<Desc/Clms Page number 1>
Ponsgereedschap.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een ponsgereedschap.
Bij het ponsen van plaatvormige materialen op ponsmachines is het bekend dat een te ponsen plaat wordt aangebracht tussen, enerzijds, aan één zijde een ponsgereedschap dat in een ponsmachine is ingeklemd en dat voorzien is van een eigenlijk ponselement dat de vorm bezit van de uit te ponsen figuur en, anderzijds, aan de andere zijde een matrijs die met dit ponselement samenwerkt.
Het is bekend dat het ponsgereedschap, meer speciaal het voornoemde ponselement, regelmatig dient te worden nageslepen opdat steeds een welafgelijnde snede zou worden verkregen.
Door het naslijpen wordt het ponselement steeds korter, waarbij, doordat de verplaatsing van de ponsmachine steeds even groot is, het ponselement met zijn snijkant dan ook telkens opnieuw moet worden gepositioneerd, wat gebeurt door de verkorting te compenseren door het ponsgereedschap te verlengen.
Hiertoe bestaan de huidige types van ponsgereedschappen hoofdzakelijk in een combinatie van een eerste deel waarop een ponskracht kan worden uitgeoefend ; tweede deel dat met een ponselement samenwerkt ; geleidingselement waarin het tweede deel axiaal verplaatsbaar is ;
<Desc/Clms Page number 2>
bijvoorbeeld in de vorm van een schroefdraadverbinding, die toelaten de voornoemde twee delen te koppelen zodanig dat hun onderlinge rotatie resulteert in een onderlinge axiale verplaatsing in de ponsrichting ; tenslotte middelen om de onderlinge rotatie tussen beide delen te blokkeren teneinde een accidentele verdraaiing tijdens het gebruik van het ponsgereedschap te voorkomen.
Bij iedere slijpbeurt wordt de verkorting van het ponselement gecompenseerd door het eerste deel ten opzichte van het tweede deel en het daarmee samenwerkend ponselement te verdraaien, zodat de gezamenlijke lengte van de gekoppelde elementen toeneemt.
Bij de bekende ponsgereedschappen bestaan de voornoemde middelen om het accidenteel verdraaien van het eerste deel ten opzichte van het tweede deel te blokkeren, uit één of meerdere ontkoppelbare elastische elementen die tussen beide delen zijn aangebracht en die plaatsvinden in overeenstemmende groeven die in elk van beide delen zijn aangebracht.
Het nadeel van zulke bekende ponsgereedschappen is dat deze voornoemde middelen slechts bereikbaar zijn na demontage van het eerste en het tweede deel uit de voornoemde geleider.
Na elke slijpbeurt is het bijgevolg noodzakelijk dat het ponsgereedschap gedemonteerd wordt om, enerzijds, de ontkoppelbare elastische elementen te kunnen ontkoppelen
<Desc/Clms Page number 3>
en, anderzijds, om de twee delen ten opzichte van elkaar te kunnen verdraaien.
De juiste positie van het ponselement wordt bepaald ten opzichte van het geleidingselement en is bijgevolg slechts te controleren nadat het ponsgereedschap terug geassembleerd is. Een bijkomend nadeel van zulke bekende ponsgereedschappen is dan ook dat, om tot een correcte regeling van de positie van het ponselement te komen, meestal meerdere opeenvolgende demontages en montages van het ponsgereedschap nodig zijn, waardoor veel tijd kan verloren gaan vooraleer een juiste regeling verkregen is.
De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.
Tot dit doel betreft de uitvinding een ponsgereedschap van het voornoemde type, waarbij het eerste deel verdraaibaar is in het geleidingselement en waarbij de voornoemde middelen om de onderlinge rotatie tussen het eerste en het tweede deel te blokkeren bestaan uit, enerzijds, een rotatievergrendeling tussen het tweede deel en het geleidingselement en, anderzijds, ontgrendelbare vergrendelingsmiddelen die de rotatie van het eerste deel in het geleidingselement blokkeren, waardoor onrechtstreeks de onderlinge rotatie tussen het eerste en het tweede deel wordt geblokkeerd.
