<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het opnemen en het toevoeren van fineer aan een bewerkingsstation.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het opnemen en het toevoeren van fineer aan een bewerkingsstation, waarbij de toevoerinrichting minstens een tegen het fineer of de op te nemen stroken fineer door middel van een aandrukrol aandrukbaar klevend hechtvlak vertoont, dat met een hef-en transportinrichting is verbonden en waarbij telkens naast het klevend hechtvlak of de klevende hechtvlakken, een relatief ten opzichte hiervan, dwars ten opzichte van het fineervlak verplaatsbaar wegdrukelement is aangebracht, in het bijzonder voor het toevoeren van stroken fineer aan een machine voor het samenvoegen van fineer, waarbij stroken fineer van een voorraadstapel per paar worden opgenomen en aan het bewerkingsstation worden toegevoerd.
Zoals gebruikelijk gebeurt het toevoeren van fineerbladen of stroken fineer aan een machine voor het samenvoegen van fineer manueel, doordat twee stroken fineer vastgenomen worden en met hun uiteinden aan een afneeminrichting van de machine worden toegevoerd. In plaats van deze manuele toevoer werden evenwel ook reeds zuiggrijpers gebruikt, die het fineer van een stapel afnemen en aan de afneeminrichting toevoeren. Inrichtingen welke met zuiggrijpers werken zijn bekend uit het DE 40 16 633 Al en het DE-AS 12 27 636. Er werd echter vastgesteld dat het gebruik van zuiggrijpers gepaard gaat met een hele reeks van voorwaarden voor het te verwerken fineer, zodat een universele aanwending problematisch is. Zo werd duidelijk dat zuiggrijpers slechts voor bepaalde houtsoorten en relatief dik fineer kunnen worden aangewend.
Voor het merendeel rezen dikwijls problemen door het gelijktijdige opnemen van
<Desc/Clms Page number 2>
meerdere, over elkaar gelegen stroken fineer, doordat het fineer omwille van zijn natuur een bepaalde porositeit vertoont of er kleine scheurtjes voorhanden kunnen zijn waar zuiglucht doorheen dringt en dan ook stroken fineer die zieh onder het bovenste dekfineer bevinden, mee kunnen worden aangezogen en opgeheven worden. Daardoor is een continu, storingsvrij verloop bij de verwerking van stroken fineer van verschillende houtsoorten en/of verschillende diktes niet mogelijk.
Uit het JP 62249836 A is een soortgelijke inrichting voor het afzonderlijk opnemen van fineer bekend. Deze werkt ook met een klevend hechtvlak dat met behulp van een aandrukrol aan het fineer aangedrukt kan worden, en met een wegdrukelement voor het verbreken van de klevende hechtverbinding.
Deze machine is alleen geëigend voor fineer met in vergelijking grote dikte en een overeenkomstig hoge eigenstabiliteit, omdat bij het losmaken van het klevend hechtvlak zodanig grote krachten op het fineer inwerken, dat een dun fineer met, normaal gezien, een dikte van 0, 6 mm of minder, zou beschadigd worden. In het algemeen is het dus met deze bekende machine niet mogelijk om dun fineer zonder beschadiging te verwerken.
Het is de opgave van de huidige uitvinding een inrichting te verschaffen waarmee dun fineer, in het bijzonder zogenaamd mesfineer, onafhankelijk van de houtsoort en ook van de dikte, in maximale mate storingsvrij en onbeschadigd machinaal vanaf een voorraad aan een daaropvolgend bewerkingsstation kan worden toegevoerd.
De inrichting volgens de uitvinding is daardoor gekenmerkt dat het wegdrukelement onmiddellijk voor het klevend hechtvlak is aangebracht en voor het verbreken
<Desc/Clms Page number 3>
van de kleefhechting in de wigvormige spleet tussen de aandrukrol en het vastgehouden fineer kan worden ingevoerd, dat het klevend hechtvlak deel uitmaakt van een hecht- of kleefband dat rond de aandrukrol is geleid, en dat een aandrijving voor de voorwaartse verplaatsing van de band is voorzien, die in een voorwaartse verplaatsing voorziet die plaatsvindt na elke kleefhechting en die het gehele klevende hechtvlak, of een gedeelte daarvan, vervangt door een ongebruikt bandgedeelte, welke voorwaartse verplaatsing in afhankelijkheid van het respectieve fineermateriaal bemeten is.
Door de korte overdrachtszone tussen het wegdrukelement en het klevend hechtvlak heeft de kracht die bij het losmaken van het fineer tussen het wegdrukelement en het klevend hechtvlak door dit fineer moet worden overgedragen, praktisch geen vervorming, respectievelijk buiging van het fineer als gevolg, zodat ook bij dun, respectievelijk gevoelig fineer, beschadigingen met zekerheid worden vermeden.
Door de bij voorkeur telkens slechts gedeeltelijke vervanging van het klevend hechtvlak kan de aanhechtingskracht precies worden geregeld en aan verschillende omstandigheden worden aangepast.
In de meeste gevallen is het namelijk niet nodig, om het gehele, actieve klevende hechtvlak telkens door een nieuw bandgedeelte te vervangen, maar volstaat het in veel gevallen om de voorwaartse verplaatsing van het band zodanig te kiezen dat telkens slechts een gedeelte van de klevende hechtvlakken door een ongebruikt bandgedeelte wordt vervangen. Afhankelijk daarvan kan de voorwaartse verplaatsing worden ingesteld en is deze ook afhankelijk van het respectievelijke fineermateriaal. Via de voorwaartse verplaatsing kan aldus de telkens gewenste kleef-
<Desc/Clms Page number 4>
of aanhechtingskracht worden veranderd, zonder dat daartoe het kleefband moet worden veranderd. Zo kunnen probleemloos opeenvolgend ook fineersoorten worden getransporteerd die uit oogpunt van hun aanhechtingskracht van elkaar verschillen.
