BE1016288A3 - Verbeterde methode voor het bouwen van een verzonken of deels verzonken ruimte. - Google Patents
Verbeterde methode voor het bouwen van een verzonken of deels verzonken ruimte. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1016288A3 BE1016288A3 BE2004/0385A BE200400385A BE1016288A3 BE 1016288 A3 BE1016288 A3 BE 1016288A3 BE 2004/0385 A BE2004/0385 A BE 2004/0385A BE 200400385 A BE200400385 A BE 200400385A BE 1016288 A3 BE1016288 A3 BE 1016288A3
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- concrete
- space
- wall panels
- flanges
- concrete piles
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02D—FOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
- E02D29/00—Independent underground or underwater structures; Retaining walls
- E02D29/045—Underground structures, e.g. tunnels or galleries, built in the open air or by methods involving disturbance of the ground surface all along the location line; Methods of making them
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02D—FOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
- E02D5/00—Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
- E02D5/20—Bulkheads or similar walls made of prefabricated parts and concrete, including reinforced concrete, in situ
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04B—GENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
- E04B1/00—Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
- E04B1/0007—Base structures; Cellars
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04B—GENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
- E04B2/00—Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls
- E04B2/84—Walls made by casting, pouring, or tamping in situ
- E04B2/86—Walls made by casting, pouring, or tamping in situ made in permanent forms
- E04B2/8635—Walls made by casting, pouring, or tamping in situ made in permanent forms with ties attached to the inner faces of the forms
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04B—GENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
- E04B2/00—Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls
- E04B2/84—Walls made by casting, pouring, or tamping in situ
- E04B2/86—Walls made by casting, pouring, or tamping in situ made in permanent forms
- E04B2002/867—Corner details
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Mining & Mineral Resources (AREA)
- Paleontology (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Environmental & Geological Engineering (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- Electromagnetism (AREA)
- Underground Structures, Protecting, Testing And Restoring Foundations (AREA)
Abstract
Een methode voor het construeren van een verzonken of deels verzonken ruimte in de grond omvat : - het voorzien van betonpalen (202) in de grond rond de omtrek van de te vormen verzonken of deels verzonken ruimte, -voordat het beton van de betonpalen (202) is uitgehard, het aanbrengen in iedere betonpaal (202) van een langwerpig element (204) dat op twee tegenover elkaar liggende zijden voorzien is van een flens (208) over een hoogte die substantieel gelijk is aan de hoogte van een te plaatsen wandpaneel (206), waarbij de ruimte tussen de twee tegenoverliggende flenzen (208) is opgevuld met vulmateriaal (212), - het verwijderen van uitgehard beton van de betonpaal (202) naast het vulmateriaal (212), - het verwijderen van het vulmateriaal (212) van tussen de flenzen (208), het aanbrengen van wandpanelen (206) tussen de flenzen (208) waar het vulmateriaal (212) verwijderd is, elk wandpaneel (206) gelokaliseerd tussen de flenzen (208) van naburige langwerpige elementen (204) zodat een op zijn minst deels gesloten ruimte wordt gevormd.
Description
VERBETERDE METHODE VOOR HET BOUWEN VAN EEN VERZONKEN OF DEELS VERZONKEN RUIMTE Technisch gebied van de uitvinding Onderhavige uitvinding heeft betrekking op een methode voor het construeren van een verzonken of deels verzonken ruimte of kamer. De verzonken of deels verzonken kamer kan hierbij bijvoorbeeld een kelder, een souterrain, een garage of een kruipkelder zijn. Stand van de techniek Mogelijke ontwerpen voor waterdichte kelders worden gedetailleerd beschreven in het CIRIA rapport 139, "Water-resisting basements" gepubliceerd in 1995. Het is algemeen bekend dat de constructie van een verzonken of deels verzonken kamer, zoals een kelder, een souterrain, een garage enz. vaak aanleiding geeft tot waterresistentie gerelateerde problemen. In de meeste gevallen omvat de basisprocedure het vooraf draineren van de grond, het graven van een holte,. het bedekken van de bodem met een bevloering en het optrekken van muurwanden van op die bevloering. Bij deze procedure is de uitgegraven holte meestal substantieel groter dan de kamer die voorzien wordt, zowel in zijdelijke richting als in diepterichting, aangezien de nodige werkruimte dient voorzien te worden en aangezien aan beide zijden van de opgetrokken muurwanden ruimte dient voorzien te worden voor het drogen tijdens en na de constructie. Deze procedure wordt klassiek "constructie in open uitgegraven ruimte" genoemd. Wanneer een verzonken of deels verzonken ruimte, zoals bijvoorbeeld een kelder, dient geconstrueerd te worden tussen bestaande constructies, zijn de beschikbare bouwtechnieken vaak gelimiteerd tot die technieken die een voldoende laag trillingsgehalte produceren. Grote trillingen kunnen immers aanleiding geven tot structurele schade aan de aanpalende constructies of, erger, kunnen aanleiding geven tot het op