<Desc/Clms Page number 1>
Detectie-inrichting Deze uitvinding betreft een detectie-inrichting omvattende minstens twee detectoren van een verschillend type die voorzien zijn om samen eenzelfde detectiezone te bewaken.
De term detector wordt in deze octrooiaanvraag gebruikt in de meest ruime betekenis van eender welk middel voor het uitvoeren van een detectie, waarbij een detectie eender welke aanduiding, bepaling of registratie kan zijn van een gegeven. Detectoren kunnen onderverdeeld worden in verschillende types, al naargelang hun werkingsprincipe. Zo zijn er onder meer videodetectoren, infrarooddetectoren en ultrasoondetectoren, waarvan de verschillende werkings-principes algemeen gekend zijn.
Deze uitvinding betreft in het bijzonder een detectie-inrichting die voorzien is om in een detectiezone gegevens te bepalen die betrekking hebben op één of meerdere kenmerken van zich verplaatsende entiteiten, zoals onder meer hun aanwezigheid (in deze detectiezone), het al dan niet in beweging zijn van deze entiteiten, de snelheid en/of de richting van hun bewegingen, hun aantal en hun grootte. Algemeen kunnen deze entiteiten zowel voorwerpen zijn als personen of dieren.
Deze uitvinding heeft voorts ook betrekking op een inrichting voor de bewaking en/of de controle van verkeer van personen en/of voertuigen, dewelke een detectieinrichting omvat voor het bepalen van één of meerdere kenmerken van dit verkeer in een detectiezone.
Er bestaan detectie-inrichtingen met één detector of met meerdere detectoren van eenzelfde type. Bij deze inrichtingen stelt men vast dat de detectieresultaten in bepaalde omstandigheden zeer betrouwbaar zijn, maar in andere omstandigheden weinig betrouwbaar zijn of zelfs volstrekt onbetrouwbaar zijn.
<Desc/Clms Page number 2>
Er bestaan ook detectiesystemen met twee detectoren van een verschillend type. Een dergelijk systeem wordt beschreven in de PCT-octrooiaanvraag met publicatienummer WO 00/46743. De ene detector, die bv. een infrarooddetector kan zijn, is voorzien voor het detecteren van de aanwezigheid en de positie van een voorwerp, terwijl de andere detector, die bv. een videodetector kan zijn, voorzien is voor het herkennen van het betreffende voorwerp gebruik makend van de door de ene detector bepaalde positie van het voorwerp.
In dit systeem bepalen de twee detectoren elk een verschillend kenmerk, nl. de ene bepaalt een aanwezigheid en een positie van een voorwerp terwijl de andere bepaalt welk soort voorwerp het is. De tweede detector maakt daarbij gebruik van gegevens die via de eerste detector worden bepaald. Beide detectoren werken dus niet onafhankelijk. Ook bij deze systemen is de betrouwbaarheid van de detectiewaarden in sommige omstandigheden vatbaar voor verbetering.
Het doel van deze uitvinding bestaat erin om te verhelpen aan de nadelen van de bestaande detectiesystemen en om te voorzien in een efficiënt werkende detectieinrichting waarmee men in zeer uiteenlopende omstandigheden detectieresultaten met een zeer grote betrouwbaarheid kan bekomen.
Deze doelstelling wordt bereikt door te voorzien in een detectie-inrichting met minstens twee detectoren van een verschillend type, die voorzien zijn om samen eenzelfde detectiezone te bewaken, waarbij deze inrichting voorzien is om voor minstens één te detecteren kenmerk van de detectiezone, via minstens twee verschillende onafhankelijk van elkaar werkende detectoren een respectievelijke detectiewaarde te bepalen, en waarbij de inrichting ook voorzien is om voor elk kenmerk volgens een vooraf bepaald criterium te bepalen welke detectiewaarde als resultaat van de detectie wordt gegeven.
In deze octrooiaanvraag duidt de term "detectiewaarde" niet enkel op een getalwaarde, maar algemeen op eender welk gegeven met betrekking tot een te detecteren kenmerk. Dit gegeven kan dus een getal zijn (bv. als het aantal personen
<Desc/Clms Page number 3>
in de detectiezone wordt gedetecteerd), maar ook een aanduiding van een omstandigheid (bv. als de aanwezigheid van één of meerdere personen in de detectiezone wordt gedetecteerd) of een richting (bv. als een bewegingsrichting gedetecteerd wordt).