Met de inrichting volgens de uitvinding is een bedrijfszeker grijpen en transporteren van fineer mogelijk, onafhankelijk van de dikte ervan of van de gebruikte houtsoort, zodat de inrichting universeel voor alle gebruikelijke, in het bijzonder dunne fineersoorten kan worden ingezet. De losmaakbare hechtverbinding vormt, enerzijds, een bedrijfszekere verbinding voor het opnemen en transporteren van fineer en, anderzijds, is ook zonder problemen een scheiden van deze hechtverbinding mogelijk, waarbij ook gevoelig fineer onbeschadigd blijft.
Praktisch is het klevend hechtvlak min of meer lijnvormig uitgevoerd en verloopt bij voorkeur dwars ten opzichte van de langsrichting van de stroken fineer, respectievelijk van de transportrichting. Zulk aanhechtcontaktvlak levert een voldoend stabiele hechtkracht op, en tevens is een goede losmaakbaarheid voorhanden. De bij voorkeur dwars ten opzichte van de langsrichting verlopende hechtlijn of verlopend hechtvlak draagt tijdens het transport van de strook fineer mee bij tot de stabilisering ervan, daar de langsrichting ongeveer overeenstemt met de vezelrichting van het hout. Dwars ten opzichte van de langsrichting is het fineer aldus aanzienlijk minder stabiel en gemakkelijker verbuigbaar. Een dwars ten opzichte van de langsrichting verlopend en met het fineer verbonden klevend hechtvlak fungeert bijgevolg als een stabiliserende dwarsbalk.
Daarbij is het voordelig wanneer het wegdrukelement als een nagenoeg parallel aan de dwarsrichting van het
<Desc/Clms Page number 5>
hechtvlak verlopende en nagenoeg met de lengte, waarover dit vlak zich in dwarsrichting uitstrekt, overeenstemmende lijst is uitgevoerd.
Een uitvoeringsvorm van de uitvinding voorziet erin dat een hechtrol wordt voorzien, waarvan de omtrekszijde een klevend hechtvlak vormt. Het klevend hechtvlak kan door middel van een bekleding zijn verwezenlijkt of door opgewikkeld, met de kleefzijde naar buiten gericht kleefband. Wanneer de hechtrol met het op te nemen fineerblad in contact wordt gebracht, hecht dit laatste zieh eraan vast en kan het worden getransporteerd. Na één of meerdere aanhechtingen aan een contactplaats van de hechtrol kan deze een beetje verder worden verdraaid, zodat telkens een voldoende hechtkracht voorhanden is.
Wordt opgewikkeld kleefband gebruikt, dan kan dit na een of meerdere aanhechtingen een stuk verder worden afgetrokken, zodat dan terug een nieuw, ongebruikt aanhechtingsgedeelte ter beschikking staat.
Het is doeltreffend wanneer het hecht- of kleefband op een voorraadrol is opgewikkeld en van daar over de aandrukrol tot een aangedreven opwikkelrol wordt geleid.
Ook hierbij kan de klevende aanhechtingsplaats door het verder voeren van hecht- en kleefband, na een of enkele aanhechtingen van fineer, weer minstens gedeeltelijk worden vernieuwd en daarmee de hechtkracht nagenoeg constant worden gehouden. Het gebruik van een aandrukrol laat een nauwkeurige aanpassing van het actieve hechtvlak toe, doordat bijvoorbeeld de diameter en/of de elastische soepelheid worden gevarieerd. Dit laatste kan worden bereikt door middel van een rubber-of kunststofbekleding van de aandrukrol.
Bovendien worden door het gebruik van een aandrukrol constante aandrukcondities bereikt.
<Desc/Clms Page number 6>
Praktisch gezien wordt voor het vooruit verplaatsen van het hecht- of kleefband een aandrijving voor de opwikkelrol voorzien, waarbij de opwikkelrol een in tegengestelde richting van de opwikkelrichting blokkerende vrijloopkoppeling en de voorraadrol een rem heeft, waarbij de aandrijving bij voorkeur een aan de opwikkelrol aangrijpende aandrijfhefboom alsook een daarmee verbonden aandrijfcilinder vertoont en waarbij er in het bijzonder een verstelbare aanslag voor het begrenzen van de aandrijfverplaatsing van de aandrijfhefboom is voorzien.
De uit een aandrijfbeweging van de aandrijfcilinder resulterende verdraaiing van de opwikkelrol kan daarmee worden ingesteld. Zodoende kunnen ook kleine, exacte vooropgestelde vooruitverplaatsingsafstanden voor het hecht- of kleefband worden verwezenlijkt.
Daarbij moet ermee rekening worden gehouden dat het niet in alle gevallen nodig is om het gehele, ter beschikking staande hechtcontactvlak van een nieuw kleefbandgedeelte te voorzien. In de meeste gevallen is het voldoende wanneer slechts een gedeelte van het hechtcontactvlak door een nieuw kleefbandgedeelte wordt gevormd. Zodoende is ook heel goed een regeling van de kleefkracht en een aanpassing aan de telkens voorhanden zijnde condities mogelijk, zonder dat hiertoe het kleefband door één met andere hechteigenschappen dient te worden vervangen.
Praktisch zal een controle-inrichting voor het controleren van een aan het hechtvlak gehechte strook fineer worden voorzien, waarbij deze controle-inrichting bij voorkeur een op een aangehechte strook fineer rustende, wentelbare tastarm vertoont, die in het bijzonder met een positiesensor samenwerkt. Daarmee wordt na een opneemcyclus nagegaan of een fineerblad of strook
<Desc/Clms Page number 7>
fineer aangehecht is of niet. Indien dit niet het geval zou zijn, wordt de opneemcyclus herhaald.
