BE1016308A6

BE1016308A6 - Gravitatie electriciteitscentrale.

Info

Publication number: BE1016308A6
Application number: BE2004/0552A
Authority: BE
Original assignee: Laureyssens Dirk
Priority date: 2004-11-10
Filing date: 2004-11-10
Publication date: 2006-07-04

Description


  Beschrijving: Gravitatie electriciteitscentrale.

  
Aansluitend op de vorige octrooiaanvragen BE2004/480, BE2004/486 en volgende wordt een gewijzigde versie voorgesteld waarbij de voorwerpen van de industriele, huishoudelijke en/of micro infrastructuur (fig.1) extra - zeer lichte maar volume-rijke "jasjes" krijgen zodat hun volume dusdanig toeneemt dat hun drijfvermogen geoptimaliseerd is om stijging in de stijgstructuur mogelijk te maken. Doel blijft het opwekken van electriciteit. De wijze waarop ook. Een vallend en/ of rollend voorwerp (18A, 30,

  
40) creeert electriciteit in de electrische en electronische componenten tijdens zijn val of daling. Het voorwerp kan diverse mogelijke samenstellingen (bv. metaal, composietmateriaal), structuren (bv. meerlagig, binnenframe, lagen, connectoren), onderdelen (magneten, electronische componenten, blaas), vormen
(bol, cylinder, ...) hebben, Het totale volume tijdens het doorloopproces wordt gewijzigd (bv. een open metalen cylinder (30) waarin een massa van celmateriaal (31) wordt geschoven, een cylinder uit composietmateriaal - bekleedt met magneten - waarrond een mouw (20) kan geplaatst worden en weer weggenomen worden), Via een daal-structuur (11A)(bv. een loodrechte cylindrische schacht
12A, een loodrechte schacht, een daalweg op een heuvel) - al dan niet met een vertragende uitloop-structuur (12B) - valt of daalt het voorwerp.

   Het geeft kinetische kracht af aan tenminste één opvangmechanisme dat hetzij bestaat uit sterke tot zéér sterke magnetisch velden (17) die het voorwerp afremmen waarbij als tegen-reactie de coils en magneten electrische stroom leveren door hun onderlinge veranderende spanningsverhoudingen, hetzij uit een rotatieve opstelling (cfr. BE2004/0480), hetzij een hydraulisch systeem, waarna het voorwerp wordt getransporteerd (12C) naar een connectie zone waar - met de hand of geautomatiseerd (12D) in een connectie systeem - aan het voorwerp "extra volume" wordt toegevoegd.

   Dit kan hetzij door tenminste één extra volume met zeer licht soortelijk gewicht (20)(Bv. een met lucht gevulde mouw, een schuimrubberen houder 21, 41) toe te voegen (bv. rond-, in-, over-, aangeschoven, ingedraaid, ingeklemd, etc.), hetzij door tenminste één extra volume met zeer licht soortelijk gewicht (bv. een schuimrubber volume met magnetische connector,) te bevestigen en/ of te verbinden (vastgeklikt, ingeklikt, gebonden, geklit, tussengestoken, geconnecteerd, etc), hetzij door een deel van het voorwerp in volume uit te laten zetten (bv. opblazen van een membraan in het oppervlak, vullen met licht vulsel), hetzij door combinaties van voorgaanden.

  
Het voorwerp-met-extra-volume (12E) - of meerderen gezamelijk wordt vervolgens in een stijgmechanisme (11B, 12F) gebracht via een transfertsysteem (14) - bv. - een sluissysteem, een zelfsluitend rotatie systeem (19A en 19C) - waarbij het groter geworden voorwerp (18B) in een medium (bv. water 13C) - dat opwaartse druk op het grotere voorwerp uitoefent - naar een hogere positie stijgt (12G). Daar wordt het getransporteerd naar een verwijdersysteem (12H) waar het voorwerp (18A) van het extra volume (18C, 20) wordt ontdaan en/ of wordt gedesexpandeerd. Vervolgens wordt het "vrije" voorwerp naar de opening (12J) van dezelfde of van een andere daal-structuur gevoerd waarna het voorwerp opnieuw een dalend traject aflegt.

   De daalstructuur (12A)
- en eventueel de stijgstructuur (12F) - wordt geheel of gedeeltelijk omgeven door of bevat electrische componenten en/ of circuit elementen (bv. spoelen 15A, 15C, meervoudige spoelen 15B, ringen, geleiders, magneten, weerstanden, inductoren, isolatoren, etc) die zelf deel uitmaken en/ of verbonden zijn met bekende systemen uit de techniek van de electriciteits opwerking en opslag en electronica (bv. capacitors, weerstanden, inductors, isolatoren, circuits, geleiders, generatoren, electrische motoren, transformatoren, circuits, resonantiekringen, etc.).