Een voordeel van zulk ponsgereedschap is dat de regeling van het ponselement van buitenaf kan gebeuren. Wanneer inderdaad, na ontgrendeling van de voornoemde
<Desc/Clms Page number 4>
vergrendelingsmiddelen, het eerste deel in het geleidingselement verdraaid wordt zal, aangezien het tweede deel niet verdraaibaar is in dit geleidingselement, het eerste deel ook verdraaien ten opzichte van het tweede en zal dit bijgevolg resulteren in een axiale verplaatsing van het tweede deel.
Bij voorkeur bevatten de voornoemde vergrendelingsmiddelen bedieningsgedeelten die extern bereikbaar zijn en die bij voorkeur aan de bovenkant van het geleidingselement zijn aangebracht, zodat ook het deblokkeren van de rotatie tussen het eerste en het tweede deel gemakkelijk van buitenaf kan gebeuren en dat bijgevolg zowel het deblokkeren van de vergrendelingsmiddelen als de regeling van het ponselement kunnen plaatsvinden zonder bijkomende demontages.
Volgens een ander kenmerk van de uitvinding vormen de voornoemde vergrendelingsmiddelen een positieve vergrendeling, waarbij het ontgrendelen uitsluitend mogelijk is door middel van een handeling die verschillend is van een rotatie tussen het eerste deel en het geleidingselement, waardoor een accidentele ontg.rendeling uitgesloten is.
Volgens nog een ander kenmerk van de uitvinding zijn de vergrendelingsmiddelen zodanig geconfigureerd dat het eerste deel ten opzichte van het geleidingselement kan vergrendeld worden in één of meer welbepaalde hoekposities, waardoor in combinatie met een schroefdraad met kleine spoed een fijnregeling van de positie van het ponselelement
<Desc/Clms Page number 5>
mogelijk is in stappen van één toer of gedeelten van een toer.
Bij voorkeur worden de vergrendelingsmiddelen gevormd door vergrendelingsgedeelten die zijn aangebracht op het eerste deel, enerzijds, en op het geleidingselement, anderzijds, waarbij deze vergrendelingsgedeelten met elkaar kunnen samenwerken en waarbij zij door middel van een veer naar een vergrendelde positie gedwongen worden, zodat zij niet ongewild ontgrendeld kunnen worden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het geleidingselement uitgevoerd als een bus die precies over het tweede deel past en wordt het ponsgereedschap voorzien van een afstrijkmechanisme dat moet beletten dat bij het terugtrekken van het ponselement de geponste plaat mee wordt getrokken, waarbij dit afstrijkmechanisme bestaat uit een doorgang in de bodem van het geleidingselement en waarbij de vorm van de doorgang vrijwel overeenstemt met de vorm van het ponselement.
In een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de bodem van de geleider gevormd door een vervangbaar element waarin de voornoemde doorgang is aangebracht, waardoor het ponsgereedschap gemakkelijk kan aangepast worden aan andere ponsvormen door het ponselement en het daarbij horend vervangbaar element te vervangen door elementen' met een aangepaste vormgeving ten opzichte van de gewenste ponsvorm.