Bij voorkeur zijn een of meerdere opneemeenheden telkens met minstens een klevend hechtvlak alsook een daarbij horend aandrukelement voorzien. Daardoor kunnen ofwel gelijktijdig meerdere stroken fineer worden opgenomen, ofwel bestaat de mogelijkheid om grotere stroken fineer te transporteren en tot dit doel met behulp van hechtkleefplaatsen op meerdere plaatsen aan deze stroken fineer een aangrijping te realiseren.
Bijkomende uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn opgesomd in de verdere onderconclusies. Hiernavolgend is de uitvinding, samen met haar belangrijke details, aan de hand van de tekeningen nog meer in detail uiteengezet.
Hierbij toont : fig. 1 een zijaanzicht van een toevoerinrichting in opneempositie, fig. 2 een zijaanzicht van de in figuur 1 getoonde toevoerinrichting in doorgeefpositie, fig. 3 een deelaanzicht van de in figuren 1 en 2 getoonde toevoerinrichting, gezien van de andere kant, fig. 4 een aanzicht van de voorzijde van de toevoerinrichting, en fig. 5 een bovenaanzicht van de toevoerinrichting.
Een in figuur 1 getoonde toevoerinrichting 1 dient voor het opnemen van stroken fineer 2 van een voorraadstapel 3
<Desc/Clms Page number 8>
en voor het toevoeren van het fineer 2 aan een daaropvolgend gesitueerd bewerkingsstation, bijvoorbeeld een hier niet getoonde machine voor het samenvoegen van fineer.
De toevoerinrichting 1 volgens het in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeeld vertoont, zoals goed zichtbaar in figuur 4, twee naast elkaar opgestelde opneemeenheden 4, die met een gemeenschappelijke hef-en transportinrichting 5 zijn verbonden.
Voor het opnemen van een stuk fineer 2 zijn er klevende hechtvlakken 6 voorzien, die tegen het fineer kunnen worden aangedrukt, die in het uitvoeringsvoorbeeld door een rond een aandrukrol 7 geleid hecht- of kleefband 8 worden gevormd. Dit hecht-of kleefband 8 kan worden vervangen, enerzijds, om een verbruikt kleefband te vervangen en, anderzijds, om banden met een verschillende kleefkracht te kunnen aanwenden teneinde deze te kunnen aanpassen aan de hechteigenschappen van stroken fineer die van een verschillende houtsoort zijn gemaakt.
In de figuren 1 en 2 is het duidelijk zichtbaar dat het hecht- of kleefband 8 op een voorraadrol 9 is opgewikkeld en vandaar over de aandrukrol 7 naar een aangedreven opwikkelrol 10 wordt geleid.
De aandrukrol 7, de voorraadrol 9 alsook de opwikkelrol 10 maken deel uit van een opneemeenheid 4, die volgens pijl Pf1 in hefrichting en volgens pijl Pf2 in voorwaartse richting kan worden gepositioneerd. De aan het onderste uiteinde van een opneemeenheid 4 aangebrachte aandrukrol 7 wordt bij het neerlaten van de opneemeenheid 4 tot in een positie gebracht, waar hij, met het rond hem geleide, met de kleefzijde naar buiten gericht hecht- of kleefband 8 de bovenste strook fineer 2 raakt. Door een
<Desc/Clms Page number 9>
zacht aandrukken wordt een hechtende kleefverbinding verwezenlijkt die volstaat om het fineer van de voorraadstapel 3 af te nemen.
Figuur 1 toont de positie van de opneemeenheid 4 bij het contacteren van de aandrukrol 7 met zijn klevend hechtvlak 6 aan het bovenste stuk fineer 2, terwijl figuur 2 een positie toont, waarin de opneemeenheid 4 omhoog verplaatst is en de vastgenomen strook fineer 2 aan een fineerafneemeenheid 11 is toegevoerd. In deze overgavepositie bevindt zieh de opneemeenheid 4 in een geheven positie en ook in een volgens transportrichting volgens pijl Pf2 naar voren verplaatste positie.
Wanneer het voorste uiteinde van de betreffende strook fineer door de fineerafneeminrichting 11 is gegrepen, wordt het zieh onderaan aan de aandrukrol 7 bevindende klevend hechtvlak 6 van het fineer losgemaakt doordat een wegdrukelement 12 in de spievormige spleet tussen de aandrukrol 7 en het fineer wordt ingevoerd en een beetje voorbij de hechtplaats wordt ingezwenkt.
De positioneerbewegingen volgens pijl Pfl en pijl Pf2 vinden plaats met behulp van de hef-en transportinrichting 5. In figuren 4 en 5 is zichtbaar dat de hefen transportinrichting 5 met een, een bevestigingskolom 13 bevattend, draagframe is verbonden. Aan de bevestigingskolom 13 is een horizontale kolomgeleiding 14 en aan deze een verticale kolomgeleiding 15 aangebracht.
Als positioneeraandrijvingen zijn bij voorkeur pneumatische cilinders voorzien, waarbij voor de horizontale verplaatsing een aandrijfcilinder 16 tussen de twee horizontale kolomgeleidingen 14 is gesitueerd (fig. 4 en 5).
In figuren 1 en 2 is zichtbaar dat ook voor de verticale kolomgeleiding 15 twee op een afstand van elkaar
<Desc/Clms Page number 10>
aangebrachte geleidingen zijn voorzien, tussen dewelke een aandrijfcilinder 17 voor de verticale positioneerbeweging volgens pijl Pf1 en bijkomend nog een andrijfcilinder 18 voor het compenseren van het gewicht van de in de hefrichting verplaatste eenheden zijn gesitueerd.