zijn minst gedeeltelijk instorten van aanpalende constructies. Technieken waarbij een holte wordt uitgegraven die groter is dan de kamer(s) die men wenst te construeren zijn bovendien vaak onmogelijk. Op bouwwerven waar er slechts een beperkte ruimte beschikbaar is, moeten vaak methodes toegepast worden waarbij nagenoeg geen zijdelingse ruimte nodig is. De bouwtechnieken dienen ook een hoge veiligheidsgraad in te houden, zowel voor de werkmannen op de bouwwerf als voor eventuele voorbijgangers. De toegang tot de bouwwerf kan daarenboven nog eens bemoeilijkt worden doordat er wegen of doorgangen aanpalend aan de bouwwerf gelegen zijn die vaak voortdurend in gebruik zijn. Ook dit beperkt de mogelijke technieken die kunnen aangewend worden tijdens de constructie. EP-03447147.4 getiteld "Improved method and means for building a sunken or <EMI ID=1.1> huidige aanvrager, tegelijkertijd in behandeling met deze octrooiaanvrage, beschrijft een methode voor de constructie van een verzonken of deels verzonken ruimte, waarbij een aantal langwerpige elementen - elk element bestaande uit een koker voorzien van twee flenzen - in verticale richting in de grond worden gebracht op modulaire afstanden van elkaar. De elementen kunnen hierbij verankerd worden en dienen als profielen waarin wandpanelen gepositioneerd worden. Eens ter plaatse, kunnen de kokers van de elementen gevuld worden met beton om zo het systeem te <EMI ID=2.1> worden wandpanelen tussen de elementen aangebracht. De verzonken of deels verzonken ruimte wordt verder afgewerkt door het aanbrengen van de nodige waterkeringen en het voorzien van een vloerplaat. Zo kan relatief snel een stevige, verzonken of deels verzonken ruimte geconstrueerd worden. Deze methode is uitermate geschikt voor de constructie van een verzonken of deels verzonken ruimte, in het bijzonder in zanderige ondergrond. Bij andere ondergronden, in het bijzonder bijvoorbeeld ondergronden waarin zich veel stenen bevinden, verliest de methode aan efficiëntie doordat het moeilijker wordt de langwerpige elementen in de grond aan te brengen. Samenvatting van de uitvinding Het is de bedoeling van onderhavige uitvinding om te voorzien in een verbeterde methode voor het construeren van een verzonken of deels verzonken ruimte, bruikbaar voor een groot aantal types ondergronden. In een eerste aspect voorziet de huidige uitvinding in een methode voor het construeren van een verzonken of deels verzonken ruimte in de grond. De methode omvat - het voorzien van betonpalen in de grond rond de omtrek van de te vormen ruimte, - voordat het beton van de betonpalen is uitgehard, het aanbrengen in iedere betonpaal van een langwerpig element dat op twee tegenover elkaar liggende zijden voorzien is van een flens over een hoogte die substantieel gelijk is aan de hoogte van een te plaatsen wandpaneel, waarbij de ruimte tussen de twee tegenoverliggende flenzen is opgevuld met vulmateriaal, - het verwijderen van uitgehard beton naast het vulmateriaal, - het verwijderen van het vulmateriaal van tussen de flenzen, - het aanbrengen van wandpanelen, elk wandpaneel gelokaliseerd tussen de flenzen van naburige langwerpige elementen zodat een op zijn minst deels gesloten ruimte wordt gevormd. De methode volgens de uitvinding kan verder het aanbrengen van een grondanker door ten minste één langwerpig element omvatten. Het voorzien van betonpalen kan het boren van gaten omvatten en het volstorten van de geboorde gaten met beton. De betonpalen kunnen voorzien worden tot op een vooropgestelde diepte onder het maaiveld, bijvoorbeeld 1 meter. Het langwerpig element kan tenminste over een deel van zijn lengte bestaan uit een holle koker met flenzen. Het langwerpig element kan dan tenminste over een deel van zijn lengte een tweede profiel omvatten dat aan de holle koker is bevestigd. De methode volgens onderhavige uitvinding kan verder het uitgraven van grond uit de op zijn minst deels gesloten ruimte omvatten, zodat deze ruimte wordt vrijgemaakt. De methode kan bovendien het aanbrengen van een vloer in de uitgegraven ruimte omvatten. De wandpanelen kunnen enkele of dubbele wandpanelen zijn. Dubbele wandpanelen kunnen worden gevuld met hard of verhardend materiaal. Het aanbrengen van een langwerpig element in een betonpaal kan met behulp van hoog frequente trillingen gebeuren. De wandpanelen kunnen in de grond worden geduwd, al dan niet met behulp van hoog frequente trillingen. Andere kenmerken, eigenschappen en voordelen van onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de hierna volgende gedetailleerde beschrijving samen met bijgevoegde figuren die, als voorbeeld, de principes van de uitvinding illustreren. De beschrijving dient enkel ter illustratie en is niet limiterend voor de omvang van de onderhavige uitvinding. De korte beschrijving van de figuren verwijst naar de figuren die toegevoegd zijn. Korte beschrijving van de figuren Fig. 1 is een schematisch blokdiagram van een methode volgens een uitvoeringsvorm van onderhavige uitvinding. Fig. 2 is een schematisch bovenaanzicht van de verschillende componenten in een constructie volgens de huidige uitvinding. Fig. 3 illustreert aangebrachte betonbalken volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Fig. 4 is een transversale doorsnede van een uitvoeringsvorm van een langwerpig element voor gebruik met de methode van de huidige uitvinding. Fig. 5 is een transversale doorsnede van een langwerpig element volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij het langwerpig element