<Desc/Clms Page number 1>
Rol voor het geleiden van baanvormig materiaal.
Beschrei jiving De uitvinding betreft een rol voor het geleiden van baanvormig materiaal, met een draagas en een rotatiesymmetrisch op de draagas aangebrachte vervormbare bedekking, waarbij de bedekking, uitgaande van een ten opzichte van de draagas loodrecht verlopend middenvak, voorzien is van telkens minstens een schroefvormig naar beide uiteinden van de bedekking verlopende insnijding.
Een rol van de voornoemde aard is bijvoorbeeld bekend uit het DE 20 51 425 AI. De schroefvormige insnijdingen verlopen hierbij in tegengestelde zin, zodat zij elkaar meermaals kruisen.
Uit het US 4. 566. 162 A zijn breedrekrollen met schroefvormige insnijdingen bekend, waarbij telkens een schroefvormige gleuf zieh, uitgaande van een loodrecht op de draagas verlopend middenvak, uitstrekt tot aan het ene, respectievelijk tot aan het andere uiteinde van de breedrekrol.
De zin en het doel van de genoemde breedrekrollen bestaan erin, een erover geleid baanvormig materiaal, zoals dunne folies, papierbanen of textielbanen, glad uit te strekken, alvorens het materiaal verder wordt verwerkt.
Om de productiviteit te verhogen en kosten te besparen, tracht men hierbij de materiaalbanen met een zo groot mogelijke breedte te produceren en te verwerken. Dikwijls wordt het materiaal, bijvoorbeeld een papierbaan, echter niet in deze "originele breedte" benodigd. In deze context is het bekend om de materiaalbaan in
<Desc/Clms Page number 2>
langsrichting op de gewenste baanbreedte te snijden en de afzonderlijke materiaalbanen vervolgens individueel op een bijhorende as, huls of dergelijke te wikkelen (zogenaamd "nuttig product") In het EP 0 340 228 B1 wordt in deze context een breedrekrol voor het afzonderlijk geleiden van zich op een afstand van elkaar bevindende materiaalbanen voorgesteld.
Onopgelost blijft hierbij het probleem de door middel van de snijbewerking gescheiden materiaalbanen "uiteen te trekken", met andere woorden, hen zodanig te scheiden dat aansluitend het individueel opwikkelen storingsvrij kan plaatsvinden.
Het doel van de uitvinding bestaat dan ook in de opgave een rol van voornoemde aard te verschaffen die een geoptimaliseerde breedrekwerking vertoont en in het bijzonder ook als separeerrol kan worden gebruikt, m. a. w. geschikt is voor het uiteentrekken van de (afzonderlijke) materiaalbanen die na het in langsrichting snijden van de materiaalbaan ontstaan, minstens zodanig ver dat de navolgende bewerking tot"nuttig product"wordt verbeterd.
De uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat dit doel kan worden bereikt doordat de rol, enerzijds, "gebombeerd" wordt uitgevoerd en, anderzijds, met achtersneden inkepingen wordt uitgevoerd.
Een zogenaamde"bombering"van de bedekking van de rol is gekenmerkt doordat de bedekking in het bereik van haar middenvak een grotere diameter heeft dan aan haar vrije uiteinden.
Achtersneden inkepingen zijn daardoor gekenmerkt dat zij hellend in de richting van het middenvak zijn uitgevoerd.
<Desc/Clms Page number 3>
Door de combinatie van de twee hiervoor genoemde kenmerken wordt een verhoogde trekkracht op het over de rol geleide baanvormig materiaal uitgeoefend, dat zodoende"naar buiten"wordt geleid.
Door middel van de bombering van de rol alsook de achtersneden inkepingen wordt tevens bereikt dat het afzonderen van de deelbanen niet parallel plaatsvindt, doch in toenemende mate naar het telkens vrije uiteinde van de rol toe.
Wanneer bijvoorbeeld een baan in zes deelbanen wordt gesneden en telkens drie deelbanen aan elke zijde van het middenvak van de rol verlopen, dan bewerkstelligt de rol volgens de uitvinding dat de telkens aan de buitenkant (aan het uiteinde van de rol) verlopende banen verder naar buiten toe worden geleid dan de in de richting van het middenvak naburige baan, zodat alle zes banen vervolgens gemakkelijk, nauwkeurig en storingsvrij kunnen worden opgewikkeld.
