<Desc/Clms Page number 1>
VEILIGHEIDSWAND
De uitvinding heeft betrekking op een veiligheidswand die een plaatstructuur omvat welke bescherming biedt tegen inslaande projectielen en inbraak.
Volgens de huidige stand van de techniek bestaan projectielen inbraakwerende veiligheidswanden uit sandwichpanelen met een tamelijk grote opbouwdiepte. Deze wanden worden bijvoorbeeld gebruikt om bankautomaten af te schermen of om een banklobby, die steeds openbaar toegankelijk is, af te scheiden van het andere gedeelte van het bankkantoor.
Dergelijke veiligheidswanden dienen bescherming te bieden tegen inbraak en inslaande projectielen.
De bestaande veiligheidswanden van dit type hebben het nadeel dat wanneer ze eenmaal geplaatst zijn ze niet meer eenvoudig kunnen verplaatst of aangepast worden aan bijvoorbeeld nieuwe toestellen of een nieuwe lokaalindeling.
De uitvinding wil aan deze nadelen verhelpen door een demonteerbare en/of verplaatsbare veiligheidswand op te bouwen uit vervangbare wand elementen met relatief kleine opbouwdikte en dit zonder afbreuk te doen aan de weerstand tegen inslaande projectielen of inbraak.
Tot dit doel is de veiligheidswand opgebouwd uit projecticl- en inbraakwerende wandelementen welke, volgens de uitvinding, een plaatstructuur bevatten met reliëfvormende zones zodat een projectiel dat door een voorste, al dan niet reliëfvormende, zone van de plaatstructuur dringt afgebogen wordt van zijn rechte baan op een achtergelegen, al dan niet reliëfvormende, zone van de
<Desc/Clms Page number 2>
plaatstructuur welke achtergelegen zone een helling vertoont ten opzichte van genoemde rechte baan, waarbij de dikte van de genoemde plaatstructuur of de afstand tussen de uiterste aan de voorzijde en aan de achterzijde liggende punten van de al dan niet reliëfvormende zones van de plaatstructuur zodanig is dat deze niet overbrugbaar is bij middel van een hiertoe bruikbaar handgereedschap, zoals een elektrische boormachine,
wipzaag of slijpschijf beperkt tot een maximaal vermogen van 500 W en een maximale werklengte van nagenoeg 50 mm zijnde, respectievelijk, de lengte van de boor, de lengte van het zaagblad en de bruikbare straal van de slijpschijf.
Doelmatig bedraagt genoemde dikte minimaal 50mm en liggen de reliëfvormende zones op een afstand van maximaal 400 mm van elkaar zodat mogelijk minder dikke delen van de plaatstructuur niet bereikbaar zijn met genoemd handgereedschap.
Op een voordelige wijze is de dikte van genoemde plaatstructuur gelegen tussen 50 mm en 200 mm en bestaat deze uit twee tegenover elkaar staande stalen platen, waarvan minstens een reliëfvormende zones bevat en waarbij genoemde platen aan elkaar vastgehecht zijn op een zodanige manier dat de afstand tussen twee vasthechtingen maximaal 400 mm bedraagt zodat bij het losmaken met behulp van genoemd handgereedschap van een deel van ten minste 400 mm op 400 mm uit de voorste plaat dit deel verbonden blijft met de achterste plaat.
Genoemde reliëfvormende zones bestaan bij voorkeur uit relatief taai en vervormbaar staal waardoor een projectiel, zoals bijvoorbeeld een kogel afgevuurd bij middel van een vuurwapen, dat door een eerste zone van genoemde plaatstructuur dringt afgebogen wordt van zijn rechte baan op een achtergelegen reliefvormende zone en daarbij zijn kinetische energie omzet in warmte en vervormingsenergie.
Op een bijzonder voordelige wijze hebben de wandelementen een oppervlakte van maximaal 1 m2.
