Vloerpaneel, alsmede werkwijze, inrichting en accessoires voor het vervaardigen van zulk vloerpaneel.
Deze uitvinding heeft betrekking op een vloerpaneel, alsmede op een werkwijze, een inrichting en accessoires voor het vervaardigen van zulk vloerpaneel.
Daarbij heeft zij tevens betrekking op een aantal werkwijzen die indirect bij het vervaardigingsproces van de vloerpanelen kunnen worden aangewend, zoals etstechnieken die bijzonder geëigend zijn om persplaten te realiseren die bij de vervaardiging van vloerpanelen kunnen worden aangewend, waarbij deze etstechnieken volgens de huidige uitvinding evenwel niet beperkt zijn tot dit toepassingsgebied.
Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op vloerpanelen van het type dat aan minstens twee tegenovereenliggende randen is voorzien van koppeldelen, waarbij dit vloerpaneel een gedrukte decor, een toplaag, meer speciaal laminaatlaag op basis van kunststof en een, al dan niet uit meerdere lagen of delen samengesteld, onderliggend substraat, bevat. Voorbeelden hiervan zijn onder meer bekend uit de octrooidocumenten WO 97/47834, WO 01/96689, WO 02/058924, WO 2004/063491 en DE 20 317 527. Meer speciaal heeft zij betrekking op vloerpanelen voor het vormen van een zwevende vloerbekleding.
Het is bekend dat in de bovenzijde van zulk vloerpaneel een reliëf kan worden aangebracht door middel van indrukkingen die in de uit kunststof bestaande laminaatlaag worden aangebracht, waarbij dit doorgaans gebeurt door gebruik te maken van een met een reliëf voorziene persplaat. Zo is het bijvoorbeeld uit het WO 01/96689 bekend hoe houtstructuren, meer speciaal houtporiën, door middel van indrukkingen kunnen worden geïmiteerd, terwijl het uit het WO 02/058924 bekend is om door middel van indrukkingen ook dieper gelegen voegen in een tegeldecor te imiteren.
De huidige uitvinding heeft in het algemeen een vloerpaneel van het vooornoemde type tot doel, waarbij door de toepassing van welbepaalde technische kenmerken onder meer een bredere waaier van toepassingsmogelijkheden wordt gecreëerd en/of betere imitaties van houten of stenen vloeren of dergelijke kunnen worden gerealiseerd en/of verbeterde vloerpanelen worden verkregen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beoogt de huidige uitvinding een vloerpaneel dat technische kenmerken vertoont die toelaten om een vloer uit zogenaamd geschraapt hout (in het Engels "scraped wood") optimaler in laminaatvloerpanelen te imiteren dan dit tot op heden mogelijk is.
Hiertoe heeft de huidige uitvinding volgens een eerste aspect betrekking op een vloerpaneel, meer speciaal een laminaatvloerpaneel, dat aan minstens twee tegenovereenliggende randen is voorzien van koppeldelen, waarbij dit vloerpaneel aan zijn sierzijde een imitatie vormt van hout waaruit met een gereedschap houtgedeelten uit het oppervlak zijn verwijderd, meer speciaal een imitatie vormt van zogenaamd geschraapt hout, en waarbij dit vloerpaneel een decor dat een houtmotief weergeeft, een toplaag op basis van kunststof en een, al dan niet uit meerdere lagen of delen samengesteld, onderliggend substraat bezit, daardoor gekenmerkt dat het vloerpaneel in het oppervlak waarover het decor zich uitstrekt is voorzien van ingedrukte gedeelten die zich doorzetten tot in het voornoemde substraat,
waarbij deze ingedrukte gedeelten minstens zijn aangewend om de voornoemde verwijderde houtgedeelten te imiteren.
Door ingedrukte gedeelten aan te wenden die zich doorzetten tot in het voornoemde substraat ontstaat het voordeel dat het oppervlak ter plaatse van de ingedrukte gedeelten vrij diep komt te liggen, waardoor een betere imitatie van geschraapt hout mogelijk is.
Bij dergelijk geschraapt hout strekken de weggeschraapte gedeelten zich doorgaans over een relatief groot oppervlak uit. Wanneer de weggeschraapte gedeelten dan in een laminaatvloer worden geïmiteerd door indrukkingen in de laminaatlaag aan te brengen die zich in de diepte uitsluitend in deze laminaatlaag uitstrekken, ontstaat het nadeel dat de diepte in verhouding tot het oppervlak zeer gering is, waardoor het beoogde effect vrijwel niet waarneembaar is. Door in overeenstemming met de huidige uitvinding evenwel diepere ingedrukte gedeelten toe te passen, wordt dit nadeel geminimaliseerd.
Bovendien heeft de uitvinder tegen alle verwachtingen in vastgesteld dat de gebruikelijke substraten, en in het bijzonder MDF en HDF, toelaten dat ook vormvaste ingedrukte gedeelten tot stand kunnen worden gebracht zelfs wanneer ingedrukt wordt tot in het substraat.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het eerste aspect is het vloerpaneel verder daardoor gekenmerkt dat de ingedrukte gedeelten minstens gedeelten omvatten die als verzinkingen zijn uitgevoerd, die uit het oppervlak verwijderde houtporties imiteren.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het eerste aspect is het vloerpaneel daardoor gekenmerkt dat het langsheen minstens één rand, en bij voorkeur aan minstens twee tegenovereenliggende randen of aan vier randen, een verzonken randgebied vertoont dat minstens een afhellend randgedeelte bezit.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het eerste aspect is het vloerpaneel daardoor gekenmerkt dat het voornoemde verzonken randgebied is uitgevoerd als een ingedrukt gedeelte dat zich zoals voornoemd doorzet tot in het voornoemde substraat.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het eerste aspect is het vloerpaneel daardoor gekenmerkt dat het decor een houtmotief weergeeft en dat het houtmotief minstens één randgebied bevat waarin een visueel randeffect is geïntegreerd.
Tenslotte geniet het de voorkeur dat in een vloerpaneel volgens het eerste aspect van de uitvinding het substraat ter plaatse van de voornoemde ingedrukte gedeelten minstens op de plaatsen waar deze gedeelten het diepst ingedrukt zijn, een indrukking over een afstand van minimum 0,4 mm en beter minimum 0,5 mm vertoont.
Volgens een tweede aspect heeft de huidige uitvinding betrekking op een vloerpaneel, dat aan minstens twee tegenovereenliggende randen is voorzien van koppeldelen, waarbij dit vloerpaneel een decor, een toplaag op basis van kunststof en een, al dan niet uit meerdere lagen of delen samengesteld, onderliggend substraat, bevat, daardoor gekenmerkt dat het vloerpaneel in het oppervlak waarover het decor zich uitstrekt is voorzien van één of meer ingedrukte gedeelten die zich doorzetten tot in het voornoemde substraat, waarbij de diepte van één of meer van de ingedrukte gedeelten, met andere woorden het hoogteverschil tussen de niet ingedrukte bovenzijde van het vloerpaneel en het diepste punt van deze ingedrukte gedeelten, groter is dan de nominale dikte van de toplaag die zich boven het substraat bevindt.
Door indrukkingen van de voornoemde diepte aan te wenden, wordt verkregen dat deze indrukkingen duidelijk merkbaar zijn. Ook kunnen in de ingedrukte gedeelten zelf hoogteverschillen worden ingebouwd, hetgeen bij indrukkingen die beperkt zijn tot de dikte van de toplaag weinig of niet mogelijk is.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het tweede aspect van de uitvinding is het vloerpaneel verder daardoor gekenmerkt dat het een imitatie is van hout waaruit met een gereedschap stukken uit het oppervlak zijn verwijderd, meer speciaal een imitatie van zogenaamd geschraapt hout. Meer speciaal bevat het vloerpaneel ingedrukte gedeelten die als verzinkingen zijn uitgevoerd die uit het oppervlak verwijderde houtporties imiteren.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het tweede aspect vertoont het vloerpaneel langsheen minstens één rand, en bij voorkeur aan minstens twee tegenovereenliggende randen of aan vier randen, een verzonken randgebied dat minstens een afhellend randgedeelte bezit. Dit verzonken randgebied is bij voorkeur uitgevoerd als een ingedrukt gedeelte dat zich zoals voornoemd doorzet tot in het voornoemde substraat, waarbij de diepte van dit ingedrukte gedeelte, met andere woorden het hoogteverschil tussen de niet ingedrukte bovenzijde van het vloerpaneel en het diepste punt van dit ingedrukte gedeelte, groter is dan de nominale dikte van de toplaag die zich boven het substraat bevindt.
Ook in de vloerpanelen van het tweede aspect kan gebruik gemaakt worden van een decor dat een houtmotief weergeeft en kan dit houtmotief één of meer randgebieden vertonen waarin een visueel randeffect is geïntegreerd. Ook bij andere motieven kan een visueel randeffect in het decor worden gecreëerd.
Volgens een derde aspect van de uitvinding heeft zij betrekking op een vloerpaneel dat aan minstens twee tegenovereenliggende randen is voorzien van koppeldelen, waarbij dit vloerpaneel een decor, een toplaag, meer speciaal laminaatlaag, op basis van kunststof en een, al dan niet uit meerdere lagen of delen samengesteld, onderliggend substraat, bevat, daardoor gekenmerkt dat het vloerpaneel in het oppervlak waarover het decor zich uitstrekt is voorzien van één of meer ingedrukte gedeelten waarbij het decor zelf ter plaatse van deze ingedrukte gedeelten minstens ingedrukt is over 0,4 millimeter en beter nog over minstens 0,5 millimeter.
Door gebruik te maken van ingedrukte gedeelten waarbij het decor zelf over minstens 0,4 millimeter, respectievelijk minstens 0,5 millimeter ingedrukt wordt, ontstaat het voordeel dat het eigenlijke zichtbare oppervlak ook over deze afstand wordt ingedrukt, waardoor een goed waarneembare indrukking wordt gecreëerd.
Ook dit derde aspect is bijzonder nuttig voor het imiteren van hout waaruit met een gereedschap stukken uit het oppervlak zijn verwijderd, meer speciaal voor het imiteren van zogenaamd geschraapt hout. Hierbij worden de voornoemde ingedrukte gedeelten bij voorkeur minstens aangewend om plaatselijke verzonken gedeelten of uitsparingen in het oppervlak te imiteren.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van een vloerpaneel volgens het derde aspect van de uitvinding, zal dit langsheen minstens één rand, en bij voorkeur aan minstens twee tegenovereenliggende randen of aan vier randen, een verzonken randgebied vertonen dat minstens een afhellend randgedeelte bezit. Dit verzonken randgebied is bij voorkeur ook gerealiseerd door middel van een indrukking waarbij het decor over minstens 0,4 millimeter en beter minstens 0,5 millimeter ingedrukt is, waarmee bedoeld wordt dat minstens in het diepst gelegen punt van het verzonken randgebied zulke indrukking verwezenlijkt is.
Verder kan een vloerpaneel volgens het derde aspect van de uitvinding ook met een decor worden voorzien dat een houtmotief of ander motief weergeeft, waarbij dit motief een randgebied vertoont waarin visueel randeffect is geïntegreerd.
Volgens een vierde aspect heeft de huidige uitvinding betrekking op een vloerpaneel, dat aan minstens twee tegenovereenliggende randen is voorzien van koppeldelen, waarbij dit vloerpaneel een decor, een toplaag op basis van kunststof en een al dan niet uit meerdere lagen of delen samengestelde onderliggend substraat, bevat, daardoor gekenmerkt dat het vloerpaneel aan één of meer randen een naar de betreffende rand afhellend randgedeelte vertoont dat zich over het oppervlak van het voornoemd decor uitstrekt en dat door middel van een ingedrukt gedeelte is gevormd. De aanwending van een afhellend randgedeelte dat zich over het oppervlak van het decor uitstrekt en dat door middel van een ingedrukt gedeelte is verwezenlijkt biedt verschillende voordelen.
Door middel van zulk afhellend randgedeelte wordt onder meer verkregen dat de vloerpanelen in gekoppelde toestand niet onmiddellijk met hun vlakke bovenzijde tegen elkaar aansluiten, waardoor, wanneer twee naast elkaar gelegen vloerpanelen iets onder hoek staan ten opzichte van elkaar, ingevolge een oneffen ondergrond, dit minder opvalt. Doordat het afhellend randgedeelte zich over het oppervlak van het decor zelf uitstrekt, kan dit eenvoudig worden verwezenlijkt tijdens het persen van de platen waaruit de vloerpanelen worden gevormd. Het gebruik van het afhellend randgedeelte biedt ook het voordeel dat een eventueel reliëf dat in de bovenzijde van het vloerpaneel is aangebracht min of meer gelijkmatig naar de randen toe kan uitlopen.
Opgemerkt wordt dat het vierde aspect van de uitvinding in verschillende soorten vloerpanelen kan worden toegepast. Het is evenwel vooral nuttig bij de imitatie van hout waaruit met een gereedschap stukken uit het oppervlak zijn verwijderd, meer speciaal de imitatie van zogenaamd geschraapt hout.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van een vloerpaneel dat volgens het vierde aspect van de uitvinding is uitgevoerd, zal dit worden voorzien van een decor dat een houtmotief of ander motief weergeeft en zal in dit motief zelf minstens één randgebied worden afgebeeld waarin een visueel randeffect is geïntegreerd.
Volgens een vijfde aspect voorziet de uitvinding in een vloerpaneel dat aan minstens twee tegenovereenliggende randen is voorzien van koppeldelen, waarbij dit vloerpaneel een decor, een toplaag of laminaatlaag op basis van kunststof en een al dan niet uit meerdere lagen of delen samengestelde onderliggend substraat, bevat, daardoor gekenmerkt dat het vloerpaneel aan één of meer randen een randgebied vertoont dat minstens bestaat uit een afhellend randgedeelte dat zich over het oppervlak van het voornoemde decor uitstrekt, alsook uit een gedeelte, hierna tweede gedeelte genoemd, dat zich tussen de rand van het vloerpaneel en het afhellend randgedeelte bevindt.
Het gebruik van het voornoemde tweede gedeelte biedt het voordeel dat bij tolerantieverschillen die optreden bij het vormen van de aan de rand van het vloerpaneel aanwezige koppeldelen, eventuele hoogteverschillen aan de bovenrand worden uitgesloten of worden geminimaliseerd, zodat bij het koppelen van twee vloerpanelen steeds gegarandeerd kan worden dat deze op nagenoeg dezelfde hoogte tegen elkaar aansluiten.
Om dezelfde reden zal dit tweede gedeelte in de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm dan ook parallel of hoofdzakelijk parallel aan het hoofdvlak van het vloerpaneel worden uitgevoerd, met andere woorden bij normaal gebruik horizontaal of hoofdzakelijk horizontaal zijn.
Het is duidelijk dat het vijfde aspect van de uitvinding ook weer bij verschillende soorten vloerpanelen kan worden aangewend. Een bijzonder nuttige toepassing is evenwel weer bij vloerpanelen die hout imiteren waaruit met een gereedschap stukken uit het oppervlak zijn verwijderd, meer speciaal vloerpanelen die zogenaamd geschraapt hout imiteren. Deze vloerpanelen verkrijgen immers juist hun typisch uitzicht door gebruik te maken van een afhellend randgedeelte. Door toepassing van het voornoemde tweede gedeelte, tussen dit afhellend randgedeelte en de bovenrand van het vloerpaneel, worden aldus de voornoemde nadelen van eventuele hoogteverschillen uitgesloten.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van een vloerpaneel volgens dit vijfde aspect, wordt dit vloerpaneel van een decor voorzien dat een houtmotief of ander motief weergeeft, waarbij in dit motief ook minstens één visueel randeffect wordt geïntegreerd.
Volgens een zesde aspect heeft de uitvinding betrekking op een vloerpaneel, dat aan minstens twee tegenovereenliggende randen is voorzien van koppeldelen, waarbij dit vloerpaneel een decor, een top- of laminaatlaag op basis van kunststof en een al dan niet uit meerdere lagen of delen samengesteld onderliggend substraat, bevat en waarbij het decor een houtmotief weergeeft, daardoor gekenmerkt dat het decor in het houtmotief een randgedeelte bevat waarin een visueel randeffect is geïntegreerd en dat het visueel randeffect is gecombineerd met een werkelijk afhellend gedeelte aan de betreffende rand. Door een combinatie te maken van een werkelijk afhellend gedeelte met een visueel randeffect, wordt verkregen dat een degelijke afscherming aan een vloerpaneel kan worden geïmiteerd.
Door alleen een visueel randeffect weer te geven, bijvoorbeeld door middel van een in het decor gedrukte schaduw, ontstaat immers een zeer onnatuurlijk effect. Door uitsluitend gebruik te maken van een afhellend randgedeelte ontstaat wel een reëel effect, doch is dit reëel effect doorgaans aan beperkingen qua diepte gebonden. Door nu volgens het zesde aspect een combinatie van beide te maken kan zoals voornoemd een degelijke imitatie tot stand worden gebracht.
Het spreekt vanzelf dat dit zesde aspect in verschillende uitvoeringsvormen van vloerpanelen kan worden toegepast. Een bijzondere toepassing is evenwel weer een vloerpaneel dat een imitatie vormt van hout waaruit met een gereedschap stukken uit het oppervlak zijn verwijderd, meer speciaal een imitatie vormt van zogenaamd geschraapt hout.
Opgemerkt wordt dat het afhellend gedeelte bij voorkeur door middel van een indrukking is gerealiseerd, alhoewel andere technieken niet uitgesloten zijn om zulk afhellend gedeelte te vormen.