<Desc/Clms Page number 6>
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het ponsgereedschap worden terugstelmiddelen voorzien die na een ponsbeweging het ponsgereedschap automatisch terug in de ruststand brengen, en die gebruik maken van schotelveren die het voordeel bieden dat de veerkracht op eenvoudige wijze kan aangepast worden door schotelveren toe te voegen of weg te nemen in functie van bijvoorbeeld het te ponsen materiaal, opdat de bodem van het geleidingselement na het ponsen geen indruk in de plaat zou achterlaten rond het ponsgat.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld, zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een ponsgereedschap volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
Figuur 1 een zijaanzicht weergeeft van een ponsgereedschap volgens de uitvinding; figuur 2 op kleinere schaal een zicht weergeeft gelijkaardig aan dat van figuur 1, doch in gedeeltelijk uiteengenomen toestand ; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 1; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 3; figuur 5 een doorsnede weergeeft volgens lijn V-V in figuur 3; figuur 6 een zicht weergeeft gelijkaardig aan dit van figuur 5, doch voor een andere positie;
<Desc/Clms Page number 7>
figuur 7 een doorsnede weergeeft volgens lijn VII-VII in figuur 3 ;
figuur 8 een onderaanzicht weergeeft van het ponsgereedschap volgens figuur l; figuur 9 een doorsnede weergeeft zoals figuur 3, doch waarbij het ponsgereedschap in werking is.
Zoals weergegeven in de figuren bestaat een ponsgereedschap 1 volgens de uitvinding in hoofdzaak uit een eerste deel 2 waarop een ponskracht F kan worden uitgeoefend, een cilindervormig tweede deel 3 dat voorzien is van een ponselement 4, bijvoorbeeld met een rechthoekige doorsnede om een rechthoekig ponsgat te bekomen ; een geleidingselement 5 in de vorm van een bus waarin het eerste deel 2 verdraaibaar is aangebracht en waarin het tweede deel 3 axiaal verplaatsbaar is.
Aan de voornoemde delen 2 en 3 zijn schroefdraadgedeelten, respectievelijk 6 en 7, aangebracht die toelaten de delen 2 en 3 onderling te koppelen zodanig dat hun onderlinge rotatie resulteert in een relatieve axiale verplaatsing in de ponsrichting V.
Het ponsgereedschap bevat verder een rotatievergrendeling tussen het tweede deel 3 en het geleidingselement 5, in de vorm van een pen-groef verbinding, bijvoorbeeld met een pen 8 die op de buitenzijde van het tweede deel 3 is aangebracht en een groef 9 die in het geleidingselement 5 is voorzien en die zich axiaal uitstrekt.
<Desc/Clms Page number 8>
Tenslotte is het ponsgereedschap 1 volgens de uitvinding voorzien van ontgrendelbare vergrendelingsmiddelen 10 die de rotatie van het eerste deel 2 in het geleidingselement 5 kunnen blokkeren en die hoofdzakelijk worden gevormd door een pen-gat verbinding, waarbij, enerzijds, een pen 11 radiaal verplaatsbaar is aangebracht in een doorgang 12 die is aangebracht ter hoogte van een flens 13 aan het bovenste uiteinde van het geleidingselement 5 en, anderzijds, meerdere, in dit geval zes, overeenstemmende gaten 14 die in het eerste deel 2 zijn aangebracht en die gelijkmatig over de omtrek van het geleidingselement 5 zijn verdeeld.
De pen 11 is, zoals weergegeven in de figuren 5 en 6, verbonden aan een bedieningsgedeelte, bijvoorbeeld in de vorm van een tuimelaar 15 die vrij scharnierbaar is rond een as 16 waarbij in rusttoestand deze tuimelaar 15 de pen 11 door middel van een veer 17 naar binnen duwt.
De tuimelaar 15 is bij voorkeur op een afgeschermde wijze verzonken aangebracht in een verdiept gedeelte 18 van de flens 13.
In de flens 13 zijn op dezelfde hoogte als de pen 11 eveneens radiale boringen 19, bijvoorbeeld twee radiale boringen 19, aangebracht die elk aan de buitenzijde zijn afgestopt, bijvoorbeeld door middel van een inbusschroef, en die elk een zitting vormen voor een kogeltje 21 dat door middel van een veertje 22 tegen het eerste deel 2 wordt geduwd, waarbij deze radiale boringen 19 zodanig gepositioneerd zijn dat zij zich tegenover één van de gaten
<Desc/Clms Page number 9>
14 bevinden op het ogenblik dat ook de pen 11 zich tegenover één van deze gaten 14 bevindt.