Detectoren van een bepaald type leveren in sommige omstandigheden zeer goede detectieresultaten op, terwijl ze in andere omstandigheden minder goede of volstrekt onbetrouwbare resultaten opleveren. Dit heeft in hoofdzaak te maken met het werkingsprincipe van deze detectoren. Zo kunnen bepaalde infraroodbewegingsdetectoren (hierna IR-detectoren) enkel de aanwezigheid van een persoon detecteren als deze persoon in beweging is, met als gevolg dat een stilstaand persoon niet kan gedetecteerd worden via een IR-detectie. Om de betrouwbaarheid van de detectieresultaten te verhogen moet men bijkomende technologieën aanwenden, waardoor deze systemen complexer en duurder worden.
Ook bij omgevingstemperaturen die weinig verschillen van de lichaamstemperatuur van een persoon, zullen detectiewaarden op basis van een IR-detectie aanleiding geven tot verkeerde detecties. Anderzijds zal een videodetector in die omstandigheden wél zeer betrouwbare resultaten opleveren, maar bijvoorbeeld 's nachts of bij slechte zichtbaarheid (bv. bij regen of mist) minder betrouwbare resultaten opleveren. In de laatstgenoemde omstandigheden zal een IR-detectie dan weer wél goede detectieresultaten opleveren.
In de detectie-inrichting volgens deze uitvinding kunnen detectoren voorzien worden die door hun verschillende werkingsprincipes in verschillende omstandigheden hun beste resultaten opleveren. Doordat bovendien ook nog volgens een welbepaald beslissingscriterium kan bepaald worden via welke detector de detectieresultaten geleverd worden, kan men, al naargelang de heersende omstandigheden, die detector kiezen die in de gegeven omstandigheden de beste of de meest betrouwbare resultaten oplevert. Een dergelijke detectie-inrichting is bijzonder efficiënt en betrouwbaar in zeer uiteenlopende omstandigheden.
<Desc/Clms Page number 4>
Zo kan men in een detectie-inrichting die voorzien is om in een detectiezone het aantal voorbij wandelende voetgangers te bepalen, een infrarooddetector en een videodetector opnemen. De inrichting kan dan bijvoorbeeld voorzien zijn om bij slechte zichtbaarheid (bv. 's nachts en bij mist) de detectiewaarden te bepalen via de infrarooddetector en om deze detectiewaarden bij voldoende zichtbaarheid te bepalen via de videodetector.
In deze detectie-inrichting werken de verschillende detectoren volledig onafhankelijk van elkaar. Doordat gedurende de werking van de detectie-inrichting geen detectiegegevens uitgewisseld worden tussen de verschillende detectoren, wordt de goede betrouwbaarheid van de ene detector niet negatief beïnvloedt door de minder goede betrouwbaarheid van gegevens die afkomstig zijn van een andere detector.
Bij voorkeur is de inrichting voorzien om voor minstens twee kenmerken van de detectiezone, via de verschillende onafhankelijk werkende detectoren een respectievelijke detectiewaarde te bepalen, en om voor elk kenmerk de betrouwbaarheid van de detectiewaarden te bepalen, en op basis van deze betrouwbaarheid te bepalen welke detectiewaarde als resultaat van de detectie wordt gegeven.
In een bijzondere uitvoeringsvorm is deze inrichting voorzien om een reeks opeenvolgende detecties uit te voeren, en om bij elke detectie te bepalen welke detectiewaarde als resultaat van de detectie wordt gegeven. In een uitvoeringsvorm die de voorkeur geniet is de inrichting voorzien om doorlopend te detecteren en om doorlopend te bepalen welke detectiewaarde als resultaat wordt gegeven. Hierdoor wordt de betrouwbaarheid van de detectieresultaten op elk ogenblik gegarandeerd.
Deze detectie-inrichting kan ook voorzien zijn om elke detector, waarvan de detectiewaarden niet als detectieresultaat gebruikt worden, buiten werking te stellen.