Volgens een zevende aspect heeft de uitvinding betrekking op een vloerpaneel, dat aan minstens twee tegenovereenliggende randen is voorzien van koppeldelen, waarbij dit vloerpaneel een decor, een toplaag op basis van kunststof en een, al dan niet uit meerdere lagen of delen samengesteld, onderliggend substraat, bevat, daardoor gekenmerkt dat het vloerpaneel in het oppervlak waarover het decor zich uitstrekt is voorzien van minstens twee soorten gedeelten die door indrukking zijn verwezenlijkt, enerzijds, één of meer ingedrukte gedeelten die zich doorzetten tot in het voornoemde substraat en, anderzijds, indrukkingen die zich hoofdzakelijk plaatselijk in de toplaag uitstrekken. Door de voornoemde twee soorten gedeelten te verwezenlijken wordt een technisch middel geboden waarmee een waaier van nieuwe mogelijkheden voor het vormen van oppervlakken van vloerpanelen ontstaat.
Hierdoor ontstaat ook het voordeel dat verschillende reliëfvormen op een zeer uitgesproken wijze in éénzelde oppervlak kunnen worden geïntegreerd, waarbij een eerste reliëf door middel van de voornoemde ingedrukte gedeelten die zich doorzetten tot in het substraat wordt gevormd en een tweede reliëf door middel van de voornoemde indrukkingen die zich hoofdzakelijk plaaatselijk in de toplaag uitstrekken wordt gevormd.
Opgemerkt wordt dat de voornoemde indrukkingen ook minstens gedeeltelijk in de toplaag ter plaatse van de ingedrukte gedeelten kunnen worden gerealiseerd, met andere woorden dat twee reliëfvormen kunnen worden gerealiseerd die elkaar overlappen.
Om een duidelijk waarneembaar onderscheid te maken tussen de voornoemde ingedrukte gedeelten en de voornoemde indrukkingen, geniet het de voorkeur dat het substraat ter plaatse van de ingedrukte gedeelten minstens 0,4 millimeter en beter minstens 0,5 millimeter is ingedrukt.
Opgemerkt wordt dat de kenmerken van de voornoemde aspecten, in zoverre zij niet tegenstrijdig zijn, naar willekeur kunnen worden gecombineerd in eenzelfde vloerpaneel.
Daarnaast kunnen in de vloerpanelen van de voornoemde aspecten van de uitvinding nog één of meer voorkeurdragende kenmerken worden geïntegreerd. Deze kenmerken worden hierna meer in detail beschreven en kunnen in eenieder van de voornoemde vloerpanelen worden toegepast.
Het voornoemde substraat bestaat bij voorkeur uit een product op basis van hout en beter nog uit houtvezelplaat, in het bijzonder MDF of HDF. De uitvinder heeft vastgesteld dat dit soort materiaal onder meer zeer geëigend is om ingedrukte gedeelten te realiseren waarbij de indrukking dieper worden uitgevoerd dan alleen maar in de laminaatlaag die zich op het substraat bevindt.
Bij voorkeur bestaat de volledige kern van de plaat uit MDF/HDF, doch het is niet uitgesloten om gebruik te maken van een samengestelde kern, waarbij direct onder de laminaatlaag een laag uit MDF/HDF aanwezig is, terwijl daaronder nog andere lagen worden toegepast al dan niet uit andere materialen.
Volgens een belangrijk voorkeurdragend aspect is het vloerpaneel daardoor gekenmerkt dat in wezen de volledige kern van het vloerpaneel bestaat uit een plaat MDF/HDF die de functie van het voornoemde substraat vervult; dat de ingedrukte gedeelten die zich tot in deze kern uitstrekken zodanig zijn uitgevoerd dat de onderzijde van de voornoemde plaat onvervormd blijft; en dat de ingedrukte gedeelten slechts plaatselijk zijn, zodat de plaat globaal, dus op de plaatsen waar geen indrukkingen zijn, weinig of niet gecompacteerd is, meer speciaal de mogelijke compactering gemeten naast de ingedrukte gedeelten kleiner is dan 1%.
Bij voorkeur bestaat het voornoemd decor uit een bedrukte drager, meer speciaal bedrukt papier.
In een praktische uitvoeringsvorm wordt voor de laminaatlaag zogenaamd DPL (Direct Pressure Laminate) aangewend, bij voorkeur van het type dat uit twee lagen is gevormd, namelijk een beharste en bedrukte drager en een zogenaamde overlay. In verband hiermede wordt opgemerkt dat de uitvinder tegen alle verwachtingen in heeft vastgesteld dat zelfs dunne laminaatlagen, zoals DPL, kunnen ingedrukt worden tot op dieptes groter dan de dikte van de laminaatlaag zelf.
Bij voorkeur is de dikte van de toplaag of laminaatlaag kleiner dan 0,2 millimeter.
Meer speciaal zal gebruik worden gemaakt van een laminaatlaag, die op zich uit één of meer materiaallagen kan samengesteld zijn, en die is uitgevoerd op basis van een thermohardend hars, meer speciaal een melaminehars.
Opgemerkt wordt dat in de plaats van gebruik te maken van een op een drager, zoals papier, gedrukte decor, ook andere technieken mogelijk zijn om zulke gedrukte decor in een vloerpaneel volgens de uitvinding te integreren. Zo bijvoorbeeld is het niet uitgesloten om het decor op het substraat te drukken, hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van de tussenkomst van een primer, dichtingslaag of dergelijke. Daarover kan dan een transparante toplaag worden aangebracht waarna het vloerpaneel van gedrukte gedeelten en/of indrukkingen en/of afhellende gedeelten wordt voorzien.
Bij voorkeur zijn de voornoemde ingedrukte gedeelten het resultaat van een persbewerking door middel van een persplaat en vertonen zij aan hun randen continue overgangen die vrij zijn van stapsgewijze overgangen die traditioneel ontstaan bij toepassing van een persplaat die door middel van meerdere etsbeurten is verwezenlijkt. Door dit specifiek type van stapsgewijze overgangen uit te sluiten, of the minimaliseren, en alleen continue overgangen toe te passen, met uitzondering wanneer stapvormige overgangen expliciet gewenst zijn, ontstaat het voordeel dat gelijkmatig afhellende gedeelten, bijvoorbeeld randgedeelten kunnen worden gerealiseerd, die enerzijds realistischer zijn, doch anderzijds ook minder onderhevig zijn aan slijtage in tegenstelling tot trapsgewijs uitgevoerde oppervlakken.
Bij voorkeur zijn de ingedrukte gedeelten het resultaat van een persbewerking door middel van een persplaat waarvan de uitstekende gedeelten die de voornoemde ingedrukte gedeelten moeten vormen het resultaat zijn van een bewerking van de persplaat met een verspanend gereedschap, meer speciaal met een frees. Dit heeft als voordeel dat de typische nadelen van gebruikelijke etsprocessen kunnen worden uitgesloten.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm bevat het vloerpaneel naast de voornoemde ingedrukte gedeelten tevens indrukkingen die hoofdzakelijk kleiner zijn dan de voornoemde ingedrukte gedeelten, waarbij deze indrukkingen bij voorkeur wel het resultaat zijn van uitstulpingen die in de voornoemde persplaat zijn verwezenlijkt als gevolg van een etstechniek.
De uitvinding is vooral bedoeld voor "ingedrukte gedeelten" van een grotere omvang en dus bijvoorbeeld niet voor indrukkingen voor het realiseren van imitaties van houtporiën. Bij voorkeur handelt het dan ook om ingedrukte gedeelten die zich minstens over een oppervlak uitstrekken dat groter is dan 0,5 X 0,5 cm.
Bij voorkeur bedraagt de diepte van één of meer van de voornoemde ingedrukte gedeelten en/of van de verzonken randgebieden, met andere woorden het hoogteverschil tussen de niet ingedrukte bovenzijde van het vloerpaneel en het diepste punt van deze ingedrukte gedeelten, respectievelijk het hoogteverschil tussen de bovenzijde van het vloerpaneel en het diepste punt van het verzonken randgebied, minder dan 1,5 millimeter. Hierdoor ontstaat het voordeel dat de kans dat de toplaag en in het bij zonder het decor bij het indrukken wordt beschadigd, nagenoeg onbestaande is.
Anderzijds geniet het wel de voorkeur dat de voornoemde diepte minstens 0,4 millimeter en beter minstens 0,5 millimeter bedraagt. Dit hoeft uiteraard niet voor alle ingedrukte gedeelten te zijn.
In het geval dat het vloerpaneel indrukkingen bezit die zogenaamd geschraapt hout imiteren, zijn onder deze indrukkingen bij voorkeur minstens indrukkingen aanwezig die zich in de vorm van langsgerichte banen uitstrekken. Ook kunnen indrukkingen aanwezig zijn die zich in dwarsrichting uitstrekken.
In een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een vloerpaneel dat geschraapt hout imiteert, zullen de te imiteren verwijderde houtporties zowel geïmiteerd worden in de afbeelding van het decor als door middel van werkelijk aangebrachte ingedrukte gedeelten en zullen deze ingedrukte gedeelten in overeenstemming met het decor aan de bovenzijde van het vloerpaneel worden aangebracht.
In het geval dat het vloerpaneel zowel ingedrukte gedeelten bezit die verzinkingen vormen die zogenaamd geschraapt hout imiteren als afhellende randgedeelten bezit, geniet het de voorkeur dat de ingedrukte gedeelten die als verzinkingen zijn uitgevoerd zowel in het bovenoppervlak van het vloerpaneel als in de randgedeelten ervan aanwezig zijn.
In het geval dat het vloerpaneel is voorzien van voornoemd afhellend randgedeelte, strekt dit afhellend randgedeelte zich, gezien volgens een doorsnede dwars op de betreffende rand, uit over een afstand van bij voorkeur minstens 3 millimeter en beter nog minstens 5 millimeter, doch bij voorkeur minder dan 15 millimeter.
Verder zal zulk afhellend randgedeelte bij voorkeur een helling vertonen die kleiner is dan 10 graden en beter nog kleiner is dan 5 graden.
In het geval dat het voornoemde vloerpaneel is voorzien van een verzonken randgebied met een afhellend randgedeelte, bevindt zich tussen het afhellend randgedeelte en de bovenrand van het vloerpaneel eventueel een tweede gedeelte dat minder hellend en bij voorkeur hoofdzakelijk vlak is.
Zulk tweede gedeelte dat zich tussen de bovenrand en het afhellend gedeelte uitstrekt is bij voorkeur parallel of hoofdzakelijk parallel aan het hoofdvlak van het vloerpaneel. Dit tweede gedeelte is facultatief.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm worden het verzonken randgebied, en meer speciaal het afhellend gedeelte, enerzijds, en het zich eronder bevindende motief van het decor anderzijds, in overeenstemming met elkaar uitgevoerd. Hiermede wordt bedoeld dat bijvoorbeeld bij een weergave van geschraapt hout, waarbij bij echt hout het motief wij zigt doordat aan de rand een schuine wegsnijding bestaat, dit ook in het gedrukt decor wordt weergegeven.
In het geval dat gebruik wordt gemaakt van afhellende randgedeelten, worden deze bij voorkeur aan minstens twee tegenovereenliggende randen toegepast. In het geval van een langwerpig vloerpaneel zijn die bij voorkeur de langsgerichte randen. Het is evenwel duidelijk dat zulk afhellend gedeelte en/of verzonken randgebied ook aan de vier randen van een vloerpaneel kan worden toegepast.
In het geval dat zoals voornoemd een visueel randeffect wordt toegepast, kan dit op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Twee belangrijke mogelijkheden hiervan worden hierna beschreven.
Volgens een eerste mogelijkheid bestaat het visueel randeffect minstens daarin dat in het randgebied kops doorgesneden hout in het decor is afgebeeld, dat het effect imiteert alsof een afschuining doorheen het hout is gerealiseerd. Doordat het kops doorgesneden hout in het decor zelf is weergegeven, hoeft uitsluitend een geschikt decor te worden ontworpen en hoeven geen afzonderlijke bekledingen op de betreffende plaatsen te worden aangebracht. Het is duidelijk dat zulk visueel randeffect bij een imitatie van planken aan de korte zijden van deze planken zal worden weergegeven.
Opgemerkt wordt dat ook alleen al door de imitatie van kops doorgesneden hout een optisch diepte-effect wordt gegenereerd
Volgens een tweede mogelijkheid bestaat het voornoemde visueel randeffect minstens erin dat in het randgebied een schaduweffect in het decor is afgebeeld. Hierbij strekt het schaduweffect zich over het decor, bijvoorbeeld het houtmotief, zelf uit en is dit zodanig uitgevoerd dat deze schaduw het effect van een afhellende rand creëert. Praktisch gezien zal de daarbij aangewende schaduw dan ook relatief breed zijn en bij voorkeur minstens een breedte van 0,5 cm vertonen.
In het geval van rechthoekige, hetzij vierkante, hetzij langwerpige vloerpanelen zal dan bij voorkeur één rand van minstens één paar tegenovereenliggende randen van zulk schaduweffect voorzien zijn, terwijl de tegenoverliggende rand geen schaduw of een minder uitgesproken schaduw vertoont.
Ook kan dergelijk schaduweffect in de plaats van aan één paar randen, aan beide paren randen worden toegepast, waarbij beide paren van tegenovereenliggende randen dan één rand vertonen met zulke schaduw, terwijl de andere rand van ieder paar geen schaduw of een minder uitgesproken schaduw vertoont.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het visueel randeffect gecombineerd met een werkelijk afhellend gedeelte aan de betreffende rand, bij voorkeur een afhellend ingedrukt gedeelte dat zoals vernoemd is uitgevoerd.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm wordt niet alleen een schaduweffect in één of meer van de randgebieden weergegeven, doch bijvoorbeeld ook in het centraal daartussen gelegen gebied. In het geval van een imitatie van geschraapt hout kan een schaduw aan de randen van de ingedrukte gedeelten worden afgebeeld.
Opgemerkt wordt dat de schaduw voor het creëeren van voornoemd schaduweffect eventueel op een graduele wijze kan weergegeven zijn.
In het geval dat het decor een houtmotief weergeeft, kunnen in de bovenzijde indrukkingen worden aangebracht die houtporiën imiteren. In dat geval geniet het de voorkeur dat de indrukkingen die de houtporiën imiteren in overeenstemming zijn met het houtmotief, met andere woorden dat hiertoe een zogenaamde op zichzelf bekende "registered embossed" techniek wordt toegepast.
Volgens de huidige uitvinding worden de indrukkingen die de houtporiën imiteren bij voorkeur ook in de voornoemde ingedrukte gedeelten, en meer speciaal in de afhellende gedeelten en/of de gedeelten die bedoeld zijn "verwijderde houtgedeelten" te imiteren, aangebracht.
De diepte van de indrukkingen die de houtporiën imiteren is bij voorkeur kleiner dan de dikte van de voornoemde kunststoflaag.
In het geval dat het decor een houtmotief vertoont, kan het vloerpaneel zodanig zijn uitgevoerd dat eenzelfde houtmotief zich over het volledig paneel uitstrekt zodanig dat één vloerpaneel een weergave vormt van één eendelige houten plank. Dit is vooral voordelig in het geval van vloerpanelen die bedoeld zijn om zogenaamd geschraapt hout te imiteren.
Volgens nog een bijzondere uitvoeringsvorm wordt, in het geval dat gewerkt wordt met een gedrukt decor bestaande uit geïmpregneerd papier, gebruik gemaakt van extra rekbaar papier, waardoor dit zich beter kan aanpassen aan de vervormingen die optreden bij het realiseren van de ingedrukte gedeelten.
Verder heeft de uitvinding volgens een bijzonder aspect ook betrekking op een bijzondere werkwijze voor het realiseren van vloerpanelen, die onder meer zeer geëigend is voor het verwezenlijken van de hiervoor beschreven vloerpanelen. Volgens dit aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel, waarbij dit vloerpaneel van het type is dat minstens een substraat bevat, alsmede een decor, en een toplaag op basis van kunststof, daardoor gekenmerkt dat deze werkwijze minstens volgende stappen omvat:
- het aanmaken van een persplaat, waarbij deze persplaat aan haar oppervlak wordt voorzien van een reliëf, hierna eerste reliëf genoemd, dat minstens door middel van een verspanende bewerking met een mechanisch werktuig aan het oppervlak wordt gerealiseerd;
het vormen van het voornoemde vloerpaneel, waarbij de voornoemde persplaat wordt aangewend om, door middel van het voornoemde eerste reliëf, ingedrukte gedeelten in de sierzijde van het vloerpaneel, en meer speciaal in de sierzijde van een plaat waaruit vervolgens dergelijke vloerpanelen worden gevormd, te vormen.
Door gebruik te maken van een persplaat die zoals voornoemd is gerealiseerd door middel van een verspanende bewerking met een mechanisch werktuig kunnen op een efficiënte wijze relatief grote reliëfverschillen worden gerealiseerd, terwijl bovendien continue overgangen mogelijk zijn, hetgeen bij het realiseren van grote reliëfverschillen uitsluitend door etsen niet mogelijk is, daar dan trapvormige overgangen ontstaan.
In een bijzondere uitvoeringsvorm wordt de persplaat van een afzonderlijk gerealiseerd tweede reliëf voorzien, bij voorkeur nadat het eerste reliëf is gerealiseerd. Dit biedt het voordeel dat twee reliëfvormen op elkaar kunnen worden gesuperponeerd. Het tweede reliëf is hierbij bij voorkeur fijner dan het eerste reliëf.
Bij voorkeur is het tweede reliëf verkregen door een bewerking anders dan een verspanende bewerking met een mechanisch werktuig.
In het geval dat de hiervoor beschreven werkwijze wordt aangewend om de hiervoor beschreven vloerpanelen te vervaardigen, is het duidelijk dat de voornoemde "ingedrukte gedeelten" in hoofdzaak door middel van het voornoemde eerste reliëf van de persplaat worden gerealiseerd, terwijl bijvoorbeeld de "indrukkingen" voor het realiseren van de poriënstructuur of dergelijke door middel van het tweede reliëf worden gerealiseerd.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het eerste reliëf in de persplaat gerealiseerd door middel van een freesproces, meer speciaal een digitaal aangestuurd freesproces.