   Het voorwerp zal tijdens zijn doortocht in de daalstructuur, en eventueel in zijn doortocht in de stijgstructuur - door zijn specifieke samenstelling
(materiaal, structuur, vormgeving, magnetische richting) wijzingen veroorzaakt (bv. interne electrische spanning, belasting weerstanden) in de werking van componenten en hun onderlinge spanningsverhoudingen, en aldus electriciteit produceren. Deze electriciteit zal hetzij niet, hetzij gedeeltelijk, hetzij geheel worden aangewend om via bekende technologie (bv. condensatie, membraan-spanning) water-molecules aan de lucht te onttrekken
(13A), zodat water wordt verkregen dat eventueel kan aangewend
(13C) worden in het stijgsysteem (12F) en/ of in andere toepassingen (bv. drinkwater, serres, plantages), en waarbij het extra volume (18C) in tenminste één val- of daal-systeem (11C) terug naar beneden worden gebracht voor hernieuwd gebruik.

   Dergelijke infrastructuur kan dus tegelijk electriciteit produceren op zeer goedkope wijze - want het stijgsysteem vraagt géén extra kracht, en kan ook tegelijk water produceren, hetgeen eventueel via een mineralen-filter (13B) extra mineralen krijgt toegevoegd.

  
Het betreft een zelfstandige krachtcentrale op landmassa, op de zeebodem en/ of drijvend op of in watermassa, of een onderdeel of aanbouw van een andere structuur (gebouw, waterkracht centrale, mijnschacht).

  
De vallende (18A) en/ of rollende voorwerpen worden - eventueel in één specifieke opstelling - in het onderste deel van de daalstructuur afgeremd door middel van tenminste één magnetisch veld (17) dat een opposiete richting heeft dan het magnetisch veld van het vallende voorwerp; 

  
Zulk volume met zeer licht soortelijk gewicht (20) kan diverse vormen en uitvoeringen hebben, zolas bv. een met lucht gevulde mouw 20, een schuimrubberen mouw, een ring gevuld met gesloten cellulaire kunststof, een met lucht gevulde flexibele buis
31, een schuimrubberen vorm, etc. Deze lijst is niet limitatief.

  
Ter opmerking: de tekening 1 is qua verhouding niet volledig correct: de voorwerpen zijn in feite identiek van grootte.

  
In een standard type van volume-met-zeer-licht-soortelijk-gewicht

  
(20) kan tenminste één voorwerp aan of in geplaatst worden of daarmee verbonden worden tot een tijdelijk geheel.

  
Dan wordt het totaal volume van voorwerp plus het extra volume zodanig gewijzigd dat het drijfvermogen voldoende is om een stijging in de stijgstructuur mogelijk te maken.

  
Een voorwerp kan uitgerust zijn met ten minste één connector die een verbinding mogelijk maken met tenminste één extra volume. Zo kunnen extra volumes bv. in verdoken ogen worden geschoven.

  
In het connectie systeem (12D) wordt het voorwerp (40) voorzien van tenminste één extra volume (41) via holte (44) en/ of van lucht, gas of een vulsel (bv. geexpandeerde PE bolletjes). In het verwijdersysteem (12H) wordt het voorwerp (40) ontdaan van het extra volume (41) en/of de toegevoegde lucht, gas of vulsel. In een verwijdersysteem (12H) kan een extra volume (18C) via een schacht (11C) - bv. enkel op basis van zwaartekracht - naar het lager liggend connectie systeem wordt gebracht.

  
Het connectie systeem (12D) en verwijdersysteem (12H) zullen respectievelijk een extra volume over of in een vast (bv. magnetisch 40 en 42) gepositioneerd voorwerp (40) schuiven of er wordt er aftrekken. Maar het kan ook omgekeerd of gecombineerd (zie pijltjes op figuur 4). Het connectie systeem (12D) en verwijdersysteem (12H) kan respectievelijk ook een voorwerp in een vast gepositioneerd extra volume (41) schuiven of er van of uit trekken. De structuur 43 geeft een klemming op het extra volume.

  
Het rotatie systeem (14) bestaat uit een draaiend stelsel in een nauw aansluitende vaste holte - waarbij eventueel bijkomende dichtingen tussen beiden zijn aangebracht - waarbij tenminste één groter geworden voorwerp (12E) - via een permanente opening aan de luchtzijde - in een holte (19B) van een draaiend stelsel (19A) wordt geplaatst en na een bepaalde draaing het groter geworden voorwerp - via een permanente opening aan de mediumzijde zich zelfstandig uit de holte van het draaiend stelsel verwijdert en omhoog drijft in de stijgstructuur. Er zijn ook andere manieren waarop de transfer van de lucht zone naar de water zone kan bereikt worden. Hiervan bestaat bekende technologie.

