BE1015243A3 - Transportrolleninrichting om vellen neer te leggen op een stapel. - Google Patents

Transportrolleninrichting om vellen neer te leggen op een stapel. Download PDF

Info

Publication number
BE1015243A3
BE1015243A3 BE2002/0718A BE200200718A BE1015243A3 BE 1015243 A3 BE1015243 A3 BE 1015243A3 BE 2002/0718 A BE2002/0718 A BE 2002/0718A BE 200200718 A BE200200718 A BE 200200718A BE 1015243 A3 BE1015243 A3 BE 1015243A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
tube
transport rollers
drive shaft
sheets
elements
Prior art date
Application number
BE2002/0718A
Other languages
English (en)
Inventor
Dirk Dobrindt
Lutz Rebetge
Original Assignee
Eastman Kodak Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from DE10160382A external-priority patent/DE10160382C1/de
Application filed by Eastman Kodak Co filed Critical Eastman Kodak Co
Application granted granted Critical
Publication of BE1015243A3 publication Critical patent/BE1015243A3/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H29/00Delivering or advancing articles from machines; Advancing articles to or into piles
    • B65H29/20Delivering or advancing articles from machines; Advancing articles to or into piles by contact with rotating friction members, e.g. rollers, brushes, or cylinders
    • B65H29/22Delivering or advancing articles from machines; Advancing articles to or into piles by contact with rotating friction members, e.g. rollers, brushes, or cylinders and introducing into a pile
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2404/00Parts for transporting or guiding the handled material
    • B65H2404/10Rollers
    • B65H2404/15Roller assembly, particular roller arrangement
    • B65H2404/152Arrangement of roller on a movable frame
    • B65H2404/1521Arrangement of roller on a movable frame rotating, pivoting or oscillating around an axis, e.g. parallel to the roller axis

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het transporteren en het neerleggen van vellen op tenminste een stapel, met een inrichting (27) om de transportrollen (1) zijwaarts ten opzichte van de transportrichting van de vellen te verschuiven en een inrichting (28) om rotatie over te brengen op de transportrollen (1), in het bijzonder voor werking in een uitleginrichting van een vellen bewerkende machine, in het bijzonder een digitale meerkleuren drukpers. Om een snellere zijwaartse beweging van de transportrollen (1) te waarborgen en de inrichtingen (27) en (28) te beschermen tegen verontreiniging, bevinden organen ervan zich binnen een buis (2), waarop de transportrollen (1) zich bevinden.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Transportrolleninrichting om vellen neer te leggen op een stapel. 



   De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het transporteren en het neerleggen van vellen op ten minste een stapel, met een inrichting om de transportrollen zijwaarts ten opzichte van de transportrichting van de vellen te verschuiven en een inrichting om rotatie over te brengen op de transportrollen, in het bijzonder voor werking in een uitleginrichting van een vellen bewerkende machine, in het bijzonder een digitale meerkleuren drukpers. 



  Een dergelijke inrichting is bekend uit het Japanse Abstract met publicatienummer 08169609A. 



   In vellen bewerkende persen, in het bijzonder in meerkleuren drukpersen, worden modules aan het einde van de papierweg gebruikt als uitleggers, die de vellen papier 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 gecontroleerd op een reeds bestaande stapel neerleggen of een nieuwe stapel kunnen opbouwen. Hiervoor bestaan bijvoorbeeld systemen, die met onder- en overdruk werken, of systemen, die op zuiver mechanische wijze werken, bijvoorbeeld door middel van een tong-/neerhoudstelsel en zich daarboven bevindende rollen. Zulke mechanische stelsels, die worden beschreven in het Offenlegungsschrift DE 199 57 574 Al, maken een zeer grote nauwkeurigheid van het neerleggen van papier mogelijk.

   Er worden minder materiaalintensieve elementen gebruikt dan bij de gebruikelijke uitleggers, waardoor in de omgeving van de stapel voldoende ruimte voorhanden is om de stapel af te voeren, deze te inspecteren of om de vellen verder te kunnen verwerken. 



   In de uitlegger die is beschreven in DE 199 57 574 Al wordt in het bijzonder een laatste rollenpaar in de papierweg gebruikt als transportrollenpaar, dat is aangebracht boven een tongenpaar en een neerhouder. Het is de functie van dit transportrollenpaar, om in samenwerking met het tongenpaar en de neerhouder, in het gebied van de uitlegger gebrachte vellen in register op de papierstapel neer te leggen of een nieuwe stapel op te bouwen. 



  Het transportrollenpaar kan in draaiing worden gebracht en kan zijwaarts ten opzichte van de transportrichting van de vellen worden bewogen. Het oppervlak van de transportrollen heeft een zeer grote wrijvingswaarde, terwijl de tongen, die zich exact onder de transportrollen bevinden, op hun naar de rollen 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 toegekeerde zijde een zeer kleine wrijvingswaarde hebben. Door de zijwaartse beweegbaarheid van de transportrollen ontstaat de mogelijkheid, om een eventuele foutieve ligging van het vel, op z'n minst in diens positie haaks op de transportrichting te corrigeren. Verder kan de zijdelingse positie van vellen op de stapel worden gecontroleerd, zodat bijvoorbeeld verspringingen ten behoeve van het onderscheiden van verschillende drukopdrachten in de stapel kunnen wordengeproduceerd. 



   Door middel van de roterende rollen worden de vellen snel op de stapel gebracht. Het overbrengen van de rotatie op de transportrollen vindt plaats vanaf een aandrijfas. De rollen zijn op bevestigd op een aluminium buis, die verbonden is met de aandrijfas. De aandrijfas kan daarbij bijvoorbeeld via tandriemen worden aangedreven. 



