Titel: Methode voor het conditioneren van de atmosfeer in
een afgesloten ruimte
De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op een methode voor het conditioneren van de atmosfeer in een afgesloten ruimte. De onderhavige uitvinding is in het bijzonder van toepassing op het conditioneren van camera's, en zal daarom in het hiernavolgende specifiek voor camera's worden uitgelegd, maar nadrukkelijk wordt opgemerkt dat de uitvinding niet beperkt is tot camera's.
Voor camera's in het algemeen geldt dat zij onderdelen bezitten die gevoelig zijn voor vocht. Dit is in het bijzonder problematisch bij bewakings-camera's, die typisch geschikt moeten zijn om buitenshuis te worden opgesteld, waar zij onderhevig zijn aan de weersinvloeden. Om vochtproblemen te voorkomen, is het bekend om een camerabehuizing luchtdicht uit te voeren, en om bij het vervaardigen van de camera al het vocht uit de binnenruimte van de camera-behuizing te halen. Veelal wordt dan de lucht uit de binnenruimte gehaald en vervangen door een gedroogd gas, bijvoorbeeld stikstof, of een edelgas. Dit maakt dergelijke camera's relatief duur.
Bovendien is het erg moeilijk, en daardoor kostbaar, om daadwerkelijk al het aanwezige vocht uit een ruimte te verwijderen; het in de ruimte achterblijvende vocht kan vrijelijk zijn gang gaan, en er zijn geen voorzieningen om dat vocht alsnog af te voeren. Voorts is het een probleem dat als de camerabehuizing moet worden geopend voor reparatie of onderhoud, dat afbreuk doet aan het vocht-vrije karakter van de behuizing; om dat na de reparatie of het onderhoud te herstellen, is het nodig om de lucht uit de binnenruimte weer te vervangen door een gedroogd gas, hetgeen reparaties en onderhoud van dergelijke camera's ingewikkeld en duur maakt.
Om de problemen van het in de camera-behuizing aanwezige vocht te verminderen, is het bekend om een camerabehuizing te voorzien van middelen om de temperatuur van de camera-behuizing en het inwendige daarvan zo goed mogelijk constant te houden. Hierdoor wordt condensatie als gevolg van temperatuurschommelingen zo goed mogelijk tegengegaan. In de camera-behuizing is daartoe een elektrisch verwarmingselement aanwezig, typisch een resistief element, alsmede een ventilator. Het verwarmingselement wordt gevoed met een elektrische stroom, waardoor het element warm wordt. De ventilator zorgt voor een circulatie van de atmosfeer in de camera-behuizing, waardoor de lokaal opgewekte warmte zo goed mogelijk wordt verdeeld over de binnenruimte. Een thermische sensor, bijvoorbeeld een thermokoppel of een PTC of NTC weerstand, bepaalt de voor verwarming benodigde stroomsterkte.
Enkele nadelen van deze aanpak zijn, dat de benodigde onderdelen een kostenpost vertegenwoordigen, dat er vrij veel energie wordt verbruikt, en dat het moeilijk is om de camera te voeden met een laagspanningsvoeding.
Een doel van de onderhavige uitvinding is het elimineren of althans verminderen van de genoemde nadelen.
Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding is een camera-behuizing voorzien van een communicatie-opening, waardoorheen het inwendige van de camera kan communiceren met de buiten-atmosfeer. In die communicatie-opening is een éénweg-filter aangebracht, dat de eigenschap heeft om vochttransport (waterdamp) in één richting toe te laten en in de tegenovergestelde richting tegen te houden. Dat éénweg-filter is dan met zijn dampdoorlaatrichting van binnen naar buiten gericht. Wanneer de camera, ten gevolge van verwarming door bijvoorbeeld zonlicht, of ten gevolge van de warmte die een in de camerabehuizing geplaatste processor produceert, warmer wordt, zet het in de camera-behuizing aanwezige gas uit: de druk stijgt, en er ontstaat een naar buiten gerichte gasstroming door het éénweg-filter waarbij waterdamp naar buiten wordt getransporteerd.
Omgekeerd, wanneer de camera afkoelt, daalt de druk in het inwendige, en er ontstaat een naar binnen gerichte gasstroming door het éénweg-filter waarbij waterdamp wordt tegengehouden. Bij elke cyclus van drukstijging en drukdaling, hetgeen kan worden opgevat als het "ademen" van de camera, vindt netto transport van vocht naar buiten plaats: het inwendige van de camera wordt dus met het verloop van de tijd steeds droger.
Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin:
figuur 1 schematisch een zijaanzicht toont van een bewakingscamera. Figuur 1 toont schematisch een zijaanzicht in dwarsdoorsnede van een bewakingscamera die in zijn algemeenheid is aangeduid met het verwijzingscijfer 1. De bewakingscamera 1 heeft een behuizing 10 met een onderwand 11, een bovenwand
12, een voorwand 14 en een achterwand 15. Boven de behuizing
10 is een schermkap 13 aangebracht. In de voorwand 14 is een kijkvenster 16 aangebracht, waardoorheen licht via een lenzenstelsel 21 kan vallen op een beeldsensor 22, bij voorbeeld een CCD-sensor of dergelijke.