twee I-profielen omvat. Fig. 6 is een perspectiefzicht van een langwerpig element bestaande uit een wandgeleidingsprofiel en een verankeringsprofiel volgens een uitvoeringsvorm van onderhavige uitvinding. Fig. 7 is een transversale doorsnede van een hoekprofiel volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Fig. 8 is een transversale doorsnede dat aantoont welke delen van de betonpaal worden verwijderd volgens de huidige uitvinding. Fig. 9 is een bovenaanzicht van een dubbel wandpaneel te gebruiken volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. Fig. 10, Fig. 11 en Fig. 12 illustreren verschillende uitvoeringsvormen van messen aangebracht aan de onderzijde van een wandpaneel. Fig. 13 illustreren een uitvoeringsvorm van een enkelvoudig vol wandpaneel voorzien van een verloren bekisting met een bewapeningsverbinding, te gebruiken volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. Uitvoeringsvorm De huidige uitvinding zal beschreven worden aan de hand van een specifieke voorkeursuitvoering en verwijzend naar specifieke figuren. Desalniettemin wordt de beschermingsomvang van de uitvinding hierdoor niet gelimiteerd, maar enkel door de conclusies. Meer bepaald zal de huidige uitvinding beschreven worden refererend naar een verzonken ruimte, bijvoorbeeld een kelder, hoewel het duidelijk zal zijn voor de vakman dat ook andere verzonken ruimtes, zoals bijvoorbeeld garages, ondergrondse parkeergarages, kruipkelders of opslagplaatsen, of deels verzonken ruimtes, zoals bijvoorbeeld een souterrain, via dezelfde methodes kunnen bekomen worden. De huidige uitvinding laat toe om geprefabriceerde elementen te positioneren voor de constructie van een ruimte die verzonken of deels verzonken is. Met een deels verzonken ruimte wordt een ruimte bedoeld waarvan zich minder dan één verdieping onder het gelijkvloersniveau bevindt, terwijl met een verzonken of volledig verzonken ruimte, een ruimte wordt bedoeld waarvan zich één of meer verdiepingen onder het gelijksvloersniveau bevinden. De figuren getoond in deze aanvraag zijn enkel schematisch en niet limiterend. In deze figuren kan de grootte van sommige elementen overdreven zijn en niet op schaal om de duidelijkheid van de figuren te bevorderen. De termen eerst(e) en tweede in de beschrijving en de conclusies, worden gebruikt om een onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk om een sequentiële of chronologische volgorde te beschrijven. Het mag daarom duidelijk zijn dat deze termen onder de gepaste omstandigheden onder elkaar verwisselbaar zijn en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding, tenzij anders beschreven, in een andere volgorde kunnen uitgevoerd worden dan de volgorde beschreven of voorgesteld. In een uitvoeringsvorm van onderhavige uitvinding wordt een algemene methode 100 beschreven voor de constructie van een verzonken of deels verzonken ruimte. De verschillende stappen die uitgevoerd dienen te worden, zijn weergegeven in het schematisch blokdiagram getoond in Fig. 1. De verschillende onderdelen zullen ondermeer beschreven worden aan de hand van Fig. 2, waarin een schematisch overzicht van de verschillende componenten van de constructie wordt getoond. In een eerste stap 110 worden op modulaire afstand van elkaar palen, zoals bijvoorbeeld betonpalen 202, voorzien, zoals getoond in Fig. 2. De modulaire afstand tussen de palen 202 is aangepast zodat nadien voorgefabriceerde wandpanelen 206 geplaatst zullen kunnen worden tussen langwerpige elementen 204 die zullen worden aangebracht in de betonpalen 202. De modulaire afstand tussen de betonpalen 202 wordt dus in hoofdzaak bepaald door de karakteristieke lengte van de wandpanelen 206 die zullen gebruikt worden. Een typische lengte van deze wandpanelen 206 is 2500 mm hoewel de uitvinding hiertoe niet beperkt wordt. Het voorzien van de juiste posities voor de betonpalen 202 kan eventueel gebeuren door gebruik te maken van een pasvorm of door het meten van de onderlinge afstanden, bijvoorbeeld tussen de centers van twee naburige betonpalen 202. Het aanbrengen van de betonpalen 202 kan gebeuren op om het even welke gepaste manier, bijvoorbeeld door het boren van een gat met behulp van een grondboor, en het volstorten van dat gat met vloeibaar beton. De betonpalen 202 worden aangebracht vanaf een hoogte niet hoger dan de aan te brengen wandpanelen 206, bij voorkeur maar niet beperkt tot vanaf een hoogte van bijvoorbeeld 1 meter onder het maaiveld, tot een zekere diepte onder de onderzijde van de toekomstige vloerplaat. Deze diepte is typisch van de orde 3000 mm, maar de uitvinding is hiertoe niet beperkt. De gebruikte lengte van de betonpalen 202 kan bijvoorbeeld afhangen van de grootte of omvang van de te construeren verzonken of deels verzonken ruimte, van het type ondergrond dat aanwezig is en de draagkracht ervan, of van de omgevingsomstandigheden waarin de verzonken of deels verzonken ruimte dient geconstrueerd te worden. Ook de diameter van de betonpaal 202, en dus van het geboorde gat, is niet kritisch en zal deels bepaald worden door de omvang van de constructie en deels door de doorsnede van het langwerpig element 204 dat gebruikt zal worden voor het geleiden en/of ondersteunen van de wandpanelen 206. Het geboorde gat wordt volgestort met beton, tot op een hoogte niet hoger dan de voorziene bovenzijde van de aan te brengen wandpanelen 206, bij voorkeur tot een beetje daaronder, bijvoorbeeld tot ongeveer 1 meter onder het maaiveld. Dit is geïllustreerd in Fig. 3 waarin een vooraanzicht