<Desc/Clms Page number 1>
VLECHTWERK De uitvinding heeft betrekking op een vlechtwerk bestaande uit elkaar kruisende horizontale loopdraden en vertikale inslagdraden, die op de kruispunten met elkaar verbonden zijn door een draadknoop.
Dergelijke vlechtwerken zijn algemeen bekend en worden o. a. door aanvraagster N. V. BEKAERT S. A. op de markt gebracht onder de merknaam URSUS. Deze Ursus-vlechtwerken zijn o. a. beschreven in de Bekaert-specificaties AS-02-14 ; AS-02-16 en AS-02-20.
Draadvlechtwerken zijn in allerlei vormen bekend en o. a. beschreven
EMI1.1
in U. octrooien 1. en Britse octrooiaanvraag 2. 322. 386.
Bij het plaatsen van dergelijke draadvlechtwerken voor het omheinen van een terrein, waar o. a. zwijnen of wilde zwijnen moeten worden tegengehouden, is het noodzakelijk om onder het gespannen vlechtwerk, een afzonderlijke prikkeldraad te spannen op de palen van de omheining daar deze dieren anders onder het geplaatste vlechtwerk een uitweg graven.
Dit probleem is algemeen bekend en IS o. a. reeds beschreven in de Britse octrooiaanvraag 2.169.394 De oplossing volgens de Britse octrooiaanvraag 2. 169. 394 bestaat hierin, dat de onderste loopdraad van het draadvlechtwerk gevormd wordt door een afzonderlijke, vooraf vervaardigde prikkeldraad.
Deze oplossing biedt een groot aantal voordelen, zoals in de Britse octrooiaanvraag 2. 169. 394 beschreven-
<Desc/Clms Page number 2>
Een nadeel van de oplossing volgens de Britse octrooiaanvraag 2. 169. 394 bestaat hierin, dat het vervaardigen van dit nieuwe vlechtwerk een moeilijke en tijdrovende bewerking is, daar men eerst een prikkeldraad moet vervaardigen om vervolgens de gevormde prikkeldraad op de bestaande vlechtwerkmachines te verwerken tot een vlechtwerk, waarin de prikkeldraad als onderste loopdraad geïntegreerd is. Hiertoe dienen bovendien de bestaande vlechtwerkmachines grondig te worden gewijzigd.
De uitvinding heeft tot doel de nadelen volgens de Britse octrooiaanvraag 2-169. 394 op te heffen.
Hiertoe stelt de uitvinding bij een vlechtwerk van het in de aanhef genoemde type voor, dat een groot aantal van de knopen van de onderste horizontale loopdraad voorzien zijn van een draadvormig uiteinde om aldus een prikkeldraad te vormen Bij voorkeur zijn alle knopen van de onderste horizontale loopdraad voorzien van een dergelijk draadvormig uiteinde.
De uitvinding zal nader worden toegelicht in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening, waarin figuur 1 schematisch een deel van een vlechtwerk volgens de uitvinding toont.
Figuur 1 toont een op zichzelf bekende type vlechtwerk 1 bestaande uit een aantal onderling evenwijdige loopdraden 2 tot en met 8, die op grote lengte worden gemaakt, en welke loopdraden evenwijdig en op de gewenste afstand van elkaar zijn gehouden door inslagdraden 9, 10,11, die in vertikale richting lopen en die haaks staan op de loopdraden. De onderlinge afstand tussen de loopdraden wordt bepaald en in stand gehouden door de vertikale inslagdraden.
<Desc/Clms Page number 3>
De verbindingen op de kruispunten tussen de loop- en inslagdraden worden gevormd door draadvormige knopen of draadknopen 12, waardoor een vlechtwerk wordt verkregen. In figuur 1 zijn spiraalknopen 12 weergegeven. Zoals reeds in de inleiding meegedeeld, zijn dergelijke draadvlechtwerken in velerlei vormen algemeen bekend. Zo kunnen de inslagdraden 9, 10, 11 telkens een draaddeel tussen twee naast elkaar liggende langsdraden 2, 3 ; 3, 4 ; ... 7,8 of één continue inslagdraad tussen de onderste en bovenste loopdraad 2,8 vormen.
