<Desc/Clms Page number 1>
Pekelinrichting.
Deze uitvinding heeft betrekking op een pekelinrichting, meer speciaal een pekelinrichting voor het aanmaken van pekel voor het regenereren van het actieve medium van waterverzachtingstoestellen of soortgelijke behandelingstoestellen, zoals voor het regenereren van een kationuitwisselaarhars.
Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op een verbeterde pekelinrichting van het type dat bestaat uit een reservoir waarin op te lossen zout kan worden aangebracht en waaraan water kan worden toegevoerd en pekel kan worden onttrokken.
Het is bekend om waterverzachtingstoestellen, die gekoppeld zijn aan zulke pekelinrichting, te voorzien van een regelaar, met een besturingsventiel, die er voor zorgt dat periodiek water naar het reservoir wordt gestuurd, alsmede er voor zorgt dat, nadat dit water na verloop van tijd, door contact met het zout, pekel is geworden, deze pekel uit de zouttank wordt aangezogen om zodoende het voornoemde actieve medium te regenereren.
Bij klassieke pekelinrichtingen wordt het reservoir bij elke regeneratie nagenoeg volledig geledigd, waardoor het soms meer dan één uur duurt vooraleer het water dat op het einde van de regeneratiecyclus aan het reservoir wordt toegevoerd met het zout een verzadigde pekel heeft kunnen vormen. Dergelijke pekelinrichtingen zijn ondermeer beschreven in het BE 578. 211, US 3. 570. 520 en US 3. 844. 309. Met zulke pekelinrichting is het dan ook niet mogelijk opeenvolgende regeneraties te verzorgen.
<Desc/Clms Page number 2>
Teneinde de omzetting van water naar verzadigde pekel te bevorderen is het ook reeds bekend om het water in het pekelvat te laten circuleren door middel van een omlooppomp, bijvoorbeeld zoals beschreven in het NL 7114100.
Alhoewel het omzettingsproces. hierdoor wordt bevorderd dient nog steeds met relatief lange tijden te worden gerekend voor het aanmaken van pekel.
Tenslotte is uit het US 4. 336. 134 nog een pekelinrichting bekend met een door middel van een vlotter bevolen afsluiter, waarbij de vlotter via magnetisch gekoppelde delen met de afsluiter samenwerkt. Het nadeel van de in dit document beschreven inrichting bestaat erin dat de constructie door het gebruik van voornoemde magnetische koppeling vrij complex en bijgevolg weinig bedrijfszeker is. Bovendien laat deze pekelinrichting een gemakkelijke instelling van de voorraad pekel niet toe.
De uitvinding beoogt een pekelinrichting die verbeterd is ten opzichte van de bekende uitvoeringen en waarbij één of meer van de voornoemde nadelen zijn uitgesloten.
Hiertoe bestaat de uitvinding uit een pekelinrichting, meer speciaal voor het aanmaken van pekel voor het regenereren van het actieve medium van een of meer waterverzachtingstoestellen, bestaande uit een reservoir waarin op te lossen zout kan worden aangebracht, en waaraan water kan worden toegevoerd en pekel kan worden onttrokken, daardoor gekenmerkt dat deze pekelinrichting is voorzien van een vlottermechanisme en van zodanig via een mechanische verbinding hiermee samenwerkende afsluitmiddelen, dat deze laatste verhinderen dat het peil in het reservoir bij het onttrekken van de pekel tot onder een bepaald niveau daalt,
<Desc/Clms Page number 3>
zodanig dat een voorraadbuffer aan verzadigde pekel ter beschikking blijft.
Hierdoor wordt verkregen dat steeds een bepaalde hoeveelheid vloeistof, meer speciaal pekel, in de pekelinrichting aanwezig blijft die als een buffer fungeert. Door de aanwezigheid van deze buffer is steeds een bepaalde hoeveelheid water aanwezig die de tijd heeft gehad om zich om te zetten in pekel, waardoor een eventuele wachttijd wordt uitgesloten.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaan de afsluitmiddelen uit een kleplichaam dat samenwerkt met een opening via dewelke de pekel kan worden afgevoerd en bestaat het vlottermechanisme uit, enerzijds, een vlotter en, anderzijds, de voornoemde mechanische verbinding die dan een verbinding vormt tussen de vlotter en het kleplichaam die er voor zorgt dat de voornoemde opening door middel van het kleplichaam wordt afgesloten wanneer de vlotter beneden een bepaald niveau komt.
Opgemerkt wordt dat de afsluitmiddelen bij voorkeur werkzaam zijn ter hoogte van het aanzuigpunt van de pekel.
Hierdoor wordt verkregen dat steeds een aanzienlijke druk van de in de buffer aanwezige vloeistof op de klep van de afsluitmiddelen aanwezig is, waardoor in de gesloten toestand van de klep een goede dichting kan worden gewaarborgd.