Bij voorkeur wordt het tweede reliëf, althans wanneer een tweede reliëf wordt aangewend, door middel van etsen gerealiseerd. Hiertoe kunnen volgens de huidige uitvinding eventueel een aantal bijzondere etstechnieken worden toegepast, die bijzonder voordelig zijn om te verkrijgen dat een goede etsing kan worden gerealiseerd niettegenstaande dat het te etsen oppervlak ingevolge het eerste reliëf reeds oneffenheden, die vrij groot kunnen zijn, vertoont. Ook betreft het hierbij etstechnieken waarbij in één keer grotere delen van een persplaat, en bij voorkeur de volledige persplaat, van een afschermende substantie kunnen worden voorzien, zulks op een accurate wijze.
Volgens een eerste bijzondere mogelijkheid wordt een etstechniek toegepast die minstens bestaat uit het aanbrengen van een door middel van straling, meer speciaal door middel van licht, zoals UV-licht, uithardbare substantie, bij voorkeur in de vorm van een gel , over het oppervlak van de te etsen persplaat, waarbij deze substantie zich doorlopend over de ingedrukte en niet ingedrukte gedeelten uitstrekt; het over deze substantie aanbrengen van een film die voorzien is van een bedrukking met gedeelten die ondoorlaatbaar zijn voor de voornoemde straling, waarbij deze film gedwongen wordt oneffenheden in de substantie te volgen, bij voorkeur door de film tegen de substantie aan te trekken met behulp van vacuümtrekken; het laten inwerken van straling zodanig dat de gedeelten van de voornoemde substantie die voor de straling bereikbaar zijn, worden uitgehard;
het verwijderen van de voornoemde film; het verwijderen van de niet uitgeharde gedeelten van de voornoemde substantie; en het etsen van de persplaat, waarbij dan hoofdzakelijk materiaal uit de persplaat wordt weggeëtst op de plaatsen waar geen materiaal van de voornoemde substantie aanwezig is. De voornoemde film kan op een digitale wijze worden gerealiseerd, bij voorkeur door middel van een bedrukking met behulp van een digitaal aangestuurde printer.
Volgens een tweede bijzondere mogelijkheid wordt systematisch, direct of indirect, op de persplaat een afschermend motief opgebouwd bij voorkeur door middel van een zich ten opzichte van de persplaat verplaatsend apparaat of onderdeel van een apparaat dat digitaal aangestuurd wordt.
Volgens een eerste uitvoeringsvorm van deze tweede mogelijkheid wordt een etstechniek toegepast die minstens bestaat uit het aanbrengen van een door middel van straling, meer speciaal door middel van licht, zoals UV-licht, uithardbare substantie, bij voorkeur in de vorm van een gel, over het oppervlak van de te etsen persplaat; het systematisch en in de vorm van een motief op deze substantie deponeren van een afschermend product zodanig dat bepaalde zones ondoorlaatbaar worden voor de voornoemde straling; het laten inwerken van straling zodanig dat de gedeelten van de voornoemde substantie die voor de straling bereikbaar zijn, worden uitgehard; het verwijderen van de niet uitgeharde gedeelten van de voornoemde substantie;
en het etsen van de persplaat, waarbij dan hoofdzakelijk materiaal uit de persplaat wordt weggeëtst op de plaatsen waar geen materiaal van de voornoemde substantie aanwezig is. Bij voorkeur wordt het voornoemde motief op de substantie aangebracht door middel van een digitaal aangestuurde printer, waarvan de printeenheid over de substantie verplaatst wordt. Een voordeel hiervan is dat het motief zeer nauwkeurig kan worden aangebracht.
Volgens een tweede uitvoeringsvorm van de tweede mogelijkheid wordt een etstechniek toegepast die minstens bestaat uit het op de persplaat door middel van een digitaal aangestuurd aanbrengapparaat volgens een motief aanbrengen van een afschermende substantie, zodanig dat bepaalde zones van de persplaat worden afgedekt; het laten inwerken van een etsmiddel op de persplaat zodanig dat hoofdzakelijk materiaal uit de persplaat wordt weggeëtst op de plaatsen waar geen materiaal van de voornoemde substantie aanwezig is; en het reinigen van de persplaat. Het aanbrengapparaat kan een printer, bijvoorbeeld inktjet printer, zijn, die dan in de plaats van de gebruikelijke inkt een afschermende substantie voor etsmiddelen op de persplaat spuit volgens het gewenste motief. Het is duidelijk dat deze substantie zuurbestendig moet zijn.
Het kan een substantie zijn die uit zichzelf uithard of die aan een bestraling moet onderworpen worden alvorens uit te harden, zoals bestraling met warmte, UV-licht of dergelijke.
Volgens een derde uitvoeringsvorm van de tweede mogelijkheid wordt een etstechniek toegepast die minstens bestaat uit het aanbrengen van een door middel van straling, meer speciaal door middel van licht, zoals UV-licht, uithardbare substantie, bij voorkeur in de vorm van een gel, over het oppervlak van de te etsen persplaat; het door middel van een aangestuurde, bij voorkeur digitaal aangestuurde, stralingsbron selektief laten inwerken van straling zodanig dat bepaalde gedeelten van de voornoemde substantie worden uitgehard; het verwijderen van de niet uitgeharde gedeelten van de voornoemde substantie; en het etsen van de persplaat, waarbij dan hoofdzakelijk materiaal uit de persplaat wordt weggeëtst op de plaatsen waar geen materiaal van de voornoemde substantie aanwezig is.
Ook op deze wijze kan en nauwkeurig afschermingspatroon worden gerealiseerd, niettegenstaande het feit dat de persplaat reeds een oneffen oppervlak ingevolge het eerste reliëf vertoont.
In de uitvoeringsvormen van de voornoemde tweede mogelijkheid geniet het de voorkeur dat gebruik wordt gemaakt van hulpmiddelen die over het oppervlak van de persplaat bewegen en die zich direct of indirect aanpassen in functie van de positie van het oppervlak ten opzichte van deze hulpmiddelen. Volgens een mogelijkheid kan de aanpassing gebeuren door middel van een focusinstelling. Volgens een andere mogelijkheid gebeurt dit door een afstandsinstelling ten opzichte van de persplaat.
Het voorgaande betekent bijvoorbeeld dat bij de voornoemde eerste uitvoeringsvorm de hulpmiddelen bestaan uit een printer, waarbij de printer bijvoorbeeld een printerkop heeft waarvan de printfocus en/of de afstand tot de persplaat wijzigbaar is. Bij de voornoemde tweede uitvoeringsvorm kan het aanbrengapparaat voor het aanbrengen van een afschermende substantie instelbaar zijn. Bij de derde uitvoeringsvorm kan de stralingsbron voor het bestralen van een op een persplaat aangebrachte uithardbare substantie instelbaar zijn.
Volgens een andere mogelijkheid dan etsen, wordt het tweede reliëf door middel van een aangestuurd, bij voorkeur digitaal aangestuurd, materiaalwegnemend proces verwezenlijkt, bijvoorbeeld door middel van vonkerosie, en meer speciaal door middel van zogenaamd vonkfrezen. Ook een gewoon freesproces met bijvoorbeeld fijnere frezen dan deze waarmee het eerste reliëf kan vervaardigd worden, is niet uitgesloten.
Voor het vormen van het eerste reliëf kan ook een andere techniek dan een verspanende bewerking door middel van een mechanisch werktuig wordt toegepast, evenwel anders dan etsen. Zo bijvoorbeeld kan de persplaat op zich aan een persbewerking worden onderworpen om het oppervlak van de persplaat een gewenst reliëf te verlenen.
Voor de persplaat wordt in het algemeen een zogenaamd blek aangewend dat aan zijn achterzijde hoofdzakelijk vlak gelaten is.
Volgens een bijzondere werkwijze van de uitvinding worden de vloerpanelen, en meer speciaal de platen waaruit de vloerpanelen gevormd worden, verwezenlijkt door middel van minstens twee perscycli in plaats van slechts één perscyclus. Hiertoe heeft de uitvinding ook betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel, waarbij dit vloerpaneel van het type is dat minstens een substraat bevat, alsmede een decor, en een toplaag op basis van kunststof, daardoor gekenmerkt dat de vloerpanelen, of althans de platen waaruit de vloerpanelen worden vervaardigd, in minstens twee persbehandelingen van een uiteindelijk reliëf worden voorzien, namelijk een eerste persbehandeling waarbij een reliëf in het oppervlak van de vloerpanelen of platen wordt gerealiseerd dat hoofdzakelijk bestaat uit indrukkingen die zich in wezen uitsluitend in de toplaag uit kunststof uitstrekken,
en een tweede persbehandeling waarbij vervolgens ingedrukte gedeelten in de vloerpanelen of platen worden gerealiseerd die zich doorzetten tot in het voornoemde substraat.
In het geval dat deze werkwijze wordt aangewend voor het vervaardigen van vloerpanelen van het DPL-type, zal bij voorkeur tijdens de eerste persbehandeling de toplaag op het substraat worden geperst.
Bij voorkeur worden de vloerpanelen, meer speciaal de platen waaruit de vloerpanelen worden vervaardigd, warm toegevoerd aan de tweede persbehandeling, hetzij doordat zij nog warm zijn uit de eerste persbehandeling, hetzij doordat zij terug opgewarmd worden. Ook kan met een al dan niet verwarmde pers in de tweede perscyclus worden gewerkt.
Het is duidelijk deze werkwijze zowel kan ingezet worden om de hiervoor beschreven vloerpanelen, als andere vloerpanelen te realiseren. De uitvinding heeft ook betrekking op werkwijzen voor het vervaardigen van een persplaat voor het persen van laminaatplaten of dergelijke, waarbij de hiervoor beschreven technieken worden aangewend, ongeacht of deze persplaat al dan niet voor het vervaardigen van vloerpanelen wordt aangewend. Verder heeft zij ook betrekking op de aldus verkregen persplaten.
Andere kenmerken volgen uit de gedetailleerde beschrijving en de conclusies.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
figuur 1 schematisch en in perspectief een vloerpaneel volgens de uitvinding weergeeft; figuren 2 en 3 op een grotere schaal doorsneden weergeven respectievelijk volgens lijnen II-II en IIIIII in figuur 1; figuur 4 schematisch en op sterk vergrotende schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 3 met F4 is aangeduid; figuur 5 op een grotere schaal en in perspectief het gedeelte weergeeft dat in figuur 2 met F5 is aangeduid; figuren 6 en 7 op een grotere schaal de gedeelten weergeven die in figuur 5 met F6 en F7 zijn aangeduid; figuur 8 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn VIII-VIII in figuur 5;
figuur 9 schematisch en in perspectief een variante weergeeft van een vloerpaneel volgens de uitvinding; figuren 10 en 11 op een grotere schaal doorsneden weergeven volgens lijnen X-X en XI-XI in figuur 9; figuur 12 voor het gedeelte dat in figuur 10 met F12 is aangeduid een variante weergeeft; figuren 13 en 14 schematisch twee stappen weergeven uit een werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel volgens de uitvinding; figuur 15 schematisch en in doorsnede een zicht weergeeft van twee gekoppelde vloerpanelen volgens de uitvinding; figuur 16 een zicht weergeeft gelijkaardig aan dat van figuur 15, doch voor een variante; figuren 17 tot 24 schematisch meerdere werkwijzen weergeven voor het realiseren van accessoires voor het vervaardigen van vloerpanelen volgens de uitvinding, meer speciaal voor het vervaardigen van een persplaat;
figuren 25 tot 27 schematisch drie stappen weergeven uit een alternatieve werkwijze volgens de huidige uitvinding.
Zoals weergegeven in figuur 1 heeft de uitvinding betrekking op een vloerpaneel 1 van het type dat bedoeld is voor het vormen van een zwevende vloerbedekking.
Dit vloerpaneel 1 is aan minstens twee tegenovereenliggende randen 2-3 en beter nog, zoals weergegeven in de figuren 2 en 3, aan beide paren van tegenovereenliggende randen 2-3 en 4-5 voorzien van koppeldelen 6-7 en 8-9 waarmee meerdere van dergelijke vloerpanelen 1 aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Deze koppeldelen 6-7 en/of 8-9 zijn zoals weergegeven bij voorkeur van het type dat in gekoppelde toestand van de vloerpanelen 1 een vergrendeling in verticale en horizontale richting bewerkstelligt.
Zoals weergegeven in figuur 4 bevat het vloerpaneel 1 minstens een decor 10 en een toplaag 11, ook laminaatlaag genoemd, op basis van kunststof 12, alsmede een onderliggend substraat 13.
In het weergegeven voorbeeld is de toplaag 11 uitgevoerd als een DPL-laminaat dat, zoals meer in detail, doch evenwel op schematische wijze, in figuur 4 is weergegeven, gevormd is uit twee op elkaar en op het onderliggend substraat 13 verperste lagen, namelijk een eerste laag 14, in het algemeen decorlaag genoemd, die bestaat uit een met kunststof 12, meer speciaal hars, geïmpregneerde drager 15, bijvoorbeeld een drager uit papier, waarop het decor 10 in de vorm van een bedrukking is aangebracht, en een tweede laag 16 die bestaat uit een met kunststof 12, meer speciaal hars, geïmpregneerde drager 17, die meestal ook uit papier bestaat. De tweede laag 16 vormt hierbij een zogenaamde overlay, die zoals bekend bij het verpersen transparant wordt zodat het decor 10 zichtbaar wordt.
In deze overlay kunnen op bekende wijze materialen opgenomen zijn die de slijtvastheid van de uiteindelijke toplaag 11 verhogen.
In de figuren 2-3 en 5 tot 8 is de toplaag 11 eenvoudigheidshalve als slechts één laag getekend die bovendien verhoudingsgewijs overdreven dik weergegeven is. In werkelijkheid zal deze toplaag bij voorkeur een dikte vertonen die kleiner is dan 0,2 millimeter.
Het onderliggende substraat 13 vormt in de weergegeven uitvoeringsvorm ook de eigenlijke kern van het vloerpaneel 1. Het is evenwel niet uitgesloten dat een onderliggend substraat wordt aangewend dat op zich op een eigenlijke kern bevestigd is of dat een bovenlaag van een samengestelde kern vormt. Het substraat 13 bestaat bij voorkeur uit een product op basis van hout, bij voorkeur houtvezelplaat en in de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm MDF of HDF.
De toplaag 11, inclusief het decor 10, bevinden zich bij voorkeur rechtstreeks op het substraat 13, alhoewel de aanwending van andere tussenlagen niet uitgesloten is, zoals bijvoorbeeld geluidsdempende lagen of lagen met een ander doel.
Ook is het duidelijk dat de toplaag 11 meer of minder lagen dan hiervoor beschreven kan bevatten. Zo bijvoorbeeld kan de toplaag in het geval deze van het DPL-type is worden voorzien van één of meer extra overlays en/of een additionele decorlaag en/of een zogenaamde underlay, zijnde een extra in hars gedrenkte drager die onder de voornoemde decorlaag 14 wordt aangebracht.
Alhoewel de uitvinding vooral bedoeld is te worden aangewend bij laminaatvloerpanelen van het DPL-type is het niet uitgesloten haar ook aan te wenden bij andere soorten laminaatvloerpanelen, bijvoorbeeld van het HPL-type (High Pressure Laminate), waarbij de toplaag dan meestal wel dikker dan 0,2 mm zal zijn.
De uitvinding is ook vooral bedoeld voor uitvoeringen waarbij de kunststof 12 van de toplaag hoofdzakelijk bestaat uit thermohardend hars, meer speciaal melaminehars.
Het voorgaande sluit echter niet uit dat de toplaag ook uit een andere kunststof kan bestaan en op een andere wijze op het oppervlak is aangebracht dan op de wijzen die gebruikelijk bij DPL en HPL worden aangewend. Zo bijvoorbeeld kan de kunststof bestaan uit een vloeibaar opgebrachte substantie die uitgehard wordt, zoals een transparante lak, vernis of dergelijke. Ook kan het decor 10 bestaan uit een rechtstreeks op het substraat gedrukte substantie, bij voorkeur in de vorm van een met inkt gedrukt motief, bijvoorbeeld een houtmotief, waaronder eventueel één of meer grondlagen, bijvoorbeeld verfprimers zijn aangebracht.
Zoals in de figuren 1 tot 8 is weergegeven, vormt het vloerpaneel 1 in overeenstemming met het eerste aspect van de uitvinding een imitatie van hout waaruit met een gereedschap houtgedeelten uit het oppervlak zijn verwijderd, meer speciaal een imitatie van zogenaamd geschraapt hout. Hierbij bezit dit vloerpaneel 1 een decor 10 dat een houtmotief 18 weergeeft en is het vloerpaneel 1 in het oppervlak waarover het decor 10 zich uitstrekt, voorzien van ingedrukte gedeelten 19-20 die zich doorzetten tot in het voornoemde substraat 13, waarbij deze ingedrukte gedeelten 19-20 minstens zijn aangewend om de voornoemde verwijderde houtgedeelten te imiteren.
In het weergegeven voorbeeld zijn twee soorten van dergelijke ingedrukte gedeelten, respectievelijk 19-20, weergegeven. Enerzijds betreft het de gedeelten 19, die als verzinkingen zijn uitgevoerd, die uit het oppervlak verwijderde houtporties imiteren en anderzijds betreft het de gedeelten 20 die een dieper gelegen randgebied 21 vormen dat minstens een afhellend randgedeelte 22 omvat. In beide gevallen zetten de ingedrukte gedeelten 19-20 zich door tot in het substraat 13, waarmee bedoeld wordt dat ter plaatse van deze ingedrukte gedeelten
19-20 ook een plaatselijke indrukking van het substraat, en bij voorkeur dus van de MDF of HDF, zich voordoet.
Opgemerkt wordt dat het bij de ingedrukte gedeelten 19 handelt om gedeelten die bij voorkeur voor het merendeel een wezenlijk oppervlak bestrijken, en dat het niet handelt om kleine indrukkingen, zoals indrukkingen voor het imiteren van houtporiën. Het betreft hierbij wezenlijke gedeelten die zich bij voorkeur over een oppervlak uitstrekken dat groter is dan 0,5 X 0,5 cm.