   Voor het zijwaarts verschuiven van de transportrollen is in DE 199 57 574 Al een boven de transportrollen aangebrachte actuator verschaft, die een spil aandrijft. Op   de.spil   bevindt zich een tegen verdraaien beveiligde scharnierkop, die een staaf leidt. De staaf is in een niet meedraaiende stelring op de aluminium buis van de transportrollen geschroefd. In dwarsrichting is de stelring gekoppeld met de transportrollen, hiermee wordt het zijwaarts verschuiven van de transportrollen mogelijk gemaakt. 



   In de scharnierkop die zich op de spil bevindt wordt de 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 staaf door middel van een opening geleid. Wanneer een nieuw vel op de stapel moet worden neergelegd, is het tijdens het neerleggen noodzakelijk, dat de transportrollen van het oppervlak van de stapel loskomen, waarvoor hefboomarmen op de aandrijfas zijn aangebracht. 



   De snelheid, waarmee de transportrollen zijwaarts kunnen worden bewogen is hier beperkt. Deze zou bijvoorbeeld kunnen- worden verhoogd via een spil, die een grotere spilslaglengte heeft. Zo'n uitbreiding van het stelsel zou echter gepaard gaan met belangrijke kostenstijgingen. 



   De spil, die het zijwaarts verschuiven van de trans- portrollen bewerkstelligt, is hier open en onbeschermd. 



  Daardoor kan hij gemakkelijk worden getroffen door vervui- Lingen en is hij ook gevoelig voor mechanische inwerkingen. 



  Hij kan daardoor beschadigd of op z'n minst in zijn werking benadeeld worden. 



   De aandrijfas om de rotatie over te brengen op de trans- portrollen kan worden aangedreven door middel van tandriemen. aangezien de vellenstapel een hoogteverschil tussen zijn zijden kan vertonen, kan via de transportrollen ook een schuine stand van de aandrijfas teweeggebracht zijn. Deze schuine stand kan maximaal 4  bedragen. Aangezien de tand- riemwielen stijf met de aandrijfas gekoppeld zijn, wordt deze schuine stand ook overgebracht op de boordschijven van de   :andriemwielen.   De tandriemen worden daardoor tegen de rand 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 van de boordschijven geduwd en wrijven bij schuine standen voortdurend tegen elkaar. Door deze slijtage van de tandriemen is het nodig om ze vaak te verwisselen. 



   De uitvinding heeft tot doel, om de snelheid, waarmee de transportrollen zijwaarts ten opzichte van de transportrichting van de vellen worden verschoven, goedkoop te verhogen. 



  Ook moet een bescherming voor de spil tegen verontreinigingenen externe, ongewenste mechanische inwerkingen en/of beschadigingen worden verkregen. Verder moeten de intervallen, waarin de tandriemen vanwege slijtage moeten worden verwisseld, verlengd worden. 



   Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt, doordat organen van de inrichting voor het zijwaarts verschuiven van de transportrollen en organen van de inrichting voor het overbrengen van rotatie zich bevinden in een buis, waarop de transportrollen zijn aangebracht. 



  Volgens de onderhavige uitvinding bevinden de transportrollen zich vast op een buis. Deze buis is zodanig met twee hefboomarmen verbonden, dat de buis vrij kan roteren en ook verder zijwaarts beweegbaar blijft. Via de hefboomarmen kan de buis met de transportrollen verticaal opgetild worden, hetgeen nodig is om nieuwe vellen op de stapel te brengen. Het voordeel van deze ordening ligt in het feit, dat de buis binnen de vasthouding door de hefboomarmen ongehinderd kan draaien. Daarbij zijn zijwaartse bewegingen van de buis en 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 daarmee van de transportrollen mogelijk, die niet door de vasthouding worden benadeeld. Aangezien de transportrollen in deze uitvoeringsvorm van de uitvinding direct verbonden zijn met de buis, kunnen ze ook direct verticaal opgetild worden, zonder dat daartussen een verder element hoeft te worden gevoegd. 



   De inrichting is volgens de onderhavige uitvinding zodanig opgebouwd, dat organen om de rotatie over te brengen op de transportrollen, zich in het inwendige van de buis bevinden. Ze bevatten een aandrijfas, die op de ene zijde van de buis is aangebracht en met vormparing met de buis verbonden is. De aandrijfas is staat in aandrijfverbinding met de buis en kan in rotatie worden gebracht, zodat via deze as een draaimoment kan worden overgebracht op de transportrollen. Op deze wijze ligt het aandrijfmechanisme van de transportrollen compact binnen de buis. Ook is geen aandrijfas nodig, die de gehele breedte van de uitlegger inneemt. Zo is voor het produceren van de uitlegger ook minder materiaal nodig. Verder blijft het andere einde van de buis vrij, zodat daar organen voor verdere inrichtingen kunnen worden gesitueerd.

   Ook is het mogelijk, dat elke transportrol afzonderlijk door gescheiden aandrijfassen kan worden aangestuurd. Daardoor kan worden gewaarborgd, dat de transportrollen met verschillende snelheden kunnen draaien. Verschillende rotatiesnelheden van de rollen kunnen op een gunstige wijze worden benut voor correctie van de ligging van vellen. Is de aandrijfas niet tussen de beide transportrollen doorlopend aanwezig, dan 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 kunnen de rotatieassen van de rollen ook verschillende hoeken ten opzichte van elkaar innemen, ze hoeven niet evenwijdig aan elkaar te lopen. Daarmee worden verdere correctiemogelijkheden voor de vellenpositie geboden. Ook kunnen de vellen gemakkelijker van boven af worden gepakt, aangezien een begrenzend element wegvalt. Verder vallen foutbronnen weg, aangezien minder slijtende onderdelen aan het overbrengen van rotatie deelnemen.

   Aangezien de aandrijfas nu volledig in het inwendige van de.buis ligt is deze niet meer blootgesteld aan verontreinigingen en potentiële storingsbronnen. 



