BE1019311A4 - Profielsamenstel voor een daklichtelement. - Google Patents

Abstract

Profielsamenstel voor gebruik in een daklichtelement omvattende een antal op elkaar aansluitende randprofielen die bedoeld zijn om zich uit te strekken langs de omtrek van ten minste één lichtdoorlatend element en ingericht zijn om daarmee verbonden te worden, waarbij een eerste randprofiel voorzien is van een holle kamer, en een motor opgenomen is in de holle kamer, waarbij een met de motor of cilinder verbonden langwerpig steunelement door een onderzijde van het randprofiel steekt en door de motor naar buiten beweegbaar is.

Description

Profielsamenstel voor een daklichtelement

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een profielsamenstel voor gebruik in daklichtelement, zoals een dakraam of een dakkoepel. Een dergelijk profielsamenstel omvat typisch een aantal op elkaar aansluitende randprofielen die bedoeld zijn om zich uit te strekken langs de omtrek van ten minste één lichtdoorlatend element, zoals een paneel en/of een koepelelement. Deze randprofielen zijn verder ingericht om met dit ten minste één lichtdoorlatend element verbonden te worden.

Dergelijke profielsamenstellen worden gebruikt in opengaande daklichtelementen. Het is bekend om een motor in te bouwen in een opstand. Met behulp van een dergelijke in de opstand ingebouwde motor kan het profielsamenstel opgetild worden van de opstand om het daklichtelement te openen. Een dergelijke uitvoering waar de motor ingebouwd wordt in de opstand heeft het nadeel dat een uitsparing gefreesd dient te worden in de opstand, en dat in de open stand van het daklichtelement water en/of vuil terecht kan komen in de kamer waar de motor zich bevindt.

Het doel van de onderhavige uitvinding is om een profielsamenstel en daklichtsamenstel van het in de aanhef genoemde type te verschaffen dat beter bestand is tegen regen en een eenvoudige installatie en/of een vervanging van een daklichtelement mogelijk maakt.

Daartoe onderscheidt het profielsamenstel volgens de uitvinding zich daarin dat een eerste randprofiel van het aantal op elkaar aansluitende randprofielen voorzien is van een holle kamer, en dat een motor of een cilinder opgenomen is in de holle kamer. Een door de motor of de cilinder beweegbaar langwerpig steunelement steekt door een onderzijde van het randprofiel en heeft een einde dat bedoeld is om verbonden te worden met de opstand. Op ,die manier kan de motor of de cilinder het profielsamenstel met het ten minste één lichtdoorlatend element optillen vanaf de opstand door het naar buiten bewegen van het langwerpig steunelement, zodanig dat het daklichtelement geopend wordt.

De motor of cilinder wordt dus ingebouwd in een raamkader dat het ten minste één lichtdoorlatend element draagt en is bijgevolg onzichtbaar wanneer het daklichtelement open of dicht is. De motor of cilinder zit dus als het ware ondersteboven en tilt zichzelf op samen met het door de randprofielen gevormde raamkader en het ten minste één lichtdoorlatend element. De motor of cilinder kan bijvoorbeeld in het eerste randprofiel geschoven worden, alvorens de op elkaar aansluitende randprofielen met elkaar te verbinden. De motor of cilinder is op die manier niet blootgesteld aan slagregen en bijgevolg is er geen gevaar voor kortsluiting. Verder kan het profielsamenstel met het ten minste één lichtdoorlatend element volledig in de fabriek gemonteerd worden zodanig dat er geen freeswerk nodig is tijdens het plaatsen van het daklichtelement. De installatie zal dus vrij eenvoudig zijn. Ten slotte kunnen bestaande daklichtelementen eenvoudig vervangen worden door een daklichtelement met een profielsamenstel volgens de uitvinding zonder dat kap-"en/of breekwerk nodig is.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm wordt een motor, typisch een elektrische motor gebruikt en is het langwerpig steunelement een ketting, een tandlat of een spindel.