Het eerste deel bestaat hoofdzakelijk uit, enerzijds, een stang 23 die aan één uiteinde voorzien is van het voornoemde schroefgedeelte 6 en, anderzijds, terugstelmiddelen 24 die aan het andere uiteinde van de stang zijn voorzien.
De terugstelmiddelen 24 bevatten bijvoorbeeld een buisvormig gedeelte 25 dat over het voornoemde uiteinde van de stang 23 is aangebracht en dat eraan bevestigd is, bijvoorbeeld door middel van een schroefdraadverbinding 26, waarbij dit buisvormig gedeelte 25 aan één uiteinde voorzien is van een flens 27 en er over dit buisvormig gedeelte 25 schotelveren 28 zijn aangebracht die paarsgewijze rug aan rug zijn gemonteerd, en waarbij over het andere uiteinde van het buisvormig gedeelte 25 een ring 29 is voorzien die door de schotelveren 28 tegen een aanslagvormende borgveer 30 wordt gedrukt en die voorzien is van de voornoemde gaten 14.
Het geleidingselement 5 is bij voorkeur uitgevoerd in de vorm van een bus die precies over het tweede deel 3 past en die is voorzien van een wegneembare bodem in de vorm van een vervangbaar plaatje 31 dat in een U-vormige zitting 32 aan de onderzijde van het geleidingselement is ingebracht.
De zitting 32 is daarbij gevormd door een U-vormige rib 33 die op de onderrand 34 van het geleidingselement 5 is aangebracht en die voorzien is van een naar binnen gerichte
<Desc/Clms Page number 10>
kraag 35 die kan samenwerken met een groef 36 die langs de omtrek van het plaatje 31 is aangebracht.
Het geleidingselement 5 is tevens voorzien van middelen om het plaatje 31 in een centrale positie in de zitting 32 te blokkeren. Deze middelen worden bijvoorbeeld gevormd door een kogeltje 37 dat in een axiale boring 38 is aangebracht en dat door middel van een veertje 39 tegen een zitting 40 wordt geduwd.
Het ponsgereedschap is voorzien van een afstrijkmechanisme dat bestaat uit het voornoemde plaatje 31 waarin een doorgang 41 is aangebracht, waarbij de vorm van de doorgang 41 vrijwel overeenstemt met de vorm van het ponselement 4.
Het demonteren van het ponselement 4 voor het naslijpen of voor een eventuele vervanging gebeurt als volgt.
Eerst worden de vergrendelingsmiddelen 10 ontgrendeld door de tuimelaar 15 aan één uiteinde in te duwen, waardoor de pen 11 uit het overstemmend gat 14 wordt getrokken, waarna het eerste deel 2 samen met het tweede deel 3 langs boven in axiale richting uit het geleidingselement 5 kan geschoven worden. Vervolgens wordt het tweede deel 3 samen met het ponselement 4 van het eerste deel 2 losgeschroefd en wordt desgevallend het ponselement 4 van het tweede deel 3 losgemaakt om het ponselement 4 afzonderlijk te kunnen inspannen in de slijpmachine.
Het terug monteren en instellen na het slijpen gebeurt op de volgende wijze.
<Desc/Clms Page number 11>
Het eerste deel en het tweede deel dat desgevallend opnieuw voorzien is van het ponselement 4, worden terug in elkaar geschroefd en worden terug in het geleidingselement 5 geplaatst. Vervolgens wordt de axiale positie van het ponselement 4 ten opzichte van het geleidingselement 5 en in het bijzonder ten opzichte van het vervangbaar plaatje 31 ingesteld. Dit gebeurt zoals weergegeven in de figuren 5 en 6, door de vergrendelingsmiddelen 10 te ontgrendelen door de tuimelaar 15 in te duwen en tegelijkertijd het eerste deel 2 in de gewenste richting in het geleidingselement te verdraaien.