   Met voordeel is er volgens de onderhavige uitvinding verder in voorzien, dat de aandrijfas niet direct met de buis verbonden is. Hiervoor is een meenemer verschaft, die registerhoudend verbonden is met de aandrijfas en de buis. De meenemer is daarbij op de aandrijfas en/of de binnenzijde van de buis horizontaal vrij te bewegen. Hiervoor bezitten zowel de aandrijfas, als ook de binnenzijde van de buis een vorm die geschikt aangepast is aan de meenemer. De meenemer kan zodanig in de binnenzijde van de buis of in de aandrijfas gepast of gedrukt worden, dat hij ten opzichte van een verbindingspunt tussen aandrijfas en buis niet meer horizontaal verschoven kan worden, en daardoor kunnen wrijvingspunten gunstig worden vermeden en de stabiliteit van het uit aandrijfas, meenemer en buis bestaande stelsel neemt toe.

   Pas de horizontale vrije beweegbaarheid van de meenemer op ten minste een van de oppervlakken, binnenzijde van de buis of oppervlak van de aandrijfas waarborgt, dat de buis zijwaarts verschuifbaar is. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 Alleen via deze kunnen ook de rollen voor het positioneren van de vellen zijwaarts versteld worden. De aandrijfas brengt via de meenemer de rotatie over op de transportrollen, hiervoor is het het gunstigst, wanneer een zijde van de meenemer vast geïnstalleerd is. Daarom is er volgens de onderhavige uitvinding in voorzien, de meenemer vast te verbinden met de binnenzijde van de buis. Met de aandrijfas is de meenemer met betrekking tot rotatie gekoppeld en met betrekking tot zijwaartse verschuivingen ontkoppeld. 



   Voor de inrichting wordt het doel van de uitvinding verder bereikt door het feit, dat organen voor het zijwaarts verschuiven van de transportrollen zich in de buis bevinden. 



  Zo is er in voorzien, dat in het andere einde van de buis, dat tegenover de inrichting voor overbrenging van rotatie ligt, een spil met een daarop gezette moer voor bewegingsschroefdraad aanwezig is. De moer voor bewegingsschroefdraad is daarbij zodanig met de buis verbonden, dat hij met betrekking tot rotatie volledig ontkoppeld is. Hiertoe kan aan de inrichting een verbinding tussen de moer voor bewegingsschroefdraad en de buis in de vorm van lagers zijn verschaft. 



  Verder dient de moer voor bewegingsschroefdraad met betrekking tot zijwaartse verschuivingen te zijn gekoppeld met de buis. 



  Deze koppeling kan volgens de onderhavige uitvinding plaatsvinden via de lagers, die zorgen voor een rotatiematige ontkoppeling van de moer voor bewegingsschroefdraad. Er is in voorzien, dat de moer voor bewegingsschroefdraad in paring en passend met de lagers verbonden kan zijn, zodat zijwaartse 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 verschuivingen van de moer voor bewegingsschroefdraad direct kunnen worden overgebracht op de lagers en daarboven op de buis. Op deze wijze kan ook een wezenlijk nauwkeuriger aansturing van de transportrollen plaatsvinden, aangezien bij de hier verschafte passende aanbrenging van de moer voor bewegingsschroefdraad deze zodanig tussen twee lagers aangebracht kan zijn, dat er nagenoeg geen speling meer voorhanden is. In deze inventieve uitvoering ligt de spil in het inwendige van de buis en is zo beschermd tegen verontreinigingen en mechanische belastingen.

   Zo kunnen minder beschadigingen en storingen van de spillen ontstaan. Aangezien de spil hier direct de zijwaartse verschuiving van de buis bewerkstelligt, kan een hogere snelheid van de zijwaartse verschuiving gemakkelijk worden verkregen via een verhoogd toerental van de spil. Hier nemen aan het overbrengen van de verschuiving geen extra elementen deel, die onder een verhoogde snelheid te lijden zouden hebben en ook het aandrijfmechanisme zelf vormt hier geen beperkend element. 



   Met voordeel is er bij de uitvinding in voorzien, dat de hefboomarmen via scharnierkoppen zijn verbonden met de buis. 



  Op gunstige wijze moeten de scharnierkoppen zich daarbij in de omgeving van de einden van de buis bevinden. Zo is het mogelijk, om de hefboomarmen te ontkoppelen van kantelingen van de buis. Deze kantelingen treden altijd op, wanneer de stapel een hoogteverschil tussen verschillende punten van zijn oppervlak vertoont. De transportrollen liggen tijdens het 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 neerleggen van het vel tijdelijk op de stapel. Aangezien de hefboomarmen via de scharnierkoppen met betrekking tot de schuine stand van de buis ontkoppeld zijn, werken met voordeel minder schuifkrachten op de hefboomarmen in. 



   Volgens de onderhavige uitvinding is er in voorzien, dat zowel de aandrijfas, als ook de spil via asgewrichten zijn verbonden met aandrijfelementen. Deze asgewrichten moeten zich op gunstige wijze concentrisch aan de scharnierkoppen op de as van de buis bevinden. Op deze wijze is gewaarborgd, dat schuine standen van de transportrollen noch op de hefboomarmen, noch op de aandrijfelementen, de aandrijfas en de spil worden overgebracht. De aandrijfelementen dienen alleen via lagers met de hefboomarmen verbonden te zijn, er moet geen directe verbinding met de buis zijn, via de assen en via de lagers zijn de aandrijfelementen ofwel voor rotatie of voor zijwaartse bewegingen van de buis ontkoppeld. Volgens de uitvinding kunnen tandriemen verschaft zijn, die de kracht overbrengen   op'   de als tandriemwielen uitgevoerde aandrijfelementen.

   De tandriemwielen zijn voorzien van boordschijven, die de tandriemen aan de zijkant omvatten. Bij kantelingen van de tandriemwielen ten opzichte van de tandwielen lopen de tandriemen over de boordschijven en slijten daarbij. Deze kanteling kan dus door middel van het asgewricht worden vermeden en daarmee kan de levensduur van de tandriemen worden verlengd. Hetzelfde geldt voor andere aandrijfstelsels zoals bijvoorbeeld tandwielen. 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 



   In een inventieve uitwerking van de uitvinding is ten minste een positievaststeleenheid, voor het herkennen van de positie van de buis, in het bijzonder de positie van de transportrollen, op ten minste een zijde van de buis aangebracht. 