Volgens een andere mogelijke uitvoeringsvorm wordt een ciliftder, typische een pneumatische cilinder gebruikt en is het langwerpig steunelement een zuigerstang of een daarmee gekoppeld stijf element.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is het langwerpig steunelement een ketting die in één vlak buigzaam is maar in elk ander vlak stijf is. Motoren met een dergelijke ketting hebben het voordeel vrij compact en goedkoop te zijn. De motor is bij voorkeur zodanig gemonteerd in het randprofiel dat het vlak waarin de ketting enigszins buigzaam is evenwijdig is aan het randprofiel.

Volgens een verder ontwikkelde Uitvoeringsvorm heeft de holle kamer afmetingen die groter zijn dan de afmetingen van de motor. Meer in het bijzonder is het eerste randprofiel bij voorkeur zodanig ingericht dat de motor beperkt kantelbaar is ten opzichte van het eerste randprofiel. Volgens een voordelige uitvoeringsvorm heeft het eerste randprofiel een lengterichting en is de holle kamer begrensd door twee zich in de lengterichting uitstrekkende zijwanden, waarbij onderaan in de holle kamer een steunflens is voorzien die zich uitstrekt in de lengterichting, op een afstand van de zijwanden. De afstand tussen de zijwanden is bij voorkeur groter dan de breedte van de motor. Op die manier zal de motor in de gesloten stand van het daklichtelement beperkt kantelbaar zijn rond de steunflens die bij voorkeur een relatief smalle flens is. Verder heeft de holle kamer bij voorkeur een schuine bovenwand die zich uitstrekt tussen de twee zijwanden en die schuin omhoog loopt vanaf een buitenwand van het eerste randprofiel naar een binnenwand daarvan. Op die manier zal de motor tijdens de beweging van de open naar de gesloten stand kunnen kantelen ten opzichte van de bovenwand.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm is een tweede randprofiel dat bedoeld is voor plaatsing tegenover het eerste randprofiel ingericht om scharnierend verbonden te worden met de opstand. Merk echter op dat het volgens een andere uitvoeringsvorm ook mogelijk is om in verschillende randprofielen één of meer motoren of cilinders te voorzien, zodanig dat het daklichtelement volledig opgetild kan worden van de opstand.

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een profielsamenstel verschaft met vier randprofielen die elk bij de onderzijde ervan voorzien zijn van een zich in de lengterichting daarvan uitstrekkend kabelkanaal voor het opnemen van een voedingskabel, bijvoorbeeld een elektrische kabel voor het voeden van de motor, of een pneumatische kabel voor het voeden van een pneumatische cilinder. Een dergelijk kabelkanaal kan voorzien zijn van een langsopening die begrensd is door een buigzame flens. Deze buigzame flens is zodanig afgemeten dat een voedingskabel ingebracht en vastgehouden kan worden in het kabelkanaal. Op die manier zal een voedingskabel vanaf de motor of cilinder via het kabelkanaal gevoerd kunnen worden naar een tweede randprofiel dat scharnierend verbonden is met de opstand om van daaruit verbonden te worden met een voedingsbron, bijvoorbeeld het net in het geval van een elektrische kabel.

De uitvinding betreft verder een daklichtsamenstel omvattende een uitvoeringsvorm van een profielsamenstel zoals hierboven beschreven en ten minste één lichtdoorlatend element, zoals een paneel of een koepelelement.

Volgens een nog een ander aspect van de uitvinding is elk randprofiel voorzien van een steunflens voor een lichtdoorlatende plaat. Deze steunflens strekt zich bij voorkeur uit vanaf de binnenwand van het randprofiel, nog meer bij voorkeur in hoofdzaak in het verlengde van de bovenwand van het randprofiel. Een lichtdoorlatende plaat kan dan tegen de onderzijde van deze steunflens bevestigd worden. De binnenwand van een randprofiel kan verder ingericht zijn om verbonden te worden met een klemprofiel.