De uitvinding betreft dan ook in haar meest algemene uitvoeringsvorm een rol voor het geleiden van baanvormig materiaal, met een draagas en een op de draagas rotatiesymmetrisch aangebrachte vervormbare bedekking, waarbij de bedekking, uitgaande van een ten opzichte van de draagas loodrecht verlopend middenvak, voorzien is van telkens minstens een schroefvormig naar beide uiteinden van de bedekking verlopende insnijding en de bedekking in het gebied van haar middenvak haar grootste diameter heeft en de buitendiameter van de bedekking symmetrisch ten opzichte van het middenvak in de richting van de beide uiteinden van de bedekking afneemt, alsook de insnijdingen geneigd zijn uitgevoerd in de richting van het middenvak.
<Desc/Clms Page number 4>
In principe zou de bedekking (het oppervlak van de bedekking) aan beide zijden van het middenvak in de vorm van een afgeknotte kegel kunnen worden uitgevoerd.
Een geoptimaliseerde separeerwerking zal evenwel worden bereikt met een bedekkingsoppervlak dat, bij een snede langs een vlak dat de middenlengteas van de draagas bevat, tussen het middenvak en het respectievelijke uiteinde van de bedekking, een gekromde vorm heeft.
Met andere woorden : de bedekking versmalt niet
EMI4.1
"rechtlijnig" het middenvak tot aan het respectievelijke uiteinde, maar verloopt Volgens een uitvoeringsvorm is erin voorzien dat iedere insnijding een constante insnijdingsdiepte heeft.
Dit heeft tot gevolg dat de gleufbodem van elke schroefvormige insnijding zieh op een imaginair vlak bevindt dat parallel aan het oppervlak van de bedekking verloopt.
Een verdere verhoging van de separeerwerking van de rol zal worden bereikt wanneer minstens één insnijding aan elke zijde van het middenvak naar het respectievelijke uiteinde van de bedekking toe met een afnemende insnijdingsdiepte wordt uitgevoerd. In overeenstemming hiermee vertoont elke insnijding die van het middenvak naar het uiteinde van de bedekking doorloopt, aan haar "van binnen gelegen" uiteinde een grotere insnijdingdiepte dan aan haar vrij uiteinde.
Hierdoor wordt ook bereikt dat op het zieh ten opzichte van de rol buitenaan gelegen baanvormig materiaal een grotere trekkracht wordt uitgeoefend dan op het binnenaan gelegen materiaal en daardoor de gewenste verschillende scheiding in de axiale richting van de rol wordt verkregen.
<Desc/Clms Page number 5>
Daarbij kan de insnijdingsdiepte zodanig worden gekozen dat een gesloten, binnenin de bedekking gelegen uiteinde van de respectievelijke insnijding (het bodem-of grondvlak van de insnijding) op een imaginair cilindervlak ligt dat concentrisch ten opzichte van de draagas verloopt. Op deze wijze wordt de rol in het bereik van het middenvak relatief zacht en in het bereik van de vrije uiteinden relatief hard uitgevoerd.
Verder wordt voorgesteld om in de bedekking aan elke zijde van het middenvak minstens twee op een afstand van elkaar verlopende insnijdingen te voorzien. Daarbij kunnen de insnijdingen aan elke zijde van het middenvak hoofdzakelijk parallel aan elkaar verlopen.
Afgezien van de gedeelten van de insnijdingen in de direkte nabijheid van het middenvak en van de vrije uiteinden van de rol, stemt de optische indruk van de bedekking van de rol overigens overeen met de indruk van een breedrekrol met telkens een gleuf aan beide zijden van het middenvak, evenwel zijn in feite meerdere, parallel aan elkaar verlopende gleuven voorhanden.