  
Bij dit rotatie systeem (14) kan het groter geworden voorwerp door middel van tenminste één zich-opspannend membraan
(19D)(bv. via luchtdruk) uit de holte worden geduwd, waarbij het membraan eventueel ook de holte zelf opvult zodat quasi geen medium (13C) in de ruimte van de holte komt. In de tekening 1 wordt getoond hoe het water uit een gevulde holte kan lopen, bv. naar een planten-serre.

  
Het is mogelijk ook een voorwerp (18A) te hebben waaraan tenminste één quasi permanent - doch verwijderbaar - extra volume kan aan verbonden zijn zodat het connectie systeem en verwijder hetzij niet nodig zijn, hetzij slechts sporadisch moet gebruikt worden.

Claims

Conclusies:

1. Een industriele, huishoudelijke en/of micro infrastructuur

(fig.1) voor het opwekken van electriciteit waarbij tenminste één vallend en/ of rollend voorwerp (18A, 30, 40) dat diverse mogelijke samenstellingen (bv. metaal, composietmateriaal), structuren (bv. meerlagig, binnenframe, lagen, connectoren), onderdelen (magneten, electronische componenten, blaas), vormen (bol, cylinder, ...) kan hebben, en waarvan het totale volume tijdens het doorloop-proces wordt gewijzigd (bv. een open metalen cylinder (30) waarin een massa van celmateriaal

(31) wordt geschoven, een cylinder uit composietmateriaal bekleedt met magneten - waarrond een mouw (20) kan geplaatst worden en weer weggenomen worden), via een daalstructuur (11A)(bv. een loodrechte cylindrische schacht 12A, een loodrechte schacht, een daalweg op een heuvel) - al dan niet met een vertragende uitloop-structuur (12B) - valt of daalt en kinetische kracht afgeeft aan tenminste één opvangmechanisme dat hetzij bestaat uit sterke tot zéér sterke magnetisch velden

(17) die het voorwerp afremmen waarbij als tegen-reactie de coils en magneten electrische stroom leveren door hun onderlinge veranderende spanningsverhoudingen, hetzij bestaat uit een rotatieve opstelling, hetzij een hydraulisch systeem, waarna het voorwerp wordt getransporteerd (12C) naar een connectie zone waar - met de hand of geautomatiseerd (12D) in een connectie systeem - aan het voorwerp:

a. hetzij tenminste één extra volume met zeer licht

soortelijk gewicht (20)(Bv. een met lucht gevulde mouw, een schuimrubberen houder 21, 41) wordt toegevoegd (bv. rond-, in-, over-, aangeschoven, ingedraaid, ingeklemd, etc.),

b . hetzij tenminste één extra volume met zeer licht

soortelijk gewicht (bv. een schuimrubber volume met magnetische connector,) aan wordt bevestigd en/ of verbonden (vastgeklikt, ingeklikt, gebonden, geklit, tussengestoken, geconnecteerd, etc),

c. hetzij een deel van het voorwerp in volume wordt

geexpandeerd (bv. opblazen van een membraan in het oppervlak, vullen met licht vulsel),

d. hetzij een combinatie van voorgaanden,

en het voorwerp-met-extra-volume (12E) - of meerderen gezamelijk - vervolgens in een stijgmechanisme (11B, 12F) wordt gebracht via een transfertsysteem (14) - bv. - een sluissysteem, een zelfsluitend rotatie systeem (19A en 19C) waarbij het groter geworden voorwerp (18B) in een medium (bv. water 13C) - dat opwaartse druk op het grotere voorwerp uitoefent - naar een hogere positie stijgt (12G) en daar getransporteerd wordt naar een verwijdersysteem (12H) waar het voorwerp (18A) van het extra volume (18C, 20) wordt ontdaan en/of wordt gedesexpandeerd, en vervolgens naar de opening (12J) van dezelfde of van een andere daal-structuur gevoerd waarna het voorwerp opnieuw een dalend traject aflegt, en waarbij de daalstructuur (12A) en de stijgstructuur (12F) geheel of gedeeltelijk omgeven wordt door of bevattend electrische componenten en/ of circuit elementen (bv.

spoelen 15A, 15C, meervoudige spoelen 15B, ringen, geleiders, magneten, weerstanden, inductoren, isolatoren, etc) die zelf deel uitmaken en/of verbonden zijn met bekende systemen uit de techniek van de electriciteits opwerking en opslag en electronica (bv. capacitors, weerstanden, inductors, isolatoren, circuits, geleiders, generatoren, electrische motoren, transformatoren, circuits, resonantiekringen, etc.) zodat het voorwerp - tijdens zijn doortocht in de daalstructuur, en eventueel in zijn doortocht in de stijgstructuur - door zijn specifieke samenstelling (materiaal, structuur, vormgeving, magnetische richting) wijzingen veroorzaakt (bv.