van de betonpalen 202 wordt getoond, evenals een muur 302 van een naburige constructie. Op deze manier worden ondergrondse betonpalen 202 geconstrueerd die als steunpalen zullen dienen voor het dragen van de verzonken of deels verzonken ruimte. De uitvinding is echter niet gelimiteerd tot bovengenoemde techniek van aanbrengen van de betonpalen 202 en andere methodes waarbij ondergrondse betonpalen 202 worden gevormd kunnen eveneens gebruikt worden, indien ze de latere constructie van langwerpige elementen 204 welke deels verzonken zijn in de betonpalen 202 volgens de huidige uitvinding toelaten. In een tweede stap 112 wordt in elke betonpaal 202, voordat deze is uitgehard, een langwerpig element 204 voorzien dat in de betonpaal 202 wordt geplaatst. Eventueel mag het langwerpig element 204 deels boven de betonpaal 202 uitsteken. Het deel van het langwerpig element 204 dat in de betonpaal 202 wordt geplaatst is voldoende lang zodat, na verharding van het beton en verwijderen van een deel van het beton, het langwerpig element 204 stevig in de betonpaal 202 is bevestigd. Het deel van het langwerpig element 204 dat eventueel boven de betonpaal 202 uitsteekt, loopt preferentieel tot aan de bovenzijde van de te voorziene zijwanden van de verzonken of deels verzonken ruimte, hoewel de uitvinding niet door de exacte lengte is gelimiteerd. Het langwerpig element 204 kan zich ook uitstrekken tot een afstand onder de bovenzijde van de te voorziene wanden, op voorwaarde dat het langwerpig element 204 een houder vormt die de te plaatsten wandpanelen 206 voldoende vast houdt. Het gebruikte langwerpig element 204 kan om het even welke geschikte vorm hebben. Essentieel aan het langwerpig element 204 is dat het ten minste over een deel van de hoogte twee flenzen 208 bevat zodat het een houder en/of geleider en/of ondersteuning vormt voor de toekomstig te plaatsen wandpanelen 206. Het langwerpig element 204 kan uitgevoerd zijn in om het even welk geschikt materiaal dat voldoende stevigheid voorziet, zoals bijvoorbeeld, maar niet gelimiteerd tot, metaal bijvoorbeeld staal, beton of hard kunststof. Het is voordelig om stabiliteitsredenen, echter niet essentieel, indien het langwerpig element 204, naast de flenzen 208, ook nog een kokervormig gedeelte 210 heeft tussen de flenzen 208, dat bij het voorzien van het langwerpig element 204 in de betonpaal 202 deels wordt opgevuld door nog niet uitgehard beton van de betonpaal 202. Volgens de uitvinding is het langwerpig element 204, op het moment dat het in de betonpaal 202 wordt aangebracht, voorzien van een vulmateriaal 212 tussen de flenzen 208. Dit vulmateriaal 212 verhindert dat er tussen de flenzen 208 beton van de betonpaal 202 zal uitharden. Een typische doorsnede van een langwerpig element 204 voorzien van vulmateriaal 212, zoals dat kan gebruikt worden voor het inbrengen in een betonpaal 202 overeenkomstig onderhavige uitvinding is getoond in Fig. 4. Hierin zijn het kokervormig verbindingsgedeelte 210 en de flenzen 208 te zien. Het kokervormig verbindingsgedeelte 210 is een hol centraal gedeelte, dat in doorsnede bijvoorbeeld rechthoekig of vierkant kan zijn, maar dat ook elke andere geschikte vorm kan hebben, bijvoorbeeld in transversale doorsnede cirkelvormig, zeshoekig, achthoekig enz. Op het kokervormig verbindingsgedeelte 210 zijn de flenzen 208 aangebracht. Daarnaast zijn op het langwerpig element 204 ook vaak vasthechtingspunten 402 voor de waterkering voorzien. Het langwerpig element 204 kan gemaakt zijn door het aan elkaar bevestigen, bijvoorbeeld aaneenlassen of verbinden door verlijmen of met behulp van bouten bevestigen, van een kokervormig profiel 210 en twee vlakke platen voor de vorming van de flenzen 208, waarbij de flenzen 208 zijn aangebracht langs twee tegenover elkaar liggende longitudinale zijden van het kokervormig profiel 210. Alternatief kan de koker-flens-combinatie vervaardigd worden door extrusie, of door het gieten of spuitgieten van het complete langwerpige element 204 in een mal, afhankelijk van het gebruikte materiaal. Volgens een ander alternatief kan het gewenste profiel, i.e. een kokervormig verbindingselement 210 met twee flenzen 208, ook bekomen worden door het op een geschikte manier in longitudinale richting verbinden, bijvoorbeeld door lassen, van twee I profielen 502, zoals voorgesteld in transversale doorsnede in Fig. 5. De langwerpige elementen 204 kunnen worden gevormd door een wandgeleidingsprofiel, bijvoorbeeld een koker-flens-combinatie zoals hierboven beschreven, dat van substantieel boven tot substantieel beneden in de betonpaal 202 doorloopt. Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm kunnen de langwerpige elementen 204 gevormd worden door een koker 210, waartegen flenzen 208 bevestigd zijn substantieel enkel op die plaatsen waar later een wandpaneel 206 zal worden aangebracht. Volgens nog een andere uitvoeringsvorm bestaat . een langwerpig element 204 voor een deel uit een wandgeleidingsprofiel 602, bijvoorbeeld een koker-flens-combinatie zoals hierboven beschreven, en voor een deel uit een verankeringsprofiel 604 dat aan het wandgeleidingsprofiel 602 is bevestigd op een geschikte manier, bijvoorbeeld door lassen, verlijmen of door een boutbevestiging, waarbij het wandgeleidingsprofiel 602 zich in het uitgeharde beton van de betonpaal 202 zal bevinden op een hoogte waar een wandpaneel 206 dient te worden aangebracht, terwijl het verankeringsprofiel 604 zich dieper in de betonpaal 202 bevindt, ook in het deel van de betonpaal 202 dat