (2) kan geborgd worden door de borgmiddelen welke in de aldus bekomen onderlinge positie van de profielen (3,4) kunnen samenwerken.

2. Spansysteem volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de scharniermiddelen een groef (7) omvatten, bijvoorbeeld afgerond of deels rond uitgevoerd, voorzien in het eerste of tweede profiel (4) en een daarin passende tand (5), desgevallend voorzien van afgerond of deels rond buitenvlak, voorzien op het tweede of respectievelijk eerste profiel (3) .

3. Spansysteem volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de borgmiddelen één of meer randen (14,16) omvatten voorzien op het eerste en/of tweede profiel (3,4), en één of meer complementaire haken (26,27) voorzien op het tweede profiel (4) en/of respectievelijk het eerste profiel (3) .

4. Spansysteem volgens één der conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat het spansysteem een doek of dergelijke (2) omvat dat met het eerste profiel (3) verbonden is door minstens een deel van de rand van het doek (2) te voorzien van een in doorsnede niet ronde verdikking dat tevens deel uitmaakt van het spansysteem (1), welke verdikking is voorzien in een kanaalvormige kamer (9) met toegangsopening over de volledige lengte van de kamer (9), waarbij de verbinding van het doek (2) met de verdikking in het gedeelte van de kamer (9) wordt voorzien dat verwijderd is gelegen van de toegangsopening.

5. Spansysteem volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de verdikking in doorsnede hoofdzakelijk rechthoekig is uitgevoerd, eventueel met afgeronde hoeken, of ovaal.

6. Spansysteem volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat minstens een deel van een rand van het doek voorzien is een zogenaamde halve rits (21), waarbij het spansysteem minstens een derde profiel (17) omvat voorzien van een mantel (18) welke een inwendige ruimte (19) definieert, doch welke mantel (18) voorzien is van een sleuf (20) over hoofdzakelijk de volledige lengte van het derde profiel (17), waarbij de inwendige ruimte (19) gepast is uitgevoerd zodat de halve rits (21) er kan worden ingevoerd terwijl het doek of dergelijke (2) doorheen de eerste sleuf (20) kan reiken, welke geheel van halve rits (21) en derde profiel (17) de verdikking vormen, waarbij de kanaalvormige kamer (9) voorzien op het eerste profiel (3) gepast is uitgevoerd zodat het derde profiel (17) met ingevoerde halve rits (21) en uittredend doek of dergelijke (2) erin kan worden aangebracht terwijl het doek of dergelijke (2) ook doorheen de toegangsopening over de volledige lengte van de kamer (9) kan reiken.

7. Spansysteem volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat zowel de afmetingen als de geometrie van het derde profiel (17) en van de kanaalvormige kamer (9) onderling gepast afgestemd zijn zodanig dat zowel de invoer als de fixatie door kanteling en blokkering van het derde profiel (17) in de kanaalvormige kamer (9) mogelijk wordt.