Aangezien beeldsensoren op zich bekend zijn, is het niet nodig hier een nadere beschrijving te geven van de constructie en werking van de sensor 22.
De bewakingscamera kan meerdere beeldsensoren hebben, en de behuizing 10 kan derhalve meerdere kijkvensters hebben. Ook kan de bewakingscamera zijn voorzien van een hulplichtbron, bijvoorbeeld voor infrarood licht, in welk geval de behuizing 10 voor een dergelijke hulplichtbron ook een venster heeft. In elk geval zal elk venster 16 steeds luchtdicht zijn bevestigd aan de behuizing 10.
In de achterwand 15 is een luchtdichte connector 31 aangebracht, waar een externe signaalleiding en/of een voedingsleiding 32 op kan worden aangesloten. De connector 31 is luchtdicht bevestigd aan de behuizing 10. Het is ook mogelijk dat een aansluitsnoer door de behuizing 10 heen reikt; in dat geval zal de doorvoer ook luchtdicht zijn uitgevoerd.
De behuizing 10 heeft voorts, bij voorkeur in de achterwand 15, een communicatie-opening 17, waarin een éénweg-filter 40 is aangebracht. Het éénweg-filter 40 heeft de eigenschap om een gasstroming daardoorheen in beide richtingen toe te laten, maar een vochttransport (waterdamp) slechts in één richting toe te laten. Voor wat betreft "gewone" gassen, zoals stikstof en zuurstof, kan het inwenige 2 van de behuizing 10 dus via de communicatieopening 17 min of meer vrij communiceren met de buitenatmosfeer 3, door het éénweg-filter 40 heen. Voor wat betreft waterdamp heeft het éénweg-filter 40 een doorlaatrichting 41 en een sperrichting 42. Het éénweg-filter 40 is zodanig gemonteerd, dat de doorlaatrichting is gericht van binnen naar buiten, en dus omgekeerd is de sperrichting gericht van buiten naar binnen.
Dergelijke éénweg-filters zijn op zich bekend, en worden ook aangeduid als moleculaire filters. Een voorbeeld van een bekend materiaal dat de beschreven eigenschap heeft, is commercieel verkrijgbaar onder de handelsnaam GoreTex; dit materiaal is met name bekend van toepassing in "ademende" kleding. Aangezien moleculaire filters op zich bekend zijn, en bekende moleculaire filters, zoals het genoemde GoreTex, bruikbaar zijn bij het implementeren van de onderhavige uitvinding, terwijl voorts de onderhavige uitvinding niet beoogt moleculaire filters te verbeteren, is het niet nodig om hier een uitgebreide beschrijving te geven van de constructie en werking van het éénweg-filter 40.
Opgemerkt wordt, dat de behuizing 10 kan zijn voorzien van meerdere communicatie-openingen met éénweg-filters.
Voorts wordt opgemerkt dat, met uitzondering van een stromingsbaan door het éénweg-filter 40 heen, de behuizing
10 geheel luchtdicht is. Een gasstroming van het inwendige 2 naar het uitwendige 3, of omgekeerd, kan dus alleen plaats vinden door het éénweg-filter 40 heen.
Het effect hiervan is, dat de camera 1 door het éénweg-filter 40 heen kan "ademen" als gevolg van thermische cycli, als volgt.
Wanneer de camera wordt beschenen door de zon, of wanneer een in de camera-behuizing geplaatste processor veel warmte produceert, zal de atmosfeer in het inwendige 2 opwarmen. Warme lucht zet uit, dus de druk in het inwendige 2 stijgt. Er ontstaat een drukverschil over de opening 17, waarbij de druk aan de zijde van het inwendige 2 hoger is dan de druk aan de buitenzijde 3, en er ontstaat een stroming door het éénweg-filter 40 heen. Indien er zich waterdamp in het inwendige 2 bevindt, kan die waterdamp althans ten dele met die stroming worden meegevoerd, omdat deze stroming is gericht volgens de doorlaatrichting 41 van het éénweg-filter 40. Hierdoor daalt dus het vochtgehalte in het inwendige 2.
Wanneer het zonlicht minder wordt, of wanneer de in de camera-behuizing geplaatste processor minder warmte produceert, zal de atmosfeer in het inwendige 2 afkoelen, zodat de druk in het inwendige 2 daalt. Er ontstaat weer een drukverschil over de opening 17, waarbij nu de druk aan de zijde van het inwendige 2 lager is dan de druk aan de buitenzijde 3. Er ontstaat weer een stroming door het éénweg-filter 40 heen, van buiten naar binnen: de behuizing
10 zuigt omgevingslucht aan. De in die omgevingslucht ongetwijfeld aanwezige waterdamp kan echter nu niet met de stroming mee de opening 17 passeren, omdat deze stroming is gericht volgens de sperrichting 42 van het éénweg-filter 40.
