<Desc/Clms Page number 1>
Handpers.
De uitvinding heeft betrekking op een handpers voor het persen van stukken eetwaar, welke handpers een eerste arm bevat die met een uiteinde aansluit op een kuipje waarvan de bodem van openingen is voorzien, een perselement dat in het kuipje naar de bodem ervan toe verplaatsbaar is en een tweede, ten opzichte van de eerste arm met het kuipje scharnierbare arm om dit perselement ten opzichte van het kuipje te verplaatsen.
Dergelijke handpersen worden in de keuken gebruikt voor het persen van groenten en vruchten, in het bijzonder look.
Bij bekende lookpersen is het perselement vast op de tweede arm die scharnierend is vastgemaakt aan de rand van het kuipje die van de eerste arm verwijderd is.
Om look of dergelijke te persen, moet men met deze handpersen veel kracht gebruiken.
De uitvinding heeft een handpers als doel die dit nadeel verhelpt en waarmee met een zeer kleine kracht kan worden geperst.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het perselement vastgemaakt is op een getande schijf die wentelbaar is ten opzichte van het kuipje en deel uitmaakt van een ratelmechanisme waarvan de aandrijfpal verend tegen de getande schijf wordt geduwd en wentelbaar aangebracht is
<Desc/Clms Page number 2>
op de scharnierbare arm om bij beweging van deze scharnierbare arm naar de eerste arm toe de getande schijf mee te verplaatsen in de persrichting waarbij het perselement zieh naar de bodem van het kuipje verplaatst.
Bij voorkeur is de scharnieras van de scharnierbare arm op een afstand gelegen van de wentelas van de getande schijf, waardoor de perskracht wordt verkleind.
In deze uitvoeringsvorm is de kracht bij het persen niet alleen klein maar ook gelijkmatig.
De gelijkmatigheid van de perskracht wordt bereikt doordat de hefboomverhoudingen van de scharnierbare arm en het ratelmechanisme gedurende de beweging constant blijven.
De wentelas van de getande schijf kan tegen de bodem en op een uiteinde van het kuipje gelegen zijn terwijl het perselement op een buitenwaarts gerichte rand van de getande schijf is vastgemaakt.
Op een op het kuipje aansluitend gedeelte van de eerste arm kan een aanslag aangebracht zijn die, wanneer de scharnierbare arm op het einde is gekomen van zijn wenteling van de eerste arm weg, de aandrijfpal automatisch in ontkoppelde stand duwt, los van de getande schijf.
In deze stand van de armen wordt het uit het kuipje wentelen van het perselement niet langer belet door de aandrijfpal.
<Desc/Clms Page number 3>
Aangezien de door de openingen in de bodem van het kuipje te persen eetwaren veelal min of meer verend zijn, kan, om te beletten dat tijdens de terugloop van de pal over een tand van de getande schijf, het perselement terugveert, op de eerste arm een tweede blokkeerpal scharnierend aangebracht zijn die verend tegen de tanden van de getande schijf wordt aangedrukt en in aangedrukte stand het terugwentelen van deze laatste in tegengestelde zin van de perszin belet.
Deze blokkeerpal kan van een arm voorzien zijn om haar tijdelijk los te koppelen van de tanden van de getande schijf.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een handpers volgens de uitvinding beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
Figuur 1 een zicht in perspectief weergeeft van een handpers volgens de uitvinding ;
Figuur 2 een langse doorsnede weergeeft van de handpers uit figuur 1 ;
Figuren 3 tot 5 doorsneden weergeven analoog aan deze van figuur 2, maar telkens voor verschillende standen van de handpers.
De handpers weergegeven in de figuren bestaat in hoofdzaak uit een eerste arm 1 die met een uiteinde aansluit op een kuipje 2 waarvan de bodem 3 van openingen 4 is voorzien, en
<Desc/Clms Page number 4>
een tweede, scharnierbare arm 5 die door middel van een scharnieras 6 scharnierend met de arm 1 verbonden is en via een ratelmechanisme 7 een perselement 8 tot op de bodem 3 in het kuipje 2 kan verplaatsen.
Het ratelmechanisme 7 bevat een schijf 9 die iets groter is dan een halve cirkel, die wentelbaar is rond een wentelas 10 en die op haar omtrek van tanden 11 met een zaagtandvorm is voorzien waarmee een aandrijfpal 12 en een blokkeerpal 13 samenwerken.