<Desc/Clms Page number 3>
Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat genoemde plaatstructuur aan de voorzijde een vlakke voorste plaat uit staal met aan de achterzijde daarvan vastgehecht, op elkaar aansluitende of elkaar overlappende, plaatdelen uit staal welke kunnen gevormd worden door een in zig-zag-vorm geplooide achterste plaat, waarbij de dikte van de plaatstructuur, meer bepaald de afstand tussen de voorzijde van de voorste vlakke plaat en de uiterste van de voorzijde van de plaatstructuur afgekeerde hoekpunten van de in zig-zag-vorm geplooide achterste plaat SO mm tot 200 mm bedraagt en waarbij genoemde plaatdelen bij voorkeur met genoemde vlakke voorste plaat een hoek vormen die gelegen is tussen 100 en 600 en aldus de reliëfvonnende zones van de plaatstructuur vormen.
Volgens genoemde eerste voorkeursuitvoeringsvorm kan genoemd wandelement bestaan uit een rechthoekige vlakke stalen plaat welke aan de vier randen tweemaal 900 geplooid wordt om aldus een cassette te vormen waarin de genoemde stalen plaatdelen, die de re1iëfvormende zones vormen, zieh bevinden.
Volgens een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat genoemde plaatstructuur twee stalen platen voorzien van holbolle reliëfvormende zones die afwisselend naar de voorzijde of naar de achterzijde van de plaatstructuur georiënteerd zijn, waarbij de genoemde platen op regelmatige wijze met elkaar verbonden zijn door middel van afstandhouders, die bijvoorbeeld kunnen bestaan uit korte stalen staafje, ter hoogte van de naar elkaar toegekeerde holbolle reliëfvormende zones en waarbij de dikte van de genoemde plaatstructuur, zijnde de afstand tussen de uiterste punten of toppen van de van elkaar afgekeerde holbolle reliëfvormende zones tussen de beide platen, 50 mm tot 200 mm bedraagt.
Volgens genoemde tweede voorkeursuitvoeringsvorm kunnen genoemde holbolle reliëfvonnende zones bijvoorbeeld verkregen worden door het aanbrengen, door diepduwen in twee tegengestelde richtingen loodrecht op
<Desc/Clms Page number 4>
het vlak van een staalplaat, van afwisselend een holte en een verhevenheid nagenoeg in de vorm van een bolkap.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een projectiel- en inbraakwerende veiligheidswand die opgebouwd is uit op elkaar aansluitende, losneembare wandelementen, die genoemde plaatstructuren met reliëfvonnende zones bevatten.
Genoemde veiligheidswand kan worden voorzien van stootbuffers tussen de op elkaar aansluitende wandelementen waardoor de wand zijn stabiliteit behoudt bij het opvangen van stoten of beuken zoals bijvoorbeeld het geval is bij het op de wand inrijden van een voertuig. Bij voorkeur wordt minimaal een stootbuffer per meter wand voorzien.
Door een modulaire opbouw van de veiligheidswand kan op een eenvoudige manier een uitsparing in deze wand voorzien worden om toegang te verlenen tot bijvoorbeeld bankautomaten, kluizen of loketten.
Volgens een andere mogelijke uitvoeringsvorm is de veiligheidswand aan de agressie- of voorzijde bekleed met een paneel uit bijvoorbeeld MDF waarbij een spouw zich bevindt tussen genoemd paneel en genoemde plaatstructuur.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiema volgende beschrijving van een uitvoeringsvorm van de werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de draagwijdte niet van de gevorderde bescherming ; de hierna gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede van een deel van een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van het wandelement, volgens de uitvinding.
Figuur 2 is een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede van een deel van een variante van deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm van het wandelement, volgens de uitvinding.
<Desc/Clms Page number 5>
Figuur 3 is een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede van een deel van een tweede variante van deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm van het wandelement, volgens de uitvinding.
Figuur4 is een voorstelling van een mogelijke baan die een inslaand projectiel volgt in een wandelement volgens genoemde eerste voorkeursuitvoering zoals deze in figuur 1.
Figuur 5 is een schematische voorstelling van een deel van een dwarsdoorsnede van een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van het wandelement, volgens de uitvinding.
Figuur 6 is een schematische voorstelling in perspectief van een wandelement volgens de eerste voorkeursuitvoeringsvorm zoals in figuur 1.