In de een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beoogt de uitvinding een pekelinrichting die bedoeld is om samen te werken met één of meer waterverzachtingstoestellen, met als kenmerk dat het vlottermechanisme en de afsluiter zodanig aan elkaar gekoppeld zijn dat een zodanig grote voorraad-
<Desc/Clms Page number 4>
buffer ontstaat dat bij een maximale belasting van de waterverzachtingstoestellen de concentratie van de pekel steeds boven 60% blijft. In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm zal een voorraadbuffer worden voorzien die er voor zorgt dat steeds voldoende volledig of nagenoeg volledig verzadigde pekel aanwezig is voor het uitvoeren van alle regeneraties.
Bij voorkeur is de pekelinrichting ook voorzien van een overloopbeveiliging die met een toevoeropening voor water samenwerkt. Deze overloopbeveiling bestaat bij voorkeur uit een met de toevoeropening samenwerkende klep die bevolen wordt door hetzelfde vlottermechanisme dat ook de afsluitmiddelen aanstuurt, waarbij het vlottermechanisme er voor zorgt dat de voornoemde klep gesloten wordt wanneer een bepaald niveau wordt overschreden. Op deze wijze is slechts één vlotter nodig, zowel voor het bedienen van de voornoemde afsluitmiddelen als voor het laten functioneren van de overloopbeveiliging.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een pekelinrichting volgens de uitvinding weergeeft die verbonden met een waterverzachtingstoestel ; figuur 2 op een grotere schaal en in doorsnede het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 met pijl F2 is aangeduid ; figuur 3 op een grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 2 met F3 is aangeduid ;
<Desc/Clms Page number 5>
figuren 4 en 5 zichten weergeven gelijkaardig aan dit van figuur 2 voor twee andere standen.
Figuur 1 geeft schematisch een pekelinrichting 1 weer volgens de uitvinding die gekoppeld is met een waterverzachtingstoestel 2.
Het waterverzachtingstoestel 2 bevat een tank 3 met een actief medium 4, zoals een kationuitwisselaarhars, waarbij het te behandelen water tijdens het in dienst zijn van het waterverzachtingstoestel 2 doorheen het medium 4 wordt gestuurd, zoals schematisch met lijn 5 is aangeduid.
Om het actieve medium 4 regelmatig te regenereren, is het waterverzachtingstoestel 2 voorzien van een regelaar 6 die er voor zorgt dat regelmatig pekel 7 uit de pekelinrichting 1 wordt onttrokken en door het actieve medium 4 wordt gestuurd, alsmede er voor zorgt dat opnieuw een hoeveelheid water naar de pekelinrichting 1 wordt geleid.
Het onttrekken van de pekel 7 en het toevoeren van water gebeurt in het weergegeven voorbeeld door middel van eenzelfde verbindingsleiding 8.
De pekelinrichting 1 bestaat in hoofdzaak uit een reservoir 9 waarin op te lossen zout 10 is aangebracht, zodanig dat hieraan toegevoegd water na een bepaalde tijd wordt omgezet in pekel.
Het bijzondere van de uitvinding betaat erin dat de pekelinrichting 1 is voorzien van met een vlottermechanisme 11 samenwerkende afsluitmiddelen 12 die verhinderen dat het peil 13 in het reservoir 9 bij het onttrekken van de pekel
<Desc/Clms Page number 6>
7 tot onder een bepaald niveau daalt, zodanig dat een voorraadbuffer aan pekel voorhanden is.
Deze afsluitmiddelen 12 bestaan in dit geval uit een klep 14, met een klepzitting 15 en een daarmee samenwerkend kleplichaam 16, waarmee de opening 17 via dewelke de pekel 7 kan worden afgevoerd, kan worden afgesloten. Deze opening 17 bevindt zieh onderaan in het reservoir 9 omdat de meest geconcentreerde, verzadigde pekel 7 zieh steeds onderaan bevindt.
Het vlottermechanisme 11 bevat een vlotter 18 en een mechanische verbinding 19 tussen de vlotter 18 en het kleplichaam 16, één en ander zodanig dat de opening 17 door het kleplichaam 16 wordt afgedicht van zodra de vlotter 18 beneden een bepaald niveau komt.
De pekelinrichting 1 is eveneens voorzien van een overloopbeveiliging die door de vlotter 18 wordt bevolen.
Deze overloopbeveiliging bestaat uit een met de opening 17 samenwerkende klep 20, gevormd door een klepzitting 21 en een kleplichaam 22, waarbij deze klep 20 zodanig met de vlotter 18 is verbonden dat zij gesloten wordt wanneer het peil 13 een bepaald niveau bereikt.
Zoals weergegeven, bevinden de beide klepzittingen 15-21 zieh ter plaatse van de opening 17. De klepzitting 15 is hierbij naar boven gericht, terwijl de klepzitting 21 naar onderen gericht is.
Het vlottermechanisme 11 is in zijn totaliteit samengesteld uit een aan het kleplichaam 22 bevestigde en zieh in de hoogte uitstrekkende, alsmede in de hoogte verplaatsbare
<Desc/Clms Page number 7>
geleiding 23 waarover de vlotter 18 verschuifbaar is ; een boven de vlotter 18 op de geleiding 23 bevestigd meeneemelement 24 dat met de vlotter 18 kan samenwerken ; en de reeds genoemde verbinding 19.