In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn aan de hef-en transportinrichting 5 twee naast elkaar gelegen opneemeenheden 4 aangebracht. Deze opneemeenheden 4 zijn door middel van dwarselementen 19 met elkaar verbonden en hun onderlinge afstand kan volgens pijl Pf3 (fig. 4) worden gewijzigd. Door de instelbaarheid van de afstand tussen de twee naast elkaar gelegen opneemeenheden 4 kan de positie van de bij elke opneemeenheid 4 horende hechtkleefplaats 6 ten opzichte van twee naast elkaar gelegen stapels fineer worden aangepast. In het bijzonder is een aanpassen van de positie mogelijk wanneer stroken fineer van verschillende breedte opeenvolgend worden verwerkt en de klevende hechtvlakken 6 zoveel mogelijk centraal ten opzichte van de breedte van de stroken fineer dienen aan te grijpen.
De in figuur 4 aan de rechtse zijde gesitueerde opneemeenheid 4 kan ten opzichte van de andere opneemeenheid 4, na het losmaken van een klemschroef 20, volgens de dubbele pijl Pf3 over de dwarselementen 19 worden verschoven.
Om een zo groot mogelijk gelijkmatige hechtverbinding tussen het klevend hechtvlak 6 en het telkens op te nemen fineer te verkrijgen, wordt het hecht- of kleefband 8 verder bewogen. Daardoor komt ongebruikt kleefband in de contactzone waar het klevend hechtvlak 6 zich tegenover het fineer bevindt. Daarbij wordt in deze contactzone minstens een gedeelte van het door aanhechtend stof of andere partikels in kleefkracht verminderd kleefband vervangen. Daarbij is het in de meeste gevallen niet
<Desc/Clms Page number 11>
nodig om het volledige, actieve klevend hechtvlak 6 telkens door een nieuw bandgedeelte te vervangen, doch volstaat het in veel gevallen dat de vooruitverplaatsing van het kleefband zodanig wordt gekozen dat telkens slechts een gedeelte van de klevende hechtvlakken door een ongebruikt bandgedeelte wordt vervangen.
Zodoende kan de vooruitverplaatsing op geschikte wijze worden ingesteld en is onder meer ook afhankelijk van het betreffende fineermateriaal. Via de vooruitverplaatsing kan aldus de telkens gewenste kleef- of hechtkracht worden veranderd, zonder dat hiertoe het kleefband moet worden vervangen. Daardoor is het mogelijk, om opeenvolgend ook stroken fineer die een verschillende aanhechtkracht opleveren te transporteren. Zo bijvoorbeeld vereisen gladde stroken fineer uit beuk slechts kleine vooruitverplaatsingen van het kleefband, daar per hechting slechts een paar materiaalpartikels aan het kleefband blijven hangen en daardoor het klevend hechtvlak voor een groot gedeelte van zijn vlak zonder belangrijk verlies aan hechtkracht meervoudig kan worden gebruikt.
Daarentegen vereisen vezelachtige fineersoorten een vervanging van het klevend hechtvlak over grotere gedeelten of zelfs volledig, en daarmee een grotere vooruitverplaatsing van het kleefband. Hierbij moet ermee rekening worden gehouden dat de kleefkracht door het wijzigen van de vooruitverplaatsing van het kleefband zodanig moet worden bemeten dat beschadigingen van het fineer met zekerheid worden vermeden.
De vooruitverplaatsing is echter ook afhankelijk van de breedte van het hoofdzakelijk lijn-of rechthoekvormige klevend hechtvlak, waarbij de actieve breedte afhankelijk is van de diameter van de aandrukrol 7 en de hoedanigheid van zijn ommanteling. Zo ontstaat bij een aandrukrol 7 met een zachte elastische bekleding een bredere hechtlijn dan bij een aandrukrol uit hard en weinig meegevend
<Desc/Clms Page number 12>
materiaal.
Om het hecht- of kleefband 8 vooruit te verplaatsen wordt de opwikkelrol 10 aangedreven.
Figuur 3 toont het aandrijfmechanisme, dat een aan een vrijloopkoppeling 33 van de opwikkelrol 10 aangrijpende hefboom 21 bevat, die door een aandrijfcilinder 22 heen en weer wordt bewogen. Omwille van de aangebrachte vrijloopkoppeling doet zieh tijdens de voorwaartse beweging volgens pijl Pf4 een aandrijfbeweging van de opwikkelrol 10 voor, terwijl tijdens de teruggaande beweging van de aandrijfcilinder 22 de hefboom 21 via de vrijloopkoppeling, van de opwikkelrol 10 is ontkoppeld.
De lengte van de drijvende slag van de hefboom 21 is begrensd door een instelbare aanslag 23. Zodoende kan hiermee de bij een nuttige slag van de aandrijfcilinder 22 plaatsvindende verdraaiing van de opwikkelrol 10 zeer nauwkeurig worden ingesteld. De vooruitverplaatsing van het hecht-of kleefband 8 kan hierbij bijvoorbeeld 1 mm of ook minder dan 1 mm bedragen.
Opdat het hecht-of kleefband 8 tijdens de aanhechting van fineer en in het bijzonder ook bij het losmaken van dit fineer strak gespannen zou blijven en niet van de aandrukrol loskomt, is de voorraadrol 9 voorzien van een wrijvingsrem 24. Zodoende wordt het afwikkelen van het kleefband van de opwikkelrol 10 door de aldaar volgens afwikkelrichting blokkerende vrijloopkoppeling en bij de voorraadrol 9 door de wrijvingsrem 24 verhinderd. De remkracht is hierbij zodanig ingesteld dat ook wanneer een maximale trekbelasting aan het kleefband 8 tijdens het losmaken of lostrekken van een vastgehouden strook fineer optreedt, deze toch strak gespannen en met de aandrukrol 7 in contact blijft.
<Desc/Clms Page number 13>
De aandrijving voor de vooruitverplaatsing van het hechtof kleefband 8 kan tevens voor meerdere opneemeenheden 4 zijn voorzien. Daartoe volstaat het, zoals duidelijk zichtbaar in figuur 4, een as 35 te voorzien die de opwikkelrollen 10, respectievelijk hun vrijloopkoppelingen, met elkaar verbindt.