Alhoewel in het weergegeven voorbeeld zowel de ingedrukte gedeelten 19 die plaatselijke verzinkingen voorstellen als de ingedrukte gedeelten 20 die dieper gelegen randgebieden 21 met een afhellend gedeelte 22 voorstellen in overeenstemming met het eerste aspect van de uitvinding zijn uitgevoerd, is het niet uitgesloten dat slechts één van beide soorten ingedrukte gedeelten 19 of 20 wordt toegepast, of zelfs andere soorten van ingedrukte gedeelten worden toegepast, zoals bijvoorbeeld ingedrukte gedeelten die een voeg in het midden van het vloerpaneel imiteren, bijvoorbeeld wanneer één paneel twee of meer planken imiteert.
Ook is het volgens het eerste aspect niet uitgesloten om bepaalde van de voornoemde ingedrukte gedeelten 19 en/of 20 door een zodanig diepe indrukking te realiseren dat zij zich doorzetten tot in het substraat, en daardoor zoals hiervoor uiteengezet aan het eerste aspect beantwoorden, terwijl bepaalde andere ingedrukte gedeelten door minder diep uitgevoerde indrukkingen verwezenlijkt zijn, bijvoorbeeld alleen door middel van een indrukking in de toplaag 11. Zo bijvoorbeeld zouden de ingedrukte gedeelten 19 tot in het substraat kunnen worden uitgevoerd, terwijl de ingedrukte gedeelten 20 uitsluitend door een vervorming, meer speciaal plaatselijke samendrukking, in de toplaag 11 zijn verwezenlijkt, of vice versa.
Volgens het eerste aspect van de uitvinding zal de indrukking van het substraat zelf, die in de figuren 4, 6 en 7 met Dl is aangeduid, bij voorkeur minstens 0,4 en beter minstens 0,5 millimeter bedragen. Bij voorkeur is de indrukking Dl wel kleiner dan 1,5 millimeter.
De in de figuren 1 tot 8 weergegeven uitvoeringsvorm is eveneens conform het tweede aspect van de uitvinding uitgevoerd. Hiertoe is de diepte D2 van de ingedrukte gedeelten 19-20, met andere woorden het hoogteverschil tussen de niet ingedrukte bovenzijde 23 van het vloerpaneel 1 en het diepste punt 24 van een betreffend ingedrukt gedeelte 19 of
20, groter dan de nominale dikte D3 van de toplaag 11, meer speciaal laminaatlaag, die zich boven het substraat 13 bevindt. Bij voorkeur geldt dit zowel voor de indrukkingen 19 die plaatselijk verwijderde houtporties weergeven als voor de indrukkingen 20 waarmee de dieper gelegen randgebieden 21 zijn gevormd. Dit sluit niet uit dat dit tweede aspect voor slechts één van beide soorten van ingedrukte gedeelten 19 of
20 kan worden toegepast.
Bij voorkeur zal het vloerpaneel ook conform het derde aspect worden uitgevoerd. Hiertoe zal het decor 10 zelf ter plaatse van de voornoemde ingedrukte gedeelten 19 en/of 20 minstens ingedrukt zijn over 0,4 millimeter en beter nog minstens 0,5 millimeter. Dit betekent dat in de voorstelling van figuur 4 de afstand D4 dan minstens 0,4, respectievelijk minstens 0,5 millimeter bedraagt.
Het is duidelijk dat de weergegeven uitvoeringsvorm van figuren 1 tot 8 eveneens een voorbeeld vormt van het voornoemde vierde aspect van de uitvinding. Het vloerpaneel vertoont immers aan één of meer randen, in dit geval alle vier randen 2-3-4-5, een telkens naar de betreffende rand afhellend randgedeelte 22 dat zich over het oppervlak van het voornoemde decor 10 uitstrekt en dat door middel van een ingedrukt gedeelte 20 is gevormd, met andere woorden door een gedeelte dat door middel van een indrukkingstechniek is verkregen, en dus niet door het verwijderen van materiaal.
Verder vormt de in figuren 1 tot 8 weergegeven uitvoeringsvorm tenslotte ook nog een voorbeeld van het vij fde aspect van de uitvinding. Hiertoe vertoont het vloerpaneel 1 zoals voornoemd aan één of meer randen, in dit geval alle randen 2-3-4-5, een dieper gelegen of verzonken randgebied 21 dat zich over het oppervlak van het voornoemde decor 10 uitstrekt en dat door middel van indrukking van de toplaag 11 en eventuele onderliggende lagen, zoals het substraat 13, is gevormd, waarbij dit randgebied 21 bestaat uit een afhellend randgedeelte 22, alsook een zich tussen de betreffende rand van het vloerpaneel 1 en het afhellend randgedeelte 22 uitstrekkend gedeelte 25 dat vlak is of gemiddeld gezien minder helt dan het voornoemde afhellend randgedeelte 22.
Opgemerkt wordt dat een dergelijk gedeelte 25 volgens alle andere aspecten louter facultatief is en het afhellend randgedeelte 22 ook rechtstreeks bij de rand kan ophouden. Ook kan het randgedeelte 22 in alle betreffende uitvoeringsvormen in plaats van in de vorm van een hellend vlak uitgevoerd te zijn ook een hellend doch gekromd verloop vertonen.
Verder zijn in de figuren 1 tot 8 ook nog een aantal voorkeurdragende uitvoeringsdetails weergegeven. Deze details, welke hierna worden beschreven, zijn niet specifiek gebonden aan welbepaalde aspecten van de uitvinding en kunnen dan ook willekeurig in combinatie met ieder van de voornoemde aspecten worden toegepast.
Figuren 1, 2 en 5 geven weer dat bij het imiteren van geschraapt hout of dergelijke onder de ingedrukte gedeelten 19 zich bij voorkeur gedeelten bevinden die zich in de vorm van langsgerichte banen uitstrekken, welke afzonderlijk nogmaals met referentie 19A zijn aangeduid. Figuur 5 geeft ook weer dat bij het imiteren van geschraapt hout ook plaatselijke, eerder dwarsgerichte ingedrukte gedeelten 19 kunnen worden toegepast, afzonderlijk nogmaals aangeduid met 19B-19C.
Tevens toont figuur 5 aan dat de ingedrukte gedeelten 19 op zich zowel aan het normale bovenoppervlak als in de verzonken randgebieden 21 aanwezig kunnen zijn. Zoals weergegeven met het gedeelte 19C kan zulk ingedrukt gedeelte zelfs overgaan van het eigenlijke bovenoppervlak in het afhellend randgedeelte 22, hetgeen in detail in figuur 8 is afgebeeld.
De in figuren 6 en 7 aangeduide afstanden D2 bedragen bij voorkeur minstens 0,4 en beter minstens 0,5 mm. Daarentegen zijn zij bij voorkeur ook wel kleiner dan 1,5 millimeter, althans toch minstens wanneer DPL wordt aangewend.
Zoals aangeduid in figuur 6 strekt het afhellend randgedeelte
22 zich, gezien volgens een doorsnede dwars op de betreffende rand, bij voorkeur uit over een afstand D5 van minstens 3 mm en beter nog minstens 5 mm, doch bij voorkeur minder dan 15mm.
De grootste hoek dat het gedeelte 22 met het vlak van het vloerpaneel 1 maakt is bij voorkeur kleiner dan 10 graden en beter nog kleiner dan 5 graden.
Het zich tussen de betreffende rand van het vloerpaneel 1 en het afhellend randgedeelte 22 uitstrekkend gedeelte 25 is bij voorkeur hoofdzakelijk vlak of volledig vlak en strekt zich zoals weergegeven bij voorkeur parallel aan het hoofdvlak van het vloerpaneel 1 uit. Dit gedeelte 25 is optioneel.
De afstand D6 is bij voorkeur kleiner dan 1/3 van de afstand D5. Verder is D6 bij voorkeur hoe dan ook kleiner dan 2 millimeter.
Het gedeelte 25 strekt zich gezien in langsrichting en ter plaatse van de bovenrand 26 van het vloerpaneel 1, parallel aan het vlak van het vloerpaneel 1 uit, zodanig dat aan elkaar gekoppelde vloerpanelen 1 aan hun bovenranden in wezen steeds over hun volledige lengte op dezelfde hoogte tegen elkaar aansluiten.
Opgemerkt wordt dat de vorm en/of hoek van zulk afhellend gedeelte 22, gezien in doorsnede, zich kan wijzigen in functie van de langsrichting van de betreffende rand, waarbij bij voorkeur minstens de locatie waar het eigenlijke bovenvlak of de eigenlijke bovenzijde 23 van het vloerpaneel 1 overgaat in het afhellend gedeelte 22 zijdelings varieert in functie van de langsrichting. Hiermede wordt bedoeld dat zoals aangeduid in figuur 5 de overgang tussen het afhellend gedeelte 22 en het eigenlijke bovenvlak 23 zich niet volgens een rechte lijn
<EMI ID=1.1>
variërende, bij voorkeur onregelmatig gekromde lijn L2.
In de figuren zijn de dieper gelegen of verzonken randgebieden
21, en meer speciaal de afhellende randgedeelten 22 aan alle vier randen 2-3-4-5 toegepast. Het is duidelijk dat dit ook aan slechts twee tegenovereenliggende randen zou kunnen, welke in het geval van langwerpige vloerpanelen 1 dan bij voorkeur de langsranden zijn.
Figuren 9 tot 11 geven een uitvoeringsvorm weer waarin het zesde aspect van de uitvinding is toegepast, met andere woorden waarbij aan één of meer van randen 2 tot 5 één of meer visuele randeffecten gecombineerd zijn met een werkelijk afhellend randgedeelte 22.
Zoals weergegeven kan hiertoe een schaduweffect 27 in het decor 10 worden afgebeeld, waarbij de afgebeelde schaduw zich ter plaatse van een randgebied over het eveneens door het decor 10 weergegeven houtmotief 18 uitstrekt.
Bij voorkeur is de schaduw zodanig dat hij het effect van een afhellende rand benadrukt.
De schaduw strekt zich bij voorkeur over een breedte B van minstens 0,5 cm uit. Ook loopt hij bij voorkeur door over het vlakke gedeelte 25.
In het geval dat het vloerpaneel 1 rechthoekig, dus vierkant of langwerpig, is, geniet het de voorkeur dat beide paren van tegenovereenliggende randen 2-3 en 4-5 ieder één rand, respectievelijk 2 en 5, vertonen met zulke schaduw, terwijl de andere rand, respectievelijk 3 en 4, van ieder paar geen schaduw of een minder uitgesproken schaduw vertoont.
De schaduw kan gradueel verlopen, bijvoorbeeld zodanig dat hij donkerder wordt naarmate het oppervlak van het bijhorende ingedrukte gedeelte 20 dieper ligt.
In het algemeen wordt opgemerkt dat zulke schaduw ook kan worden toegepast in ingedrukte gedeelten 19 die weggenomen houtgedeelten imiteren, bijvoorbeeld bij imitatie van geschraapt hout, waarbij dan bijvoorbeeld een schaduw aan de randen van ingedrukte gedeelten kan worden afgebeeld in het decor 10.
Een andere mogelijkheid van een visueel randeffect volgens de uitvinding is weergegeven in figuur 11 en bestaat erin dat, in het geval dat het decor 10 een houtmotief 18 weergeeft, in de betreffende randgebied een afbeelding 28 in het decor 10 is weergegeven van kops doorgesneden hout, dit ter plaatse van een werkelijk afhellend randgedeelte 22.
Zoals weergegeven kunnen beide vormen van visueel randeffect met elkaar worden gecombineerd.
Ook is het duidelijk dat de hiervoor beschreven visuele randeffecten in vloerpanelen volgens het eerste tot het vijfde aspect kunnen worden geïntegreerd. Hierbij hoeft dit al dan niet in combinatie te zijn met een afhellend randgedeelte 22. De visuele effecten kunnen bijvoorbeeld ook op een vlakke bovenzijde worden toegepast.
De aanwending van een afbeelding 28 van kops doorgesneden hout, afgebeeld in het decor 10 zelf, uiteraard bij een houtmotief 18, vormt op zich ook een onafhankelijk uitvindingsaspect. Een voordeel dat hierbij bereikt wordt is dat op een niet storende wijze in het decor zelf een visueel diepte-effect wordt gecreëerd.
Zoals afgebeeld in de figuren 5 tot 8 en 10-11, zijn in de bovenzijde van het vloerpaneel 1 tevens indrukkingen 29 aangebracht die houtporiën imiteren, die bij voorkeur in overeenstemming zijn met het houtmotief 18, hetgeen op zich bekend is als "registered embossed".
De indrukkingen 29 die de houtporiën imiteren kunnen zoals weergegeven zowel in de vlakke bovenzijde als in de voornoemde ingedrukte gedeelten, en meer speciaal in de randgebieden 20 en/of de gedeelten 19 die bedoeld zijn plaatselijk verwijderde houtgedeelten te imiteren, zijn aangebracht.
De diepte van de indrukkingen 29 die de houtporiën imiteren is bij voorkeur kleiner dan de nominale dikte van de voornoemde toplaag of laminaatlaag 11.
Volgens figuren 1 en 9 vertonen de vloerpanelen 1 eenzelfde houtmotief 18 dat zich over het volledig paneel uitstrekt zodanig dat één vloerpaneel 1 een weergave vormt van één eendelige houten plank. Het is evenwel niet uitgesloten om volgens een variante meer dan één plank op één vloerpaneel 1 te imiteren.
In de uitvoeringsvormen van figuren 1 tot 11 vertoont het vloerpaneel 1 aan alle zijden bovenranden 26 die bij het samenvoegen van twee van dergelijke vloerpanelen 1 tegen elkaar aansluiten, waarbij het decor 10 zich tot aan deze bovenranden uitstrekt. Dit sluit niet uit dat volgens een variante gebruik kan worden gemaakt van één of meer bovenranden waarvan een materiaalgedeelte is weggesneden, teneinde een vellingkant of dergelijke te vormen, waarbij het decor zich aan deze randen tot aan het weggesneden gedeelte uitstrekt. Een voorbeeld hiervan, waarbij op het oppervlak 30 van het weggesneden gedeelte een bekleding 31 is aangebracht is in figuur 12 afgebeeld.
Figuur 12 illustreert tevens een verder uitvindingseffect dat onafhankelijk kan worden toegepast, namelijk dat een afhellend ingedrukt randgedeelte 22 overgaat in een randgedeelte 32, zoals een vellingkant, dat verkregen is door het wegnemen van een materiaalgedeelte. Nuttig hierbij is dat de aansluiting aan de randen minder kritisch wordt dan bij direct aan elkaar grenzende schuine randgedeelten.
De vloerpanelen 1 worden uit grote platen, meer speciaal laminaatplaten, vervaardigd die tot vloerpanelen 1 verzaagd worden, waarna aan de randen hiervan op bekende wijze koppeldelen, bijvoorbeeld de weergegeven koppeldelen 6-7-8-9, worden gevormd, bijvoorbeeld door middel van een aantal freesbewerkingen.
De platen 33 zelf worden bijvoorbeeld vervaardigd door, zoals schematisch is weergegeven in figuur 13, de verschillende samenstellende lagen onder hoge druk in een verwarmde pers 34 samen te drukken, waarbij bijvoorbeeld de decorlaag 14, de overlay 16 en een tegenlaag 35 op het substraat 13 verperst worden en daarbij uitharden. De structuur of het reliëf van het bovenoppervlak van de plaat 33 en dus ook van de bovenzijde van de vloerpanelen 1 wordt bepaald door de structuur of reliëf van het contactoppervlak 36 van een in de pers 34 aangewende persplaat 37. Zulke persplaat 37 is beter bekend onder de benaming "blek".
Zoals schematisch weergegeven in figuur 13 is het duidelijk dat het contactoppervlak van het nodige reliëf is voorzien om de voornoemde ingedrukte gedeelten en indrukkingen te vormen. Zo vertoont dit contactoppervlak bijvoorbeeld een eerste reliëf gevormd door uitstekende gedeelten 38-39, respectievelijk voor het vormen van de ingedrukte gedeelten
19-20, alsook een fijner reliëf, gevormd door uitstulpingen 40 voor het vormen van de indrukkingen 29.
In de praktijk vertonen de platen 33 en de persplaat 37 afmetingen van bijvoorbeeld 2,5 x 5 meter of groter. De dikte van de persplaat 37 bedraagt doorgaans 0,5 a 1 cm.
Opgemerkt wordt dat volgens een bijzonder onafhankelijk aspect van de uitvinding, bij het verzagen van de platen 33, de zaagsneden worden gerealiseerd in functie van de precieze positie van de ingedrukte gedeelten en niet in functie van de afbeelding in het decor. Zodoende wordt verkregen dat de zaagsneden steeds op dezelfde plaats ten opzichte van de ingedrukte gedeelten kunnen worden gerealiseerd. Dit is vooral belangrijk in het geval dat met lager gelegen randgebieden wordt gewerkt die een afhellend gedeelte bevatten. Het is immers zo dat wanneer bijvoorbeeld gewerkt wordt met een decorlaag 14, deze onderhevig is aan rek.
Wanneer dan zaagsneden worden gerealiseerd op basis van het decor bevinden de zaagsneden zich niet meer in een welbepaalde positie ten opzichte van de ingedrukte gedeelten, waardoor ook niet meer kan gewaarborgd worden dat de uiteindelijke bovenrand 26 steeds op dezelfde hoogte is gelegen. Deze kan dan immers in positie variëren, waardoor hij bij het ene vloerpaneel hoger op het afhellend gedeelte 22 kan gelegen zijn dan bij het andere vloerpaneel 1.
Het verzagen van de platen 33 in functie van de ingedrukte gedeelten is schematisch verduidelijkt in figuur 14, waarin getoond wordt dat de zagen 41 alle op dezelfde plaats doorheen de door middel van de uitstekende gedeelten 39 gevormde indrukkingen gaan. De positionering van de zagen 41 ten opzichte van de platen 33 gebeurt bij voorkeur automatisch door middel van één of meer merktekens die bij het persen in de platen 33 zijn aangebracht. In figuur 13 is bijvoorbeeld een uitsparing 42 weergegeven waarmee een dergelijk merkteken in de platen 33 kan worden verwezenlijkt.
