BE1020123A3 - Inrichting en werkwijze voor het onder druk injecteren van een druklichaam. - Google Patents

Abstract

De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het injecteren van een druklichaam, in het bijzonder een vijzel, onder druk, alsmede op een werkwijze voor het injecteren van een druklichaam, in het bijzonder een vijzel, onder druk met genoemde inrichting. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het onder druk verdrijven van een onder druk staand vloeibaar tijdelijk medium in een druklichaam door een permanent medium, in het bijzonder een uithardbaar medium zoals een grout. De inrichting wordt gekenmerkt door twee hydraulische cilinders die met elkaar communiceren.

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET ONDER DRUK INJECTEREN VAN EEN DRUKLICHAAM

INLEIDING

De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het onder druk injecteren van een druklichaam, in het bijzonder een vijzel. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het onder druk verdrijven van een onder druk staand vloeibaar tijdelijk medium in een druklichaam door een permanent medium, in het bijzonder een uithardbaar medium zoals een grout. De huidige uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het onder druk injecteren van een druklichaam, in het bijzonder een vijzel, met genoemde inrichting. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het onder druk verdrijven van een onder druk staand vloeibaar tijdelijk medium in een druklichaam door een permanent medium, in het bijzonder een uithardbaar medium zoals een grout.

Om de last van een bouwwerk, bijvoorbeeld een fundering, wand, vloer, tunnel, dak, kunstwerk, enz. te dragen en/of te compenseren worden één of meerdere vijzels onder genoemd bouwwerk geplaatst. De hydraulische druk in deze vijzels wordt opgebouwd met een drukverhogend gereedschap (bv. elektrische pomp of handpomp). Door eventuele zettingen van het bouwwerk kan de belasting per vijzel wijzigen waardoor de hydraulische druk in de vijzel kan stijgen of dalen. Om de zettingen van het bouwwerk te compenseren, wordt de hydraulische druk in de vijzels individueel aangepast. Na stabilisatie van de zettingen moeten de vijzels gevuld worden met een permanent medium, met voldoende drukvastheid en met een lange levensduur. Deze vulling kan een uithardende mortel, een uithardende grout of beton of een één-, twee- of meer-componentenhars of composiet zijn. Om het vloeibare (hydraulische) medium te verdrijven door een permanent, bij voorkeur uithardend product, wordt momenteel de belasting van de vijzels overgenomen en/ of gedragen door een tijdelijke of permanente steunstructuur. De vijzel wordt drukloos gemaakt, het vloeibare medium wordt afgelaten en de vijzel wordt eventueel droog geblazen met perslucht. Vervolgens wordt een permanent medium, bv. een grout, in de vijzel gepompt en vervolgens op de gewenste druk gebracht, bv. tot 150 bar.

Uit DE 3736291 A1 (Vorspann-Technik GmbH) is een inrichting bekend voor het verdrijven in een hydraulische pers, in het bijzonder een platte vijzel, van een onder druk staand medium door een mortel, omvattende een hydraulische cilinder die onderverdeeld is in twee cilinderkamers met een constant volume, waarbij de zuigers in elke cilinderkamer door een zuigerstang in lijn met elkaar verbonden zijn. Elke cilinderkamer wordt daardoor opgedeeld in een rechter en linker cilinderkamer. De linker cilinderkamer van de eerste cilinder is daarbij gevuld met mortel, en verbonden met het druklichaam via een eerste verbinding, de rechter cilinderkamer is gevuld met vloeibaar medium en verbonden met het druklichaam via een tweede verbinding. Na het op nagenoeg gelijke druk brengen van de rechter cilinderkamer en het druklichaam, wordt de zuigerstang in de tweede cilinderkamer, en aldus ook in de eerste daarmee verbonden cilinderkamer hydraulisch in beweging gezet. Hierdoor wordt de mortel vanuit de linker cilinderkamer van de eerste cilinder in het druklichaam geduwd en wordt het vloeibaar medium vanuit het druklichaam verdrongen naar de rechter cilinderkamer van de eerste cilinderkamer. Hierbij wordt het vloeibare medium nagenoeg volledig verdrongen door de mortel.