In figuur 3 is ook het wegdrukelement 12 met de bijhorende aandrijving duidelijk herkenbaar. Het wegdrukelement 12 is in transportrichting onmiddellijk voor de aandrukrol 7 gesitueerd. Het is aan een zwenkbare hefboom 25 aangebracht die op de als zwenkbare lagering fungerende as van de aandrukrol is gelagerd. Het wegdrukelement is min of meer in de vorm van een lijst uitgevoerd, met een wigvormig profiel, waarbij het zieh in langsrichting parallel aan de aandrukrol 7 uitstrekt.
De lengte van het wegdrukelement stemt minstens overeen met de breedte van het hecht-of kleefband 8 en aldus met de breedte van het klevend hechtvlak 6. Met behulp van de zwenkbare hefboom 25 en een erop aangrijpende aandrijfcilinder 26 kan het wegdrukelement 12 in de wigvormige gleuf tussen de aandrukrol 7 en het vastgehouden stuk fineer worden gebracht en kan om het losmaken ervan tot stand te brengen tot een weinig voorbij de aanhechtplaats worden gezwenkt. De uiteindelijke uitgezwenkte positie na het losmaken van het fineer 2 is in figuur 2 duidelijk zichtbaar.
Om te controleren of inderdaad een stuk fineer 2 aan het klevend hechtvlak 6 aangehecht is, is een controleinrichting voor de controle van deze toestand voorzien. Zij vertoont een zwenkbare tastarm 27 die met een uiteinde op een aangehecht stuk fineer 2 rust en waaraan aan het andere uiteinde een positiesensor 28 is aangebracht. De tastarm 27 is als een kipbare hefboom uitgevoerd en is zodanig gelagerd dat hij onder invloed
<Desc/Clms Page number 14>
van de zwaartekracht met zijn naar het fineer gerichte tasteruiteinde op een aangehecht stuk fineer neervalt ofwel bij het niet aanwezig zijn van fineer verder naar onderen wentelt.
In het laatste geval kan via de positiesensor een stuursignaal aan een stuureenheid voor het regelen van de cyclus worden gegeven, om de opneemcyclus te herhalen, bijvoorbeeld omdat een stuk fineer bij het opnemen terug naar beneden gevallen is.
Het tasteruiteinde van de tastarm 27 bevindt zieh in de nabijheid van de aandrukrol 7, een weinig achter deze.
Bij het opnemen van het bovenste fineerblad van een voorraadstapel 3 wordt de opneemeenheid 4 volgens pijl Pfl naar onderen bewogen, tot het kleefbaar hechtvlak 6 onderaan de aandrukrol 7 op de fineerstrook rust. ook het tasteruiteinde van de tastarm 27 rust dan aan de bovenzijde op dit stuk fineer.
De opneemeenheid 4 wordt dan met behulp van de hefcilinder 17 naar boven bewogen, en daarbij wordt door middel van de tastarm 27 gecontroleerd of het opgenomen fineer inderdaad aangehecht blijft. De strook fineer 2 wordt zover opgeheven dat zijn voorste toevoereinde zieh ongeveer op de hoogte van de fineerafneeminrichting 11 bevindt, en vervolgens wordt de opneemeenheid 4 in voorwaartse richting volgens pijl Pf2 ietwat naar voren bewogen, tot het toevoereinde van het fineer tussen een aangedreven transportrol 29 en een aandrukrol 30 komt te zitten. Om het voorste uiteinde van het fineer met zekerheid tussen deze beide rollen toe te voeren, zijn onderaan een hellend geleidingsvlak 31 en aan de opneemeenheid 4 voor de aandrukrol 7 een hoekvormig steunelement 32 voorzien.
Zodra het voorste uiteinde van de strook fineer zieh tussen de transportrol 29 en de aandrukrol 30 bevindt,
<Desc/Clms Page number 15>
wordt het fineer met behulp van het wegdrukelement 12 van het kleefbaar hechtvlak 6 losgemaakt en aansluitend door de fineerafneeminrichting 11 in deze laatste getrokken en naar een daaropvolgend bewerkingsstation geleid.
In het uitvoeringsvoorbeeld waar gelijktijdig twee stroken fineer parallel worden opgenomen, geschiedt de toevoer van deze beide stroken fineer aan een machine voor het samenvoegen van fineer.
<Desc / Clms Page number 1>
Device for recording and supplying veneer to a processing station.
The invention relates to a device for receiving and supplying veneer to a processing station, wherein the feed device has at least one adhesive surface which can be pressed against the veneer or the strips of veneer to be received by means of a pressure roller and which has a lifting and pressing surface. transporting device is connected and in which in each case in addition to the adhesive bonding surface or adhesive bonding surfaces, a road pressure element which is movable relative to this and transversely to the veneer surface is arranged, in particular for supplying strips of veneer to a veneer joining machine, wherein veneer strips from a supply stack are picked up per pair and supplied to the processing station.
As usual, veneer sheets or strips of veneer are supplied to a veneer joining machine manually by taking two strips of veneer and feeding their ends to a removal device of the machine. Instead of this manual feed, however, suction grippers have already been used which remove the veneer from a stack and feed it to the removal device. Devices which work with suction grippers are known from DE 40 16 633 A1 and DE-AS 12 27 636. However, it has been found that the use of suction grippers is accompanied by a whole series of conditions for the veneer to be processed, so that universal use is problematic. It became clear that suction grippers can only be used for certain types of wood and relatively thick veneer.
For the most part, problems were often caused by the simultaneous recording of
<Desc / Clms Page number 2>
a plurality of superimposed strips of veneer, because the veneer, because of its nature, exhibits a certain porosity or there may be small cracks through which suction air penetrates and therefore strips of veneer that are located below the upper deck veneer can be sucked in and lifted up . As a result, a continuous, trouble-free course is not possible when processing veneer strips of different types of wood and / or different thicknesses.