interne electrische spanning, belasting weerstanden) in de werking van componenten en hun onderlinge spanningsverhoudingen, en aldus electriciteit produceert, en waarbij deze electriciteit hetzij niet, hetzij gedeeltelijk, hetzij geheel wordt aangewend om via bekende technologie (bv. condensatie, membraan-spanning) water-molecules aan de lucht te onttrekken (13A), zodat water wordt verkregen dat eventueel kan aangewend (13C) worden in het stijgsysteem (12F) en/ of in andere toepassingen (bv. drinkwater, serres, plantages), en waarbij het extra volume (18C) in tenminste één val- of daal-systeem (11C) terug naar beneden worden gebracht voor hernieuwd gebruik;

2. Infrastructuur, zoals beschreven in conclusie 1, zijnde een

zelfstandige krachtcentrale op landmassa, op de zeebodem en/ of drijvend op of in watermassa, of een onderdeel of aanbouw van een andere structuur (gebouw, waterkracht centrale, mijnschacht);

3. Infrastructuur, zoals beschreven in conclusie 1, waarbij de

vallende (18A) en/ of rollende voorwerpen in het onderste deel van de daalstructuur worden afgeremd door middel van tenminste één magnetisch veld (17) dat een opposiete richting heeft dan het magnetisch veld van het vallende voorwerp;

4. Volume met zeer licht soortelijk gewicht (20), zoals beschreven

in conclusie 1, zoals bv. een met lucht gevulde mouw 20, een schuimrubberen mouw, een ring gevuld met gesloten cellulaire kunststof, een met lucht gevulde flexibele buis 31, een schuimrubberen vorm, etc.;

5. Volume met zeer licht soortelijk gewicht (20), zoals beschreven

in conclusie 1, waarin of waaraan tenminste één voorwerp kan geplaatst worden of daarmee verbonden worden tot een tijdelijk geheel;

6. Volume met zeer licht soortelijk gewicht (20), zoals beschreven

in conclusie 1, dat het totaal volume van voorwerp plus het extra volume zodanig wijzigt dat het drijfvermogen voldoende is om een stijging in de stijgstructuur mogelijk te maken;

7. Voorwerp, zoals beschreven in conclusie 1, dat is uitgerust met

ten minste één connector die een verbinding mogelijk maken met tenminste één extra volume;

8. Connectie systeem (12D), zoals beschreven in conclusie 1,

waarbij het voorwerp (40) wordt voorzien van tenminste één extra volume (41) en/ of van lucht, gas of een vulsel (bv. geexpandeerde PE bolletjes);

9. Verwijdersysteem (12H), zoals beschreven in conclusie 1,

waarbij het voorwerp (40) wordt ontdaan van het extra volume

(41) en/ of de toegevoegde lucht, gas of vulsel;

10. Verwijdersysteem (12H), zoals beschreven in conclusie 1,

waarbij een extra volume (18C) via een schacht (11C) - bv. enkel op basis van zwaartekracht - naar het lager liggend connectie systeem wordt gebracht;

11. Connectie systeem (12D) en verwijdersysteem (12H), zoals

beschreven in conclusie 1, waarbij respectievelijk een extra volume over of in een vast (bv. magnetisch 40 en 42) gepositioneerd voorwerp (40) wordt geschoven of er wordt afgetrokken;

12. Connectie systeem (12D) en verwijdersysteem (12H), zoals

beschreven in conclusie 1, respectievelijk een voorwerp in een vast gepositioneerd extra volume (41) wordt geschoven of er van of uit wordt getrokken;

13. Rotatie systeem (14), zoals beschreven in conclusie 1, bestaande

uit een draaiend stelsel in een nauw aansluitende vaste holte waarbij eventueel bijkomende dichtingen tussen beiden zijn aangebracht - waarbij tenminste één groter geworden voorwerp (12E) - via een permanente opening aan de luchtzijde

- in een holte (19B) van een draaiend stelsel (19A) wordt geplaatst en na een bepaalde draaing het groter geworden voorwerp - via een permanente opening aan de mediumzijde zich zelfstandig uit de holte van het draaiend stelsel verwijdert en omhoog drijft in de stijgstructuur;

14. Rotatie systeem (14), zoals beschreven in conclusie 1, waarbij

het groter geworden voorwerp door middel van tenminste één zich-opspannend membraan (19D)(bv. via luchtdruk) uit de holte wordt geduwd, waarbij het membraan eventueel ook de holte zelf opvult zodat quasi geen medium (13C) in de ruimte van de holte komt;

15. Voorwerp (18A), zoals beschreven in conclusie 1, waaraan

tenminste één quasi permanent - doch verwijderbaar - extra volume kan aan verbonden zijn zodat het connectie systeem en verwijder hetzij niet nodig zijn, hetzij slechts sporadisch moet gebruikt worden.