In het geval dat met afhellende randgedeelten 22 wordt gewerkt, worden zoals voornoemd bij voorkeur vlakke gedeelten
25 toegepast. Ook hierdoor wordt verkregen dat eventuele hoogteverschillen aan de bovenranden 26, die ingevolge productietoleranties bij het vormen van de randen zouden kunnen ontstaan, uitgesloten of minstens geminimaliseerd. Dit is schematisch verduidelijkt in de figuren 15 en 16. Figuur 15 toont een uitvoering waarbij het linkse vloerpaneel 1 juist is uitgevoerd, doch waarbij het rechter vloerpaneel 1 door productietoleranties ietwat verschoven verzaagd en gefreesd is . Dit heeft in het weergegeven voorbeeld tot gevolg dat het vlak gedeelte 25 van het rechtse vloerpaneel 1 een geringere
<EMI ID=2.1>
gedeelten 25 vlak zijn sluiten de bovenranden 26 van de vloerpanelen 1 toch nog op dezelfde hoogte tegen elkaar aan. In het geval dat dezelfde afwijking zich zou voordoen bij een uitvoering zonder de vlakke gedeelten 25, zou dit aan de bovenranden 26 in een ongewenst hoogteverschil resulteren, zoals afgebeeld in figuur 16. Dit sluit niet uit dat uitvoeringen volgens figuur 16 onder de uitvinding resorteren.
In de figuren 17 tot 24 zijn schematisch enkele bijzondere technieken weergegeven om een persplaat 37 aan te maken. Deze technieken, die reeds in de inleiding werden beschreven, zijn vooral geschikt om een persplaat te realiseren waarmee de voornoemde vloerpanelen 1 kunnen worden vervaardigd.
Meer speciaal is in de figuren 17 tot 24 weergegeven hoe de persplaat 17 van het voornoemde "eerste" en "tweede reliëf" kan worden voorzien.
Figuur 17 geeft weer dat het eerste reliëf bij voorkeur door middel van een verspanende bewerking met een mechanisch werktuig 43 aan het oppervlak van de persplaat 37 wordt gerealiseerd. Zoals weergegeven wordt hiertoe bij voorkeur een frees, meer speciaal een bolkopfrees, aangewend. Deze frees bevindt zich met haar rotatieas 44 bij voorkeur steeds of nagenoeg steeds onder een hoek met het oppervlak waar zij contact maakt.Bij dit eerste reliëf worden bijvoorbeeld de uitstekende gedeelten 38 en 39 gevormd. Figuren 18 tot 20 geven een eerste mogelijkheid weer om door middel van een etstechniek een tweede reliëf op het eerste te superponeren.
Volgens deze eerste mogelijkheid wordt zoals weergegeven in figuur 18 een door middel van straling, meer speciaal door middel van licht, zoals UV-licht, uithardbare substantie 45, bij voorkeur in de vorm van een gel, over het oppervlak van de te etsen persplaat 37 aangebracht, waarbij deze substantie 45 zich doorlopend over de normale alsook uitstekende gedeelten
38-39 van het oppervlak uitstrekt. Vervolgens wordt over deze substantie 45 een film 46 aangebracht die voorzien is van een bedrukking 47 of dergelijke met gedeelten die ondoorlaatbaar zijn voor de voornoemde straling, waarbij deze film 46 gedwongen wordt oneffenheden in de substantie 45 te volgen, bij voorkeur door de film tegen de substantie 45 aan te trekken met behulp van vacuümtrekken.
Vervolgens laat men de gepaste straling 48, bijvoorbeeld UV-straling, op het geheel inwerken zodanig dat de gedeelten van de voornoemde substantie
45 die voor de straling bereikbaar zijn, worden uitgehard. Na het verwijderen van de voornoemde film 46 en de niet uitgeharde gedeelten van de substantie 45 wordt een toestand verkregen zoals in figuur 19. Door vervolgens te etsen wordt een persplaat 37 verkregen die van uitstulpingen 40 is voorzien, zoals afgebeeld in figuur 20.
Volgens een tweede bijzondere mogelijkheid wordt systematisch, direct of indirect, op de persplaat een afschermend motief opgebouwd bij voorkeur door middel van een zich ten opzichte van de persplaat verplaatsend apparaat dat digitaal aangestuurd wordt. Drie voorbeelden van uitvoeringsvormen hiervan zijn zeer geschematiseerd afgebeeld in de figuren 21 tot 23.
Volgens de eerste uitvoeringsvorm, wordt, zoals weergegeven in figuur 21, een door middel van straling, meer speciaal door middel van licht, zoals UV-licht, uithardbare substantie 45, bij voorkeur in de vorm van een gel, over het oppervlak van de te etsen persplaat 37 aangebracht, waarbij deze substantie 45 zich doorlopend over de normale alsook uitstekende gedeelten
38-39 uitstrekt. Vervolgens wordt systematisch en in de vorm van een motief een substantie 49 op de substantie 45 gedeponeerd, in de vorm van een afschermend product, zodanig dat bepaalde zones ondoorlaatbaar worden voor de voornoemde straling. Door nu vervolgens de gepaste straling, bijvoorbeeld UV-straling, op het geheel te laten inwerken worden de gedeelten van de voornoemde substantie 45 die voor de straling bereikbaar zijn, uitgehard.
Na het verwijderen van de niet uitgeharde gedeelten van de substantie 45 wordt terug een toestand verkregen zoals in figuur 19, waarna analoog kan worden te werk gegaan. De afschermende substantie 49 dient voldoende stralingsbestendig te zijn tegen de aangewende straling. Dit kan een UV-bestendige inkt zijn. Het aangewende apparaat kan een printer zijn waarvan de printerkop 50 over de persplaat 37 wordt verplaatst, hetzij doordat de printerkop
50, hetzij doordat de persplaat 37, hetzij doordat beiden verplaatsbaar zijn.
Volgens de tweede uitvoeringsvorm, die schematisch in figuur
22 is afgebeeld, wordt op de persplaat 37 rechtstreeks in de vorm van een motief een tegen etsmiddel bestand zijnde substantie 51 aangebacht, door middel van een digitaal aangestuurd aanbrengapparaat 52, zodanig dat bepaalde zones van de persplaat worden afgedekt. Hierdoor wordt rechtstreeks een toestand zoals afgebeeld in figuur 19 verkregen waarna analoog te werk wordt gegaan.
Het aanbrengapparaat 52 kan een printer, bijvoorbeeld inktjet printer, zijn, die dan in de plaats van de gebruikelijke inkt een afschermende substantie voor etsmiddelen op de persplaat spuit volgens het gewenste motief. Het is duidelijk dat deze substantie tegen etsmiddel moet bestand zijn.
Volgens de derde uitvoeringsvorm, die schematisch in figuur 23 is afgebeeld, wordt een door middel van straling, meer speciaal door middel van licht, zoals UV-licht, uithardbare substantie 45, bij voorkeur in de vorm van een gel, over het oppervlak van de te etsen persplaat 37 aangebracht, waarbij deze substantie 45 zich doorlopend over de normale alsook uitstekende gedeelten 38-39 uitstrekt. Vervolgens worden door het selectief bestralen van de substantie 45 door middel van de gepaste straling 53 uitgeharde gedeelten gerealiseerd, welke met 45A zijn aangeduid. Na het verwijderen van de niet uitgeharde gedeelten van de voornoemde substantie 45, wordt direct een toestand zoals afgebeeld in figuur 19 verkregen, waarna analoog te werk wordt gegaan. De straling kan gegenereerd worden door een stralingsbron 54, bijvoorbeeld een UV-lamp.
Hierbij wordt de straling bijvoorbeeld passend gefocusseerd, ofwel wordt een gebundelde lichtstraal aangewend, eventueel een laserstraal.
In de uitvoeringsvormen van figuren 21 tot 23 geniet het de voorkeur dat gebruik wordt gemaakt van hulpmiddelen die over het oppervlak van de persplaat bewegen, of vice versa, en die zich direct of indirect aanpassen in functie van de positie van het oppervlak ten opzichte van deze hulpmiddelen. Volgens een mogelijkheid kan de aanpassing gebeuren door middel van een focusinstelling. Volgens een andere mogelijkheid gebeurt dit door een afstandsinstelling ten opzichte van de persplaat.
Het voorgaande betekent bijvoorbeeld dat in figuur 21 de printfocus van de printerkop 50 en/of de afstand tot het basisvlak van de persplaat wijzigbaar is. In de positie V is dan ook een toestand weergegeven waarbij ten opzichte van de positie U de printfocus is gewijzigd. In de positie W is een toestand weergegeven waarbij ten opzichte van de positie U de afstand van de printerkop tot het basisvlak van de persplaat
37 is gewijzigd en wel zodanig dat de afstand tot het oppervlak of dus de printafstand constant blijft.
In figuren 22 en 23 zijn gelijkaardige mogelijkheden weergegeven voor de posities U-V-W, doch dan voor het aanbrengapparaat 52 en de stralingsbron 54.
Volgens een andere mogelijkheid dan etsen, wordt het tweede reliëf door middel van een aangestuurd, bij voorkeur digitaal aangestuurd, materiaalwegnemend proces verwezenlijkt, bijvoorbeeld door middel van vonkerosie, en meer speciaal door middel van zogenaamd vonkfrezen. Figuur 24 geeft schematisch deze techniek weer, waarbij een vonkfreesapparaat 55 een bepaalde hoeveelheid materiaal wegneemt, terwijl daarbij uitstulpingen 40, waar geen materiaal wordt weggenomen, worden gevormd.
Volgens een niet weergegeven variante kan in de plaats van systematisch materiaal van de persplaat weg te nemen ook systematisch materiaal op de persplaat worden gedeponeerd, om op deze wijze bijvoorbeeld de uitstulpingen 40 op te bouwen. Uiteraard kunnen alle verkregen persplaten aansluitend nog worden gepolijst of dergelijke.
Volgens een bijzondere werkwijze van de uitvinding worden de vloerpanelen, en meer speciaal de platen waaruit de vloerpanelen gevormd worden, verwezenlijkt door middel van minstens twee perscycli in plaats van slechts één perscyclus. Hierbij worden de vloerpanelen, en meer speciaal de platen waaruit zij worden vervaardigd, in minstens twee persbehandelingen van een uiteindelijk reliëf voorzien. Hierbij kan te werk worden gegaan zoals schematisch in de figuren 25 tot 27 is afgebeeld, in dit geval bij de vervaardiging van platen van het DPL type. Figuur 25 toont dat in een eerste persbehandeling minstens het substraat 13, de decorlaag 14 en de overlay 16 onder een persplaat 56 worden gebracht. Zoals weergegeven in figuur 26 ontstaat na het persen een toplaag 11.
Hierbij is een reliëf in het oppervlak van de vloerpanelen of platen gerealiseerd dat hoofdzakelijk bestaat uit indrukkingen 29 die zich in wezen uitsluitend in de toplaag uit kunststof uitstrekken, zonder dat het substraat wezenlijk vervormd is.
In een tweede persbehandeling worden dan, zoals afgebeeld in figuur 27, grotere ingedrukte gedeelten, zoals de gedeelten
19, in de vloerpanelen of platen gerealiseerd die zich bij voorkeur wel doorzetten tot in het voornoemde substraat. Hiertoe wordt een tweede persplaat 57 aangewend.
De tweede persbehandeling kan zowel koud als warm worden uitgevoerd. In het geval dat in de tweede persbehandeling warmte benut wordt kan dit zowel door de platen warm in de pers te brengen als door met een verwarmde pers te werken als door beide opwarmingstechnieken toe te passen.
De uitvinder heeft tegen alle verwachtingen in vastgesteld dat de indrukkingen die bij de eerste persbehandeling worden gerealiseerd, bij de tweede persbehandeling niet teniet worden gedaan.
Het is duidelijk deze werkwijze zowel kan ingezet worden om de hiervoor beschreven vloerpanelen, als andere vloerpanelen te realiseren.
Opgemerkt wordt dat de uitvinding ook betrekking heeft op inrichtingen die bij de vervaardiging van de vloerpanelen direct of indirect worden aangewend, meer speciaal heeft zij betrekking op de inrichtingen die aan de hand van figuren 17-
24 werden beschreven in het kader van de voornoemde werkwijze.
Voor het aansturen van het werktuig 43 kan uitgegaan worden van digitale data die verkregen zijn door het inscannen van een werkelijk model. Bij voorkeur wordt hiertoe gebruik gemaakt van een op voorhand speciaal ontworpen model, bijvoorbeeld een model gevormd uit MDF of HDF. Door het inscannen van dit model worden dan de data ingewonnen voor de 3D-aansturing van het werktuig 43.
De voornoemde substantie 45 kan op eender welke wijze op de persplaat 37 worden aangebracht. Bij voorkeur gebeurt dit door onderdompeling.
Opgemerkt wordt dat de uitvinding ook betrekking heeft op vloerpanelen, waarvan ieder paneel op zich meer dan één plank weergeeft, waarbij de voornoemde afhellende randgedeelten dan ook tussen iedere weergave van twee planken op één vloerpaneel kunnen worden gevormd.
De vloerpanelen kunnen in verschillende dikten worden uitgevoerd. Bij voorkeur is de dikte ervan tussen 6 millimeter en 15 millimeter.
Het is niet uitgesloten om het voornoemde fijnere reliëf door middel van een structuurfolie te vormen die tussen de persplaat en de platen 33 wordt aangebracht, in plaats van gebruik te maken van een reliëf dat aan de persplaat zelf aanwezig is.
Ook is het niet uitgesloten om indrukkingen 29 aan te brengen die dieper gaan dan de dikte van de toplaag 11, waarbij deze toplaag eventueel doorprikt wordt.
De voornoemde ingedrukte gedeelten, waarbij indrukkingen worden gevormd die zich doorzetten tot in het substraat, kunnen door middel van normale persdrukken worden gerealiseerd. Evenwel geniet het de voorkeur dat hogere drukken dan de gangbare drukken worden toegepast. Meer speciaal zullen persdrukken worden toegepast van meer dan 77 bar. Door aanwending van dergelijke hoge drukken wordt kans geminimaliseerd dat porositeitseffecten in de toplaag ontstaan.
Eventueel, doch niet noozakelijk, kan in de toplaag een zwaardere overlay worden aangewend dan gebruikelijk is bij het vervaardigen van DPL-vloerpanelen, om zodoende een groter risico op te vlugge slijtage te compenseren. Bij voorkeur zal gebruik worden gemaakt van een overlay met een dragerpapier
<EMI ID=3.1>
Opgemerkt wordt dat het begrip "poriënstructuur" volgens de huidige aanvrage zowel eng als breed mag worden geïnterpreteerd. Onder een enge interpretatie wordt verstaan dat het enkel de houtporiën betreft. Onder een brede interpretatie dient te worden verstaan dat het zowel houtporiën als andere fijnere structuren van hout betreft, zoals houtnerven en dergelijke. Het is duidelijk dat de indrukkingen 29 om dergelijke poriënstructuur te vormen dan ook overeenstemmend zijn uitgevoerd.
Verder wordt opgemerkt dat onder een "verzonken randgebied" elk randgebied moet worden verstaan dat een oppervlak heeft dat lager gelegen is dan het normale bovenvlak 23 van het vloerpaneel 1.
Opgemerkt wordt dat de diepte van de gerealiseerde ingedrukte gedeelten niet noodzakelijk met de grootte van de uitstekende gedeelten op de persplaat 37 overeenstemt. In de praktijk zal het substraat na indrukking doorgaans ietwat terugveren. De uitstekende gedeelten kunnen van verschillende hoogte zijn. Bij voorkeur vertonen zij evenwel een maximale hoogte van 0,8 a 1 millimeter in DPL-toepassingen.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld weergegeven uitvoeringsvormen, doch het voornoemde vloerpaneel, de voornoemde werkwijzen, inrichtingen en accessoires voor het vervaardigen van onder andere zulk vloerpaneel, kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Floor panel, as well as method, device and accessories for the manufacture of such floor panel.
This invention relates to a floor panel, as well as to a method, device and accessories for manufacturing such a floor panel.
In addition, it also relates to a number of methods that can be used indirectly in the manufacturing process of the floor panels, such as etching techniques that are particularly suitable for realizing pressing plates that can be used in the manufacture of floor panels, but these etching techniques according to the present invention are not limited to this scope.
More specifically, the invention relates to floor panels of the type which are provided with coupling parts on at least two opposite edges, said floor panel having a printed decor, a top layer, more particularly plastic-based laminate layer and a multi-layered or non-multi-layered layer composite substrate. Examples of this are known, inter alia, from patent documents WO 97/47834, WO 01/96689, WO 02/058924, WO 2004/063491 and DE 20 317 527. More specifically, it relates to floor panels for forming a floating floor covering.
It is known that a relief can be applied to the top of such a floor panel by means of indentations which are provided in the laminate layer consisting of plastic, whereby this is usually done by using a embossed pressing plate. For example, it is known from WO 01/96689 how wood structures, more particularly wood pores, can be imitated by means of impressions, while it is known from WO 02/058924 to imitate even deeper joints in a tile decor by means of impressions. .
The present invention generally has for its object to provide a floor panel of the aforementioned type, whereby the application of specific technical characteristics creates, among other things, a wider range of application possibilities and / or better imitations of wooden or stone floors or the like can be realized and / or or improved floor panels are obtained.
According to a preferred embodiment, the present invention contemplates a floor panel that exhibits technical features that enable a floor of so-called scraped wood (scraped wood) to be more optimally imitated in laminate floor panels than is currently possible.