Deze wentelas 10 is op het naar de arm 1 gekeerde uiteinde van de bodem 3 van het kuipje 2 op de binnenzijde van deze bodem 3 gelegen en is omringd door een bus 14 waarop de schijf 9 is vastgemaakt.
Het perselement 8 heeft de vorm van een vlakke plaat en sluit aan op een buitenwaarts gerichte rand van de schijf 9 en op de bus 14.
Op de andere buitenwaarts gerichte rand van de schijf 9 is een stempel 15 vastgemaakt die eveneens op de bus 14 aansluit en bestaat uit een vlakke plaat 16 met aan de van de schijf 9 afgekeerde zijde uitsteeksels 17 overeenkomend met de openingen 4 in de bodem 3.
De vorm en grootte van het perselement 8 en de plaat 16 komen overeen met de vorm en grootte van de bodem 3, naast de bus 14. Het perselement 8 vormt een beweegbare wand van het kuipje 2 dat dus begrensd is door de bodem 3, twee
<Desc/Clms Page number 5>
evenwijdige opstaande zijwanden 18 en 19, en een concentrisch met de wentelas 10 verlopende gebogen wand 20.
De schijf 9 is beweegbaar doorheen een holte 21 die gevormd wordt op een vorkvormig gedeelte 22 waarmee de arm 1 op het kuipje 2 aansluit. De scharnieras 6 is in de twee wanden van dit gedeelte vastgemaakt en steekt dus doorheen de schijf 9 die hiertoe van een gleuf 23 is voorzien die cirkelvormig rond de wentelas 10 is gebogen.
De aandrijfpal 12 is binnenin de holte 21 rond een as 24 wentelbaar aan de scharnierbare arm 5 vastgemaakt en wordt door een veer 25 tegen de tanden 11 van de schijf 9 gedrukt.
Op een rand 26 van het gedeelte 22 is een instelbare aanslag 27 geschroefd die met deze aandrijfpal 12 samenwerkt en, wanneer de scharnierbare arm 5 zijn uiterste stand bereikt, deze aandrijfpal 12 kantelt en dus ontkoppelt van de tanden 11, tegen de werking van de veer 25. Zolang de arm 5 zijn opengewentelde uiterste stand behoudt, houdt de aanslag 27 de aandrijfpal 12 in ontkoppelde stand.
De blokkeerpal 13 is in de holte 21 wentelbaar rond een as 28 op het gedeelte 22 van de arm 1. Een veer 29 duwt de blokkeerpal 13 tegen de tanden 11 waarbij de rotatie van de schijf 9 wordt belet.
<Desc/Clms Page number 6>
De blokkeerpal 13 is van een arm 30 voorzien die tot buiten de holte 21 reikt en zieh van het kuipje 2 weg langs de rest van de arm 1 uitstrekt.
Een veer 31 duwt de twee armen 1 en 5 van elkaar weg tot de arm 5 aanslaat tegen de rand 26 van het gedeelte 22 waarin voornoemde aanslag 27 is geschroefd. Een in de arm 5 geschroefde aanslag 32 begrenst de beweging van de armen 1 en 5 naar elkaar.
Bij voorkeur wordt de volledige handpers uit roestvrij staal vervaardigd, maar een combinatie van roestvrij staal met aluminium, hoogwaardige kunststof of andere materialen is ook mogelijk..
De werking van de hiervoor beschreven handpers is als volgt.
In ruststand worden de armen 1 en 5 door de veer 31 uit elkaar geduwd tot in de stand weergegeven in de figuren 1 en 2.
De arm 5 stoot tegen de rand 26 en de aanslag 27 houdt de aandrijfpal 12 weggewenteld van de tanden 11 en dus ontkoppeld van de schijf 9.
De tanden 11 zijn zo gericht dat de blokkeerpal 13 met een ratelend geluid over hen verplaatsbaar is wanneer de schijf 9 gewenteld wordt in de perszin die in figuren 1 en 2 door de pijl P is weergegeven waarbij het perselement 8 zieh
<Desc/Clms Page number 7>
naar de bodem 3 toe verplaatst. De blokkeerpal 13 belet de wenteling van de schijf 9 in tegengestelde zin.
Door de arm 30 tegen de arm 1 te duwen, wentelt en ontkoppelt men de blokkeerpal 13 zodat de schijf 9 zowel in de ene als in de andere zin kan wentelen.
Nadat men een lookteentje, of een andere vrucht of dergelijke, in het kuipje 2 heeft aangebracht, wentelt men de schijf 9 in de zin van de pijl P tot het perselement 8 zieh tegen het lookteentje, of de andere vrucht of dergelijke, bevindt.