De inrichting uit de stand der techniek heeft het nadeel dat, door het doorpersen van de mortel naar de rechter cilinderkamer van de eerste cilinder de uithardende mortel vermengd wordt met het hydraulisch medium. Na het doorpersen en losmaken van de drukleidingen moet de uithardende mortel verwijderd worden uit de rechter cilinderkamer. Aangezien de zuiger tussen linker en rechter cilinderkamer van de eerste drukcilinder verbonden is met een zuigerstang aan de tweede drukcilinder, zijn stangafdichtingen en cilinderdeksels ingebouwd. Een dergelijke constructie demonteren, reinigen en terug samenbouwen moet gebeuren in een mechanische werkplaats door geschoold personeel. De zuigerstang en de stangafdichtingen zijn sterk onderhevig aan slijtage bij contact met grout of andere uithardende media. Een dergelijke inrichting heeft het nadeel dat ze niet kan ingezet worden op een bouwwerf, maar enkel als, bv. laboratoriumtoepassing. Het demonteren, reinigen en terugsamenbouwen op een bouwwerf is uitgesloten.

Verder worden in het ontwerp de zuigerstangen onvermijdelijk blootgesteld aan het permanente medium, dat vaak corrosief is en de zuigerstangen kan aantasten. Ondanks de publicatie van genoemde inrichting bestaan er op dit moment geen inrichtingen die het gestelde probleem op een praktische manier oplossen, namelijk het injecteren van druklichamen onder druk en het onder druk verdrijven van een onder druk staand vloeibaar tijdelijk medium in een druklichaam door een permanent medium.

BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft tot doel een inrichting te verschaffen voor het onder druk verdrijven van een onder druk staand vloeibaar tijdelijk medium in een druklichaam door een permanent medium, waarbij de nadelen uit de stand der techniek ten minste gedeeltelijk worden opgeheven.

Verrassenderwijze werd dit probleem opgelost door een inrichting met het kenmerk, dat genoemde inrichting twee hydraulische cilinders omvat, waarbij een eerste hydraulische cilinder ontworpen is om een permanent medium te omvatten in een eerste compartiment en een tweede hydraulische cilinder ontworpen is om een tijdelijk medium te omvatten in een eerste compartiment, waarbij genoemd eerste compartiment van genoemde eerste hydraulische cilinder omvattende het permanente medium verbonden kan worden via een drukleiding met een ingang van een druklichaam, waarbij genoemd eerste compartiment van genoemde tweede hydraulische cilinder omvattende het tijdeiijke medium verbonden kan worden via een drukleiding met de uitgang van het druklichaam, en waarbij het tweede compartiment van de eerste hydraulische cilinder via een hydraulisch medium kan communiceren met het tweede compartiment van de tweede hydraulische cilinder.

De uitvinding biedt een oplossing om een vloeistof in een druklichaam, bijvoorbeeld een vijzel of een ander recipiënt, dat onder druk gevuld werd of gevuld werd en nadien belast werd, te verdrijven, c.q. vervangen door een permanente inerte of uithardende vulling terwijl het druklichaam, in het bijzonder de vijzel of het andere recipiënt onder druk staat of belast is. Door het gecontroleerd en onder druk injecteren met een permanent uithardend medium (één of meerdere componenten) wordt het tijdelijke vloeibare medium verdreven door een permanent medium zonder de druk van het druklichaam af te laten of te verminderen, in casu zonder het druklichaam drukloos of leeg te maken.

De inrichting kan worden aangesloten op een druklichaam, in het bijzonder een vijzel, meer in het bijzonder een platte vijzel. Een vijzel is een losse enkelwerkende cilinder om lasten te heffen. Bodem en huis zijn meestal zodanig ontworpen dat de vijzel hierop kan worden neergezet. De zuigerstang heeft vaak een bolvormig uiteinde. De vijzel wordt verbonden met een eenvoudig hydraulisch systeem, vaak met slangen. Vijzels hebben een relatief korte slag ( typisch 10-100 mm) en kunnen vaak drukken tot 350-500 bar hebben. Indien de slag van een vijzel onvoldoende is, kunnen twee of meer vijzels op elkaar geplaatst worden. In onbelaste toestand wordt de plunjer meestal teruggebracht in de ingeschoven positie door de zwaartekracht of door een in- of externe veer. Platte vijzels worden aangewend om zettingen — ontstaan bij de bouw van een bouwwerk of kunstwerk - te compenseren, alsook voor de definitieve krachtenoverdracht van bestaande structuren op een bouwwerk. Een platte vijzel bestaat uit een stalen huls, waarvan de afmetingen vergroot worden door hem met een medium te injecteren. De platte vijzel heeft een zeer lage inbouwhoogte. Hij kan zeer grote krachten leveren. Een platte vijzel heeft meestal twee aansluitingen, een aanvoerbuis (ingang) en een ontluchtingsbuis (uitgang). De standaardvorm is rond, maar er bestaan ook rechthoekige of ovale vijzels Voor het op spanning brengen van de vijzels wordt, afhankelijk van de toepassing, gebruik gemaakt van water, olie, grout of een kunsthars. Als de vijzel permanent van de constructie deel uitmaakt, wordt grout of kunsthars gebruikt. De maximale werkdruk is 150 bar. Platte vijzels zijn goed gekend bij de vakman en kunnen o.a. verkregen worden bij Freyssinet. De druklichamen volgens de uitvinding, in het bijzonder platte vijzels, kunnen drukken weerstaan van 1 tot 500 bar, bij voorbeeld 150 bar, bijvoorbeeld meer dan 150 bar.