To this end, according to a first aspect, the present invention relates to a floor panel, more particularly a laminate floor panel, which is provided with coupling parts on at least two opposite edges, wherein this floor panel forms on its decorative side an imitation of wood from which wood parts are removed from the surface with a tool removed, more particularly an imitation of so-called scraped wood, and wherein this floor panel has a decor that represents a wood motif, a top layer based on plastic and an underlying substrate, whether or not composed of several layers or parts, characterized in that floor panel in the surface over which the decor extends is provided with pressed-in portions which extend into the aforementioned substrate,
wherein said depressed portions are at least used to imitate the aforementioned removed wood portions.
By using embossed portions that extend into the aforementioned substrate, the advantage arises that the surface at the location of the embossed portions becomes relatively deep, whereby a better imitation of scraped wood is possible.
With such scraped wood, the scraped parts generally extend over a relatively large surface. When the scraped-off sections are then imitated in a laminate floor by making impressions in the laminate layer that extend in depth exclusively in this laminate layer, the disadvantage arises that the depth is very small in relation to the surface, so that the intended effect is virtually non-existent. is perceptible. However, by applying deeper depressed portions in accordance with the present invention, this disadvantage is minimized.
In addition, the inventor has determined, against all odds, that the conventional substrates, and in particular MDF and HDF, allow shape-retaining embossed portions to be produced even when pressed into the substrate.
According to a preferred embodiment of the first aspect, the floor panel is further characterized in that the pressed-in sections comprise at least sections which are designed as countersinks that imitate wood portions removed from the surface.
According to yet another preferred embodiment of the first aspect, the floor panel is characterized in that it has along at least one edge, and preferably on at least two opposite edges or on four edges, a recessed edge area which has at least one sloping edge portion.
According to yet another preferred embodiment of the first aspect, the floor panel is characterized in that the aforementioned recessed edge area is designed as a depressed part which, as aforesaid, extends into the aforementioned substrate.
According to yet another preferred embodiment of the first aspect, the floor panel is characterized in that the decor represents a wood motif and that the wood motif comprises at least one edge region in which a visual edge effect is integrated.
Finally, in a floor panel according to the first aspect of the invention, it is preferred that the substrate at the location of the aforementioned pressed-in sections at least at the places where these sections are pressed deepest, an impression over a distance of at least 0.4 mm and better minimum 0.5 mm.
According to a second aspect, the present invention relates to a floor panel which is provided with coupling parts on at least two opposite edges, said floor panel being underlying a decor, a top layer based on plastic and an underlying layer, whether or not composed of several layers or parts. substrate, characterized in that the floor panel in the surface over which the decor extends is provided with one or more pressed-in portions which extend into the aforementioned substrate, wherein the depth of one or more of the pressed-in portions, in other words the difference in height between the uncompressed top of the floor panel and the deepest point of these pressed-in portions is greater than the nominal thickness of the top layer that is above the substrate.
By using impressions of the aforementioned depth, it is obtained that these impressions are clearly noticeable. It is also possible to incorporate height differences into the pressed-in sections, which is little or not possible with impressions limited to the thickness of the top layer.
According to a preferred embodiment of the second aspect of the invention, the floor panel is further characterized in that it is an imitation of wood from which parts have been removed from the surface with a tool, more particularly an imitation of so-called scraped wood. More specifically, the floor panel comprises depressed portions that are designed as countersinks that imitate portions of wood removed from the surface.
According to yet another preferred embodiment of the second aspect, the floor panel along at least one edge, and preferably on at least two opposite edges or on four edges, has a recessed edge area which has at least one sloping edge portion. This recessed edge region is preferably embodied as a depressed part which, as mentioned above, extends into the aforementioned substrate, the depth of this pressed part, in other words the difference in height between the unpressed top of the floor panel and the deepest point of this pressed part portion is greater than the nominal thickness of the top layer that is above the substrate.
Also in the floor panels of the second aspect use can be made of a decor representing a wood motif and this wood motif can have one or more edge regions in which a visual edge effect is integrated. A visual border effect can also be created in the decor for other motifs.
According to a third aspect of the invention, it relates to a floor panel which is provided with coupling parts on at least two opposite edges, said floor panel being a decor, a top layer, more particularly laminate layer, based on plastic and a multi-layered layer or not. or parts composed of an underlying substrate, characterized in that the floor panel in the surface over which the decor extends is provided with one or more depressed parts, the decor itself being pressed at least at 0.4 millimeters and better at the location of these pressed parts still at least 0.5 millimeters.
By using depressed portions in which the decor itself is pressed over at least 0.4 millimeters or at least 0.5 millimeters, the advantage arises that the actual visible surface is also pressed over this distance, whereby a well-perceptible impression is created.
This third aspect is also particularly useful for imitating wood from which parts have been removed from the surface with a tool, more particularly for imitating so-called scraped wood. Here, the aforementioned pressed-in portions are preferably used at least to imitate local sunken portions or recesses in the surface.
In a special embodiment of a floor panel according to the third aspect of the invention, it will have a recessed edge area along at least one edge, and preferably on at least two opposite edges or on four edges, which has at least one sloping edge portion. This sunken edge area is preferably also realized by means of an impression in which the decor is pressed in at least 0.4 millimeter and more preferably at least 0.5 millimeter, by which is meant that such impression is realized at least in the deepest point of the sunken edge area. .
Furthermore, a floor panel according to the third aspect of the invention can also be provided with a decor representing a wood motif or other motif, wherein this motif has an edge area in which a visual edge effect is integrated.
According to a fourth aspect, the present invention relates to a floor panel which is provided with coupling parts on at least two opposite edges, said floor panel being a decor, a top layer based on plastic and an underlying substrate, whether or not composed of several layers or parts, , characterized in that the floor panel has at one or more edges an edge portion sloping towards the relevant edge, which extends over the surface of the aforementioned decor and which is formed by means of a depressed portion. The use of a sloping edge portion which extends over the surface of the decor and which is realized by means of a depressed portion offers several advantages.
By means of such a sloping edge portion, it is obtained, inter alia, that the floor panels in the coupled condition do not immediately connect with their flat top side against each other, so that when two adjacent floor panels are slightly angled relative to each other as a result of an uneven surface, this is less stands out. Because the sloping edge portion extends over the surface of the decor itself, this can easily be achieved during pressing of the plates from which the floor panels are formed. The use of the sloping edge portion also offers the advantage that a possible relief that is arranged in the top of the floor panel can run more or less evenly towards the edges.
It is noted that the fourth aspect of the invention can be used in various types of floor panels. However, it is especially useful in the imitation of wood from which parts have been removed from the surface with a tool, more particularly the imitation of so-called scraped wood.
In a special embodiment of a floor panel which is designed according to the fourth aspect of the invention, this will be provided with a decor representing a wood motif or other motif and in this motif itself at least one edge region will be depicted in which a visual edge effect is integrated.
According to a fifth aspect, the invention provides a floor panel which is provided with coupling parts on at least two opposite edges, said floor panel comprising a decor, a top layer or laminate layer based on plastic and an underlying substrate, whether or not composed of several layers or parts. , characterized in that the floor panel has at one or more edges an edge area which consists at least of a sloping edge part which extends over the surface of the aforementioned decor, and also of a part, hereinafter referred to as the second part, which extends between the edge of the floor panel and the sloping edge portion.
The use of the aforementioned second part offers the advantage that in the case of tolerance differences occurring during the forming of the coupling parts present at the edge of the floor panel, any height differences at the upper edge are excluded or minimized, so that when coupling two floor panels it is always possible to guarantee be that they fit against each other at almost the same height.
For the same reason, in the most preferred embodiment, this second part will therefore be made parallel or substantially parallel to the main surface of the floor panel, in other words, in normal use, be horizontal or substantially horizontal.
It is clear that the fifth aspect of the invention can also be used with different types of floor panels. However, a particularly useful application is again with floor panels that imitate wood from which parts have been removed from the surface with a tool, more particularly floor panels that imitate so-called scraped wood. After all, these floor panels actually get their typical appearance by using a sloping edge section. By applying the aforementioned second part, between this sloping edge part and the upper edge of the floor panel, the aforementioned disadvantages of possible differences in height are thus excluded.
In a special embodiment of a floor panel according to this fifth aspect, this floor panel is provided with a decor representing a wood motif or other motif, wherein at least one visual edge effect is also integrated into this motif.
According to a sixth aspect, the invention relates to a floor panel which is provided with coupling parts on at least two opposite edges, said floor panel having a decor, a top or laminate layer based on plastic and an underlying layer, whether or not composed of several layers or parts. substrate, and wherein the decor represents a wood motif, characterized in that the decor in the wood motif contains an edge portion into which a visual edge effect is integrated and that the visual edge effect is combined with an actual sloping portion at the relevant edge. By combining a truly sloping portion with a visual edge effect, it is achieved that such a shield can be imitated to a floor panel.
After all, by only displaying a visual edge effect, for example by means of a shadow printed in the decor, a very unnatural effect is created. By only making use of a sloping edge portion, a real effect is created, but this real effect is generally bound by limitations in terms of depth. By making a combination of both according to the sixth aspect, a solid imitation can be achieved, as mentioned above.
It goes without saying that this sixth aspect can be applied in various embodiments of floor panels. A special application, however, is again a floor panel that forms an imitation of wood from which parts have been removed from the surface with a tool, more particularly an imitation of so-called scraped wood.
It is noted that the sloping portion is preferably realized by means of an embossing, although other techniques are not excluded to form such a sloping portion.
According to a seventh aspect, the invention relates to a floor panel which is provided with coupling parts on at least two opposite edges, said floor panel being a decor, a top layer based on plastic and an underlying substrate, whether or not composed of several layers or parts. , characterized in that the floor panel in the surface over which the decor extends is provided with at least two types of parts realized by impression, on the one hand, one or more depressed parts which extend into the aforementioned substrate and, on the other hand, impressions which extend primarily locally in the top layer. By realizing the aforementioned two types of sections, a technical means is offered which creates a range of new possibilities for forming surfaces of floor panels.
This also results in the advantage that different relief shapes can be integrated in a very pronounced manner into the same surface, whereby a first relief is formed by means of the aforementioned pressed-in portions which extend into the substrate and a second relief by means of the aforementioned impressions extending primarily locally into the top layer is formed.
It is noted that the aforementioned indentations can also be realized at least partially in the top layer at the location of the pressed parts, in other words that two relief shapes can be realized which overlap each other.
In order to make a clearly discernible distinction between the aforementioned pressed portions and the aforementioned indentations, it is preferable that the substrate is pressed at least 0.4 millimeters and more preferably at least 0.5 millimeters at the location of the pressed portions.
It is noted that the features of the aforementioned aspects, insofar as they are not contradictory, can be combined arbitrarily in the same floor panel.
In addition, one or more preferred features can be integrated into the floor panels of the aforementioned aspects of the invention. These features are described in more detail below and can be used in any of the aforementioned floor panels.
The aforementioned substrate preferably consists of a wood-based product and more preferably wood fiber board, in particular MDF or HDF. The inventor has established that this type of material is very suitable, inter alia, for realizing pressed-in parts in which the impression is carried out deeper than just in the laminate layer on the substrate.
Preferably, the entire core of the plate consists of MDF / HDF, but it is not excluded to use a composite core in which a layer of MDF / HDF is present directly below the laminate layer, while other layers are also used below it. then not from other materials.
According to an important preferred aspect, the floor panel is characterized in that essentially the entire core of the floor panel consists of a plate MDF / HDF which fulfills the function of the aforementioned substrate; that the depressed portions extending into this core are embodied such that the underside of the aforementioned plate remains undeformed; and that the pressed portions are only local, so that the plate is, globally, that is to say, in places where there are no indentations, little or no compactness, more specifically the possible compacting measured in addition to the pressed portions is less than 1%.
The aforementioned decor preferably consists of a printed carrier, more particularly printed paper.
In a practical embodiment, so-called DPL (Direct Pressure Laminate) is used for the laminate layer, preferably of the type formed from two layers, namely a resin-coated and printed carrier and a so-called overlay. In connection with this, it is noted that, contrary to all expectations, the inventor has determined that even thin laminate layers, such as DPL, can be pressed down to depths greater than the thickness of the laminate layer itself.
Preferably, the thickness of the top layer or laminate layer is less than 0.2 millimeters.
More specifically, use will be made of a laminate layer, which per se can be composed of one or more material layers, and which is designed on the basis of a thermosetting resin, more particularly a melamine resin.
It is noted that instead of using a printed decor printed on a support, such as paper, other techniques are also possible to integrate such printed decor into a floor panel according to the invention. For example, it is not excluded to print the decor on the substrate, either directly or through the intervention of a primer, sealant layer or the like. A transparent top layer can then be applied over this, after which the floor panel is provided with printed parts and / or impressions and / or sloping parts.
Preferably, the aforementioned pressed-in portions are the result of a pressing operation by means of a pressing plate and exhibit continuous transitions at their edges that are free of stepwise transitions that traditionally arise when using a pressing plate realized by means of multiple etching cycles. By excluding, or minimizing, this specific type of step-by-step transitions and applying only continuous transitions, except when step-like transitions are explicitly desired, the advantage arises that uniformly sloping portions, for example edge portions, which on the one hand are more realistic can be realized but on the other hand are also less susceptible to wear as opposed to stepped surfaces.
Preferably, the pressed-in portions are the result of a pressing operation by means of a pressing plate, the protruding portions of which are to form the aforementioned pressed-in portions are the result of a machining of the pressing plate with a machining tool, more particularly with a milling cutter. This has the advantage that the typical disadvantages of conventional etching processes can be excluded.
According to a special embodiment, in addition to the aforementioned pressed-in sections, the floor panel also comprises indentations which are substantially smaller than the aforementioned pressed-in sections, wherein these impressions are preferably the result of protrusions realized in the aforementioned pressing plate as a result of an etching technique.
The invention is especially intended for "pressed-in portions" of a larger size and therefore not, for example, for impressions for realizing imitations of wood pores. Preferably, therefore, it concerns pressed-in sections which extend at least over a surface that is larger than 0.5 X 0.5 cm.
Preferably, the depth of one or more of the aforementioned depressed sections and / or of the recessed edge regions, in other words, the difference in height between the unpressed top of the floor panel and the deepest point of these depressed sections, respectively, the difference in height between the upper side from the floor panel and the deepest point of the sunken edge area, less than 1.5 millimeters. This creates the advantage that the chance that the top layer, and in particular the decor, is damaged when pressed, is virtually non-existent.
On the other hand, it is preferred that the aforementioned depth is at least 0.4 millimeters and more preferably at least 0.5 millimeters. This does not, of course, have to be for all printed sections.
In the case that the floor panel has impressions which imitate so-called scraped wood, preferably at least impressions are present among these impressions which extend in the form of longitudinal paths. Impressions may also be present which extend in the transverse direction.
In a particularly preferred embodiment of a floor panel that imitates scraped wood, the removed wood portions to be imitated will be imitated both in the depiction of the decor and by means of actually applied pressed-in portions and these pressed-in portions will correspond to the decor at the top of the floor panel.
In the case that the floor panel has both pressed-in portions forming countersinks that imitate scraped wood and has sloping edge portions, it is preferred that the pressed-in portions formed as countersinks are present both in the top surface of the floor panel and in its edge portions .
In the case that the floor panel is provided with the aforementioned sloping edge portion, this sloping edge portion, viewed according to a cross-sectional view of the edge concerned, extends over a distance of preferably at least 3 millimeters and more preferably at least 5 millimeters, but preferably less than 15 millimeters.
Furthermore, such sloping edge portion will preferably exhibit a slope that is less than 10 degrees and more preferably less than 5 degrees.
In the case that the aforementioned floor panel is provided with a recessed edge area with a sloping edge portion, there is optionally a second portion between the sloping edge portion and the upper edge of the floor panel that is less sloping and preferably substantially flat.
Such a second portion extending between the top edge and the sloping portion is preferably parallel or substantially parallel to the main surface of the floor panel. This second part is optional.
According to a special embodiment, the sunken edge region, and more particularly the sloping part, on the one hand, and the motif of the decor underneath, on the other hand, are designed in accordance with each other. This means that, for example, with a representation of scraped wood, where the motif changes with real wood because there is an oblique cut-away at the edge, this is also represented in the printed decor.
In the case that sloping edge portions are used, these are preferably applied to at least two opposite edges. In the case of an elongated floor panel, these are preferably the longitudinal edges. However, it is clear that such a sloping portion and / or recessed edge area can also be applied to the four edges of a floor panel.
In the case that, as aforementioned, a visual edge effect is applied, this can be implemented in various ways. Two important options are described below.
According to a first possibility, the visual edge effect consists at least in the fact that end-cut wood is depicted in the edge area in the decor, which imitates the effect as if a chamfer has been realized through the wood. Because the end-cut wood is represented in the decor itself, only a suitable decor needs to be designed and no separate coverings need to be applied to the relevant places. It is clear that such a visual edge effect with imitation of boards will be displayed on the short sides of these boards.
It is noted that an optical depth effect is also generated simply by the imitation of end-cut wood
According to a second possibility, the aforementioned visual edge effect consists at least in that a shadow effect is depicted in the decor in the edge area. The shadow effect extends over the decor, for example the wood motif, itself and is designed in such a way that this shadow creates the effect of a sloping edge. In practical terms, the shadow used for this purpose will therefore be relatively wide and preferably have at least a width of 0.5 cm.
In the case of rectangular, either square or elongated floor panels, then preferably one edge of at least one pair of opposite edges will be provided with such a shadow effect, while the opposite edge shows no shadow or a less pronounced shadow.
Such a shadow effect can also be applied instead of at one pair of edges, at both pairs of edges, both pairs of opposite edges then showing one edge with such shadow, while the other edge of each pair shows no shadow or less pronounced shadow.
In the most preferred embodiment, the visual edge effect is combined with an actual sloping portion at the relevant edge, preferably a sloping depressed portion that is embodied as mentioned.
According to a special embodiment, not only a shadow effect is shown in one or more of the edge regions, but also, for example, in the region between them. In the case of an imitation of scraped wood, a shadow can be depicted on the edges of the pressed portions.
It is noted that the shadow for creating the aforementioned shadow effect may possibly be represented in a gradual manner.