Op die manier kunnen één of meer lichtdoorlatende platen opgenomen worden tussen een dergelijk klemprofiel en de steunflens. Een dergelijke uitvoering heeft het voordeel dat het daklichtsamenstel, wanneer geen koepelelementen gebruikt worden, toch goed water kan afvoeren aangezien de bovenzijde van een dergelijk daklichtelement in hoofdzaak vlak zal zijn. Wanneer een dergelijk daklichtelement dan onder een lichte helling aangebracht wordt, zal water gemakkelijk afgevoerd kunnen worden.

Volgens een mogelijke variant kunnen één of meer lichtdoorlatende koepelelementen bevestigd zijn op de bovenwanden van de randprofielen. Merk op dat dergelijke lichtdoorlatende koepelelementen gebruikt kunnen worden in combinatie met lichtdoorlatende platen, maar dat deze ook zonder de lichtdoorlatende platen aangebracht kunnen worden op de randprofielen.

Een lichtdoorlatend element zoals hierboven genoemd kan een lichtdoorlatend plaatvormig element zijn of een lichtdoorlatend koepelelement. Een lichtdoorlatend element kan bijvoorbeeld vervaardigd zijn uit glas of uit kunststof. Meer bepaald kan het lichtdoorlatend element bijvoorbeeld vervaardigd zijn uit polycarbonaat, polymethylmetacrylaat, styreenacrylonitril, glasvezelversterkt polyester, polyetheentereftalaat, Polyvinylchloride, of gelijkaardig.

De onderhavige uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden van een profielsamenstel en een dakraam- en koepelsamenstel volgens de uitvinding met verwijzing naar de tekeningen in bijlage, waarin:

Figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een koepelsamenstel volgens de uitvinding is;

Figuur 2 een doorsnede toont van een uitvoeringsvorm van een koepelsamenstel volgens de uitvinding dat gemonteerd is op een opstand, in de gesloten stand van de koepel;

Figuur 2A een detailaanzicht toont van het deel A van figuur 2;

Figuur 3 een doorsnede toont van de uitvoeringsvorm van het koepelsamenstel volgens figuur 2, in de open stand van de koepel;

Figuur 3A een detailaanzicht toont van het deel A van figuur 3 ; en

Figuren 4A en 4B foto's tonen van een kettingmotor die gebruikt kan worden in een profielsamenstel volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een koepelsamenstel 1 met een lichtdoorlatend koepelelement 3 dat bevestigd is op een profielsamenstel 2 dat zich uitstrekt langs de omtrek van het lichtdoorlatend koepelelement 3. In plaats van een lichtdoorlatend koepelelement 3 kan ook een lichtdoorlatende plaat gebruikt worden zodanig dat een dakraam wordt gevormd. Verder kan een enkel- of meerwandig lichtdoorlatend koepelelement 3 gecombineerd worden met één of meer lichtdoorlatende plaatelementen, zie bijvoorbeeld de uitvoeringsvorm van figuur 2. In de in figuur 1 geïllustreerde uitvoering vormt het profielsamenstel 2 een kader dat aan één zijde scharnierend verbonden is met een opstand 4 rond een as A. Merk op dat de term opstand breed uitgelegd dient te worden als zijnde elke mogelijke steun voor het kader 2. In het kader 2 zijn één of meerdere motoren of cilinders 5 opgenomen. Elke motor of cilinder is voorzien van een door de motor beweegbaar langwerpig steunelement 6 dat door een onderzijde van het kader 2 naar buiten steekt en verbonden is met de opstand 4. Op die manier kunnen de motoren of cilinders 5 het profielsamenstel 2 met koepelelement 3 en/of lichtdoorlatende plaat optillen vanaf de opstand 4 door het uit het kader 2 naar buiten bewegen van de langwerpige steunelementen 6 die aan hun uiteinde verbonden zijn met de opstand 4.