Als permanent medium kan elk medium gebruikt worden dat bekend is aan de vakman, dat verpompt kan worden en dat - na uitharden - de gevraagde belasting kan weerstaan. Voorbeelden zijn grout, mortel, betonmortel, epoxycement, twee-componentenhars, enz. Typisch wordt grout, een cementgebonden mortel, bijvoorbeeld type Pagel 1EF (Pagel GmbH, Essen, Duitsland) gebruikt. Grout is een mengsel van cement, water en omvat optioneel ook toeslagmaterialen en hulpstoffen. De hoeveelheid permanent medium, in het bijzonder grout of mortel, is enkel beperkt door de grootte van de hydraulische cilinder of de platte vijzel. Bijvoorbeeld bedraagt de hoeveelheid 28 liter mortel, maar deze hoeveelheid kan worden aangepast voor kleinere of grotere hydraulische cilinders en/of platte vijzels.

Als tijdelijk medium en/of als hydraulisch medium kan elk medium gebruikt worden dat bekend is aan de vakman als hydraulische vloeistof, zoals water, olie, hexyleenglycol, enz. Bij voorkeur wordt water of olie gebruikt. De hydraulische vloeistof kan de gebruikelijke additieven bevatten, welbekend aan de vakman.

Alhoewel het tijdelijke en permanente medium een hydraulische functie hebben, wordt met de term “hydraulisch medium” in het kader van deze aanvrage het medium aangeduid in de compartimenten die met elkaar communiceren en die geen permanent of tijdelijk medium bevatten.

De leidingen waarmee de hydraulische cilinders en het druklichaam onderling met elkaar verbonden zijn, zijn drukleidingen en uitgerust om de heersende drukken te weerstaan. Typisch zijn dergelijke drukleidingen uitgevoerd uit metaal, bijvoorbeeld staal of gewapende flexibele slangen, bestand tegen de heersende drukken.

Het verhogen van de druk in het hydraulische medium kan gebeuren door om het even welk drukverhogend toestel, hetzij manueel, elektrisch.

Alle afsluiters en regelventielen kunnen manueel, elektrisch, hydraulisch, en/of pneumatisch bediend worden.

De inrichting is praktisch bruikbaar voor een toepassing op een bouwwerf. De inrichting kan eenvoudig gemonteerd, bediend, gereinigd en terug samengebouwd worden op de werf door een bouwvakker. De inrichting kan uitgevoerd worden als een vaste of mobiele opstelling.

De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het injecteren van een druklichaam, in het bijzonder een vijzel, onder druk met de inrichting volgens de uitvinding en/of voor het onder druk verdrijven van een onder druk staand vloeibaar tijdelijk medium in een druklichaam door een permanent medium, in het bijzonder een uithardbaar medium zoals een grout, met de inrichting volgens de uitvinding, ten minste omvattende de opeenvolgende stappen van : a) het aansluiten van genoemd eerste compartiment van genoemde eerste hydraulische cilinder omvattende het permanente medium via een drukleiding met de ingang van het druklichaam ; b) het aansluiten van genoemd eerste compartiment van genoemde tweede hydraulische cilinder omvattende het tijdelijke medium via een drukleiding met de uitgang van het druklichaam ; c) het op druk brengen van de inrichting en het druklichaam zodanig dat de drukken aan de ingang en uitgang van het druklichaam in hoofdzaak gelijk zijn ; d) het doorpersen van het permanente medium met een druk groter dan de druk aan de ingang van het druklichaam ; en e) het afsluiten van de ingang en uitgang van het druklichaam .

Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op het gebruik van de inrichting volgens de uitvinding voor het onder druk injecteren van een druklichaam met een permanent medium.

Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op het gebruik van de inrichting volgens de uitvinding voor het onder druk verdrijven van een onder druk staand vloeibaar tijdelijk medium in een druklichaam door een permanent medium.

Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op het gebruik van de inrichting volgens de uitvinding voor hét compenseren van zettingen in een bouwwerk, in het bijzonder een fundering, wand, vloer, tunnel, of dak.

De uitvinding wordt nu verder toegelicht aan de hand van de figuur, zonder daartoe te worden beperkt.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, verbonden met een druklichaam, in het bijzonder een vijzel C. De vijzel C is een hydraulische of platte vijzel en heeft twee aansluitingen, met links de eerste aansluiting, de ingang 1 van de vijzel met manometer C2 en afsluitkraan C3, en rechts de tweede aansluiting, de uitgang 2 van de vijzel met afsluitkraan C4. Het vloeibare medium C1 in de vijzel C staat onder druk. Aan de ingang 1 van de vijzel is een hydraulische drukcilinder A aangesloten, gevuld met grout A1. De zuiger A2 van deze hydraulische drukcilinder kan verplaatst worden met een hydraulische medium A3, bijvoorbeeld olie, water of een andere vloeistof. De drukleiding 3, eventueel uitgerust met een extra afsluitkraan C5 verbindt de vijzel C met het compartiment A1 van de hydraulische drukcilinder A.

De leiding 4 verbindt het compartiment A3 met de drukverhogingsgroep D. In de leiding 3 is een manometer A4 en een terugslagklep A5 gemonteerd. Op de leiding 4 staat een aftakleiding 5 met een afsluiter A6 die verbinding maakt met de tank D3.

Aan de uitgang van de vijzel 2 wordt een hydraulische drukcilinder B aangesloten, gevuld met een hydraulisch medium B1 bijvoorbeeld olie, water of andere vloeistof. De zuiger B2 van deze hydraulische drukcilinder wordt verplaatst met een hydraulisch medium B3, bijvoorbeeld olie, water of andere vloeistof. Leiding 6, eventueel uitgerust met extra afsluitkraan C6 verbindt de vijzel C met het compartiment B1 van de hydraulische drukcilinder B. Een aftakleiding 7 is voorzien van afsluiter C7 en dient als monsternamepunt van de doorgeperste grout.

Leiding 8 verbindt compartiment B3 met de drukverhogingspomp D. In de leiding 8 is een manometer B4 en een terugslagklep B5 gemonteerd. Een aftakleiding 9 bevat een afsluiter B6 en sluit aan op de tank D3. In de aftakleiding 10 is een overdrukventiel B7 geplaatst en voert terug naar de tank D3. De drukverhogingsgroep D omvat een drukverhogingspomp D1, (hand, pneumatisch of elektrisch aangedreven), een overdrukventiel D2 en een vloeistoftank D3 en een driewegkraan D4.

De bevestiging en borging van de cilinderdeksels op de hydraulische drukcilinders A en B kan uitgevoerd worden met bouten of geborgd worden door één of meerdere staven welke passen in gemachineerde gaten in de cilindermantels, of de steunstructuur rond de cilindersmantels.

Aangezien er geen zuigerstangen en geen stangafdichtingen ingebouwd zijn in de inrichting volgens de uitvinding, kan de demontage, de reiniging en de samenbouw gebeuren op de werf door een opgeleide bouwvakker. Verder maakt de afwezigheid van stangafdichtingen, een fragiel onderdeel van een drukcilinder, de inrichting volgens de uitvinding tot een robuust geheel.

Volgens een voorkeursuitvoering wordt als permanent medium grout gebruikt, als tijdelijk medium water en als hydraulisch medium water of olie.

Werkinosprincipe

Aan de ingang van de vijzel C1 wordt een hydraulische drukcilinder A aangesloten, gevuld met een permanent medium, bv. grout A1. De plunjer A2 van deze drukcilinder wordt verplaatst met bv. hydraulische olie A3 of water onder druk. De zuiger A2 drukt de grout via een aangesloten leiding 3 naar de ingang van de platte vijzel C.

Aan de uitgang 2 van de vijzel C wordt een drukcilinder B aangesloten. De vloeistof B1 wordt op druk gebracht door zuiger B2 en wordt onder druk verplaatst met bv. hydraulische olie B3 of water. De zuiger B2 drukt de vloeistof B1 via een aangesloten leiding 4 naar de uitgang 2 van de platte vijzel.