  Hij kan in de omgeving van de scharnierkop, bij voorkeur aan een hefboomarm, zijn opgesteld. De positievaststeleenheid kan bij voorkeur bestaan uit een gevorkte fotocel aan de hefboomarm en een schotel, die zich op de buis bevindt. Deze positievaststeleenheid kan twee functies vervullen. Daarmee kan worden voorkomen, dat de buis zo ver zijwaarts verschoven wordt, dat daardoor een scharnierkop, een aandrijfelement of andere bestanddelen van de inrichting binnen een tandriemwiel beschadigd of vernield worden. De schotel bevindt zich daarbij op een vaste plaats op de buis. Deze plaats is zo gekozen, dat de schotel de gevorkte fotocel precies dan in werking stelt, wanneer de zijwaartse verschuiving van de buis een maximum overschrijdt. Hiervoor kunnen bij de inrichting twee positievaststeleenheden op beide einden van de buis zijn verschaft. 



   In een tweede uitvoeringsvorm kan de positievaststeleenheid worden gebruikt voor het calibreren van de positie van de transportrollen. Hiervoor is alleen een positievaststeleenheid nodig. Aangezien de afstand van de schotel op de buis tot de transportrollen constant en bekend is, kan door het vaststellen van de positie van de schotel direct de positie 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 van de transportrollen worden afgeleid. Dit is gunstig om he zo exact mogelijk op de stapel neerleggen van de vellen t, waarborgen. 



   Uitvoeringsvoorbeelden, waaruit ook verdere   inventiev   maatregelen kunnen blijken, waartoe de uitvinding echter   i@   omvang niet beperkt is, zijn weergegeven in de tekening. 



  Daarbij toont: fig. 1 een inrichting volgens de uitvinding voor het transporteren en op een stapel neerleggen van vellen ; fig. 2 een inrichting voor het zijwaarts verschuiver van transportrollen; fig. 3 een inrichting om rotatie over te brengen or transportrollen ; fig. 4 een verbinding tussen een aandrijfelement met organen van de inrichting voor het zijwaarts verschuiven van transportrollen volgens fig. 3; fig. 5 een positievaststeleenheid. 



  Fig. 1 toont een bovenaanzicht van een inrichting voor het transporteren en op een stapel neerleggen van vellen. Transportrollen 1 bevinden zich vast verbonden op een buis 2. Deze buis is via twee scharnierkoppen 3 gemonteerd aan hefboomarmer 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 4. De hefboomarmen 4 zijn via draaipunten 5 draaibaar verbonden met een niet verder weergegeven huis. Aan de einden van de buis 2 bevinden zich tandriemwielen 6 en 7. Er is een positievaststeleenheid afgebeeld, die bestaat uit een gevorkte fotocel 19 in de omgeving van de hefboomarmen 4 en twee schotels 20 op de einden van de buis 2. 



   De transportrollen 1 bevinden zich zodanig op de buis 2, dat ze daarmee een rechte hoek maken. Aan de einden van de buis 2 worden een inrichting 27 voor het zijwaarts verschuiven en een inrichting 28 om een rotatie over te brengen op de transportrollen 1 gereed gehouden. 



   Fig. 2 toont een vergroting van het gebied uit fig. 1, waarin de inrichting 27 voor het zijwaarts verschuiven van de transportrollen 1 is afgebeeld. De buis 2 is via de scharnierkop 3 gemonteerd aan de hefboomarm 4. Via een huls 10 is de hefboomarm 4 door middel van een kogellager 9 verbonden met het tandriemwiel 6. Het tandriemwiel 6 bezit voor het geleiden van niet weergegeven, voor de aandrijving bestemde tandriemen, boordschijven 8. Via het tandriemwiel 6 kan een rotatie worden overgebracht op een as 11, die door middel van een asgewricht 12 is gekoppeld met een spil 13. Het middelpunt van het asgewricht 12 stemt daarbij overeen met het middelpunt van de gewrichtkop 3. Op de spil 13 is een moer voor bewegingsschroefdraad 14 gepositioneerd, die via een kogellager 15 met betrekking tot rotaties van de buis 2 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 ontkoppeld is.

   Op de moer voor bewegingsschroefdraad 14 sluit een huls 16 aan, die de spil 13, het asgewricht 12 en de as 11 omsluit. Deze huls 16 wordt binnen de buis 2 gelagerd op een glijlager 17, dat in de buis 2 werd gedrukt, en is zo voor rotatie van de buis 2 ontkoppeld. De buis 2 is afgesloten met het glijlager 17 en omvat niet de gehele huls 16. Aan het einde van de huls 16 bevindt zich een klemblok 18, dat een sleutelbreedte heeft en via deze draaiingsvast verbonden is met de huls 10. In de huls 10 zijn vrije ruimten 29 en 30 voor het klemblok 18 en de huls 16 uitgespaard. Verder is op de hefboomarm 4 een gevorkte fotocel 19 gepositioneerd, die door een schotel 20 op de buis 2 kan worden getriggerd. 



   In fig. 3 is een vergroting van het gebied uit fig. 1 getoond, waarin organen van de inrichting 28 voor het op de transportrollen 1 overbrengen van rotatie zijn weergegeven. 