Een meer gedetailleerde uitvoeringsvorm van een dergelijk daksamenstel zal nu beschreven worden met verwijzing naar figuren 2, 2A, 3 en 3A. Figuur 2 illustreert in doorsnede een koepelsamenstel 10 met een raamkader 20 bestaande uit vier op elkaar aangesloten randprofielen, waarvan een eerste randprofiel 21 en een tweede randprofiel 27 getoond zijn.

Het kader 20 ondersteunt enerzijds koepel 30 bestaande uit een eerste koepelwand 33 en een tweede koepelwand 34 en anderzijds een tweewandige lichtdoorlatende plaat 31, 32. Merk op dat hetzelfde kader 20 gebruikt kan worden met enkel één of meer koepelwanden, zonder de lichtdoorlatende platen 31, 32. Ook kan het kader 20 gebruikt worden met enkel één of meer lichtdoorlatende platen 31, 32 zonder de koepelelementen 33, 34. Het kader 20 wordt ondersteund op een opstand 40 en is aan één zijde 41 scharnierend verbonden met de opstand 40. Aan de andere zijde 41 is in het kader 20 een motor 5 opgenomen. De in figuren 2, 2A, 3 en 3A getoonde doorsnede is genomen ter hoogte van een in het kader 20 ingebouwde motor. Merk op dat al naargelang de afmetingen van het koepelsamenstel 10, één of meerdere motoren ingebouwd kunnen zijn in het kader 20.

Het eerste randprofiel 21 is voorzien van een holle kamer 22 waarin de motor 5 is opgenomen. Een door de motor beweegbaar langwerpig steunelement 6, hier een ketting, steekt doorheen de onderzijde van het eerste randprofiel 21 en is verbonden met de opstand 40, typisch door middel van een bevestigingsplaatje 43. De motor en het door de motor beweegbaar langwerpig element zijn hier uitgevoerd als een kettingmotor, maar de vakman zal begrijpen dat een analoge configuratie mogelijk is met een spindelmotor of een tandlatmotor of met een cilinder. De ketting 6 is typisch een ketting die buigzaam is in één vlak en verder stijf is. De ketting 6 is buigzaam in een vlak evenwijdig aan het eerste randprofiel. In de geïllustreerde uitvoering waar aan een eerste zijde 41 het raamkader 20 scharnierend bevestigd is op de opstand 40, zal het eerste randprofiel 21 aan de andere zijde 42 bij het openen van de koepel een cirkelbeweging maken. De ketting 6 die zich in het vlak van de cirkelbeweging stijf gedraagt, zal vereisen dat de motor enigszins kan kantelen in de holle kamer 22, zie figuur 3. Het eerste randprofiel 21 is immers star gemonteerd in het koepelsamenstel 10 en volgt dus de cirkelbeweging. Door de holle kamer 22 afmetingen te geven die groter zijn dan de afmetingen van de motor 5, kan de motor 5 verschillende standen innemen ten opzichte van het eerste randprofiel 21. Bij het openen van de koepel zal de motor 5 typisch minder schuin komen te staan dan het overige deel van het eerste randprofiel 21. Om deze kantelbeweging van de motor ten opzichte van het eerste randprofiel mogelijk te maken, is in de holle kamer 22, bij de onderzijde daarvan, een steunflens 23 voorzien die zich uitstrekt in de lengterichting van het eerste randprofiel 21 op een afstand van de zijwanden 24, 25 die de holle kamer 22 begrenzen. De afstand tussen de zijwanden 24, 25 is bij voorkeur enigszins groter dan de breedte van de motor 5. Tijdens het sluiten van de koepel zal de motor 5 bij het naderen van de gesloten stand contact maken met de steunflens 23 en dus enigszins kantelbaar blijven ten opzichte van het eerste randprofiel 21.