uiteindelijk onder de verzonken of deels verzonken ruimte zal gelokaliseerd zijn. Het voordeel van de uitvoeringsvorm geïllustreerd in Fig. 6 is dat het verankeringsprofiel 604 stevig kan verankerd is in het verhard beton doordat beton overal rondom het verankeringsprofiel 604 aanwezig is. Om de verankering nog groter te maken kunnen gaten (niet voorgesteld in Fig. 6) in het verankeringsprofiel 604 voorzien worden. Bovendien is, in het geval van een wandgeleidingsprofiel 602 dat bestaat uit een koker-flens-combinatie, dit profiel extra stevig doordat de binnenruimte van het holle kokervormige gedeelte 210 met beton gevuld wordt tijdens het aanbrengen van het langwerpig element 204 in het nog niet uitgeharde beton van de betonpalen 202. De langwerpige elementen 204 worden in de betonpaal 202 aangebracht voordat deze is uitgehard. Indien nodig kunnen neerwaartse krachten op de langwerpige elementen 204 worden uitgeoefend, bijvoorbeeld door hoog-frequente trillingen of door hydraulisch een drukkracht of de bovenzijde van de langwerpige elementen 204 uit te oefenen. Het aanbrengen van de langwerpige elementen 204 in de verse, nog niet-uitgeharde betonpalen 202, wordt vergemakkelijkt door de zwaartekracht die op de langwerpige elementen 204 inwerkt. De afmetingen van de betonpaal 202 in transversale doorsnede en de afmetingen van het langwerpig element 204 in transversale doorsnede zijn zodanig dat zijdelen van de uitgeharde betonpaal 202, na inbrengen van de langwerpige elementen 204 quasi los staan van de rest van de betonpaal 202, zodat zij gemakkelijk kunnen verwijderd worden. Het deel van het wandgeleidingsprofiel dat komt op een hoogte waar een wandpaneel 206 zal worden aangebracht kan voorzien zijn met middelen, bijvoorbeeld een coating, die de hechting van het beton aan het wandgeleidingsprofiel vermindert, zodat het beton ter hoogte van de aan te brengen wandpaneel 206 gemakkelijk kan worden verwijderd, bijvoorbeeld los geslagen. Op bovenbeschreven manier worden rond de volledige omtrek van de te vormen verzonken of deels verzonken ruimte vertikaal opgerichte langwerpige elementen 204 aangebracht in betonpalen 202. Op hoeken kunnen lichtjes anders uitziende langwerpige elementen worden aangebracht, waarvan de doorsnede van een uitvoeringsvorm wordt weergegeven in Fig. 7. Een dergelijk hoekelement 702 omvat bij voorkeur eveneens een hol centraal gedeelte 704 met bijvoorbeeld een rechthoekige of vierkante dwarsdoorsnede, of met een dwarsdoorsnede met elke geschikte vorm, net zoals de hierboven beschreven andere langwerpige elementen 204. Op dit centrale hol gedeelte 704 zijn flenzen 706, 708, 710, 712 aangebracht die voorzien zijn om de later aan te brengen wandpanelen 206 te geleiden en/of te ondersteunen. Nadat het beton van de betonpalen 202 is uitgehard, worden in stap 114, en zoals voorgesteld in Fig. 8, zijdelen 802 van de betonpaal 202 verwijderd aan de zijden van het langwerpig element 204 waar zich het vulmateriaal 212 bevindt, en eventueel aan de zijde gericht naar de binnenzijde van de op de richten verzonken of deels verzonken ruimte. Daarna, in stap 116, kunnen de langwerpige elementen 204 verankerd en/of geschoord worden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door middel van het aanbrengen van ankers of schoringen 214, bijvoorbeeld door middel van grondankers, wat gekend is door de vakman. Om het verankeren en/of schoren van de langwerpige elementen 204 te vergemakkelijken kunnen reeds vooraf aanhechtingspunten voor de verankering en/of schoring 214 voorzien zijn in de langwerpige elementen 204. Het vulmateriaal 210 wordt van tussen de flenzen 208 verwijderd in stap 118, teneinde een houder en/of geleider en/of ondersteuning voor de toekomstig te plaatsen wandpanelen 206 vrij te maken. Daarna, in een zesde stap 120 worden wandpanelen 206 aangebracht tussen de langwerpige elementen 204, of tussen een langwerpig element 204 en een hoekelement 702, meer bepaald worden de wandpanelen 206 aan weerszijden tussen de flenzen 208 van een langwerpig element 204 of tussen de flenzen 706, 708 resp. 710, 712 van een hoekelement 702 geschoven of gedreven. Een wandpaneel 206 kan om het even welk geschikt wandpaneel zijn, zoals bijvoorbeeld een dubbel wandpaneel 900 zoals voorgesteld in Fig. 9. Dergelijke dubbele wandpanelen 900 bestaan uit een eerste wand 902 en een tweede wand 904 die op afstand van elkaar gehouden worden door middel van afstandshouders 906. Deze afstandshouders 906 kunnen staven zijn gemaakt uit om het even welk geschikt materiaal, zoals bijvoorbeeld metaal of glasvezel. Dubbele wandpanelen 900, zoals hierboven beschreven, kunnen bijvoorbeeld bekomen worden bij Omnidal, Wieze, België. De dubbele wandpanelen 900 verkrijgbaar bij Omnidal bestaan uit twee betonnen wanden 902, 904, welke samen de dubbele wand 900 vormen, gespatieerd van elkaar door afstandshouders 906 zoals bijvoorbeeld metalen staven. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan een wandpaneel 206 bijvoorbeeld een volle wand 1300 zijn, zoals voorgesteld in Fig. 13. Deze volle wand 1300 is bij voorkeur aan zijn bovenzijde voorzien van één of meer hijsogen 1302 die toelaten de wand 1300 te grijpen met een hijstoetel zoals bijvoorbeeld een kraan, teneinde hem tussen de flenzen 208 van langwerpige elementen 204 te laten afzinken zoals hieronder beschreven. De plaatsing van de wandpanelen 206 kan op om het even welke geschikte manier gebeuren, bijvoorbeeld door het uitgraven van de grond tussen de langwerpige elementen 204 waar de wandpanelen 206 dienen te komen, of door het in de grond inbrengen van de wandpanelen 206 onder hydraulische druk of met behulp van andere middelen. Het plaatsen van een wandpaneel 206 tussen een langwerpig element 204 en een hoekelement 702 gebeurt op een manier analoog aan de manier van plaatsing van een wandpaneel 206 tussen twee langwerpige elementen 204, en wordt bijgevolg niet verder in detail beschreven. Een wandpaneel 206 wordt tussen twee langwerpige elementen 204 ingeschoven, waar het geleid en op zijn plaats gehouden wordt door de flenzen 208. Het wandpaneel 206 wordt naar beneden geduwd tot op de gewenste of voorziene plaats. Dit naar beneden duwen kan hydraulisch gebeuren, of op elke andere geschikte wijze. De onderzijde van een wandpaneel 206 is bij voorkeur voorzien van een mes 1000, dat bij voorkeur langs de onderzijde van het wandpaneel 206 loopt. Het mes 1000 kan een schuin oppervlak 1002 hebben, zoals voorgesteld in Fig. 10. Het schuine oppervlak 1002 van het mes 1000 helt van de binnenzijde van de tweede wand naar beneden en naar buiten, om zo een snijkant te vormen langs de onderzijde van het wandpaneel 206. Het mes 1000 kan van metaal gemaakt zijn, bijvoorbeeld van staal. Het kan hol zijn of gevuld met een vast materiaal, bijvoorbeeld beton. Het mes 1000 kan voorzien zijn van een coating speciaal voorzien voor het snijden van grond, bijvoorbeeld een coating van anti-wrijvings materiaal zoals PTFE. Volgens een andere uitvoeringsvorm, zoals voorgesteld in the detail van de wand getoond in Fig. 11, kan het mes 1100 losmakelijk verbonden zijn aan de onderzijde van het wandpaneel 206. Het mes 1100 kan voorzien zijn van verbindingsmiddelen om het losmakelijk te verbinden aan de onderzijde van het wandpaneel 206. In de voorgestelde uitvoeringsvorm kunnen de verbindingsmiddelen over de onderzijde van het wandpaneel 206 geschoven worden, maar andere verbindingsmiddelen kunnen eveneens voorzien zijn. Indien het mes 1100 losmakelijk verbonden is het wandpaneel 206, kan het worden verwijderd nadat het wandpaneel 206 op zijn plaats is gebracht, en bijgevolg kan het gerecupereerd en opnieuw gebruikt worden. Volgens nog een andere uitvoeringsvorm, voorgesteld in Fig. 12, kan het mes 1200 onlosmakelijk zijn vastgemaakt aan de onderzijde van het wandpaneel. Het mes 1200 kan bijvoorbeeld gedeeltelijk in het materiaal, bijvoorbeeld beton, van het wandpaneel 206 zijn ingegoten. De voorziene positie van de dubbele wandpanelen 900 is zo dat de onderzijde van de tweede wand 904 een beetje lager ligt dan het afgewerkte bovenoppervlak van de vloerplaat, i.e. ten minste 1 cm onder dit niveau. Dit betekent dat de onderzijde van de eerste wand 902 zowat 50 cm lager ligt. De wandpanelen 206 zijn bij voorkeur voorzien van een verloren bekisting 1304 waarin een bewapeningsverbinding 1306 is aangebracht, zoals bijvoorbeeld <EMI ID=3.1> waarin verstevigingsstaven 1306 zijn geplooid (slechts één voorgesteld in Fig. 13), wat het aanbrengen van verstevigingsstaven bij structurele verbindingen vergemakkelijkt. De behuizing 1304 is gemaakt van gevormd ruw smeedstaal, de geplooide verstevigingsstaven 1306 zijn voorzien op gelijkmatige afstanden van elkaar. Een deksel (niet voorgesteld in Fig. 13) sluit de volledige lengte van de voorkant van de behuizing 1304 af. De Stabox� wordt aan de bekisting van het wandpaneel 204 vastgemaakt tijdens de productie daarvan, hetzij met nagels indien het een houten bekisting betreft, hetzij met gemagnetiseerde strips indien het een <EMI ID=4.1> het deksel gelijk komt met de voorzijde van het wandpaneel 204. Nadat de bekisting van het wandpaneel 204 is verwijderd, is het wandpaneel 204 klaar voor gebruik, bijvoorbeeld voor afzinken tussen de flenzen 208 zoals hierboven beschreven. Eens de wandpanelen 204 op hun plaats zijn aangebracht, en de ruimte ervoor is <EMI ID=5.1> weggenomen, en worden de verstevigingsstaven 1306 uit de behuizing 1304 gebogen. Deze verstevigingsstaven 1306 zullen dan dienen als verbinding tussen de wandpanelen 204 and de nog aan te brenge vloerplaat van de verzonken of deels verzonken ruimte. Nadat alle wandpanelen 900 zijn aangebracht, wordt in een zevende stap 122 de ruimte uitgegraven die op zijn minst deels is ingesloten door de geconstrueerde zijwanden, zodat een open ruimte ontstaat. Dit uitgraven gebeurt tot op een niveau onder het uiteindelijk afgewerkt vloemiveau van de verzonken of deels verzonken ruimte. Daarna wordt de ruimte verder afgewerkt door het voorzien van zowel een horizontale als een verticale waterkering (niet getoond in de figuren). Dit omvat het aanbrengen van een water resistent materiaal zodat de verzonken of deels verzonken ruimte waterdicht kan gemaakt worden, i.e. waterdicht t.o.v. bijvoorbeeld het grondwater. De profielen gebruikt voor de constructie van de langwerpige elementen 204 kunnen voorzien zijn van vasthechtingspunten 402 waaraan een verticale waterkering kan gehecht worden. Op een gelijkaardige manier kan ook een horizontale waterkering worden aangebracht. De verticale en horizontale waterkering kunnen op om het even welke geschikte wijze aan de langwerpige elementen 204 vastgehecht worden, zoals bijvoorbeeld door lassen. De horizontale waterkering heeft bij voorkeur een lengte over de volledige breedte of de volledige lengte van de verzonken of deels verzonken kamer. Het resultaat is een sandwich waterkering. De verticale en horizontale waterkeringen kunnen gemaakt worden uit om het even welk geschikt materiaal, zoals metaal, zijnde bijvoorbeeld