Bij het vormen van twee insnijdingen aan elke zijde van het middenvak is het aangewezen dat de insnijdingen in het gebied van het middenvak ten opzichte van elkaar
EMI5.1
over 1800 verschoven beginnen. Dit leidt tot een meer gelijkmatige ook in het gebied van het middenvak. Dit effect kan worden verhoogd wanneer drie of meer insnijdingen aan elke zijde van de breedrekrol worden voorzien die dan in het gebied van het middenvak ten opzichte van elkaar verschoven verlopen over bijvoorbeeld een hoek van 1200 of 900.
De insnijdingen kunnen hoofdzakelijk parallele flanken vertonen.
<Desc/Clms Page number 6>
Ook is het mogelijk om de insnijdingen zodanig uit te voeren dat zij in dwarsdoorsnede bij benadering een zieh naar de bodem van de insnijdingen openende trapeziumvorm vertonen, zoals dit voor een ander type van breedrekrollen uit het WO 88/05022 bekend is.
Dit geldt ook voor de hoeken volgens dewelke de flanken van de insnijdingen ten opzichte van de draagas verlopen.
In voorafgaandelijke proeven werd vastgesteld dat de bombering van de rol wordt geoptimaliseerd wanneer de buitendiameter van de bedekking in het gebied van het middenvak tussen 1 en 30% groter is dan de buitendiameter van de bedekking in het gebied van haar uiteinden.
Verdere kenmerken van de uitvinding vloeien voort uit de kenmerken van de onderconclusies alsook de andere indieningsstukken.
De uitvinding wordt hierna met behulp van twee uitvoeringsvoorbeelden nader beschreven. Deze tonen-telkens in sterk geschematiseerde voorstelling- figuur 1 : een zijaanzicht van een eerste uitvoerings- vorm van een rol figuur 2 : een zijaanzicht van een tweede uitvoerings- vorm van een rol.
Hierbij zijn in de figuren gelijknamige of gelijknamig fungerende onderdelen met gelijknamige referentiecijfers aangeduid.
Figuur 1 toont een rol 10 met een draagas 12 en een daarop niet verplaatsbaar aangebrachte bedekking 14 van rubber. Het is echter ook mogelijk om eender welk ander
<Desc/Clms Page number 7>
elastomeermateriaal voor de bedekking 14 te kiezen.
De draagas 12 is cilindrisch uitgevoerd en steekt met zijn uiteinden aan weerszijden uit de bedekking 14, waarbij de uiteinden voor het lageren van de rol 10, bijvoorbeeld in radiale rollagers, bedoeld zijn.
De bedekking 14 is symmetrisch uitgevoerd ten opzichte van een middenvak M dat zieh symmetrisch ten opzichte van de draagas 12 uitstrekt. Omwille hiervan wordt hieronder slechts het rechtse gedeelte van de rol 10 volgens figuur 1 beschreven en geldt dit analoog (spiegelsymmetrisch) voor het linkse gedeelte.
Zoals herkenbaar in figuur 1 is het oppervlak van de
EMI7.1
bedekking 14 gebogen uitgevoerd. Overeenstemmen vertoont de bedekking 14 in het gebied van het middenvak M haar grootste diameter D en in het gebied van haar vrije uiteinde haar kleinste diameter d.
Uitgaande van het (imaginair) radiaal middenvak M van de rol 10 strekt zieh een gleufvormige insnijding 16 schroefvormig van een eerste einde 16i tot aan een tweede einde 16a, aan het rechtse uiteinde van de bedekking 14, uit.
Hierbij is de insnijdingsdiepte van de schroefvormige insnijding 16 verschillend en volgt zij een gekromde lijn, zoals in figuur 1 getoond, waarbij in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de insnijdingsdiepte, uitgaande van het middenvak M, eerst afneemt en daarna naar het vrije uiteinde (16a) toe terug toeneemt.
De gleufbodem van de insnijding 16 is in figuur 1 in streeplijn weergegeven.
<Desc/Clms Page number 8>
De insnijding 16 is daarenboven achtersneden weergegeven, m. a. w. uitgaande van haar open uiteinde naar de respectievelijke gleufbodem in de richting van het middenvak M toe geneigd.