In the case that the decor represents a wood motif, indentations can be made in the top that imitate wood pores. In that case it is preferable that the impressions imitating the wood pores are in accordance with the wood motif, in other words that a so-called "registered embossed" technique is used for this purpose.
According to the present invention, the impressions imitating the wood pores are preferably also provided in the aforementioned pressed-in portions, and more particularly in the sloping portions and / or the portions intended to imitate "removed wood portions".
The depth of the impressions imitating the wood pores is preferably smaller than the thickness of the aforementioned plastic layer.
In the case that the decor has a wood motif, the floor panel can be designed such that the same wood motif extends over the entire panel such that one floor panel forms a representation of one one-piece wooden board. This is especially advantageous in the case of floor panels which are intended to imitate so-called scraped wood.
According to yet another special embodiment, in the case that a printed decor consisting of impregnated paper is used, extra stretchable paper is used, as a result of which it can better adapt to the deformations that occur during the realization of the pressed parts.
Furthermore, according to a special aspect, the invention also relates to a special method for realizing floor panels, which is inter alia very suitable for realizing the floor panels described above. According to this aspect, the invention relates to a method for manufacturing a floor panel, wherein this floor panel is of the type comprising at least one substrate, as well as a decor, and a top layer based on plastic, characterized in that this method comprises at least the following steps:
- the production of a pressing plate, wherein said pressing plate is provided on its surface with a relief, hereinafter referred to as first relief, which is realized at least by means of a machining operation with a mechanical tool on the surface;
forming said floor panel, wherein said pressing plate is used to form, by means of said first relief, depressed portions in the decorative side of the floor panel, and more particularly in the decorative side of a plate from which such floor panels are subsequently formed .
By making use of a pressing plate which, as aforesaid, has been realized by means of a machining operation with a mechanical tool, relatively large relief differences can be realized in an efficient manner, while, moreover, continuous transitions are possible, which, when realizing large relief differences, can only be achieved by etching. is not possible, since then step-shaped transitions occur.
In a special embodiment, the pressing plate is provided with a separately realized second relief, preferably after the first relief has been realized. This offers the advantage that two relief shapes can be superimposed on each other. The second relief is preferably finer than the first relief.
The second relief is preferably obtained by an operation other than a machining operation with a mechanical tool.
In the case that the aforementioned method is used to manufacture the aforementioned floor panels, it is clear that the aforementioned "pressed-in portions" are realized mainly by means of the aforementioned first relief of the pressing plate, while, for example, the "impressions" for the realization of the pore structure or the like can be realized by means of the second relief.
In the most preferred embodiment, the first relief in the pressing plate is realized by means of a milling process, more particularly a digitally controlled milling process.
Preferably, the second relief, at least when a second relief is used, is realized by etching. For this purpose, according to the present invention, a number of special etching techniques can optionally be applied, which are particularly advantageous to obtain that a good etching can be realized, notwithstanding that the surface to be etched already exhibits unevennesses which can be quite large as a result of the first relief. This also involves etching techniques in which larger parts of a pressing plate, and preferably the complete pressing plate, can be provided with a shielding substance in an accurate manner.
According to a first special possibility, an etching technique is applied which at least consists of applying a curable substance by means of radiation, more particularly by means of light, such as UV light, preferably in the form of a gel, over the surface of the pressing plate to be etched, wherein this substance extends continuously over the pressed and unpressed portions; applying a film over this substance which is provided with a print with portions impermeable to the aforementioned radiation, whereby this film is forced to follow irregularities in the substance, preferably by pulling the film against the substance with the aid of vacuum draw; allowing radiation to act in such a way that the portions of the aforementioned substance that are accessible to the radiation are cured;
removing the aforementioned film; removing the uncured portions of the aforementioned substance; and etching the press plate, wherein material is then mainly etched away from the press plate at the places where no material of the aforementioned substance is present. The aforementioned film can be realized in a digital manner, preferably by means of printing with the aid of a digitally controlled printer.
According to a second special possibility, a shielding motif is built up systematically, directly or indirectly, on the press plate, preferably by means of a device or part of a device which is digitally controlled relative to the press plate.
According to a first embodiment of this second possibility, an etching technique is applied which at least consists of applying a substance which can be cured by means of radiation, more particularly by means of light, such as UV light, preferably in the form of a gel. the surface of the pressing plate to be etched; systematically and in the form of a motif depositing a shielding product on this substance such that certain zones become impermeable to said radiation; allowing radiation to act in such a way that the portions of the aforementioned substance that are accessible to the radiation are cured; removing the uncured portions of the aforementioned substance;
and etching the press plate, wherein material is then mainly etched away from the press plate at the places where no material of the aforementioned substance is present. Preferably, the aforementioned motif is applied to the substance by means of a digitally controlled printer, the printing unit of which is moved over the substance. An advantage of this is that the motif can be applied very accurately.
According to a second embodiment of the second possibility, an etching technique is applied which at least consists of applying a shielding substance to the pressing plate by means of a digitally controlled applicator device in such a way that certain areas of the pressing plate are covered; allowing an etchant to act on the press plate such that material is etched away from the press plate at the locations where no material of the aforementioned substance is present; and cleaning the press plate. The applicator may be a printer, for example an inkjet printer, which then, instead of the usual ink, sprays an etching agent shielding substance onto the press plate according to the desired pattern. It is clear that this substance must be acid-resistant.
It may be a substance that hardens on its own or that must be subjected to irradiation before hardening, such as heat radiation, UV light or the like.
According to a third embodiment of the second possibility, an etching technique is applied which at least consists of applying a substance that can be cured by means of radiation, more particularly by means of light, such as UV light, preferably in the form of a gel. the surface of the pressing plate to be etched; allowing radiation to act selectively by means of a controlled, preferably digitally controlled, radiation source such that certain parts of the aforementioned substance are cured; removing the uncured portions of the aforementioned substance; and etching the press plate, wherein material is then mainly etched away from the press plate at the places where no material of the aforementioned substance is present.
An accurate screening pattern can also be realized in this way, notwithstanding the fact that the pressing plate already has an uneven surface as a result of the first relief.
In the embodiments of the aforementioned second possibility, it is preferable that use is made of aids which move over the surface of the pressing plate and which adjust directly or indirectly as a function of the position of the surface relative to these aids. According to one possibility, the adjustment can be made by means of a focus setting. According to another possibility, this is done by a distance adjustment with respect to the pressing plate.
The foregoing means, for example, that in the aforementioned first embodiment, the auxiliary means consist of a printer, the printer having, for example, a printer head whose print focus and / or the distance to the press plate can be changed. In the aforementioned second embodiment, the application device for applying a screening substance can be adjustable. In the third embodiment, the radiation source can be adjustable for irradiating a curable substance applied to a pressing plate.
According to another possibility than etching, the second relief is realized by means of a driven, preferably digitally controlled, material-removing process, for example by means of spark erosion, and more particularly by means of so-called spark milling. A normal milling process with, for example, finer milling cutters than the one with which the first relief can be made is not excluded.
To form the first relief, a technique other than a machining operation by means of a mechanical tool can also be used, but other than etching. For example, the pressing plate can per se be subjected to a pressing operation to give the surface of the pressing plate a desired relief.
A so-called bleach is generally used for the press plate which is left substantially flat at its rear.
According to a special method of the invention, the floor panels, and more particularly the plates from which the floor panels are formed, are realized by means of at least two pressing cycles instead of only one pressing cycle. To this end, the invention also relates to a method for manufacturing a floor panel, wherein this floor panel is of the type comprising at least one substrate, as well as a decor, and a top layer based on plastic, characterized in that the floor panels, or at least the panels from which the floor panels are made are provided with a final relief in at least two pressing treatments, namely a first pressing treatment in which a relief is realized in the surface of the floor panels or panels consisting essentially of impressions which are essentially exclusively in the plastic top layer extend,
and a second pressing treatment in which subsequently pressed-in portions are realized in the floor panels or plates which extend into the aforementioned substrate.
In the case that this method is used for the manufacture of DPL-type floor panels, the top layer will preferably be pressed onto the substrate during the first pressing treatment.
Preferably, the floor panels, more particularly the plates from which the floor panels are made, are supplied warm to the second pressing treatment, either because they are still hot from the first pressing treatment or because they are reheated. It is also possible to work with a heated or non-heated press in the second pressing cycle.
It is clear that this method can be used to realize the floor panels described above as well as other floor panels. The invention also relates to methods for manufacturing a pressing plate for pressing laminate plates or the like, wherein the techniques described above are applied, irrespective of whether or not this pressing plate is used for the production of floor panels. Furthermore, it also relates to the thus obtained pressing plates.
Other features follow from the detailed description and the claims.
With the insight to better demonstrate the features of the invention, a few preferred embodiments are described below as examples without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which:
figure 1 schematically and in perspective represents a floor panel according to the invention; figures 2 and 3 show sections on a larger scale, respectively along lines II-II and IIIIII in figure 1; figure 4 schematically and on a highly enlarged scale represents the part which is indicated by F4 in figure 3; figure 5 shows on a larger scale and in perspective the part which is indicated with F5 in figure 2; figures 6 and 7 show on a larger scale the parts which are indicated by F6 and F7 in figure 5; figure 8 represents a section on a larger scale according to line VIII-VIII in figure 5;
figure 9 schematically and in perspective represents a variant of a floor panel according to the invention; figures 10 and 11 show sections on a larger scale along lines X-X and XI-XI in figure 9; figure 12 represents a variant for the part indicated by F12 in figure 10; figures 13 and 14 schematically represent two steps of a method for manufacturing a floor panel according to the invention; figure 15 schematically and in cross-section shows a view of two coupled floor panels according to the invention; figure 16 represents a view similar to that of figure 15, but for a variant; figures 17 to 24 schematically represent several methods for the realization of accessories for the manufacture of floor panels according to the invention, more particularly for the production of a pressing plate;
figures 25 to 27 schematically represent three steps from an alternative method according to the present invention.
As shown in Figure 1, the invention relates to a floor panel 1 of the type intended to form a floating floor covering.
This floor panel 1 is provided with coupling parts 6-7 and 8-9 on both pairs of opposite edges 2-3 and 4-5 on at least two opposite edges 2-3 and better yet, as shown in figures 2 and 3 of such floor panels 1 can be coupled to each other. These coupling parts 6-7 and / or 8-9 are, as shown, preferably of the type which, in the coupled condition of the floor panels 1, ensures a locking in the vertical and horizontal direction.
As shown in Figure 4, the floor panel 1 comprises at least one decor 10 and a top layer 11, also called laminate layer, based on plastic 12, as well as an underlying substrate 13.
In the example shown, the top layer 11 is designed as a DPL laminate which, as shown in more detail, but in a schematic manner, in Figure 4, is formed from two layers compressed on each other and on the underlying substrate 13, namely a layer first layer 14, generally called decor layer, which consists of a carrier 15 impregnated with plastic 12, more particularly resin, for example a paper carrier, on which the decor 10 is applied in the form of a print, and a second layer 16 which consists of a carrier 17 impregnated with plastic 12, more particularly resin, which usually also consists of paper. The second layer 16 forms a so-called overlay, which, as is known in the pressing, becomes transparent so that the decor 10 becomes visible.
Materials can be incorporated in this overlay in a known manner which increase the wear resistance of the final top layer 11.
For the sake of simplicity, the top layer 11 is shown in Figures 2-3 and 5 to 8 as only one layer, which, moreover, is shown relatively thickly. In reality, this top layer will preferably have a thickness that is smaller than 0.2 millimeters.
The underlying substrate 13 also forms the actual core of the floor panel 1 in the embodiment shown. However, it is not inconceivable that an underlying substrate may be used that is per se attached to an actual core or that forms an upper layer of a composite core. The substrate 13 preferably consists of a wood-based product, preferably wood fiber board and, in the most preferred embodiment, MDF or HDF.
The top layer 11, including the decor 10, are preferably located directly on the substrate 13, although the use of other intermediate layers is not excluded, such as, for example, sound-damping layers or layers with a different purpose.
It is also clear that the top layer 11 can contain more or fewer layers than described above. For example, if the top layer is of the DPL type, the top layer may be provided with one or more additional overlays and / or an additional decor layer and / or a so-called underlay, being an additional resin-soaked support which is covered under the aforementioned decor layer 14. applied.
Although the invention is intended primarily for use with DPL-type laminate floor panels, it is not excluded that it can also be used with other types of laminate floor panels, for example of the HPL-type (High Pressure Laminate), wherein the top layer is then generally thicker than Will be 0.2 mm.
The invention is also intended primarily for embodiments in which the plastic 12 of the top layer mainly consists of thermosetting resin, more particularly melamine resin.
The foregoing, however, does not exclude that the top layer may also consist of a different plastic and be applied to the surface in a different manner than in the ways customarily used with DPL and HPL. For example, the plastic may consist of a liquid applied substance that is cured, such as a transparent lacquer, varnish or the like. The decor 10 may also consist of a substance printed directly on the substrate, preferably in the form of an ink-printed design, for example a wood design, under which optionally one or more primer layers, for example paint primers, are provided.
As shown in Figures 1 to 8, according to the first aspect of the invention, the floor panel 1 forms an imitation of wood from which wood parts have been removed from the surface with a tool, more particularly an imitation of so-called scraped wood. In this case this floor panel 1 has a decor 10 representing a wood motif 18 and the floor panel 1 in the surface over which the decor 10 extends is provided with pressed-in portions 19-20 which extend into the aforementioned substrate 13, said pressed-in portions 19 -20 have at least been used to imitate the aforementioned removed wood sections.
In the example shown, two types of such pressed parts, 19-20 respectively, are shown. On the one hand it concerns the portions 19, which are designed as countersinks, which imitate wood portions removed from the surface, and on the other hand, it concerns the portions 20 which form a deeper edge region 21 which comprises at least one sloping edge portion 22. In both cases, the pressed-in portions 19-20 extend into the substrate 13, which means that at the location of these pressed-in portions
19-20, a local impression of the substrate, and preferably therefore of the MDF or HDF, also occurs.
It is noted that the pressed portions 19 are portions that preferably cover a substantial surface area, and that they are not small impressions, such as impressions for imitating wood pores. These are substantial parts which preferably extend over a surface that is larger than 0.5 X 0.5 cm.
Although in the example shown both the depressed portions 19 representing local recesses and the depressed portions 20 representing deeper edge regions 21 with a sloping portion 22 are made in accordance with the first aspect of the invention, it is not excluded that only one of both types of pressed sections 19 or 20 are used, or even other types of pressed sections are used, such as, for example, pressed sections which imitate a joint in the center of the floor panel, for example when one panel imitates two or more boards.
Also, according to the first aspect, it is not excluded that certain of the aforementioned pressed-in portions 19 and / or 20 can be realized by such a deep depression that they extend into the substrate, and therefore correspond to the first aspect as explained above, while certain other depressed portions have been realized by impressions of less depth, for example only by means of an impression in the top layer 11. For example, the pressed-in portions 19 could be made into the substrate, while the pressed-in portions 20 were realized solely by a deformation, more particularly local compression, in the top layer 11, or vice versa.
According to the first aspect of the invention, the impression of the substrate itself, which is indicated by D1 in figures 4, 6 and 7, will preferably be at least 0.4 and more preferably at least 0.5 millimeters. The depression D1 is preferably smaller than 1.5 millimeters.
The embodiment shown in Figures 1 to 8 is also designed in accordance with the second aspect of the invention. For this purpose, the depth D2 of the depressed portions 19-20, in other words the difference in height between the unpressed top side 23 of the floor panel 1 and the deepest point 24 of a respective depressed portion 19 or
20, greater than the nominal thickness D3 of the top layer 11, more specifically laminate layer, which is located above the substrate 13. This preferably applies both to the indentations 19 representing locally removed wood portions and to the indentations 20 with which the deeper lying edge regions 21 are formed. This does not exclude that this second aspect for only one of the two types of pressed portions 19 or
20 can be applied.
The floor panel will preferably also be designed in accordance with the third aspect. For this purpose, the decor 10 itself at the location of the aforementioned pressed-in portions 19 and / or 20 will be pressed at least over 0.4 millimeters and more preferably at least 0.5 millimeters. This means that in the representation of Figure 4 the distance D4 is then at least 0.4 or at least 0.5 millimeters.
It is clear that the illustrated embodiment of Figures 1 to 8 is also an example of the aforementioned fourth aspect of the invention. After all, the floor panel has on one or more edges, in this case all four edges 2-3-4-5, an edge portion 22 that slopes down towards the respective edge and which extends over the surface of the aforementioned decor 10 and which by means of a depressed portion 20 is formed, in other words, by a portion obtained by means of an impression technique, and thus not by removing material.
Furthermore, the embodiment shown in Figs. 1 to 8 also forms an example of the fifth aspect of the invention. For this purpose, the floor panel 1 as mentioned above has one or more edges, in this case all edges 2-3-4-5, a deeper or recessed edge area 21 which extends over the surface of the aforementioned decor 10 and which is pressed by means of pressing of the top layer 11 and any underlying layers, such as the substrate 13, is formed, this edge region 21 consisting of a sloping edge portion 22, as well as a portion 25 extending between the respective edge of the floor panel 1 and the sloping edge portion 22 or on average less inclined than the aforementioned sloping edge portion 22.
It is noted that such a portion 25 is purely optional in all other aspects and the sloping edge portion 22 can also stop directly at the edge. Also, in all relevant embodiments, the edge portion 22, instead of being designed in the form of an inclined surface, can also have an inclined but curved course.
Furthermore, a number of preferred implementation details are also shown in figures 1 to 8. These details, which are described below, are not specifically bound to certain aspects of the invention and can therefore be used arbitrarily in combination with any of the aforementioned aspects.
Figures 1, 2 and 5 show that, when imitating scraped wood or the like, underneath the pressed-in sections 19 there are preferably sections which extend in the form of longitudinal paths, which are individually again designated by reference 19A. Figure 5 also shows that when imitating scraped wood, local, previously transversely pressed-in portions 19 can also be used, individually again designated 19B-19C.