Figuur 7 is een schematische voorstelling in perspectief van een wandelement volgens de tweede voorkeursuitvoeringsvorm zoals in figuur 5.
Figuur 8 is een schematische voorstelling in perspectief van een uitvoeringsvorm van een veiligheidswand opgebouwd uit verschillende losneembare wandelementen.
Figuur 9 is een schematische voorstelling van een horizontale doorsnede van een veiligheidswand, volgens de uitvinding.
Figuur 10 is een schematische voorstelling van een horizontale doorsnede van een veiligheidswand volgens een voordelige uitvoeringsvorm, volgens de uitvinding.
Figuur 11 is een zijaanzicht met gedeeltelijke doorsnede van de veiligheidswand, volgens de uitvinding.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of analoge elementen.
De uitvinding heeft betrekking op een inbraak- en projectielwerend wandelement 23 dat hoofdzakelijk bestaat uit een plaatstructuur 1, alsook op een wand die opgebouwd is uit dergelijke wandelementen.
Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm, weergegeven in figuur 1, omvat genoemde plaatstructuur 1 van het wandelement aan de agressie-
<Desc/Clms Page number 6>
of voorzijde 2 een vlakke staalplaat 3 met daarachter een in zig-zag-vorm geplooide staalplaat 4. Deze staalplaat 4 vertoont reliëfvormende zones 5 ten opzichte van de vlakke staalplaat 3, die gevormd worden door de op elkaar aansluitende vlakke plaatdelen van de zig-zag-vormig geplooide plaat 4. Deze plaatdelen vormen een hoek 6 van 100 tot 600 met de vlakke staalplaat 3.
Genoemde vlakke staalplaat 3 en de zig-zag-vormig geplooide staalplaat 4 zijn aan elkaar vastgehecht ter hoogte van de naar de voorzijde 2 geplooide hoeken 7 van de staalplaat 4, meer bepaald ter hoogte van de raaklijn van twee opeenvolgende vlakke plaatdelen van de staalplaat 4 en de voorste vlakke staalplaat 3. De dikte 15 van de aldus verkregen plaatstructuur komt overeen met de afstand tussen de voorzijde 33 van de vlakke plaat 3 en de naar de achterzijde 8 geplooide hoeken 17 van de staalplaat 4, meer bepaald de naar de achterzijde 8 georiënteerde uiterste punten 17 van de reliëfvonnende zones 5 van de plaatstructuur 1. De achterzijde 8 van de plaatstructuur 1 is mogelijk voorzien van een afdekplaat welke niet weergegeven is in figuur 1.
Genoemde dikte 15 van de plaatstructuur is groter dan de afstand 30 die met genoemd bruikbaar handgereedschap overbrugbaar is zodat bij het loszagen,-slijpen of-snijden van een deel 31 uit de voorzijde 2 van de plaatstructuur 1 tot op een diepte 30 overeenkomstig de werklengte van genoemd handgereedschap, dit deel 31 verbonden blijft, via de reliëfvonnende zones 5 of vlakke plaatdelen van de staalplaat 4, met de rest van de plaatstructuur 1.
Volgens een mogelijke variante van deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm, weergegeven in figuur 2, bestaat genoemde plaatstructuur 1 uit de staalplaat 3 met aan de achterzijde ervan daaraan vast afzonderlijke, ten opzichte van de plaat 3 schuin geplaatste en onderling evenwijdige plaatdelen die de reliëfvonnende zones 5 van de plaatstructuur 1 vormen. Genoemde plaatdelen kunnen vastgehecht worden aan een afdekplaat 9 die voorzien kan worden aan de achterzijde 8 van de plaatstructuur 1.
Volgens een verdere mogelijke variante van deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm, weergegeven in figuur 3, bestaat genoemde
<Desc/Clms Page number 7>
EMI7.1
plaatstructuur 1 uit de staalplaat 3 met aan de achterzijde ervan daaraan vast een golfplaat 4 die de reliëfvorrnende zones 5 vormt van de plaatstructuur 1. De achterzijde 8 van de plaatstructuur l is voorzien van een afdekplaat 9.