Het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 2 verschilt slechts daardoor dat de insnijdingsdiepte van de insnijding 16 verschillend is, en dit zodanig dat de insnijdingsdiepte van binnen (in het gebied van het middenvak M) naar buiten (naar het vrije uiteinde van de rol 19) afneemt, waarbij in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de gleufbodem van de insnijding 16 op een imaginair cilindervlak ligt dat coaxiaal ten opzichte van de draagas 12 verloopt.
<Desc / Clms Page number 1>
Roll for guiding web material.
Description The invention relates to a roller for guiding web-like material, with a bearing axis and a rotatably symmetrical covering arranged on the bearing axis, the covering being provided, in each case with a central section perpendicular to the bearing axis, having at least one helical section incision running to both ends of the cover.
A roll of the aforementioned nature is known, for example, from DE 20 51 425 AI. The screw-shaped incisions run in the opposite direction, so that they cross each other several times.
U.S. Pat. No. 4,656,116 A discloses wide-drawing rollers with helical incisions, in which a screw-shaped slot, starting from a central section extending perpendicularly to the bearing axis, extends to the one or the other end of the wide-stretching roller.
The purpose and purpose of the said wide-stretching rollers is to smoothly extend a web-like material, such as thin films, paper webs or textile webs, before the material is further processed.
In order to increase productivity and save costs, the company tries to produce and process the material webs with the widest possible width. Often, however, the material, for example a paper web, is not required in this "original width". In this context it is known for the material web
<Desc / Clms Page number 2>
to cut the longitudinal direction to the desired web width and then wind the individual material webs individually onto an associated shaft, sleeve or the like (so-called "useful product"). In this context, a wide-drawing roll for individually guiding material webs spaced apart.
The problem here remains "to pull apart" the webs of material separated by the cutting operation, in other words to separate them in such a way that subsequent individual winding can take place without interference.
The object of the invention is therefore to provide a roll of the aforementioned nature which exhibits an optimized wide stretching effect and in particular can also be used as a separating roll, i.e. a. W. is suitable for pulling out the (individual) material webs that are created after cutting the web of material in the longitudinal direction, at least to such an extent that the subsequent processing is improved to "useful product".
The invention is based on the insight that this object can be achieved in that the roll is, on the one hand, "bombed" and, on the other hand, is executed with chopped cuts.
A so-called "bump" of the roll cover is characterized in that the cover has a larger diameter in the region of its central pocket than at its free ends.
Back-cut notches are characterized in that they are sloping in the direction of the central compartment.
<Desc / Clms Page number 3>
Due to the combination of the two aforementioned characteristics, an increased tensile force is exerted on the web-like material guided over the roller, which is thus guided "outwards".
By means of the bombering of the roll as well as the back-cut notches, it is also achieved that the separation of the part tracks does not take place in parallel, but increasingly towards the free end of the roll.
If, for example, a web is cut into six part webs and three webs run on each side of the central section of the roll, the roll according to the invention ensures that the webs running further on the outside (at the end of the roll) further outwards then the web adjacent to the center section is guided, so that all six webs can then be wound easily, accurately and without interference.
The invention therefore relates in its most general embodiment to a roller for guiding web-like material, with a bearing axis and a deformable covering arranged rotationally symmetrically on the bearing axis, wherein the covering is provided from a center section extending perpendicularly to the bearing axis. of in each case at least one incision running towards both ends of the cover and the cover has its largest diameter in the area of its central compartment and the outer diameter of the cover decreases symmetrically with respect to the central compartment in the direction of both ends of the cover, as well as the incisions are inclined in the direction of the central compartment.
<Desc / Clms Page number 4>
In principle, the cover (the surface of the cover) on both sides of the central compartment could be in the form of a truncated cone.
An optimized separating action will, however, be achieved with a cover surface which, in the case of a cut along a plane containing the longitudinal axis of the bearing axis, has a curved shape between the central compartment and the respective end of the cover.
In other words: the cover does not narrow
EMI4.1
"straight" the center pocket up to the respective end, but runs According to an embodiment, it is provided that each incision has a constant incision depth.
This has the consequence that the slot bottom of each screw-shaped incision is on an imaginary plane that runs parallel to the surface of the cover.
A further increase in the separating action of the roll will be achieved if at least one incision on each side of the central compartment towards the respective end of the cover is carried out with a decreasing incision depth. Accordingly, any incision running from the center pocket to the end of the cover exhibits a greater incision depth at its "inward" end than at its free end.