JP 62249836 A discloses a similar device for separately receiving veneer. This also works with an adhesive bonding surface that can be pressed onto the veneer with the aid of a pressure roller, and with a road pressure element for breaking the adhesive bonding connection.
This machine is only suitable for veneer with a comparatively large thickness and a correspondingly high inherent stability, because when releasing the adhesive bonding surface large forces act on the veneer that a thin veneer with, normally, a thickness of 0.6 mm or less, would be damaged. In general, it is therefore not possible with this known machine to process thin veneer without damage.
It is the object of the present invention to provide a device with which thin veneer, in particular so-called knife veneer, can be supplied to a subsequent processing station to a subsequent processing station, free of damage and undamaged, independently of the type of wood and also of its thickness.
The device according to the invention is characterized in that the road pressure element is arranged immediately in front of the adhesive bonding surface and before breaking
<Desc / Clms Page number 3>
of the adhesive bond in the wedge-shaped gap between the pressure roller and the retained veneer can be introduced, that the adhesive bonding surface forms part of an adhesive or adhesive tape which is guided around the pressure roller, and that a drive for the forward movement of the tape is provided which provides a forward displacement that takes place after each adhesive bond and which replaces all or part of the adhesive bonding surface with an unused band portion, which forward displacement is dimensioned in dependence on the respective veneer material.
Due to the short transfer zone between the road pressure element and the adhesive bonding surface, the force that must be transferred by this veneer between the road pressure element and the adhesive bonding surface during the release of the veneer results in practically no deformation or bending of the veneer, so that even with Thin or sensitive veneer, damage with certainty is avoided.
Due to the preferably only partial replacement of the adhesive bonding surface, the adhesion force can be precisely regulated and adapted to different circumstances.
Namely, in most cases it is not necessary to replace the entire active adhesive bonding surface with a new band portion each time, but in many cases it is sufficient to choose the forward displacement of the band so that only a portion of the adhesive bonding surfaces are each time is replaced by an unused tire section. Depending on this, the forward displacement can be adjusted and is also dependent on the respective veneer material. Via the forward displacement, the respective desired adhesive
<Desc / Clms Page number 4>
or adhesion force are changed, without the adhesive tape having to be changed for this purpose. In this way, veneer types can also be transported in succession without difficulty, which differ from each other in terms of their adhesion power.
With the device according to the invention, reliable grasping and transporting of veneer is possible, irrespective of its thickness or the type of wood used, so that the device can be used universally for all conventional, in particular thin veneer types. The releasable adhesive connection forms, on the one hand, a reliable connection for receiving and transporting veneer and, on the other hand, a separation of this adhesive connection is also possible without problems, whereby sensitive veneer also remains undamaged.
In practice, the adhesive bonding surface is more or less linear and preferably extends transversely with respect to the longitudinal direction of the veneer strips or the conveying direction. Such an adhesion contact surface provides a sufficiently stable bonding force, and good releasability is also available. The bonding line or bonding surface preferably extending transversely to the longitudinal direction contributes to its stabilization during transport of the veneer strip, since the longitudinal direction corresponds approximately to the fiber direction of the wood. The veneer is thus considerably less stable and easier to bend transversely to the longitudinal direction. An adhesive bonding surface extending transversely to the longitudinal direction and connected to the veneer therefore functions as a stabilizing crossbar.
In addition, it is advantageous if the pressure element is substantially parallel to the transverse direction of the
<Desc / Clms Page number 5>
bonding surface running substantially and corresponding to the length over which this surface extends transversely, is formed.
An embodiment of the invention provides that an adhesive roll is provided, the peripheral side of which forms an adhesive adhesive surface. The adhesive bonding surface can be realized by means of a covering or by winding, with the adhesive side facing outwards. When the adhesive roll is brought into contact with the veneer sheet to be received, the latter adheres to it and can be transported. After one or more attachments to a contact location of the adhesive roll, it can be rotated a little further, so that a sufficient adhesive force is always available.
If wound-up adhesive tape is used, this can be subtracted a lot further after one or more attachments, so that a new, unused attachment portion is available again.
It is effective when the adhesive or adhesive tape is wound onto a supply roll and is guided from there over the pressure roll to a driven take-up roll.
Here too, the adhesive bonding site can be at least partially renewed by continuing the bonding and adhesive bonding, after one or more veneer bondings, and thus the bonding force is kept substantially constant. The use of a pressure roller allows an accurate adjustment of the active bonding surface, because, for example, the diameter and / or the elastic flexibility are varied. The latter can be achieved by means of a rubber or plastic coating of the pressure roller.
In addition, constant pressure conditions are achieved through the use of a pressure roller.
<Desc / Clms Page number 6>
In practical terms, a drive for the take-up roll is provided for advancing the adhesive or adhesive tape, the take-up roller having a freewheel clutch blocking in the opposite direction to the take-up direction and the supply roll having a brake, the drive preferably being a drive lever engaging the take-up roller. and has a drive cylinder connected thereto, and wherein in particular an adjustable stop is provided for limiting the drive displacement of the drive lever.
The rotation of the take-up roller resulting from a driving movement of the driving cylinder can thus be adjusted. Thus, small, precise predetermined forward displacement distances for the adhesive or adhesive tape can also be realized.
It must be borne in mind that it is not necessary in all cases to provide the entire available bonding contact surface with a new adhesive tape portion. In most cases, it is sufficient if only a portion of the adhesive contact surface is formed by a new adhesive tape portion. Thus, a control of the adhesive force and an adaptation to the respective conditions are also very well possible, without the adhesive tape having to be replaced by one with other adhesive properties for this purpose.