De helling of hoek 6 tussen de genoemde plaatdelen of reliëfvormende zones 5 van de plaatstructuur 1 en de vlakke staalplaat 3 zorgt ervoor dat een inslaand projectiel 10, bijvoorbeeld een door een vuurwapen afgevuurde kogel, dat door de vlakke staalplaat 3 aan de voorzijde van het wandelement dringt, op de daarachter gelegen reliëfvonnende zone 5, van zijn oorspronkelijke rechte baan 11 wordt afgebogen naar een baan 12 (figuur4).
Hierbij wordt de kinetische energie van het projectiel omgezet in wannte en vervormingsenergie waardoor het projectiel 10 door de reliëfvormende zone 5 wordt opgevangen. Bijgevolg verhindert de plaatstructuur 1 de doorgang van een inslaan Volgens een tweede voorkeursuitvoeringsvonn van de uitvinding, zoals voorgesteld in figuur 5, omvat genoemde plaatstructuur twee tegenover elkaar staande stalen platen 3 en 4 voorzien van holbolle reliëfvormende zones 5 die afwisselend naar de voorzijde 2 georiënteerd zijn, meer bepaald met de bolle kant naar de voorzijde 2 en met de holle kant naar de achterzijde 8, en naar de achterzijde 8 van de plaatstructuur 1 georiënteerd zijn, meer bepaald met de bolle kant naar de achterzijde 8 en met de holle kant naar de voorzijde 2.
Genoemde holbolle reliëfvonnende zones 5 hebben een diepte en diameter van ongeveer 15 en sluiten op elkaar aan.
De naar de achterzijde 8 georiënteerde holbolle reliäfvonnende zones 5 van de voorste plaat 3 staan tegenover de naar de voorzijde 2 georiënteerde holbolle reliëfvormende zones 5 van de achterste plaat 4, terwijl de naar de voorzijde 2 georiënteerde holbolle reliëfvorrnende zones 5 van de voorste plaat 3 tegenover de naar de achterzijde 8 georiënteerde holbolle reliëfvorrnende zones 5 van de achterste plaat 4 staan, meer bepaald staan de bolle zijden van de reliëfvormende zones 5 van de platen 3 en 4 tegenover elkaar
<Desc/Clms Page number 8>
l0en staan de holle zijden van de reliëfvonnende zones 5 van de platen 3 en 4 tegenover elkaar.
Afstandhouders of stalen staafjes 13 verbinden op regelmatige wijze de uiterste punten of toppen 14 van de naar de achterzijde 8 georiënteerde holbolle reliëfvormende zones 5 van de voorste plaat 3 met de overeenkomstige uiterste punten of toppen 7 van de naar de voorzijde 2 georiënteerde holbolle reliëfvormende zones 5 van de achterste plaat 4 met elkaar. Per oppervlakteeenheid van 1 m2 van het wandelement zijn minstens drie afstandhouders 13 voorzien.
De plaatstructuur 1, gevormd door de bij middel van de afstandhouders 13 aan elkaar bevestigde platen 3 en 4, wordt, in deze specifieke uitvoeringsvorm, gemonteerd in een kader dat bestaat uit U-profielen 19.
De dikte 15 van de plaatstructuur of de afstand tussen de uiterste punten of toppen 16 van de naar de voorzijde 2 georiënteerde holbolle reliëfvormende zones 5 van de voorste plaat 3 en de uiterste punten of toppen 17 van de naar de achterzijde 8 georiënteerde holbolle reliëfvormende zones 5 van de achterste plaat 4 is groter dan aan de werklengte 30 van genoemd handgereedschap.
Bij voorkeur is de afstand tussen het vlak 33 waarin de uiterste punten of toppen 16 van de naar de voorzijde 2 georiënteerde holbolle reliëfvonnende zones 5 van de voorste plaat 3 gelegen zijn en de punten 32 van de overgang tussen de naar de voorzijde 2 en de naar de achterzijde 8 georiënteerde holbolle reliëfvonnende zones 5 van de achterste plaat 4 groter dan de werklengte 30 van genoemd handgereedschap.