staal, plastic of bentoniet. De verdere afwerking kan ook het aanbrengen van een stabilisatie laag omvatten, welke wordt aangebracht op de bodem van de verzonken of deels verzonken kamer. De stabilisatie laag kan bijvoorbeeld een samenstelling 10:1 bevatten voor zand/cement mix. Een laag plastic, zoals bijvoorbeeld PVC, kan daarenboven additioneel worden aangebracht om zo een interne, waterresistente laag of inwendige waterkering te voorzien. Verdere afwerking omvat meestal ook het aanbrengen van een vloerplaat, bijvoorbeeld uit beton of een geschikt equivalent, zodat een vloer gevormd wordt in de verzonken of deels verzonken kamer. Bijkomend kunnen eventueel ook de wandpanelen 206, indien deze een holle binnenzijde hebben, gevuld worden met een geschikt vulmateriaal, zoals bijvoorbeeld beton om de verzonken of deels verzonken ruimte te versterken. Het toepassen van methode 100 volgens onderhavige uitvinding voor het construeren van een verzonken of deels verzonken ruimte laat toe een sterke en waterdichte ruimte te construeren op een manier die substantieel sneller is dan bij conventionele constructie technieken. Dit laat toe dat de kosten gereduceerd worden, niet alleen door tijdswinst maar door bovendien materialen te gebruiken die minder duur zijn dan de materialen gebruikt bij conventionele constructie. Bovendien kan de constructie palend aan een aanpalende constructie gebeuren. Het is een specifiek voordeel van de huidige uitvinding dat de last van de zijwanden van de verzonken of deels verzonken kamer grotendeels rechtstreeks wordt gedragen door de betonpalen 202 die zich uitstrekken onder het vloerniveau van de verzonken of deels verzonken ruimte. Meer bepaald is het een voordeel dat betonpalen 202 voorzien zijn onmiddellijk onder de voorziene zijwanden zodat de zijwanden rechtstreeks steunen op deze ondergrondse betonpalen 202. Het is een voordeel van de huidige vinding dat de elementen die de wandpanelen 206 ondersteunen deels in een ondergrondse betonpaal 202 gebetonneerd zijn. Op deze manier is de constructie zéér stevig. Terwijl er bij conventionele bouwtechnieken gebruik moet gemaakt worden van een rastering van balken met wapening die worden ondersteund door palen met verbrede paalkoppen voor het dragen van de constructie, kan dit voor de huidige constructie vermeden worden doordat de last van de buitenste muren recht op de ondergrondse betonpaal 202 terecht komt. Op die manier is er een kostenbesparing in materialen. Indien nodig kan de reductie van steunpalen in het midden van de vloerplaat opgevangen worden door het voorzien van een dikkere vloerplaat. Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat, alhoewel verschillende uitvoeringsvormen, specifieke constructies en configuraties en materialen besproken zijn voor de methodes en kamers bekomen door de huidige uitvinding, verschillende wijzigingen en aanpassingen in zowel vorm als detail kunnen aangebracht worden zonder dat de aanvraag buiten de omvang en de geest van de uitvinding gaat. In het bijzonder kan de flens 208 bijvoorbeeld gevormd worden door een enkele plaat die over de gehele lengte is vastgemaakt aan het verbindingsgedeelte 210 van het langwerpig element 204. Alternatief kunnen voor één langwerpig element 204 een veelvoud van flenzen 208 boven elkaar in de lengterichting van het profiel voorzien zijn. Bovendien kunnen flenzen 208 voorzien zijn enkel op die delen van het langwerpig element 204 waar een wandpaneel 206 dient te worden aangebracht, of eventueel zowel op die plaats als op delen van het langwerpig element 204 die zich aan het einde van de constructie nog steeds binnen de gevormde betonpaal 202 bevinden.
Claims (12)
1.- Een methode voor het construeren van een verzonken of deels verzonken ruimte
in de grond, de methode omvattend:
- het voorzien van betonpalen in de grond rond de omtrek van de te vormen ruimte,
- voordat het beton van de betonpalen is uitgehard, het aanbrengen in iedere betonpaal van een langwerpig element dat op twee tegenover elkaar liggende zijden voorzien is van een flens over een hoogte die substantieel gelijk is aan de hoogte van een te plaatsen wandpaneel, waarbij de ruimte tussen de twee tegenoverliggende flenzen is opgevuld met vulmateriaal,
- het verwijderen van uitgehard beton naast het vulmateriaal,
- het verwijderen van het vulmateriaal van tussen de flenzen,
- het aanbrengen van wandpanelen, elk wandpaneel gelokaliseerd tussen de flenzen van naburige langwerpige elementen zodat een op zijn minst deels gesloten ruimte wordt gevormd.
2.- De methode volgens conclusie 1, verder omvattend het aanbrengen van een
grondanker door ten minste één langwerpig element.
3.- De methode volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het voorzien
van betonpalen het boren van gaten omvat en het volstorten van de geboorde gaten met beton.
4.- De methode volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de betonpalen
voorzien worden tot op een vooropgestelde diepte onder het maaiveld.
5.- De methode volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het langwerpig
element tenminste over een deel van zijn lengte bestaat uit een holle koker met flenzen.
6.- De methode volgens conclusie 5, waarbij het langwerpig element tenminste over
een deel van zijn lengte een tweede profiel omvat dat aan de holle koker is bevestigd.
7.- De methode volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattend het
uitgraven van grond uit de op zijn minst deels gesloten ruimte zodat deze ruimte wordt vrijgemaakt.