Hetzelfde geldt bij het openen van de koepel: het begin van de beweging is het kantelen op de steunflens 23, waarna de motor 5 loskomt van deze steunflens 23 en contact maakt met de bovenwand 26 die de holle kamer 22 begrenst.

Een tweede randprofiel 27 strekt zich evenwijdig uit aan het eerste randprofiel 21 en is voorzien van verbindingsmiddelen voor het scharnierend verbinden van het tweede randprofiel 27 met de opstand 40. Het eerste randprofiel 21 is typisch met het tweede randprofiel 27 verbonden via een derde en een vierde randprofiel zodanig dat een kader 20 gevormd wordt langs de omtrek van de doorlatende panelen/koepelelementen 31-34. Deze eerste, tweede, derde en vierde randprofielen zijn bij voorkeur op in hoofdzaak dezelfde manier uitgevoerd, zodanig dat deze in de hoeken eenvoudig aan elkaar gelast kunnen worden. De randprofielen zijn bij voorkeur voorzien van een kabelkanaal voor een voedingskabel, bijvoorbeeld een elektrische kabel in het geval van een motor of een persluchtkabel in het geval van een cilinder. In de geïllustreerde uitvoering is aan de onderzijde van het eerste randprofiel 21 een kabelkanaal 28 voorzien waarin langs de onderzijde daarvan voedingskabels aanbrengbaar zijn. De onderzijde van het kabelkanaal 28 is bij voorkeur uitgevoerd met een buigzame flens 29 die afgemeten heeft en ingericht is om het inbrengen en vasthouden van een voedingskabel in het kabelkanaal mogelijk te maken. Deze buigzame flens is bij voorkeur een flens uit een zacht PVC-materiaal. Op die manier kan een voedingskabel voor de elektrische motor of cilinder 5 op een handige en van buitenaf onzichtbare wijze vanaf de elektrische motor of cilinder naar de scharnierzijde 41 gebracht worden, waar de voedingskabel bijvoorbeeld doorheen de opstand 40 verbonden kan worden met het net in het geval van een elektrische motor. Aan de onderzijde van het eerste randprofiel 21 kunnen verder een aantal flexibele afdichtingslippen 51, 52, 53 zijn voorzien, welke bijvoorbeeld vervaardigd kunnen zijn uit een zacht PVC-materiaal.

Het eerste randprofiel heeft een onderwand 64, een bovenwand 63, een buitenwand 61, en een binnenwand 62. De buitenwand 61 heeft aan zijn onderzijde bij voorkeur een naar buiten afgebogen gedeelte dat zorgt voor een goede afwatering. Aan de binnenwand 62 is enerzijds een steunflens 65 voorzien die zich in hoofdzaak in het verlengde van de bovenwand 63 uitstrekt, en anderzijds groeven 66, 67 waarin een klemprofiel 68 vastgezet kan worden. Op die manier kunnen glasplaten 31, 32 met tussenvoeging van een afstandhouder 35 tussen de steunflens 65 en het klemprofiel 68 opgenomen worden. Het gebruik van een dergelijke steunflens 65 in het verlengde van de bodemwand 63 heeft met name voordelen wanneer het daksamenstel zonder de koepelelementen 33, 34 gebruikt wordt. Door het gebruik van een dergelijke steunflens zal water dat zich op de glasplaat 32 bevindt gemakkelijk afgevoerd kunnen worden wanneer het daksamenstel onder een lichte helling geplaatst wordt.

De koepelelementen 33, 34 worden bij voorkeur bevestigd op de bovenwand 63 van het eerste randprofiel 21. Verder is het buitenste koepelelement 33 bij voorkeur voorzien van een naar onder gericht schuin aflopend gedeelte 36 ter vorming van een geschikte afwatering. De koepelelementen 33, 34 kunnen op bekende wijze met behulp van bevestigingsmiddelen 37 bevestigd worden tegen de bovenwand 63.