Ter verdere illustratie van de uitvinding worden hiema enkele concrete uitvoeringsvormen van desbetreffend wandelement gegeven.
Voorbeeld I : Wandelement volgens de eerste uitvoeringsvorm.
Figuur 6 is een schematische voorstelling van een volledig wandelement volgens genoemde eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding. Een vlakke stalen plaat 3 bevindt zieh aan de voorzijde 2 van het
<Desc/Clms Page number 9>
wandelement. Deze plaat 3 bestaat uit staal van het type S235JRG2, of een hiermee gelijkwaardig staal, met een dikte die minimaal l mm, maximaal 20 mm en bij voorkeur 3 mm bedraagt. De vier randen 18 van deze plaat 3 zijn naar de achterzijde 8 toe geplooid in een hoek van 90 met de voorzijde 2. Deze vier randen zijn verder nogmaals 900 naar elkaar toe geplooid en vormen op deze wijze een cassette met een diepte die 50 mm tot 200 mm en bij voorkeur 80 mm bedraagt.
In deze cassette bevinden zieh tegen de achterzijde van de vlakke stalen plaat 3 de reliëfvormende zones 5, bijvoorbeeld gevormd door op elkaar aansluitende plaatdelen van een in zig-zag-vorm geplooide staalplaat 4, zoals voorgesteld in figuur 1. Deze plaat 4 bestaat eveneens uit staal van het type S235JRG2, of een hiermee gelijkwaardig staal, maar met een dikte die minimaal 0, 5 mm, maximaal 20 mm en bij voorkeur 2 mm bedraagt. Aan genoemde cassette kunnen verder op zichzelf bekende bevestigingsmiddelen voorzien worden voor het bevestigen van dit wandelement aan een ander wandelement, een steunbeer of in een daartoe voorzien frame.
Dergelijke bevestigingsmiddelen en frame werden niet in figuur 6 voorgesteld.
Voorbeeld II Wandelement volgens de tweede uitvoeringsvorm.
Figuur 7 is een schematische voorstelling van een wandelement volgen de genoemde tweede voorkeursuitvoeringsvorm, waarbij een U-vormig profiel 19 een kader vormt rond de genoemde plaatstructuur 1, met holbolle reliëfvormende zones zoals weergegeven in figuur 5, waarin de boven-, onder-, 1inker- en rechterrand van deze plaatstructuur 1 geklemd zijn. Dit U-vormig profiel 19 bestaat uit staal van het type DC01 ofDC01+ZE25/25, of een hiermee gelijkwaardig staal, met een dikte van minimaal 1, 5 mm, maximaal 4 mm en bij voorkeur 3 mm. In genoemd U-vormig profiel 19 kunnen verder eveneens de nodige bevestigingsmiddelen voorzien worden voor het bevestigen van dit wandelement aan een ander wandelement of in een daartoe voorzien frame.
<Desc/Clms Page number 10>
EMI10.1
De genoemde stalen platen 3 en 4 van de plaatstructuur 1 bestaan uit staal van het type DC01 of DC01+ZE25/25, of een hiermee gelijkwaardig staal, met een dikte van minimaal 0, maximaal 4 mm en bij voorkeur 2, mm. De genoemde holbolle reliëfdelen 5 worden gevormd door diepduwen, waarbij de doordrukdiepte minimaal 8 mm, maximaal 25 mm en bij voorkeur 14 bedraagt, waarbij het aantal doordrukkingen minimaal 400, maximaal en bij voorkeur 710 per m2 bedraagt en waarbij de holbolle reliefvonnende zones 5 op elkaar aansluiten en uniform over het oppervlak van de plaat verdeeld zijn volgens een nagenoeg constant patroon.