  Ook hier is het tandriemwiel 7 door middel van een kogellager 21 op een huls 22 gelagerd. Deze huls 22 is verbonden met de hefboomarm 4. Ook op dit tandriemwiel 7 bevinden zich boordschijven 8 voor het geleiden van niet weergegeven tandriemen. Via het tandriemwiel 7 wordt een asstuk 23 aangedreven, dat via een asgewricht 24 verbonden is met een aandrijfas 25. Het centrum van het asgewricht 24 bevindt zich in het middelpunt van de scharnierkop 3, die verbonden is met de hefboomarm 4. Via een meenemer 26 is de aandrijfas 25 met hem verbonden. De buis 2 bezit een overeenkomstige pasvorm, zodat de meenemer 26 draaiingvast met de buis 2 verbonden is. 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 



  De meenemer 26 is via een sleutelbreedte zo met de buis 2 gekoppeld. In de huls 22 zijn vrije ruimten 31 en 32 voor de buis 2 uitgespaard. Op de hefboomarm 4 is een gevorkte fotocel 19 gepositioneerd, die met een schotel 20, die is aangebracht op de buis 2, de ligging van de buis 2 kan aantonen. 



   Fig. 4 toont een doorsnede van het tandriemwiel 6, waarin organen van de inrichting 27 voor het zijwaarts verschuiven van de transportrollen 1 te zien zijn. Het klemblok 18 is aangebracht op de huls 16, door de as waarvan zich de as 11 uitstrekt. Het klemblok 18 is uitgevoerd als tweevlaks deel en de huls 10 heeft een overeenkomstige vorm, zodat een beweging van het klemblok'18 alleen in de richting van de vrije ruimte 30 mogelijk is. Draaiing van het klemblok 18 is niet mogelijk. 



  Daardoor is de via de moer met bewegingsschroefdraad 15 en de huls 16 met het klemblok 18 gekoppelde spil vastgezet tegen verdraaiingen of rotaties. 



   In fig. 5 is een aanzicht van schuin boven op een einde van de buis 2 te zien, zodat een positievaststeleenheid herkenbaar is. De gevorkte fotocel 19 is vast gemonteerd op de hefboomarm 4. De vorm van de schotel 20, die zich op de buis 2 bevindt, is zodanig uitgevoerd, dat vanaf een bepaalde positie van de buis 2 een buitenliggende rand van de schotel 20 in de opening 33 van de gevorkte fotocel 19 geraakt. 



   Met een opbouw zoals in fig. 1 is weergegeven, kunnen 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 vellen op een stapel worden neergelegd. De transportrollen 1 draaien samen met de buis 2 om een gemeenschappelijke as. 



  Hiermee kunnen de vellen worden vervoerd, aangezien het oppervlak van de transportrollen 1 een grote wrijvingswaarde hebben. Het op de buis 2 overbrengen van de rotatie geschiedt via het tandriemwiel 7. Voor het transporteren van een vel in transportrichting ligt het vel op het oppervlak van de stapel, waarbij hier niet getoonde tongen zich tussen vel en stapel bevinden. De transportrollen 1 liggen daarbij op het vel. 



  Opdat de tongen kunnen worden verwijderd, is het noodzakelijk om de transportrollen 1 op te tillen. Hiervoor wordt de buis 2 door middel van de hefboomarmen 4 opgetild. De hefboomarmen 4 zijn daarvoor verbonden met draaipunten 5 van een niet weergegeven huis en kunnen via deze verticaal opgetild worden. 



  In deze positie wordt het vel dan met ondersteuning van een ook niet weergegeven neerhouderstelsel op de stapel vastgezet. 



  Om een nieuw vel op de stapel te brengen worden de transportrollen 1 zo neerwaarts op het nieuwe vel gebracht, dat dit tussen de transportrollen 1 en de stapel wordt vastgezet. Komt de zijdelingse positie van het vel niet overeen met de gewenste positie, dit kan bijvoorbeeld ook het geval zijn, wanneer een verspringing in de stapel moet worden geproduceerd, dan bestaat de mogelijkheid, dat de transportrollen 1 het vel zijwaarts kunnen verschuiven, zodat de gewenste positie wordt ingenomen. Daarvoor is het bij de getoonde uitvoering van de uitvinding mogelijk om de buis 2 zijwaarts   tussen.de   beide hefboomarmen 4 te verschuiven. De 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 inrichting 27 voor het zijwaarts verschuiven van de buis 2 wordt aangedreven door middel van het tandriemwiel 6. 



   Om het zijwaartse verschuiven van een vel exact te waarborgen en om op een gewenste positie loodrecht op de transportrichting van de vellen een stapel op te richten, is het noodzakelijk, om de absolute positie van de transportrollen 1 te bepalen. Hiervoor bevindt zich aan een einde van de buis 2 een positievaststeleenheid die bestaat uit een gevorkte fotocel 19 en een schotel 20, die op de buis 2 is bevestigd. Voordat met het transporteren van vellen wordt begonnen, wordt via deze positievaststeleenheid de absolute positie van de transportrollen 1 bepaald en de inrichting 27 voor het zijwaarts verschuiven van de transportrollen 1 daarmee gecalibreerd. De buis 2 wordt daarvoor door middel van de inrichting 27 zo ver zijwaarts verschoven, dat de buitenliggende rand van de schotel 20 door het gebied van de gevorkte fotocel 19 wordt bewogen.

   Daardoor wordt een signaal getriggerd, zodat de positie van de schotel 20 dan bekend is. 



  Aangezien de afstand tussen de transportrollen 1 en de schotel 20 niet veranderbaar is, betekent dit, dat nu ook de positie van de transportrollen 1 exact bepaald kan worden. Deze kennis kan via een besturingselektronica, die hier niet verder weergegeven is, worden gebruikt, om de vellen gericht en exact zijwaarts ten opzichte van hun transportrichting neer te leggen. 

 <Desc/Clms Page number 18> 

 



   Op de buis 2 bevindt zich een tweede positievaststeleenheid bestaande uit een gevorkte fotocel 19 en een schotel 20. Deze eenheid vervult in samenwerking met de eerste positievaststeleenheid de functie, dat het te ver zijwaarts verschuiven van de buis 2 kan worden voorkomen, hetgeen zou leiden tot een vernieling van de elementen in een tandriemwiel 6 of 7 of van organen van een van de inrichtingen 27 en 28 voor het zijwaarts verschuiven van de transportrollen 1 of voor overbrenging van rotatie op de transportrollen 1. 