De eerste, tweede, derde en vierde randprofielen zijn bij voorkeur op analoge wijze uitgevoerd en zijn bij voorkeur voorzien van een kamerstructuur tussen de onderwand 64, de bovenwand 63, de binnenwand 62 en de buitenwand 61 enerzijds en de holle kamer 22 anderzijds. Dit geeft de nodige stevigheid aan de randprofielen en zorgt tevens voor een goede isolatie. De koepelelementen 33, 34 kunnen bijvoorbeeld uit polymethylmetacrylaat (PMMA) of polycarbonaat of gelijkaardig vervaardigd zijn. De opstand 40 en de randprofielen 21 kunnen bijvoorbeeld vervaardigd zijn uit PVC of uit een composietmateriaal. De lichtdoorlatende paneelelement 31, 32 kunnen bijvoorbeeld een dubbele inbraakwerende HR++ veiligheidsbeglazing zijn.

Verder is in het kader 20 bij voorkeur een met de motor verbonden ontvanger voorzien voor het ontvangen van signalen van een afstandsbediening voor het bedienen van de motor. Verder kan het raamkader 20 of de opstand voorzien zijn van een batterij die gevoed wordt door één of meer zonnecellen voor het aandrijven van de motor 5. Deze zonnecellen kunnen bijvoorbeeld op het dak geplaatst zijn, en verbonden zijn met de batterij. De batterij hoeft niet in het raamkader of de opstand opgenomen en kan ook op een andere wijze zijn verwerkt in een andere structuur. Ook kunnen wind- en/of regendetectiemiddelen voorzien zijn voor het automatisch sturen van de motor teneinde de koepel bijvoorbeeld automatisch te sluiten bij hevige neerslag.

Tenslotte tonen figuren 4A en 4B een mogelijke uitvoering van een ketting motor die gebruikt kan worden in een profielsamenstel volgens de uitvinding. Het betreft een motor van het bedrijf Topp Spa met een ketting 6 die aangedreven wordt door een tandwiel 60 dat via een aantal tandwielen 61 (slechts enkele tandwielen zijn zichtbaar in de foto's) aangedreven wordt door de motor.

Het spreekt voor zich dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden en dat vele varianten en modificaties denkbaar zijn zonder het kader van de uitvinding te verlaten dat enkel bepaald wordt door de hiernavolgende conclusies. Zo is het bijvoorbeeld ook mogelijk om meerdere motoren of cilinders te voorzien in het raamkader, waarbij het raamkader volledig opgetild wordt van de opstand en niet aan één zijde scharnierend verbonden is met de opstand. Verder kunnen de motoren of cilinders aangestuurd worden om bijvoorbeeld één zijde van het raamkader meer omhoog te tillen dan een tegenoverliggende zijde om zo het raamkader in een gekantelde stand te brengen ten opzichte van de opstand, op een afstand van de opstand.

Claims (18)

1. Profielsamenstel voor gebruik in een daklichtelement, zoals een dakraam of een dakkoepel, omvattende een aantal op elkaar aansluitende randprofielen die - bedoeld zijn om zich uit te strekken langs de omtrek van ten minste één lichtdoorlatend element, zoals een plaat of een koepelelement; en - ingericht zijn om daarmee verbonden te worden, met het kenmerk, dat een eerste randprofiel van het aantal randprofielen voorzien is van een holle kamer, en dat een motor of cilinder opgenomen is in de holle kamer, waarbij een met de motor of cilinder verbonden langwerpig steunelement door een onderzijde van het randprofiel steekt en door de motor of cilinder naar buiten beweegbaar is, welk langwerpig steunelement een einde heeft dat bedoeld is om verbonden te worden met een opstand, een en ander zodanig dat de motor of cilinder het profielsamenstel met het ten minste één lichtdoorlatend element kan optillen vanaf de opstand door het naar buiten bewegen van het langwerpig steunelement voor het openen van het daklichtelement.

2. Profielsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een motor opgenomen is in de holle kamer en dat het langwerpig steunelement een ketting, een tandlat of een spindel is.