Volgens de uitvinding zijn een groot aantal van de knopen 12 van de onderste loopdraad 8 voorzien van een draadvormig uiteinde 13.
Door er voor te zorgen dat de knopen 12 van de onderste loopdraad 8 voorzien zijn van een scherp uitstekend draaduiteinde 13 wordt de onderste loopdraad automatisch een In het vlechtwerk 1 geïntegreerde prikkeldraad. Bij voorkeur zijn al de knopen 12 van de onderste loopdraad voorzien van een scherp draadvormig uiteinde.
Normaal worden de uiteinden van de draadknopen 12 zo kort mogelijk afgesneden om geen gevaar te vormen voor het kwetsen van de dieren
<Desc / Clms Page number 1>
The invention relates to a braid consisting of intersecting horizontal running threads and vertical weft threads, which are connected to each other at the intersections by a threaded knot.
Such braiding works are generally known and are, inter alia, marketed by applicant N. V. BEKAERT S. A. under the brand name URSUS. These Ursus braiding works are described, inter alia, in the Bekaert specifications AS-02-14; AS-02-16 and AS-02-20.
Wire mesh works are known in various forms and are described inter alia
EMI1.1
in U. patents 1. and British patent application 2. 322. 386.
When placing such wire braiding for fencing off a site where, among other things, pigs or wild boar must be stopped, it is necessary to tension a separate barbed wire under the tensioned braid on the posts of the fence, as these animals would otherwise be placed under the placed weaving a way out.
This problem is generally known and is described, inter alia, in British Patent Application 2,169,394. The solution according to British Patent Application 2,169,394 consists in that the lower wire of the wire braid is formed by a separate, prefabricated barbed wire.
This solution offers a large number of advantages, as described in British patent application 2. 169. 394 -
<Desc / Clms Page number 2>
A disadvantage of the solution according to British patent application 2. 169. 394 is that the manufacture of this new braid is a difficult and time-consuming operation, since one must first manufacture a barbed wire to subsequently process the formed barbed wire on the existing braiding machines. a braid, in which the barbed wire is integrated as the lower running wire. To this end, the existing braiding machines must also be thoroughly modified.
The invention has for its object to eliminate the disadvantages according to British patent application 2-169. 394.
To this end, the invention proposes for a braid of the type mentioned in the preamble that a large number of the knots of the lower horizontal running wire are provided with a threaded end so as to form a barbed wire. Preferably, all knots are of the lower horizontal running wire provided with such a wire-shaped end.
The invention will be further elucidated in the following description with reference to the accompanying drawing, in which Figure 1 schematically shows a part of a braid according to the invention.
Figure 1 shows a per se known type of braid 1 consisting of a number of mutually parallel running threads 2 to 8, which are made to a great length, and which running threads are kept parallel and at the desired distance from each other by weft threads 9, 10, 11 , which run in the vertical direction and which are perpendicular to the running wires. The mutual distance between the running threads is determined and maintained by the vertical weft threads.
<Desc / Clms Page number 3>
The connections at the intersections between the running and weft threads are formed by thread-shaped knots or thread knots 12, whereby a braid is obtained. Spiral nodes 12 are shown in FIG. As already stated in the introduction, such wire mesh works are generally known in many forms. For example, the weft threads 9, 10, 11 can each have a threaded part between two adjacent longitudinal threads 2, 3; 3, 4; ... form 7.8 or one continuous weft thread between the lower and upper running threads 2.8.
According to the invention, a large number of the nodes 12 of the lower running thread 8 are provided with a thread-shaped end 13.
By ensuring that the knots 12 of the lower tread wire 8 are provided with a sharply protruding wire end 13, the lower tread wire automatically becomes a barbed wire integrated in the braid 1. Preferably, all the nodes 12 of the lower running thread are provided with a sharp thread-like end.
Normally the ends of the thread knots 12 are cut as short as possible in order not to endanger the animals