  Aangezien de buis 2 tot in de tandriemwielen 6 en 7 reikt, moet het zijwaarts voorbij een maximum verschuiven van de buis 2 worden voorkomen. De schotels 20 bevinden zich daarom op plaatsen van de buis 2, die zo zijn gedimensioneerd, dat de betreffende buitenliggende randen van de schotels 20 de gevorkte fotocellen 19 triggeren, wanneer de zijwaartse verschuiving van de buis 2 net dit maximum bereikt. 



   Met de in fig. 2 en 3 getoonde elementen van de inrichting kan de zijwaartse verschuiving en het overbrengen van rotatie op de transportrollen 1 worden gewaarborgd. Zowel de inrichting 27 voor het zijwaarts verschuiven van de transportrollen 1, als ook de inrichting 28 voor het overbrengen van rotatie liggen binnen de buis 2. De transportrollen 1 bevinden zich daarbij op de buis 2, die wordt bewogen door de inrichtingen 27 en 28. Op deze wijze zijn de organen van de inrichtingen 27 en 28, die zich in de buis 2 bevinden, beschermd tegen verontreinigingen en inwerkingen van buitenaf. 

 <Desc/Clms Page number 19> 

 



  Via de scharnierkoppend 3 zijn de hefboomarmen 4 verbonden met de buis. Op deze wijze kan de buis 2 vrij roteren ek kan zijwaarts worden verschoven, zoals hierboven werd toegelicht, zonder dat hij door de lagering zou worden benadeeld. 



   De in fig. 2 getoonde organen van de inrichting 27 voor het zijwaarts verschuiven van de transportrollen 1 zorgen ervoor dat de transportrollen 1 zo worden gepositioneerd, dat de getransporteerde vellen zoals gewenst op een stapel kunnen worden neergelegd. De transportrollen 1 liggen op de buis 2. 



  De zijwaartse verschuiving wordt op de buis 2 overgebracht door middel van de moer 14 voor bewegingsschroefdraad. 



  Daarvoor is de moer 14 voor bewegingsschroefdraad via de lagers 15 en 17 verbonden met de buis 2, waarbij de verbinding met het lager 17 plaatsvindt via een huls 16, die is aangesloten op de moer 14 voor bewegingsschroefdraad. Het stelsel bestaande uit moer 14 voor bewegingsschroefdraad en huls 16 is zo vast in de tussenruimte tussen de lagers 17 en 15 gepast, dat zijwaartse verschuivingen van de moer 14 voor bewegingsschroefdraad direct worden overgebracht op de buis 2. 



  Hierbij is het lager 15 uitgevoerd als kogellager en het lager 17 als glijlager. Op deze wijze kan de buis 2 roteren, zonder dat de moer 14 voor bewegingsschroefdraad wordt meebewogen. De huls 16 is in deze uitvoering op de moer 14 voor bewegings- schroefdraad gedraaid en dient onder andere om de moer 14 voor bewegingsschroefdraad axiaal te fixeren in de buis 2. 



  Anderzijds is ook via de beide lagers 15 en 17 een betere overbrenging van de zijwaartse verschuiving in beide 

 <Desc/Clms Page number 20> 

 richtingen mogelijk, aangezien het ene lager 15 tegen het begin van de moer 14 voor bewegingsschroefdraad ligt en het andere lager 17 op het einde van de huls 16 is aangebracht. De huls 16 is daartoe aan dat einde aangepast aan het profiel van het lager 17. Het lager 17 is vast in de buis 2 gedrukt. 



   Het zijwaarts verschuiven van de moer 14 voor bewegings- schroefdraad vindt hier plaats via de spil 13. Deze spil 13 wordt via het asgewricht 12 en de as 11 in draaiing gebracht. 



  Het overbrengen van de rotatie geschiedt van buiten door middel van het tandriemwiel 6, dat wordt aangedreven door een niet nader weergegeven tandriem, die tussen de boordschijven 8 moet liggen. Op deze wijze kan door middel van een extern aandrijfmechanisme via een tandriem een zijwaatse verschuiving van de buis 2 worden gerealiseerd. 



   Voor het verder fixeren van de moer 14 voor bewegingsschroefdraad 14 en de huls 16 is op het einde van de huls 16 een klemblok 18 aangebracht. Dit klemblok 18 heeft een sleutelbreedte, zoals in fig. 5 is weergegeven. Preciezer gezegd is het uitgevoerd als tweevlaks deel. Dit klemblok 18 is in de huls 16 gepast, zodat geen zijwaartse verdraaiing van de huls 16 mogelijk is. De huls 10 dient hierbij via een kogellager 9 om het tandriemwiel 6 te verbinden met de hefboomarm 4. Opdat de buis 2 zijwaarts ten minste tot een maximum kan worden verschoven, is in het tandriemwiel 6 een vrije ruimte 29 verschaft. Opdat de buis 2 ook verticaal gekanteld kan worden, 

 <Desc/Clms Page number 21> 

 zonder dat deze kanteling wordt overgebracht op het tandriemwiel 6 is de buis 2 via een scharnierkop 3 verbonden met de hefboomarm 4.

   Er is geen directe verbinding van het tandriemwiel 6 met de hefboomarm 4. Opdat er geen contact tussen het klemblok 18 en de huls 10 kan ontstaan, wanneer de buis 2 verticaal kantelt, is boven de huls 16 en het klemblok 18 een vrije ruimte 30 verschaft. Daarmee is ook het kantelen van de buis 2 tot een door de vrije ruimte 30 gegeven maximale hoek mogelijk, zonder dat het klemblok 18 of de huls 16 binnen de huls 10 kantelen. 