Door deze "adem"-cycli wordt dus steeds waterdamp naar buiten getransporteerd: het inwendige 2 van de camera 1 wordt dus met het verloop van de tijd steeds droger.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
In het bijzonder is de uitvinding niet beperkt tot toepassing bij camera-behuizingen. Er zijn diverse andere voorbeelden van situaties waar het gewenst is een atmosfeer in een afgesloten ruimte zo droog mogelijk te maken en te houden, en waar de kerngedachte van de uitvinding toepasbaar is om dat doel te bereiken. Bij wijze van voorbeeld wordt dubbele beglazing genoemd. Ramen met dubbel glas zijn natuurlijk algemeen bekend, waarbij de ruimte tussen de twee
(of meer) glasplaten een thermisch isolerende werking heeft. Ook is het algemeen bekend, dat vocht in die tussenruimte kan leiden tot diverse problemen, waaronder het probleem van condensatie op het binnenoppervlak van een glasplaat en het probleem van een verminderde isolerende werking.
Het dubbele glas wordt doorgaans, op maat gemaakt, geleverd in de vorm van een geïntegreerde eenheid die de twee (of meer) glasplaten omvat alsmede een afdichtend kader langs de randen van de glasplaten. Op de bestemming wordt die eenheid geplaatst in het betreffende kozijn. Een volgens de gedachte van de uitvinding verbeterde dubbel-glaseenheid is voorzien van één of meerdere éénrichtingsfilter-eenheden. Het "ademen" van deze dubbel-glaseenheid wordt aangedreven door de thermische dag/nacht-cycli.
Een ander voorbeeld betreft verpakkingsdozen, kisten, koffers, en dergelijke, voor het verpakken en verzenden van vocht-gevoelige voorwerpen, zoals bijvoorbeeld kostbaarheden, electronica, waardevolle papieren, etc. Ook hier geldt, dat een dergelijke verpakking luchtdicht kan zijn uitgevoerd, en kan zijn voorzien van één of meerdere éénrichtingsfilter-eenheden. Het "ademen" van deze verpakking kan worden aangedreven door thermische variaties van de omgeving.
Weer een ander voorbeeld betreft opslagdozen, kisten, koffers, kluizen en dergelijke, voor het opslaan van vochtgevoelige voorwerpen, zoals bijvoorbeeld kostbaarheden, electronica, waardevolle papieren, etc. Ook hier geldt, dat een dergelijke behuizing luchtdicht kan zijn uitgevoerd, en kan zijn voorzien van één of meerdere éénrichtingsfiltereenheden. Het "ademen" van deze behuizing kan worden aangedreven door thermische variaties van de omgeving.
Weer een ander voorbeeld betreft een verrekijker, of ander optisch instrument, dat een luchtdichte behuizing heeft met één of meerdere luchtdicht gemonteerde optische elementen, zoals lenzen. Ook hier geldt, dat een dergelijke behuizing luchtdicht kan zijn uitgevoerd, en kan zijn voorzien van één of meerdere éénrichtingsfilter-eenheden. Het "ademen" van deze behuizing kan worden aangedreven door thermische variaties van de omgeving.
Het "ademen" van de behuizing 10 door middel van thermische cycli is niet de enige manier waarop heen en weer gaande luchtstromingen door het éénwegfilter 40 tot stand kunnen worden gebracht. Het is ook mogelijk dat de luchtdruk binnen de behuizing 10 fluctueert door het variëren van een externe drukbelasting, bijvoorbeeld een mechanische druk op de behuizing, of fluctuaties in de luchtdruk van de buitenlucht.
1. Werkwijze voor het drogen van een ruimte (2), omvattende de volgende stappen:
het verschaffen van een luchtdichte omhulling (10) voor die ruimte (2);
het verschaffen van ten minste één opening (17) in die luchtdichte omhulling (10);
het verschaffen van een éénwegfilter (40) in de ten minste ene opening (17), welk éénwegfilter (40) een richtingselectieve doorlaatbaarheid heeft voor waterdamp, waarbij het éénwegfilter (40) zodanig wordt gemonteerd, dat de doorlaatbaarheid voor waterdamp in de richting (41) vanuit genoemde ruimte naar buiten (3) groter is dan de doorlaatbaarheid voor waterdamp in de tegenovergestelde richting;
het teweegbrengen van fluctuaties in het drukverschil over het éénwegfilter (40).
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de doorlaatbaarheid voor waterdamp in de richting (42) van buiten (3) naar de genoemde ruimte (2) in hoofdzaak nul is.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij drukfluctuaties in de genoemde ruimte (2) worden opgewekt.
4. Werkwijze volgens een willekeurige der voorgaande