In practice, a checking device for checking a strip of veneer adhered to the bonding surface will be provided, said checking device preferably comprising a rotatable sensor arm resting on an adhered strip of veneer, which in particular cooperates with a position sensor. With this, after a recording cycle, it is checked whether a veneer sheet or strip
<Desc / Clms Page number 7>
veneer is attached or not. If this is not the case, the recording cycle is repeated.
One or more receiving units are preferably provided with at least one adhesive bonding surface as well as a corresponding pressure element. As a result, either several strips of veneer can be received at the same time, or there is the possibility of transporting larger strips of veneer and, for this purpose, realizing an engagement with these strips of veneer by means of adhesive adhesive locations at several locations.
Additional embodiments of the invention are listed in the further sub-claims. In the following, the invention, together with its important details, is explained in more detail with reference to the drawings.
Fig. 1 shows a side view of a feed device in pick-up position, Fig. 2 shows a side view of the feed device shown in Fig. 1 in transfer position, Fig. 3 shows a partial view of the feed device shown in Figs. 1 and 2, viewed from the other side, Fig. 4 is a view of the front side of the feed device, and Fig. 5 is a top view of the feed device.
A feeding device 1 shown in figure 1 serves for receiving strips of veneer 2 from a supply stack 3
<Desc / Clms Page number 8>
and for supplying the veneer 2 to a subsequent processing station, for example a veneer joining machine not shown here.
The feeding device 1 according to the exemplary embodiment shown in the figures has, as is clearly visible in Figure 4, two receiving units 4 arranged next to each other, which are connected to a common lifting and transporting device 5.
For receiving a piece of veneer 2, adhesive adhesive surfaces 6 are provided, which can be pressed against the veneer, which in the exemplary embodiment are formed by an adhesive or adhesive tape 8 guided around a pressure roller 7. This adhesive or adhesive tape 8 can be replaced, on the one hand, to replace a used adhesive tape and, on the other hand, to be able to use tapes with different adhesive strength in order to be able to adapt them to the adhesive properties of strips of veneer made of a different type of wood.
In figures 1 and 2 it is clearly visible that the adhesive or adhesive tape 8 is wound onto a supply roll 9 and from there is guided over the pressure roll 7 to a driven take-up roll 10.
The pressure roller 7, the supply roller 9 and the take-up roller 10 form part of a pick-up unit 4, which can be positioned according to the arrow Pf1 in the lifting direction and according to the arrow Pf2 in the forward direction. The pressing roller 7 arranged at the lower end of a receiving unit 4 is lowered when the receiving unit 4 is lowered to a position where, with the adhesive or adhesive tape 8 which is guided around it, it adopts the upper strip of veneer 2 touches. By a
<Desc / Clms Page number 9>
gently pressing, an adhesive adhesive connection is realized that is sufficient to remove the veneer from the supply stack 3.
Figure 1 shows the position of the pick-up unit 4 when contacting the pressure roller 7 with its adhesive bonding surface 6 on the upper piece of veneer 2, while Figure 2 shows a position in which the pick-up unit 4 is moved upwards and the taken-up strip of veneer 2 on a veneer collector 11 has been supplied. In this transfer position, the pick-up unit 4 is in a raised position and also in a position moved forward in the direction of transport according to arrow Pf2.
When the front end of the relevant strip of veneer is gripped by the veneer removal device 11, the adhesive bonding surface 6 located at the bottom of the pressure roller 7 is detached from the veneer by inserting a road pressure element 12 into the wedge-shaped gap between the pressure roller 7 and the veneer and it is swung a little past the attachment site.
The positioning movements according to arrow Pfl and arrow Pf2 take place with the aid of the lifting and transporting device 5. In figures 4 and 5 it can be seen that the lifting transporting device 5 is connected to a supporting frame comprising a mounting column 13. A horizontal column guide 14 is arranged on the fastening column 13 and a vertical column guide 15 on it.
Pneumatic cylinders are preferably provided as positioning drives, with a drive cylinder 16 positioned between the two horizontal column guides 14 for horizontal movement (Figs. 4 and 5).
In figures 1 and 2 it is visible that also for the vertical column guide 15 two at a distance from each other
<Desc / Clms Page number 10>
guides are provided, between which a drive cylinder 17 for the vertical positioning movement according to arrow Pf1 and also another drive cylinder 18 for compensating for the weight of the units moved in the lifting direction are situated.
In the exemplary embodiment shown, two lifting units 4 are arranged adjacent to the lifting and transporting device 5. These pick-up units 4 are connected to each other by means of transverse elements 19 and their mutual distance can be changed according to arrow Pf3 (Fig. 4). Due to the adjustability of the distance between the two adjacent receiving units 4, the position of the adhesive adhesive location 6 associated with each receiving unit 4 can be adjusted relative to two adjacent stacks of veneer. In particular, an adjustment of the position is possible when strips of veneer of different width are successively processed and the adhesive bonding surfaces 6 have to engage as much as possible centrally with respect to the width of the strips of veneer.
The receiving unit 4 situated on the right-hand side in Fig. 4 can be displaced over the transverse elements 19 in accordance with the double arrow Pf3 after loosening a clamping screw 20, after loosening a clamping screw 20.
In order to obtain the greatest possible uniform bonding connection between the adhesive bonding surface 6 and the veneer to be received, the bonding or adhesive tape 8 is moved further. As a result, unused adhesive tape enters the contact zone where the adhesive bonding surface 6 is opposite the veneer. In this case at least a portion of the adhesive tape reduced by adhering dust or other particles in adhesive force is replaced in this contact zone. In most cases it is not
<Desc / Clms Page number 11>
It is necessary to replace the complete, active adhesive bonding surface 6 with a new band portion each time, but in many cases it is sufficient that the forward displacement of the adhesive band is selected such that only a portion of the adhesive bonding surfaces is replaced by an unused band portion.