Voor het eigenlijke persen van het lookteentje, of de andere vrucht of dergelijke, zal men verschillende malen na elkaar de armen 1 en 5 maximaal naar elkaar brengen en vervolgens loslaten.
Bij elke beweging naar elkaar van de armen 1 en 5 neemt de aandrijfpal 12 de schijf 9 mee in de zin van de pijl P. In figuur 3 is de handpers weergegeven in de stand waarin de twee armen 1 en 5 maximaal naar elkaar werden bewogen.
De blokkeerpal 13 belet dat deze schijf 9 terugwentelt onder invloed van de veerkracht van het stuk look, of de andere vrucht of dergelijke, wanneer de arm 5 van de arm 1 wegwentelt en dus de aandrijfpal 12 door te kantelen zieh over een of meer tanden 11 van de schijf 9 verplaatst.
Door de stapsgewijze verplaatsing in de door de pijl P weergegeven zin van de schijf 9 zal het perselement 8 het
<Desc/Clms Page number 8>
lookteentje, of de andere vrucht of dergelijke, door de openingen 4 in de bodem 3 duwen.
Op een bepaald ogenblik zal het naar elkaar brengen van de armen 1 en 5 voor gevolg hebben dat het perselement 8 tegen de bodem 3 komt te liggen. De handpers is in figuur 4 in de toestand op dat ogenblik weergegeven.
De tanden 11 zijn zo berekend dat, wanneer daarna de arm 5 losgelaten wordt, de aandrijfpal 12 voorbij de tanden 11, tegen een niet van tanden 11 voorzien gedeelte 33 van de omtrek van de schijf 9 komt te liggen, zodat een verdere beweging van de armen 1 en 5 naar elkaar en uit elkaar geen invloed meer heeft op de schijf 9.
Nadat de aandrijfpal 12 niet langer grijpt in de tanden 11 en dus het stuk look, of de andere vrucht of dergelijke, volledig uit het kuipje 2 werd geperst, laat men de arm 5 los zodat hij door de veer 31 van de arm 1 weg wentelt tot tegen de rand 26. De aanslag 27 wentelt daarbij de aandrijfpal 12 zodat deze niet meer ingrijpt in de tanden 11.
Wanneer men nu met behulp van de arm 30 ook de blokkeerpal 13 wentelt, zodat ze niet meer in de tanden 11 grijpt, kan men, zoals weergegeven in figuur 5, de schijf 9 terugwentelen in de zin die in figuur 5 door de pijl R is weergeven.
Men kan zo ver wentelen dat de plaat 16 van de stempel 15 aan de buitenzijde van het kuipje 2 tegen de bodem 3 komt
<Desc/Clms Page number 9>
en de uitsteeksels 17 dus door de openingen 4 dringen om deze openingen 4 vrij te maken.
Door het instellen van de aanslag 32 kan de grootte van de beweging van de scharnierbare arm 5 ten opzichte van de arm 1 bijgeregeld worden, terwijl door het instellen van de aanslag 27 het ogenblik kan ingesteld worden waarop de aandrijfpal 12 wentelt en vrij komt van de tanden 11 wanneer de arm 5 van de arm 1 weg scharniert.
Het samenpersen van het lookteentje, of de andere vrucht of dergelijke, kan met een minimum aan kracht geschieden. Over hoe minder tanden 11 de schijf 9 per naar en uit elkaar gaande beweging van de armen 1 en 5 wordt verplaatst, hoe kleiner deze kracht.
De verhouding van de hefbomen en de richting van de optredende krachten in het mechanisme zorgen voor een gelijkmatig verloop van de uit te oefenen perskracht bij het naar elkaar bewegen van de armen 1 en 5.
Het feit dat de scharnieras 6 van de scharnierbare arm 5 op een afstand gelegen is van de wentelas 10 van de getande schijf 9 zorgt ervoor dat een klein koppel nodig is voor het persen en de vereiste kracht voor het persen minimaal
EMI9.1
is. Het laatste sap kan uit het lookteentje, of de andere vrucht of dergelijke, worden geperst.
<Desc/Clms Page number 10>
Het is duidelijk dat met de handpers niet enkel lookteentjes maar ook andere stukjes van eetwaar zoals fruit, groenten, kruiden en allerlei pitten kunnen worden geperst.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke handpers kan in verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de hieraan toegevoegde conclusies te treden.