   In fig. 3 is overeenkomstig fig. 2 de werkingswijze van de inrichting 28 voor het op de transportrollen 1 overbrengen van rotatie te zien. Aangedreven wordt de inrichting door middel van een tandriem, die hier over het tandriemwiel 7 loopt. De tandriem ligt daarbij tussen de boordschijven 8. Het tandriemwiel 7 ligt boven het kogellager 21 op een huls 22, die de verbinding met de hefboomarm 4 vormt. Het draaimoment wordt door het tandriemwiel 7 overgebracht op een asstuk 23. 



  Via een asgewricht 24 vindt dan verder de overbrenging op het asstuk 25 plaats. De totale aandrijfas, bestaande uit de asstukken 23 tot 25 wordt daarbij omsloten door de buis 2. De verbinding van de buis 2 met de hefboomarm 4 vindt op deze zijde van de buis 2 plaats via een scharnierkop 3. Het asgewricht 24 bevindt zich daarbij concentrisch binnen de scharnierkop 3. De buis 2 kan door een hoogteverschil van de stapel over de transportrollen 1 worden gekanteld, waardoor 

 <Desc/Clms Page number 22> 

 een hoekverandering van de buis 2 ten opzichte van de hefboomarm 4 ontstaat. Door de scharnierkop 3 is het mogelijk, dat de buis 2 kan kantelen, zonder dat in de hefboomarm 4 spanningen kunnen optreden. Aangezien de buis 2 ook niet direct met het tandriemwiel 7 verbonden is, wordt de schuine stand niet overgebracht op het tandriemwiel 7.

   Het tandriemwiel 7 is daarom steeds evenwijdig aan de hefboomarm 4 en aan de looprichting van de tandriem uitgericht. Daarom ontstaat geen verhoogde slijtage van tandriemen, aangezien deze niet over de boordschijven 8 lopen, hetgeen anders wel het geval zou zijn. 



   Het asstuk 25 heeft een sleutelbreedte, die is afgestemd op een meenemer 26. Deze meenemer 26 kan daarom niet ten opzichte van het asstuk 26 worden verdraaid, maar is evenwel zijwaarts vrij op het asstuk 25 verschuifbaar. Op de andere zijde is de meenemer 26 ook draaiingsvast verbonden met de buis 2, die een bijbehorende pasvorm heeft. De meenemer 26 kan niet vrij ten opzichte van de buis 2 bewegen en brengt daarom een roterende beweging van het asstuk 25 direct over op de buis 2. Anderzijds kan de buis 2 ook zijwaarts verschuiven, zonder dat deze beweging wordt overgebracht op het asstuk 25, aangezien de meenemer 26 in deze richting op het asstuk 25 vrij kan glijden. Opdat de buis 2 bij het zijwaarts verschuiven ook geen elementen binnen het tandriemwiel 7 kan beschadigen is hier een vrije ruimte 31 in langsrichting binnen de huls 22 verschaft.

   Een verdere vrije ruimte 32 

 <Desc/Clms Page number 23> 

 bevindt zich boven de buis 2 in het tandriemwiel 7 tussen buis 
2 en huls 22, opdat de buis 2 ook kan kantelen zonder beschadigingen aan te richten. Op deze wijze kunnen de transportrollen 1 zijwaarts worden verschoven en zich 5 aanpassen aan hoogteverschillen van de stapel, zonder dat het tandriemwiel 7 kan worden beschadigd, en zonder dat de tandriem sterker slijt. 



   Een verdere beveiliging voor het zijwaarts verschuiven   ) van   de buis 2 en voor het calibreren van de zijwaartse verschuiving van de transportrollen 1 wordt gevormd door de positievaststeleenheid, bestaande uit gevorkte fotocel 19 en schotel 20. De exacte werkingswijze is reeds met betrekking tot fig. 1 toegelicht.      



   In fig. 4 is te zien, hoe de organen van de inrichting 27 voor het zijwaarts verschuiven van de transportrollen 1 draaiingsvast in de huls 10 zijn gepast. Het asstuk 11 bevindt zich binnen de huls 16. Tussen huls 16 en asstuk 11 bestaat   ) een   tussenruimte 30, die groot genoeg is om te zorgen dat de huls 16 ten opzichte van het asstuk 11 in afhankelijkheid van een schuine stand van de buis 2 voldoende kan kantelen. De huls 16 is direct verbonden met de moer 14 voor bewegingsschroefdraad en wordt via het klemblok 18 in de huls 5 10 en daarmee in het tandriemwiel 6 gestabiliseerd. Het klemblok 18 is daartoe uitgevoerd als tweevlaks deel, waarbij ook de huls 10 die genoemd blok omvat een overeenkomstige vorm 

 <Desc/Clms Page number 24> 

 heeft.

   Verder wordt een vrije ruimte 30 tussen klemblok 18 en huls 10 gereedgehouden, zodat het klemblok 18 binnen de huls 10 in afhankelijkheid van de stand van de transportrollen 1 kan kantelen. De vrije ruimte 30 is daarbij zo ontworpen, dat de buis 2, die immers via de huls 16 is gekoppeld met het klemblok 18, alleen in een vlak kantelbaar is. 



   In fig. 5 is preciezer te zien, hoe de positievaststeleenheid functioneert. De schotel 20 is direct verbonden met de buis 2. Het zijwaarts verschuiven van de buis 2 heeft daarom direct effect op de schotel 20, waarvan de rand bij een bepaalde verschuiving in de opening 33 van de gevorkte fotocel 19 reikt. Via laatstgenoemde kan de positie van de schotel 20 worden gedetecteerd. Aangezien de afstand tussen schotel 20 en de transportrollen 1 constant en bekend is, wordt via deze ook de positie van de transportrollen 1 bepaald, net zoals ook de positie van de niet zichtbare einden van de buis 2 binnen de tandriemwielen 6 en 7 kan worden vastgesteld.

   Deze informatie kan dan verder worden gebruikt, doordat daarmee de positie van de transportrollen 1 wordt goecalibreerd, of het verder zijwaartse verschuiving van de transportrollen 1 wordt verhinderd, die boven een maximum uitkomt, en die beschadigingen binnen de tandriemwielen 6 en 7 door de buis 2 zou veroorzaken.