Eens de drukken aan in- en uitgang van de platte vijzel gelijk gemaakt zijn, worden de afsluiters (C3, C4, C5, C6) geopend en kan het permanente medium met een heel kleine overdruk (een druk die hoger is dan de druk bij C2) doorgeperst worden in de richting van de pijlen. Deze druk wordt gegenereerd door de pomp bij D4. Het tijdelijke medium wordt verdrongen door het permanente medium en eens er een voldoende permanent medium uit de platte vijzel komt, werd het water verdreven door het permanente medium zonder de vijzel drukloos te maken.

De vijzel wordt vervolgens afgesloten en het permanente medium wordt uitgehard.

Beschrijving van de werkwijze voor een voorkeursuitvoerinqsvorm 1) Aansluiten van de inrichting

Vijzel C heeft twee aansluitingen. Links de ingang, leiding 1 met manometer C2 en gesloten afsluitkraan C3. Rechts de uitgang, leiding 2 met gesloten afsluitkraan C4. Het vloeibare medium C1, de leiding 1 en de leiding 2 staan onderdruk.

Een permanent medium, bv. grout, wordt manueel of met een pomp gevuld in de drukcilinder A1 en afgesloten met cilinderdeksels. De leiding 3 eventueel met extra bolafsluiter C5 wordt aangesloten op het cilinderdeksel van A. De leiding 3 wordt ontlucht door grout door te persen. Het doorpersen gebeurt met de drukverhogingspomp D2 ; hiervoor wordt de driewegkraan D4 naar links gezet. Leiding 3 wordt dan aangesloten op C3.

Water wordt manueel of met een pomp gevuld in de drukcilinder B1 en afgesloten met cilinderdeksels. De leiding 6, eventueel met extra bolafsluiter C6 wordt aangesloten op het cilinderdeksel van B. De leiding 6 wordt ontlucht door water door te persen. Het doorpersen gebeurt met de drukverhogingspomp D1, hiervoor wordt de driewegkraan D4 naar rechts gezet en leiding 6 wordt dan aangesloten op C4.

2) Kalibreren van drukken op ingang en uitgang van de platte vijzels.

De voorgaande handelingen werden uitgevoerd. De grout A1 wordt op druk gebracht door hydraulisch medium A3 ; hiervoor wordt de drukverhogingspomp D1 gebruikt. De druk, afgelezen op manometer A4 moet gelijk zijn aan druk afgelezen op manometer C2. Hiervoor wordt het overdrukventiel D2 opgeschroefd tot de afgelezen druk op A4 gelijk is aan druk op C2.

Het water B1 wordt op druk gebracht door medium B3 ; hiervoor wordt de drukverhogingspomp D1 gebruikt. De druk afgelezen op manometer B4 moet gelijk zijn aan de druk op manometer C2. Hiervoor wordt het overdrukventiel B7 opgeschroefd tot de gewenste druk op B4 verkregen wordt.

3) Doorpersen van qrout in platte vijzels onder druk.

De voorgaande handelingen werden uitgevoerd, de druk op C2 is gelijk aan de druk op A4 en de druk op B4. Vervolgens worden de afsluitkranen C4 en C6 geopend. Indien de druk op B4 daalt, moet deze druk verhoogt worden met medium B3 tot de druk gelijk is aan de druk op C2. Indien de druk op B4 gelijk is aan druk op C2, dan worden de afsluitkranen C3 en C5 geopend.

Vervolgens wordt de grout doorgeperst door de druk op het hydraulisch medium A3 te vergroten. De grout in A1 zal het water C1 in de platte vijzel C verdringen. Het water C1 vermengt zich met het medium in B1 en comprimeert het hydraulisch medium in B3. De druk van het hydraulisch medium in B3 wordt begrensd met een instelbaar overdrukventiel B6 . Eens de inhoud van de platte vijzel volledig verpompt is en de vloeistof vervangen/verdreven is door grout, stroomt een mengsel van grout en water in het compartiment B1.

Vervolgens worden de afsluitkranen C3 en C4 gesloten en indien geïnstalleerd, ook de afsluitkranen C5 en C6.