8.- De methode volgens conclusie 7, waarbij de methode bovendien het aanbrengen
van een vloer in de uitgegraven ruimte omvat.
9.- De methode volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de
wandpanelen dubbele wandpanelen zijn.
10.- De methode volgens conclusie 9, verder omvattend het vullen van de dubbele
wandpanelen met hard of verhardend materiaal.
11.- De methode volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het aanbrengen
van een langwerpig element in een betonpaal het aanbrengen met behulp van hoog frequente trillingen omvat.
12.- De methode volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het aanbrengen
van wandpanelen het in de grond duwen van deze wandpanelen omvat.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2004/0385A BE1016288A3 (nl) | 2004-08-06 | 2004-08-06 | Verbeterde methode voor het bouwen van een verzonken of deels verzonken ruimte. |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2004/0385A BE1016288A3 (nl) | 2004-08-06 | 2004-08-06 | Verbeterde methode voor het bouwen van een verzonken of deels verzonken ruimte. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1016288A3 true BE1016288A3 (nl) | 2006-07-04 |
Family
ID=34923689
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2004/0385A BE1016288A3 (nl) | 2004-08-06 | 2004-08-06 | Verbeterde methode voor het bouwen van een verzonken of deels verzonken ruimte. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1016288A3 (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CN114164929A (zh) * | 2021-10-21 | 2022-03-11 | 王树生 | 一种沉墙基础及其施工装置 |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3555830A (en) * | 1969-01-27 | 1971-01-19 | Pomeroy & Co Inc J H | Concrete wall structure and method |
BE761499A (fr) * | 1971-01-12 | 1971-06-16 | Const & Entrepr Ind | Procede de construction de murs souterrains. |
US6220789B1 (en) * | 1998-12-29 | 2001-04-24 | Richard W. White | Integrated excavation shoring building foundation method |
EP1486618A1 (en) | 2003-06-12 | 2004-12-15 | Etienne Heirwegh | Method and means for building a basement |
-
2004
- 2004-08-06 BE BE2004/0385A patent/BE1016288A3/nl active
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3555830A (en) * | 1969-01-27 | 1971-01-19 | Pomeroy & Co Inc J H | Concrete wall structure and method |
BE761499A (fr) * | 1971-01-12 | 1971-06-16 | Const & Entrepr Ind | Procede de construction de murs souterrains. |
US6220789B1 (en) * | 1998-12-29 | 2001-04-24 | Richard W. White | Integrated excavation shoring building foundation method |
EP1486618A1 (en) | 2003-06-12 | 2004-12-15 | Etienne Heirwegh | Method and means for building a basement |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CN114164929A (zh) * | 2021-10-21 | 2022-03-11 | 王树生 | 一种沉墙基础及其施工装置 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4843658A (en) | Swimming pool and method of construction | |
KR101148272B1 (ko) | 미끄럼 골거푸집(scf)을 활용한 지하실 하향공법 | |
KR101331261B1 (ko) | 피씨 지중연속벽을 활용하여 스트럿구조나 어스앙카 구조에서 시공가능한 지하조립식 피씨 저류조 및 이의 시공 방법 | |
KR100982827B1 (ko) | 바닥슬래브에 가설 흙막이 벽의 토압을 지지시키면서지하실 합벽을 후시공하는 공법 | |
US6332303B1 (en) | Method of building underground structure | |
KR100967497B1 (ko) | 지하 구조물 구축공법 | |
KR20100009802A (ko) | Pc옹벽패널을 이용한 완전 pc 조립 저류조 | |
KR102402815B1 (ko) | 버팀부재를 이용한 옹벽구조물 및 그 시공방법 | |
KR101296857B1 (ko) | 토압 지지력이 강화된 바닥보를 구비하는 지하 구조물 및 그 시공방법 | |
KR20070052109A (ko) | 슬림형 합성 바닥 구조를 이용한 슬라브와 외벽의 동시 타설 및 지하 역타설 동시구축방법 | |
KR100673475B1 (ko) | 지하층 골조부의 골조용 피씨거더부재, 이를 이용한 지하층골조부의 조립구조 및 그 시공방법 | |
KR101495997B1 (ko) | 우수저류용 직립식 저류구조체 및 이를 갖는 우수저류시설과 우수저류시설의 시공방법 | |
JP2009084918A (ja) | 地下構造物の施工方法及びこの施工方法により得られた地下構造物 | |
KR101358471B1 (ko) | 복합 강관파일을 이용한 건축물 | |
KR101296856B1 (ko) | 지하 구조물의 벽체 보강 구조체 및 이를 이용한 지하 구조물의 구축방법 | |
BE1016288A3 (nl) | Verbeterde methode voor het bouwen van een verzonken of deels verzonken ruimte. | |
KR20100118482A (ko) | 매립형 철골띠장과 슬래브 강막작용을 이용하여 지하외벽의 한 측면이 연속시공이 가능하도록 한 지하 구조물 시공방법 | |
KR100967496B1 (ko) | 지하 구조물 구축장치 | |
JP6931876B2 (ja) | 法面補強用透水壁の構築方法 | |
KR200370135Y1 (ko) | 흙막이벽의 테두리보 시공을 위한 거푸집 구조체 | |
EP1486618A1 (en) | Method and means for building a basement | |
AU2016202540B2 (en) | A base block for supporting a panel | |
KR100722198B1 (ko) | 지하 합벽의 연속시공을 위한 흙막이벽의 역타 지지구조 및이를 적용한 건축물 지하 합벽의 연속 시공방법 | |
KR200428941Y1 (ko) | 지하 합벽의 연속시공을 위한 흙막이벽의 역타 지지구조 | |
KR20090035951A (ko) | 배수가 용이한 합벽식 옹벽 및 이의 시공방법 |