Doordat de pen 8 zich in de axiale groef 9 bevindt en het tweede deel 3 verhinderd wordt om in het geleidingselement 5 mee te draaien, resulteert de hiervoor beschreven handeling in een axiale verplaatsing van het ponselement 4.
Aangezien hierbij het ponsgereedschap 1 volledig gemonteerd is, heeft men een directe visuele controle op de positie van het ponselement 4 ten opzichte van het plaatje 31.
Eenmaal de juiste positie nagenoeg bereikt is, namelijk wanneer de snijkant 42 van het ponselement 4 zich nagenoeg op gelijke hoogte bevindt met de onderkant van het plaatje 31, wordt de tuimelaar 15 losgelaten en wordt het eerste deel 2 iets verder gedraaid tot wanneer de pen 11 automatisch, onder invloed van de werking van de veer 17, in één van de gaten 14 schiet. Op dat ogenblik zijn de vergrendelingsmiddelen 10 opnieuw vergrendeld, waardoor het
<Desc/Clms Page number 12>
ponsgereedschap 1 beveiligd is tegen een eventuele accidentele verstelling van het ponselement 4.
In zulke vergrendelde positie worden de kogeltjes 21 door de veertjes 22 gedeeltelijk in de gaten 14 geduwd, waardoor een betere centrage van het eerste deel 2 in het geleidingselement 5 bekomen wordt.
De instelling van het ponselement 4 kan zeer nauwkeurig gebeuren doordat meerdere gaten 14 over de omtrek van de ring 29 verdeeld zijn, waardoor het eerste deel 2 in verschillende hoekposities kan geblokkeerd worden. Door bijvoorbeeld het gebruik van schroefdraadgedeelten 6-7 met een fijne spoed van bijvoorbeeld één mm te combineren met zes gaten 14, kan men het ponselement in stappen van één zesde millimeter instellen.
Het gebruik van het ponsgereedschap 1 tijdens het ponsen is verduidelijkt in figuur 9, waarbij het ponselement 4 ingedrukt is, doordat een kracht F op de flens 27 van het eerste element 2 wordt uitgeoefend, waardoor het ponselement 4 doorheen het te ponsen materiaal 43 dringt.
Doordat het ponselement 4 bij de teruggaande beweging onder invloed van de werking van de terugstelmiddelen 24, meer bepaald van de schotelveren 28, teruggetrokken wordt doorheen de doorgang 41, ontstaat een afstrijkeffect tegen de onderkant van het plaatje 31, waardoor verhinderd wordt dat het materiaal 43 met het ponselement 4 mee wordt getrokken.
<Desc/Clms Page number 13>
Het ponsgereedschap kan voor verschillende ponsvormen aangewend worden. De ponsvorm wordt bepaald door de vorm en de afmetingen van het ponselement 4, enerzijds, en van de doorgang 41 in het plaatje 31, anderzijds.
Aangezien zowel het ponselement 4 als het plaatje 31 op eenvoudige wijze te vervangen zijn, is het vrij eenvoudig om het ponsgereedschap aan te passen aan een andere ponsvorm.
Bovendien is het ook mogelijk om de stang 23 eventueel samen met het ponselement 4 te vervangen, bijvoorbeeld in functie van de lengte van het nieuwe ponslement 4.
Het is duidelijk dat het voornoemde geleidingselement 5 deel kan uitmaken van de ponsmachine zelf zonder afbreuk te doen aan de beoogde voordelen van de uitvinding.
Het is ook duidelijk dat het verdraaibaar zijn van het eerste deel 2 in het geleidingselement 5 ruim moet geïnterpreteerd worden en dat bijvoorbeeld hieronder ook verstaan kan worden dat het eerste deel 2 slechts in bepaalde hoekposities in het geleidingselement 5 kan verplaatst worden.
Het is eveneens duidelijk dat de stang 23 als één geheel kan uitgevoerd worden met het buisvormig gedeelte 25 van de terugstelmiddelen 24.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven
<Desc/Clms Page number 14>
uitvoeringsvorm, doch een ponsgereedschap volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.