4) Druk aflaten van de leidingen

De voorgaande handelingen werden uitgevoerd. De druk wordt afgelaten van het medium in A3 door het gecontroleerd openen van afsluiter A6. De druk wordt afgelaten van het medium in B3 door het gecontroleerd openen van afsluiter B6. Het medium in A3 en in B3 vloeien naar de tank D3.

5) Monstername van de doorqeperste qrout.

De voorgaande handelingen werden uitgevoerd. De leiding 6 is nu drukloos en de afsluiter C7 wordt geopend. Optioneel moet het compartiment B3 gecontroleerd op druk gebracht worden om de grout uit de leiding 5 te persen.

Indien de grout een onvoldoende kwaliteit heeft kan een extra hoeveelheid grout opnieuw doorgeperst worden. Hiervoor wordt de volledige werkwijze opnieuw herhaald en wordt opnieuw aangevangen met het kalibreren van de drukken aan de in- en uitgang van de platte vijzel.

Indien de grout een voldoende goede kwaliteit heeft, is de vijzel onder druk doorgeperst en kunnen de verbindingen gedemonteerd worden.

Claims (10)

1. Inrichting voor het onder druk verdrijven van een onder druk staand vloeibaar tijdelijk medium in een druklichaam (C) door een permanent medium, met het kenmerk, dat genoemde inrichting twee hydraulische cilinders (A, B) omvat, waarbij een eerste hydraulische cilinder (A) ontworpen is om een permanent medium te omvatten in een eerste compartiment (A1) en een tweede hydraulische cilinder (B) ontworpen is om een tijdelijk medium te omvatten in een eerste compartiment (B1), waarbij genoemd eerste compartiment van genoemde eerste hydraulische cilinder omvattende het permanente medium verbonden kan worden via een drukleiding (3) met een ingang (1) van een druklichaam (C), waarbij genoemd eerste compartiment van genoemde tweede hydraulische cilinder omvattende het tijdelijke medium verbonden kan worden via een drukleiding (6) met de uitgang (2) van het druklichaam, en waarbij het tweede compartiment van de eerste hydraulische cilinder (A3) kan communiceren met het tweede compartiment van de tweede hydraulische cilinder (B3).

2. Inrichting volgens conclusie 1, verder omvattende een druklichaam.

3. Inrichting volgens elk van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het druklichaam een platte vijzel is.

4. Inrichting volgens elk van de voorgaande conclusies , met het kenmerk, dat het permanente medium gekozen wordt uit de groep van grout, mortel, betonmortel, epoxycement en twee-componentenhars.

5. Inrichting volgens elk van de voorgaande conclusies , met het kenmerk, dat het tijdelijke medium gekozen wordt uit de groep van water en olie.

6. Inrichting volgens elk van de voorgaande conclusies , met het kenmerk, dat het hydraulisch medium gekozen wordt uit de groep van water en olie.

7. Werkwijze voor het injecteren van een druklichaam onder druk met de inrichting volgens elk van de conclusies 1 tot 6 en/of voor het onder druk verdrijven van een onder druk staand vloeibaar tijdelijk medium in een druklichaam door een permanent medium met de inrichting volgens elk van de conclusies 1 tot 6, ten minste omvattende de opeenvolgende stappen van : a) het aansluiten van genoemd eerste compartiment (A1) van genoemde eerste hydraulische cilinder omvattende het permanente medium via een drukleiding (3) met de ingang (1) van het druklichaam (C); b) het aansluiten van genoemd eerste compartiment (B1) van genoemde tweede hydraulische cilinder omvattende het tijdelijke medium via een drukleiding (6) met de uitgang (2) van het druklichaam (C); c) het op druk brengen van de inrichting en het druklichaam (C) zodanig dat de drukken aan de ingang (1) en uitgang (2) van het druklichaam (C) in hoofdzaak gelijk zijn. d) het doorpersen van het permanente medium met een druk groter dan de druk aan de ingang (1) van het druklichaam (C). e) het afsluiten van de ingang (1) en uitgang (2) van het druklichaam (C).

8. Gebruik van de inrichting volgens conclusies 1 tot 6, voor het onder druk injecteren van een druklichaam met een permanent medium.

9. Gebruik van de inrichting volgens conclusies 1 tot 6, voor het onder druk verdrijven van een onder druk staand vloeibaar tijdelijk medium in een druklichaam door een permanent medium.

10. Gebruik van de inrichting volgens conclusies 1 tot 6, voor het compenseren van zettingen in een bouwwerk of kunstwerk, in het bijzonder een fundering, wand, vloer, tunnel, of dak.