<Desc/Clms Page number 5>
De inrichting kan ook voorzien zijn om voor meerdere kenmerken, via verschillende detectoren, een respectievelijke detectiewaarde te bepalen. De inrichting moet dan voorzien zijn om voor elk van deze kenmerken te bepalen welke detectiewaarde als detectieresultaat wordt gegeven. Dit kan voor het ene kenmerk via de ene detector en voor het andere kenmerk via een andere detector gebeuren. Afhankelijk van de omstandigheden kan ook voorzien worden om de detectiewaarden voor alle kenmerken via dezelfde detector te bepalen.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de detectie-inrichting voorzien om bij elke detectie minstens twee detectiewaarden per kenmerk te bepalen via verschillende detectoren, en om voor elk te detecteren kenmerk, volgens een vooraf bepaald criterium, te bepalen welke van deze detectiewaarden als detectieresultaat wordt weerhouden.
De detectie-inrichting is bij voorkeur ook voorzien om voor elk kenmerk de betrouwbaarheid te bepalen van de respectievelijke detectiewaarden en/of van de verschillende detectoren, terwijl het genoemde criterium afhankelijk is van deze betrouwbaarheid. Bij een dergelijke inrichting wordt de betrouwbaarheid van de detectieresultaten door de inrichting zelf opgevolgd, en wordt zo nodig overgeschakeld op een andere detector.
De detectie-inrichting kan ook middelen omvatten voor het bepalen van minstens één omgevingsparameter, zoals de temperatuur en/of de zichtbaarheid in de detectiezone, terwijl het genoemde criterium afhankelijk is van minstens één van deze omgevingsparameters.
In een andere uitvoeringsvorm is de detectie-inrichting voorzien of instelbaar of programmeerbaar om bij vooraf bepaalde waarden van één of meerdere omgevingsparameters, via één of meerdere detectoren geen detectiewaarden te bepalen en/of de via één of meerdere detectoren bepaalde detectiewaarden niet in aanmerking te
<Desc/Clms Page number 6>
nemen en/of de via één detector bepaalde detectiewaarden systematisch als detectieresultaat te weerhouden.
De detectie-inrichting volgens deze uitvinding kan voorts ook voorzien zijn om het genoemde criterium te wijzigen, in te stellen ofte programmeren.
Deze uitvinding betreft meer bepaald een detectie-inrichting die zeer goed geschikt is voor de bewaking en de controle van verkeer van voetgangers en/of voertuigen, en omvat daartoe enerzijds een videodetector die voorzien is om een videobeeld te registreren van een vooraf bepaalde detectiezone, en anderzijds een infrarooddetector waarmee in beweging zijnde personen kunnen gedetecteerd worden in deze detectiezone.
Een ander voorwerp van deze uitvinding is een inrichting voor de bewaking en/of de controle van verkeer (of verplaatsingen) van personen en/of voertuigen omvattende een detectie-inrichting voor het bepalen van één of meerdere kenmerken van dit verkeer in een detectiezone, waarbij de genoemde detectie-inrichting voorzien is om voor minstens één kenmerk in de detectiezone, via minstens twee detectoren van een verschillend type een respectievelijke detectiewaarde te bepalen, en om voor deze kenmerken volgens een vooraf bepaald criterium te bepalen welke detectiewaarde als resultaat van de detectie wordt gegeven.
In de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een detectie-inrichting volgens deze uitvinding worden de genoemde kenmerken en voordelen van de uitvinding verder verduidelijkt en wordt de werking ervan nader toegelicht. Het weze duidelijk dat de enige bedoeling van deze beschrijving erin bestaat om de algemene principes van deze uitvinding door een concreet voorbeeld te verduidelijken, en dat niets in deze beschrijving dus kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de draagwijdte van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten, noch van het toepassingsgebied van deze uitvinding.
<Desc/Clms Page number 7>
In deze beschrijving wordt door middel van referentieletters verwezen naar de hierbij gevoegde figuur 1 die in een blokdiagram de werking van een detectie-inrichting volgens deze uitvinding illustreert.
Een detectie-inrichting volgens deze uitvinding is voorzien voor het bepalen van detectiewaarden (al,a2), (bl,b2), (cl,c2) van een aantal te detecteren kenmerken (a, b, c) van het verkeer van voetgangers en voertuigen op een kruispunt. Daartoe worden op het kruispunt een aantal detectiezones (Z) bepaald. De te detecteren kenmerken (a, b, c) zijn bijvoorbeeld de aanwezigheid van één ofmeerdere voetgangers of voertuigen in elke detectiezone, het aantal, de grootte, de bewegingssnelheid, en de bewegingsrichting van deze voetgangers ofvoertuigen.