Figure 5 also shows that the pressed-in portions 19 per se can be present both on the normal upper surface and in the sunken edge regions 21. As shown with the portion 19C, such depressed portion may even merge from the actual top surface into the sloping edge portion 22, which is shown in detail in Figure 8.
The distances D2 indicated in figures 6 and 7 are preferably at least 0.4 and more preferably at least 0.5 mm. On the other hand, they are preferably also smaller than 1.5 millimeters, at least at least when DPL is used.
As indicated in Figure 6, the sloping edge portion extends
22, seen according to a cross-sectional view of the edge in question, preferably extends over a distance D5 of at least 3 mm and more preferably at least 5 mm, but preferably less than 15 mm.
The largest angle that the portion 22 makes with the surface of the floor panel 1 is preferably less than 10 degrees and more preferably less than 5 degrees.
The portion 25 extending between the respective edge of the floor panel 1 and the sloping edge portion 22 is preferably substantially flat or completely flat and as shown preferably extends parallel to the main surface of the floor panel 1. This portion 25 is optional.
The distance D6 is preferably less than 1/3 of the distance D5. Furthermore, D6 is preferably smaller than 2 millimeters anyway.
Viewed in the longitudinal direction and at the location of the upper edge 26 of the floor panel 1, the portion 25 extends parallel to the surface of the floor panel 1, such that floor panels 1 coupled to each other at their upper edges are essentially always at the same height over their entire length. against each other.
It is noted that the shape and / or angle of such sloping portion 22, viewed in cross-section, can change as a function of the longitudinal direction of the edge in question, preferably at least the location where the actual top surface or the actual top side 23 of the floor panel 1 merges into the sloping portion 22 varies laterally as a function of the longitudinal direction. This means that, as indicated in Figure 5, the transition between the sloping portion 22 and the actual top surface 23 is not in a straight line
<EMI ID = 1.1>
varying, preferably irregularly curved line L2.
In the figures, the deeper or recessed edge areas are
21, and more particularly the sloping edge portions 22 applied to all four edges 2-3-4-5. It is clear that this could also be at only two opposite edges, which in the case of elongated floor panels 1 are then preferably the longitudinal edges.
Figures 9 to 11 show an embodiment in which the sixth aspect of the invention is applied, in other words where one or more of edges 2 to 5 have one or more visual edge effects combined with a truly sloping edge portion 22.
As shown, for this purpose a shadow effect 27 can be depicted in the decor 10, wherein the shadow shown extends at the location of an edge region over the wood motif 18 also represented by the decor 10.
The shadow is preferably such that it emphasizes the effect of a sloping edge.
The shadow preferably extends over a width B of at least 0.5 cm. It also preferably extends over the flat portion 25.
In the case that the floor panel 1 is rectangular, so square or elongated, it is preferable that both pairs of opposite edges 2-3 and 4-5 each have one edge, 2 and 5 respectively, with such shadow, while the other edge, respectively 3 and 4, of each pair shows no shadow or a less pronounced shadow.
The shadow can be gradual, for example such that it becomes darker the deeper the surface of the associated pressed part 20 is.
It is generally noted that such shadow can also be applied in pressed portions 19 imitating removed wood portions, for example upon imitation of scraped wood, whereby then for example a shadow on the edges of pressed portions can be imaged in the decor 10.
Another possibility of a visual edge effect according to the invention is shown in Figure 11 and consists in that, in the case that the decor 10 represents a wood motif 18, an image 28 in the decor 10 of end-cut wood is shown in the relevant edge area, this at the location of a really sloping edge portion 22.
As shown, both forms of visual edge effect can be combined with each other.
It is also clear that the visual edge effects described above can be integrated into floor panels according to the first to the fifth aspect. Here, this may or may not have to be in combination with a sloping edge portion 22. The visual effects can for instance also be applied to a flat top.
The use of an image 28 of end-cut wood, depicted in the decor 10 itself, of course with a wood motif 18, also forms an independent aspect of invention. An advantage that is achieved here is that a visual depth effect is created in a non-disturbing way in the decor itself.
As shown in Figures 5 to 8 and 10-11, impressions 29 are also provided in the top of the floor panel 1 which imitate wood pores, which are preferably in accordance with the wood pattern 18, which is known per se as "registered embossed". .
The indentations 29 imitating the wood pores can be arranged as shown both in the flat top and in the aforementioned pressed-in portions, and more particularly in the edge regions 20 and / or the portions 19 intended to imitate locally removed wood portions.
The depth of the impressions 29 imitating the wood pores is preferably smaller than the nominal thickness of the aforementioned top layer or laminate layer 11.
According to figures 1 and 9, the floor panels 1 have the same wood pattern 18 which extends over the entire panel such that one floor panel 1 forms a representation of one one-piece wooden board. However, it is not excluded to imitate more than one plank on one floor panel 1 according to a variant.
In the embodiments of figures 1 to 11, the floor panel 1 has upper edges 26 on all sides which, when two such floor panels 1 are joined together, abut each other, the decor 10 extending as far as these upper edges. This does not preclude that in one variant use may be made of one or more upper edges from which a material portion has been cut away, in order to form a bevelled edge or the like, wherein the decor extends at these edges up to the cut away portion. An example of this, in which a covering 31 is provided on the surface 30 of the cut-away portion, is shown in FIG.
Figure 12 also illustrates a further invention effect that can be applied independently, namely that an inclined depressed edge portion 22 merges into an edge portion 32, such as a felling edge, obtained by removing a material portion. Useful here is that the connection at the edges becomes less critical than in the case of directly adjoining sloping edge portions.
The floor panels 1 are manufactured from large plates, more particularly laminate plates, which are sawn into floor panels 1, after which coupling parts, for example the coupling parts 6-7-8-9 shown, are formed at the edges thereof, for example by means of a number of milling operations.
The plates 33 themselves are, for example, manufactured by compressing the various constituent layers under high pressure in a heated press 34, as shown diagrammatically in Figure 13, for example the decorative layer 14, the overlay 16 and a counter layer 35 on the substrate 13. be pressed and thereby harden. The structure or relief of the upper surface of the plate 33 and therefore also of the top of the floor panels 1 is determined by the structure or relief of the contact surface 36 of a pressing plate 37 employed in the press 34. Such pressing plate 37 is better known under the name "blek".
As shown schematically in Figure 13, it is clear that the contact surface is provided with the necessary relief to form the aforementioned depressed portions and indentations. For example, this contact surface has a first relief formed by projecting portions 38-39, respectively, for forming the pressed-in portions
19-20, as well as a finer relief formed by protrusions 40 for forming the indentations 29.
In practice, the plates 33 and the pressing plate 37 have dimensions of, for example, 2.5 x 5 meters or larger. The thickness of the pressing plate 37 is generally 0.5 to 1 cm.
It is noted that according to a particularly independent aspect of the invention, when sawing the plates 33, the saw cuts are realized as a function of the precise position of the depressed portions and not as a function of the image in the decor. In this way it is obtained that the saw cuts can always be realized at the same location with respect to the depressed parts. This is especially important in the case that lower edge areas are used that contain a sloping section. After all, when a decorative layer 14 is used, for example, it is subject to stretch.
When saw cuts are then realized on the basis of the decor, the saw cuts are no longer in a well-defined position with respect to the pressed parts, so that it can no longer be guaranteed that the final upper edge 26 is always situated at the same height. After all, it can then vary in position, as a result of which it can be located higher on the sloping portion 22 of one floor panel than of the other floor panel 1.
The sawing of the plates 33 as a function of the pressed-in portions is schematically illustrated in Figure 14, in which it is shown that the saws 41 all pass through the impressions formed by means of the projecting portions 39 at the same place. The positioning of the saws 41 relative to the plates 33 preferably takes place automatically by means of one or more marks which are provided in the plates 33 during pressing. Figure 13 shows, for example, a recess 42 with which such a mark can be realized in the plates 33.
In the case that sloping edge portions 22 are used, as mentioned above, preferably flat portions
25 applied. It is hereby also obtained that any differences in height at the upper edges 26, which could arise as a result of production tolerances when forming the edges, are excluded or at least minimized. This is schematically illustrated in figures 15 and 16. Figure 15 shows an embodiment in which the left-hand floor panel 1 is correctly designed, but in which the right-hand floor panel 1 has been slightly sawn and milled by production tolerances. In the example shown, this has the consequence that the flat part 25 of the right-hand floor panel 1 is a smaller one
<EMI ID = 2.1>
portions 25 are flat, the upper edges 26 of the floor panels 1 still close together at the same height. In the case that the same deviation would occur in an embodiment without the flat portions 25, this would result in an undesirable height difference at the upper edges 26, as shown in Figure 16. This does not exclude that embodiments according to Figure 16 resort to the invention.
Figures 17 to 24 schematically show some special techniques for making a pressing plate 37. These techniques, which have already been described in the introduction, are particularly suitable for realizing a pressing plate with which the aforementioned floor panels 1 can be manufactured.
More specifically, Figures 17 to 24 show how the pressing plate 17 can be provided with the aforementioned "first" and "second relief".
Figure 17 shows that the first relief is preferably realized by means of a machining operation with a mechanical tool 43 on the surface of the pressing plate 37. As shown, a milling cutter, more particularly a ball milling cutter, is preferably used for this purpose. This milling cutter is preferably always or nearly always at an angle with the surface where it makes contact with its axis of rotation 44. In this first relief, for example, the projecting portions 38 and 39 are formed. Figures 18 to 20 show a first possibility to superimpose a second relief on the first by means of an etching technique.
According to this first possibility, as shown in Fig. 18, a curable substance 45, preferably in the form of a gel, can be cured by means of radiation, more particularly by means of light, such as UV light, over the surface of the pressing plate 37 to be etched. applied, said substance 45 extending continuously over the normal as well as protruding portions
38-39 from the surface. Subsequently, a film 46 is provided over this substance 45 which is provided with a printing 47 or the like with portions that are impermeable to the aforementioned radiation, whereby this film 46 is forced to follow irregularities in the substance 45, preferably by applying the film against the to attract substance 45 with the aid of vacuum pulling.
Subsequently, the appropriate radiation 48, for example UV radiation, is allowed to act on the whole such that the portions of the aforementioned substance
45 that are accessible to the radiation are cured. After the removal of the aforementioned film 46 and the uncured portions of the substance 45, a condition is obtained as in figure 19. Subsequent etching results in a pressing plate 37 provided with protrusions 40, as shown in figure 20.
According to a second special possibility, a shielding motif is built up systematically, directly or indirectly, on the press plate, preferably by means of an apparatus which is displaced with respect to the press plate and which is controlled digitally. Three examples of embodiments thereof are shown in highly schematic form in Figures 21 to 23.
According to the first embodiment, as shown in Fig. 21, a radiation-curable substance 45, preferably in the form of a gel, over the surface of the teatable layer is cured by means of radiation, more particularly by means of light, such as UV light. etched pressing plate 37 is provided, this substance 45 extending continuously over the normal as well as projecting portions
38-39. Subsequently, a substance 49 is deposited systematically and in the form of a motif on the substance 45, in the form of a shielding product, such that certain zones become impermeable to the aforementioned radiation. By subsequently allowing the appropriate radiation, for example UV radiation, to act on the whole, the parts of the aforementioned substance 45 that are accessible to the radiation are cured.
After the removal of the uncured portions of the substance 45, a condition is again obtained as in Figure 19, after which an analogous procedure can be followed. The screening substance 49 must be sufficiently radiation resistant to the radiation used. This can be a UV-resistant ink. The employed device can be a printer whose print head 50 is moved over the press plate 37, either by the print head
50, either because the pressing plate 37 or because both are displaceable.
According to the second embodiment, which is shown schematically in Figure
22, an etching resistant substance 51 is adhered directly to the press plate 37 in the form of a motif by means of a digitally controlled applicator device 52, so that certain areas of the press plate are covered. As a result, a condition as shown in Fig. 19 is directly obtained, whereafter an analogous procedure is used.
The applicator 52 may be a printer, for example an ink-jet printer, which then, instead of the usual ink, sprays an etching agent shielding substance onto the press plate in accordance with the desired motif. It is clear that this substance must be resistant to etching.
According to the third embodiment, which is schematically shown in Figure 23, a radiation-curable substance 45, preferably in the form of a gel, is cured over the surface of the surface by means of radiation, more particularly by means of light, such as UV light. pressing plate 37 to be etched, wherein this substance 45 extends continuously over the normal as well as projecting portions 38-39. Subsequently, by selectively irradiating the substance 45 by means of the appropriate radiation 53, cured portions are realized which are designated by 45A. After removing the uncured portions of the aforementioned substance 45, a condition as shown in Figure 19 is immediately obtained, whereafter an analogous procedure is followed. The radiation can be generated by a radiation source 54, for example a UV lamp.
Here, the radiation is appropriately focused, for example, or a bundled light beam is used, possibly a laser beam.
In the embodiments of Figs. 21 to 23, it is preferable to use auxiliary means that move over the surface of the press plate, or vice versa, and which adjust directly or indirectly depending on the position of the surface relative to this tools. According to one possibility, the adjustment can be made by means of a focus setting. According to another possibility, this is done by a distance adjustment with respect to the pressing plate.
The foregoing means, for example, that in Fig. 21 the print focus of the print head 50 and / or the distance to the base surface of the press plate can be changed. A position is therefore also shown in position V in which the print focus has been changed with respect to position U. The position W shows a state in which, relative to the position U, the distance from the print head to the base surface of the press plate
37 has been changed in such a way that the distance to the surface or thus the printing distance remains constant.
22 and 23 show similar possibilities for the positions U-V-W, but then for the applicator 52 and the radiation source 54.
According to another possibility than etching, the second relief is realized by means of a driven, preferably digitally controlled, material-removing process, for example by means of spark erosion, and more particularly by means of so-called spark milling. Fig. 24 schematically illustrates this technique, in which a spark milling device 55 removes a certain amount of material, while projections 40, where no material is removed, are formed.
According to a variant (not shown), instead of systematic material being taken away from the pressing plate, systematic material can also be deposited on the pressing plate in order, for example, to build up the protrusions 40 in this way. All obtained pressing plates can of course subsequently be polished or the like.
According to a special method of the invention, the floor panels, and more particularly the plates from which the floor panels are formed, are realized by means of at least two pressing cycles instead of only one pressing cycle. Hereby the floor panels, and more particularly the plates from which they are made, are provided with a final relief in at least two press treatments. This can be done as shown schematically in Figures 25 to 27, in this case in the manufacture of plates of the DPL type. Figure 25 shows that in a first pressing treatment at least the substrate 13, the decorative layer 14 and the overlay 16 are brought under a pressing plate 56. As shown in Figure 26, a top layer 11 is formed after pressing.
Hereby a relief is realized in the surface of the floor panels or plates which mainly consists of indentations 29 which essentially extend exclusively in the plastic top layer, without the substrate being substantially deformed.
In a second pressing treatment, as shown in Figure 27, larger pressed portions, such as the portions, are then pressed
19, realized in the floor panels or plates which preferably extend into the aforementioned substrate. A second pressing plate 57 is used for this purpose.
The second pressing treatment can be carried out both cold and hot. In the case that heat is used in the second pressing treatment, this can be done both by bringing the plates warm into the press and by working with a heated press as well as by applying both heating techniques.
Against all odds, the inventor has determined that the impressions that are realized with the first press treatment are not canceled out with the second press treatment.
It is clear that this method can be used to realize the floor panels described above as well as other floor panels.
It is noted that the invention also relates to devices which are used directly or indirectly in the manufacture of the floor panels, more particularly it relates to the devices which are used with reference to Figures 17-
24 have been described in the context of the aforementioned method.
For controlling the tool 43, digital data obtained by scanning a real model can be assumed. Use is preferably made for this purpose of a model specially designed in advance, for example a model formed from MDF or HDF. By scanning this model, the data is then collected for the 3D control of the tool 43.
The aforementioned substance 45 can be applied to the pressing plate 37 in any way. This is preferably done by immersion.
It is noted that the invention also relates to floor panels, each panel of which per se represents more than one plank, wherein the aforementioned sloping edge portions can therefore be formed between each representation of two boards on one floor panel.
The floor panels can be made in different thicknesses. The thickness thereof is preferably between 6 millimeters and 15 millimeters.
It is not excluded to form the aforementioned finer relief by means of a structural foil which is applied between the pressing plate and the plates 33, instead of using a relief present on the pressing plate itself.
It is also not excluded to make impressions 29 that go deeper than the thickness of the top layer 11, whereby this top layer may be punctured.
The aforementioned pressed-in portions, whereby impressions are formed which extend into the substrate, can be realized by means of normal press printing. However, it is preferable that higher pressures than the usual pressures are used. More specifically, press pressures of more than 77 bar will be applied. By using such high pressures, the chance of porosity effects occurring in the top layer is minimized.
Optionally, but not necessarily, a heavier overlay can be used in the top layer than is customary in the manufacture of DPL floor panels, in order to compensate for a greater risk of too rapid wear. Use will preferably be made of an overlay with a carrier paper
<EMI ID = 3.1>
It is noted that according to the present application the term "pore structure" can be interpreted both narrowly and broadly. A narrow interpretation means that it only concerns the wood pores. A broad interpretation is to be understood to include both wood pores and other finer structures of wood, such as wood grain and the like. It is clear that the indentations 29 to form such a pore structure are therefore correspondingly made.
It is further noted that a "sunken edge area" is understood to mean any edge area that has a surface that is lower than the normal top surface 23 of the floor panel 1.
It is noted that the depth of the realized pressed portions does not necessarily correspond to the size of the protruding portions on the press plate 37. In practice, the substrate will generally spring back slightly after compression. The projecting portions can be of different heights. However, they preferably exhibit a maximum height of 0.8 to 1 millimeter in DPL applications.
The present invention is by no means limited to the exemplary embodiments, but the aforementioned floor panel, the aforementioned methods, devices and accessories for manufacturing such a floor panel, among other variants, can be realized without departing from the scope of the invention.