The forward displacement can thus be adjusted in a suitable manner and is also dependent, inter alia, on the relevant veneer material. Thus, the respective desired adhesive or adhesive force can be changed via the forward displacement, without the adhesive tape having to be replaced for this purpose. As a result, it is possible to successively also transport strips of veneer which yield a different adhesive force. For example, smooth strips of beech veneer require only small forward displacements of the adhesive tape, since only a few material particles per adhesion remain adhered to the adhesive tape, and therefore the adhesive adhesive surface can be used for a large part of its surface without significant loss of adhesive force.
In contrast, fibrous veneer types require a replacement of the adhesive bonding surface over larger portions or even completely, and hence a greater advance of the adhesive tape. In this regard, account must be taken of the fact that by changing the forward displacement of the adhesive tape, the adhesive force must be measured in such a way that damage to the veneer is avoided with certainty.
However, the forward displacement is also dependent on the width of the substantially line or rectangular adhesive bonding surface, the active width being dependent on the diameter of the pressure roller 7 and the quality of its covering. Thus, a pressure roller 7 with a soft elastic coating produces a wider bonding line than a pressure roller made of hard and non-yielding
<Desc / Clms Page number 12>
material.
In order to move the adhesive or adhesive tape 8 forward, the take-up roller 10 is driven.
Figure 3 shows the drive mechanism, which comprises a lever 21 which engages a freewheel coupling 33 of the take-up roller 10 and is moved back and forth by a drive cylinder 22. Because of the freewheel coupling provided, during the forward movement according to arrow Pf4 a drive movement of the take-up roller 10 occurs, while during the return movement of the drive cylinder 22 the lever 21 is disengaged from the take-up roller 10 via the freewheel coupling.
The length of the driving stroke of the lever 21 is limited by an adjustable stop 23. Thus, the rotation of the take-up roller 10 occurring during a useful stroke of the drive cylinder 22 can be adjusted very accurately. The forward displacement of the adhesive or adhesive tape 8 can be, for example, 1 mm or also less than 1 mm.
In order that the adhesive or adhesive tape 8 during the adhesion of veneer, and in particular also when releasing this veneer, would remain tightly tensioned and not come loose from the pressure roller, the supply roller 9 is provided with a friction brake 24. Thus, the unwinding of the veneer adhesive tape of the take-up roll 10 is prevented by the freewheel coupling blocking there according to the unwinding direction and at the supply roll 9 by the friction brake 24. The braking force is hereby set such that even when a maximum tensile load on the adhesive tape 8 occurs during loosening or pulling away of a retained strip of veneer, it still remains tightly tensioned and remains in contact with the pressure roller 7.
<Desc / Clms Page number 13>
The drive for the forward displacement of the adhesive or adhesive tape 8 can also be provided for a plurality of receiving units 4. To that end, it is sufficient, as is clearly visible in Figure 4, to provide a shaft 35 which connects the winding rollers 10, or their freewheel couplings, to each other.
In figure 3 the road pressure element 12 with the associated drive is also clearly recognizable. In the direction of transport, the pressure element 12 is situated immediately in front of the pressure roller 7. It is mounted on a pivotable lever 25 which is mounted on the axis of the pressure roller acting as pivotable bearing. The road pressure element is more or less in the form of a frame, with a wedge-shaped profile, wherein it extends longitudinally parallel to the pressure roller 7.
The length of the road pressure element corresponds at least to the width of the adhesive or adhesive tape 8 and thus to the width of the adhesive surface 6. With the aid of the pivotable lever 25 and a driving cylinder 26 engaging on it, the road pressure element 12 can enter the wedge-shaped slot. between the pressure roller 7 and the retained piece of veneer can be pivoted a little beyond the point of attachment to effect its release. The final pivoted position after the release of the veneer 2 is clearly visible in Figure 2.
To check whether a piece of veneer 2 is indeed adhered to the adhesive bonding surface 6, a checking device is provided for checking this condition. It has a pivotable sensor arm 27 which rests with one end on an adhered piece of veneer 2 and to which a position sensor 28 is arranged at the other end. The feeler arm 27 is designed as a tiltable lever and is mounted such that it is under the influence
<Desc / Clms Page number 14>
of gravity with its probe end directed towards the veneer drops onto an adhered piece of veneer or, in the absence of veneer, swings further down.
In the latter case, a control signal can be given via the position sensor to a control unit for controlling the cycle, in order to repeat the recording cycle, for example because a piece of veneer has fallen back down during recording.
The sensor end of the sensor arm 27 is in the vicinity of the pressure roller 7, slightly behind it.
When picking up the top veneer sheet from a supply stack 3, the pickup unit 4 is moved downwards according to the arrow Pfl, until the adhesive bonding surface 6 at the bottom of the pressure roller 7 rests on the veneer strip. the sensor end of the sensor arm 27 then also rests on this piece of veneer at the top.
The pick-up unit 4 is then moved upwards with the aid of the lifting cylinder 17, and it is thereby checked by means of the sensing arm 27 whether the received veneer does indeed remain adhered. The strip of veneer 2 is raised to such an extent that its front supply end is approximately at the height of the veneer removal device 11, and then the receiving unit 4 is moved slightly forward in the forward direction according to arrow Pf2, to the supply end of the veneer between a driven transport roller 29. and a pressure roller 30 becomes seated. In order to feed the front end of the veneer between these two rollers with certainty, an inclined guide surface 31 and an accommodation element 32 for the pressure roller 7 are provided at the bottom.
As soon as the front end of the veneer strip is located between the transport roller 29 and the pressure roller 30,
<Desc / Clms Page number 15>
the veneer is detached from the adhesive bonding surface 6 by means of the pressure element 12 and is subsequently pulled through the veneer removal device 11 into the latter and guided to a subsequent processing station.
In the exemplary embodiment where two strips of veneer are simultaneously included, the supply of these two strips of veneer takes place to a machine for joining veneer.