De afstand tussen genoemde platen 3 en 4 bedraagt minimaal 25 mm, maximaal mm en bij voorkeur 47 mm. Deze afstand wordt bepaald door de lengte van de afstandhouders 13 die beide platen 3 en 4 verbinden ter hoogte van de uiterste punten of 7 en 14 van de naar elkaar toegekeerde holbolle reliëfvonnende zones 5. De afstandhouders zijn bij voorkeur uniform over het oppervlak van de plaat verdeeld eveneens volgens een nagenoeg constant patroon. Het aantal afstandhouders 13 bedraagt minimaal 3, maximaal 64 en bij voorkeur 8 per m2 De totale dikte van de plaatstructuur 1, zijnde de afstand tussen de uiterste punten of toppen 16 en 17 van de van elkaar afgekeerde holbolle reliëfdelen van de genoemde stalen platen 3 en 4, bedraagt bijgevolg minimaal 57 mm, maximaal mm en bij voorkeur 103 mm.
Voorbeeld Veiligheidswand opgebouwd uit verschillende wandelementen.
Een voorstelling van een veiligheidswand opgebouwd uit verschillende wandelementen 23 is weergegeven in figuur 8. Verticale Lvormige profielen horizontale U-vormige profielen 21b worden geplaatst en vormen een frame 21 waarin de wandelementen 23 worden geklemd. De stalen profielen 21a 21b van het frame 21 bestaan uit staal van het type DC01 of DC01+ZE25/25, staal, met een dikte van minimaal 0, 4 mm en bij voorkeur 2,
<Desc/Clms Page number 11>
Bovendien worden stootbuffers 24 voorzien aan de basis van de wand waardoor een betere stevigheid van deze laatste verkregen wordt.
Figuur 9 geeft een horizontale doorsnede weer van een veiligheidswand waarbij de wandelementen 23, zoals in het hierboven gegeven voorbeeld II volgens de tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding en zoals ook weergegeven in de figuren 5 en 7, geklemd worden tegen genoemde verticale profielen 21a met behulp van een L-vonnig profiel 34 dat verticaal tegen de achterzijde van de wandelementen geplaatst wordt en bevestigd wordt aan genoemd profiel 21a.
Op een zeer voordelige wijze kan eveneens een wandelement 23, zoals in het hierboven gegeven voorbeeld II volgens de tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding dat niet voorzien is van een kader 19 in het frame 21 van de veiligheidswand gemonteerd worden (figuren 10 en 11).
Hiertoe worden horizontale U-vormige tussenprofielen 21b geplaatst tussen de boven elkaar gelegen wandelementen 23 waama deze tegen de achterzijde van de verticale profielen 21a geplaatst worden. De wandelementen worden dan ten slotte vastgeklemd met behulp van L-vorrnige profielen 34 die langs de achterzijde van de veiligheidswand tegen het frame 21 bevestigd worden waardoor de voorzijde van het wandelement 23 geklemd wordt tegen het frame 21 en de achterzijde van het wandelement 23 geklemd wordt tegen het profiel 34.
Ter hoogte van genoemd frame 21 of tussen de wandelementen 23 worden verticale stootbuffers 24 voorzien. Deze stootbuffers 24 zijn aan de achterzijde 8 van de wand tussen de verschillende wandelementen 23 aan de verticale profielen 21a en aan de vloer bevestigd, bij voorkeur loodrecht op de wand. Genoemde stootbuffers 24, zoals ook weergegeven in figuur 11, hebben bij voorkeur een hoogte van 750 mm en een lengte van 730 mm en zijn bij voorkeur opgebouwd uit twee vlakke tegen elkaar geplaatste stalen platen, 24a en 24b, met een dikte van 3 mm. Genoemde stootbuffers 24 worden tegen een profiel 35 geplaatst dat verticaal aan het profiel 21 a is vastgehecht.
<Desc/Clms Page number 12>
De op deze wijze opgebouwde veiligheidswand kan eenvoudig worden opgebouwd en afgebroken als men toegang heeft tot de achterzijde 8 van de wand en kan ook eenvoudig worden voorzien van uitsparingen 25 voor bijvoorbeeld een doorgeefluik of toegang tot een achtergelegen bankautomaat.
De uitvinding is natuurlijk niet beperkt tot de hierboven beschreven en in bijgaande figuren voorgestelde wand. Zo kan bijvoorbeeld de genoemde plaatstructuur verwerkt worden in een veiligheidsdeur of-luik.