Claims (8)

  1. CONCLUSIES l. Inrichting voor het transporteren en het neerleggen van vellen op ten minste een stapel, met een inrichting om de transportrollen (1) zijwaarts ten opzichte van de transport- richting van de vellen te verschuiven en een inrichting om rotatie over te brengen op de transportrollen (1), in het bij- zonder voor werking in een uitleginrichting van een vellen bewerkende machine, in het bijzonder een digitale meerkleuren drukpers, met het kenmerk, dat organen van de inrichting voor het zijwaarts verschuiven van de transportrollen (1) en organen van de inrichting voor het overbrengen van rotatie zich bevinden in een buis (2), waarop de transportrollen (1) zijn aangebracht.
  2. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de buis (2) roteerbaar en zijwaarts beweegbaar verbonden is met hefboomarmen (4).
  3. 3. Inrichting volgens een der conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat de organen van de inrichting om de rotatie over te brengen op de transportrollen (1) in de buis, een aandrijfas (25) in het einde van de buis (2) bevatten en deze aandrijfas (25) in aandrijving met de buis (2) gekoppeld en met vormparing met de buis verbonden is.
  4. 4. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de aandrijfas (25) verbonden is met een daarop en/of op de binnenzijde van de buis (2) zijwaarts vrij beweegbare meenemer (26), die met betrekking tot een draaibeweging zowel met de buis (2), als ook met de aandrijfas (25) gekoppeld is, waarbij zowel buis (2) als ook aandrijfas (25) overeenkomstige pasvormen voor de meenemer (26) vertonen.
  5. 5. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een <Desc/Clms Page number 26> in het inwendige, aan het andere einde van de buis (2) gesitueerde moer (14) voor bewegingsschroefdraad op een spil (13), die via lagers (15,17) van draaiing van de buis (2) is ontkoppeld en via deze lagers (15,17) voor zijwaartse bewegingen met de buis (2) is gekoppeld.
  6. 6. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat de buis (2) door middel van scharnierkoppen (3) is verbonden met de hefboomarmen (4) in de omgeving van de einden van de buis (2).
  7. 7. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat zowel de aandrijfas (25), als ook de spil (13) elk zijn verbonden met een asgewricht (24,12), dat concentrisch binnen een scharnierkop (3) ligt en is verbonden met een aandrijfelement.
  8. 8. Inrichting volgens ten minste een der conclusies 1 tot 7, met het kenmerk, dat ten minste een positievaststeleenheid, bij voorkeur bestaande uit een gevorkte,fotocel (19) en daarbij horende, zich op de buis (2) bevindende schotel (20), op ten minste een zijde van de buis (2) in de omgeving van een scharnierkop (3), bij voorkeur aan een hefboomarm (4), wordt gereedgehouden.
BE2002/0718A 2001-12-10 2002-12-10 Transportrolleninrichting om vellen neer te leggen op een stapel. BE1015243A3 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE10160382A DE10160382C1 (de) 2001-12-10 2001-12-10 Transportrollenvorrichtung zum Ablegen von Bögen auf einem Stapel
NL1021675A NL1021675C2 (nl) 2001-12-10 2002-10-17 Transportrolleninrichting om vellen neer te leggen op een stapel.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1015243A3 true BE1015243A3 (nl) 2004-12-07

Family

ID=33491583

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2002/0718A BE1015243A3 (nl) 2001-12-10 2002-12-10 Transportrolleninrichting om vellen neer te leggen op een stapel.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1015243A3 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP3720059B2 (ja) 歪み検出機構を有するシート見当合わせの駆動ロール用差動装置
US8297616B2 (en) Adjustable idler rollers for lateral registration
US7243917B2 (en) Print media registration using active tracking of idler rotation
US7530256B2 (en) Calibration of sheet velocity measurement from encoded idler rolls
TWI464068B (zh) 適用於紙捲之自動進紙機構及其相關熱昇華式印表機
NL1021675C2 (nl) Transportrolleninrichting om vellen neer te leggen op een stapel.
US5078263A (en) Web-steering mechanisms
US7055819B2 (en) Device and a method for aligning sheets
US6488275B2 (en) Active pre-registration system using long sheet transports
US8382105B2 (en) Device and method for the alignment of sheets
BE1015243A3 (nl) Transportrolleninrichting om vellen neer te leggen op een stapel.
US5123638A (en) Displacement/driving means for delivery fly wheel units
JPH09217U (ja) ガイドローラ又は偏向ローラに対するウェブ又はコンベヤベルトの位置を制御する装置
JP2016175729A (ja) 搬送装置及び画像形成装置
EP1136404A2 (fr) Dispositif pour l&#39;alignement longitudinal d&#39;éléments en plaques dans une station d&#39;introduction d&#39;une machine les travaillant
JPH0967042A (ja) 紙葉類搬送機構
US6702280B2 (en) Apparatus and process for transporting sheet-shaped print materials
CN102666328A (zh) 具有可调大小的归位力的边缘引导件
CN219708594U (zh) 卷带传输装置
CN205685799U (zh) 一种糊盒机及其纠偏机构
CN100335373C (zh) 无菌饮料灌装机走纸纠偏装置
US20180265317A1 (en) Apparatus for Aligning Notes of Value
JP6703305B2 (ja) 搬送装置及び画像形成装置
US20020074717A1 (en) Active pre-registration system employing a paper supply elevator
KR100397976B1 (ko) 블랭크 가이드 롤러의 자동 위치 제어장치

Legal Events

Date Code Title Description
CA Change of address of the owner of the patent

Owner name: *EASTMAN KODAK CY343 STATE STREET, US - ROCHESTER,

Effective date: 20041007

CH Change of patent owner

Owner name: *EASTMAN KODAK CY

Effective date: 20041007

RE Patent lapsed

Effective date: 20061231