As a result of this it is also achieved that a greater tensile force is exerted on the web-like material situated outside the roller than on the material located inside and thereby the desired different separation in the axial direction of the roller is obtained.
<Desc / Clms Page number 5>
The incision depth can herein be chosen such that a closed end of the respective incision located inside the cover (the bottom or base surface of the incision) lies on an imaginary cylindrical surface running concentrically with respect to the bearing axis. In this way the roller is made relatively soft in the region of the central compartment and relatively hard in the region of the free ends.
It is further proposed to provide in the cover on each side of the central compartment at least two spaced apart incisions. In addition, the incisions on each side of the central compartment can run substantially parallel to each other.
Apart from the portions of the incisions in the immediate vicinity of the center pocket and the free ends of the roll, the optical impression of the cover of the roll corresponds, moreover, to the impression of a wide-drawing roll with in each case a slot on both sides of the roll. central compartment, however, there are in fact several slots running parallel to each other.
When forming two incisions on each side of the central compartment, it is recommended that the incisions in the area of the central compartment with respect to each other
EMI5.1
shifted over 1800. This leads to a more even also in the area of the middle compartment. This effect can be increased if three or more incisions are provided on each side of the wide-drawing roll, which are then displaced relative to each other in the area of the central compartment by, for example, an angle of 1200 or 900.
The incisions can mainly have parallel flanks.
<Desc / Clms Page number 6>
It is also possible to design the incisions in such a way that they show in cross-section an approximate trapezoidal shape opening towards the bottom of the incisions, as is known for another type of wide-drawing rollers from WO 88/05022.
This also applies to the angles according to which the flanks of the incisions run with respect to the bearing axis.
In preliminary tests, it was found that the roll bump is optimized when the outer diameter of the cover in the area of the center pocket is between 1 and 30% greater than the outer diameter of the cover in the area of its ends.
Further features of the invention result from the features of the sub-claims as well as the other submissions.
The invention is described in more detail below with the aid of two exemplary embodiments. These show - each in highly schematic representation - Figure 1: a side view of a first embodiment of a roll Figure 2: a side view of a second embodiment of a roll.
Parts with the same name or with the same name are indicated here with reference numbers of the same name.
Figure 1 shows a roller 10 with a bearing shaft 12 and a cover 14 of rubber which is arranged thereon and which is not displaceable. However, it is also possible to use any other
<Desc / Clms Page number 7>
elastomer material for the cover 14.
The bearing shaft 12 is cylindrical and protrudes with its ends on either side from the cover 14, the ends being intended for bearing the roller 10, for example in radial roller bearings.
The cover 14 is symmetrical with respect to a central compartment M which extends symmetrically with respect to the bearing shaft 12. For this reason, only the right-hand part of the roller 10 according to Figure 1 is described below and this applies analogously (mirror-symmetrical) to the left-hand part.
As is recognizable in Figure 1, the surface of the
EMI7.1
covering 14 is curved. Correspondingly, the cover 14 has its largest diameter D in the area of the central compartment M and its smallest diameter d in the area of its free end.
Starting from the (imaginary) radial center pocket M of the roller 10, a slit-shaped incision 16 extends helically from a first end 16i to a second end 16a, at the right-hand end of the cover 14.
Here, the incision depth of the helical incision 16 is different and follows a curved line, as shown in Fig. 1, wherein in the illustrated exemplary embodiment, the incision depth, starting from the center pocket M, first decreases and then back to the free end (16a) increases.
The slot bottom of the incision 16 is shown in broken line in Figure 1.
<Desc / Clms Page number 8>
In addition, the incision 16 is shown in back sections, m. A. W. inclined from its open end to the respective slot bottom in the direction of the center compartment M.
The exemplary embodiment according to Figure 2 differs only in that the incision depth of the incision 16 is different, and such that the incision depth decreases from inside (in the area of the central compartment M) outwards (to the free end of the roller 19), wherein in the exemplary embodiment shown, the slot bottom of the incision 16 lies on an imaginary cylindrical surface which extends coaxially with respect to the bearing shaft 12.