3. Profielsamenstel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een cilinder opgenomen is in de holle kamer en dat het langwerpig steunelement een zuigerstang omvat.

4. Profielsamenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk. dat de ketting in één vlak buigzaam is, en verder stijf is, waarbij de motor en de ketting zodanig gemonteerd zijn dat dit ene vlak evenwijdig is aan het eerste randprofiel.

5. Profielsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de holle kamer een motor bevat en dat de holle kamer afmetingen heeft die groter zijn dan de afmetingen van de motor.

6. Profielsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste randprofiel zodanig ingericht is dat de motor beperkt kantelbaar is ten opzichte van het eerste randprofiel.

7. Profielsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de holle kamer een motor bevat, dat het eerste randprofiel een lengterichting heeft, en dat de holle kamer begrensd is door twee zich in de lengterichting uitstrekkende zijwanden, en dat onderaan in de holle kamer een steunflens is voorzien die zich uitstrekt in de lengterichting, op een afstand van de zijwanden.

8. Profielsamenstel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de motor een onderzijde heeft die in de gesloten stand van het dakraam of de dakkoepel ondersteund is op de steunfles, één en ander zodanig dat de motor beperkt kantelbaar is ten opzichte van de zijwanden van het eerste randprofiel.

9. Profielsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste randprofiel een buitenwand en een binnenwand heeft, met het kenmerk, dat de holle kamer begrensd is door een bovenwand die schuin omhoog loopt in de richting van de buitenwand naar de binnenwand, één en ander zodanig dat de motor tijdens het openen van het dakraam of de dakkoepel enigszins kan kantelen ten opzichte van de bovenwand.

10. Profielsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een tweede randprofiel van het aantal randprofielen ingericht is om scharnierend verbonden te worden met de opstand, en dat het eerste randprofiel in hoofdzaak evenwijdig is aan het tweede randprofiel.

11. Profielsamenstel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het eerste randprofiel verbonden is met het tweede randprofiel via een derde en een vierde randprofiel, waarbij ten minste het eerste, derde en vierde randprofiel bij de onderzijde ervan voorzien zijn van een zich in de lengterichting daarvan uitstrekkend kabelkanaal voor het opnemen van een voedingskabel voor het voeden van de motor of cilinder.

12. Profielsamenstel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat elk kabelkanaal voorzien is van een langsopening welke aan ten minste een langszijde daarvan begrensd is door een buigzame flens die afgemeten is om het inbrengen en vasthouden van een voedingskabel in het kabelkanaal mogelijk te maken.

13. Daksamenstel omvattende een profielsamenstel volgens één der voorgaande conclusies en ten minste één lichtdoorlatend element.

14. Daksamenstel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat elk randprofiel een onderwand, een bovenwand, een binnenwand en een buitenwand heeft, waarbij elk randprofiel voorzien is van een steunflens voor een lichtdoorlatend element, welke steunflens zich vanaf de binnenwand uitstrekt.

15. Daklichtsamenstel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de steunflens zich in hoofdzaak in het verlengde van de bovenwand uitstrekt, waarbij een lichtdoorlatende plaat tegen de onderzijde van elke steunflens steunt.

16. Daklichtsamenstel volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat verder voor elk randprofiel een klemprofiel voorzien is dat verbindbaar is met de binnenwand van het randprofiel, waarbij tussen dit klemprofiel en de steunflens ten minste één lichtdoorlatende plaat is opgenomen.

17. Daklichtsamenstel volgens één der conclusies 13-16, met het kenmerk, dat ten minste één lichtdoorlatend koepelelement bevestigd is op de bovenwanden van de op elkaar aansluitende randprofielen.

18. Daklichtsamenstel volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het lichtdoorlatend koepelelement bij zijn omtrek voorzien is van een schuin naar onder gerichte omtreksflens die zich uitstrekt langs de buitenwand van elk randprofiel.