Deze inrichting omvat enerzijds een videodetector (Dl) met een camera die voorzien is om doorlopend een videobeeld te genereren van de verschillende detectiezones. De inrichting is voorzien om op basis van dit beeld, op gekende wijze (bijvoorbeeld door analyse van grijswaarden) doorlopend detectiewaarden (al), (bl), (cl) te bepalen voor de genoemde kenmerken (a, b, c) in bepaalde detectiezones (Z). Anderzijds omvat de inrichting ook een infrarood-bewegingsdetector (D2) die eveneens voorzien is om doorlopend detectiewaarden (a2), (b2), (c2) te bepalen voor dezelfde kenmerken (a, b, c) in dezelfde detectiezones (Z) als de videodetector (Dl).
Bij de opstelling van de detectie-inrichting worden eerst de detectiezones (Z) bepaald door middel van de videodetector (Dl). Dit gebeurt bijvoorbeeld op een daartoe voorzien toetsenbord of via een computer die op de inrichting wordt aangesloten. Vervolgens worden de posities van deze detectiezones (Z) door middel van een set-upalgoritme omgezet in coördinaten voor de detectiezones (Z) van de IR-detector. Dit kan geautomatiseerd worden. Dit overbrengen van gegevens van de ene detector (Dl), (D2) naar de andere detector (D2), (Dl) gebeurt enkel bij de opstelling van het systeem. Bij de verdere werking van de inrichting werken de detectoren (D1), (D2) onafhankelijk van elkaar.
<Desc/Clms Page number 8>
Gedurende de werking van de inrichting bepalen beide detectoren (D1), (D2) doorlopend, en onafhankelijk van elkaar, respectievelijke detectiewaarden (al, bl, cl), (a2, b2, c2) voor de genoemde kenmerken (a, b, c). Verder bepalen de twee detectoren (D1), (D2) ook ook hun eigen toestand en betrouwbaarheid, door het bepalen van bijkomende detectiewaarden (dl, el), respectievelijk (d2, e2). Deze bijkomende detectiewaarden zijn bijvoorbeeld gegevens met betrekking tot de detectiekwaliteit of de weersomstandigheden of de betrouwbaarheid van de door die detector (D1), (D2) geleverde detectiewaarden .
Deze detectiewaarden (al, bl, cl, dl, el), (a2, b2, c2, d2, e2) worden in een beslissingsmechanisme (M) verwerkt. Daarin wordt met behulp van een beslissingsalgoritme (A) voor elk kenmerk (a, b, c) bepaald welke detectiewaarden (al, bl, cl), (a2, b2, c2) als detectieresultaten (of output-waarden (O)) moeten weerhouden worden.
Het beslissingsalgoritme (A) kan voorzien zijn om de detectieresultaten met de hoogste betrouwbaarheid te weerhouden als detectieresultaat. In dit algoritme (A) kan ook rekening gehouden worden met omgevingsomstandigheden, zoals bv. de zichtbaarheid.
Het beslissingsalgoritme (A) kan ook bepalen dat voor een aantal kenmerken detectiewaarden moet bepaald worden via de ene detector (Dl) en dat voor een aantal andere kenmerken detectiewaarden moeten bepaald worden via de andere detector (D2). Dit kan gebaseerd zijn op ervaringen.
Zo kan de ervaring geleerd hebben dat voor het bepalen van de bewegingssnelheid en de bewegingrichting van voetgangers, de IR-detectie het betrouwbaarst is bij regenval en mist, terwijl in deze weersomstandigheden de videodetectie het betrouwbaarst is voor het bepalen van het aantal voetgangers. Het beslissingsalgoritme kan dan voorzien worden om, bij regenval en mist, systematisch de via de IR-detectie bepaalde detectiewaarden als detectieresultaat te nemen voor de kenmerken "snelheid" en
<Desc/Clms Page number 9>
"bewegingsrichting", en systematisch de via de videodetectie bepaalde detectiewaarden te nemen voor het kenmerk "aantal".
De detectie-inrichting zal enerzijds een reeks zeer betrouwbare detectieresultaten en anderzijds een aanduiding van de status van het systeem (bv. "working OK") als uitgangssignalen (O) genereren.