Het kleplichaam 16 is, zoals weergegeven, bij voorkeur vrij opgehangen aan het onderste uiteinde van de verbinding 19, met als voordeel dat de dichting van de klep 14 niet beïnvloed wordt door eventuele schommelingen van de vlotter 18.
De hoogte van de vlotter 18 ten opzichte van de afsluitmiddelen 12, meer speciaal ten opzichte van het kleplichaam 16, is bij voorkeur instelbaar, bijvoorbeeld doordat de verbinding 19 verder of minder ver in de vlotter 18 kan worden geschroefd.
Het geheel van de afsluitmiddelen 12, het vlottermechanisme 11 en de overloopbeveiliging is zoals weergegeven op gebruikelijke wijze gemonteerd in een geperforeerde kokervormige bescherming 25 die verhindert dat het zout 10, meer speciaal de zoutstukken 26, de goede werking zouden verhinderen.
De werking van de pekelinrichting kan uit de figuren 2 tot 5 worden afgeleid.
Als het waterverzachtingstoestel 2 in dienst is, bevindt het peil 13 zieh, zoals weergegeven in figuur 2, op een niveau N1.
Wanneer een regeneratie wordt gestart, zorgt de regelaar 6 er voor dat via de verbindingsleiding 8 pekel 7 wordt aangezogen. Als een gevolg hiervan daalt het peil 13. Deze
<Desc/Clms Page number 8>
daling zet zieh voort tot het kleplichaam 16 op de klepzitting 15 terecht komt. Hierbij stelt het peil 13 zich in op een niveau N2, waarbij een hoeveelheid pekel 7 is weggezogen die overeenstemt met de aangeduide afstand R.
Door het feit dat volgens de uitvinding de aanzuiging van pekel 7 wordt onderbroken bij het niveau N2, blijft steeds een bepaalde hoeveelheid water/pekelmengsel in het reservoir 9 aanwezig die als buffer fungeert, welke hoeveelheid in de figuren is aangeduid met de afstand B.
Aan het einde van de regeneratie zorgt de regelaar 6 er voor dat een hoeveelheid water in het reservoir 9 wordt gebracht die overeenstemt of nagenoeg overeenstemt met de onttrokken hoeveelheid pekel 7. Hierbij wordt opnieuw de toestand van figuur 2 bereikt.
Bij een theoretische benadering kan dan gesteld worden dat op dat ogenblik de hoeveelheid vloeistof die zieh over de hoogte W, welke theoretisch even groot is als de hoogte R, uitstrekt, bestaat uit zuiver water, terwijl de vloeistof daaronder, meer speciaal het met P aangeduide gedeelte, bestaat uit pekel, waarvan zeker het onderste gedeelte, dat is aangeduid door de afstand R, verzadigde pekel is. Het is dan ook duidelijk dat op deze wijze steeds verzadigde pekel 7 voorhanden is, zodat vrijwel onmiddellijk pekel 7 voor een volgende regeneratie kan worden geleverd, bijvoorbeeld aan een tweede waterverzachtingstoestel dat eveneens aan dezelfde pekelinrichting 1 is gekoppeld.
Volgens een bijzonder kenmerk van de uitvinding worden het vlottermechanisme 11 en de afsluitmiddelen 12, meer speciaal het kleplichaam 16, zodanig met elkaar gekoppeld dat een zodanig grote buffer aanwezig is dat bij een
<Desc/Clms Page number 9>
maximale belasting van de daaraan gekoppelde waterverzachtingtoestellen, hetzij het toestel 2, hetzij meerdere toestellen, steeds voldoende pekel 7, meer speciaal verzadigde pekel, voorhanden is voor het uitvoeren van alle regeneraties, of toch steeds pekel voorhanden is die minstens voor 60% verzadigd is.
Door de afstand tussen de vlotter 18 en het kleplichaam 16 in te stellen, kan de grootte van deze buffer worden aangepast aan de vereisten die gesteld worden door de aan de pekelinrichting 1 gekoppelde waterverzachtingstoestellen.
In het geval dat bij een slechte werking van de regelaar 6 of van het daarin aanwezige besturingsventiel de toevoer van water niet tijdig wordt onderbroken, stijgt het peil 13 tot de vlotter 18 in contact komt met het meeneemelement 24 en dit meeneemelement 24 samen met de daaraan bevestigde geleiding 23 en het daaraan bevestigde kleplichaam 22 meeneemt tot de opening 17 wordt afgesloten doordat het kleplichaam 22 tegen de klepzitting 21 komt te zitten.
Opgemerkt wordt dat het peil 13 zieh na een onregelmatigheid steeds automatisch opnieuw instelt. Indien bijvoorbeeld na een lange stilstand door uitdroging, of om enige andere reden, het peil 13 lager zou komen dan het peil N2, zal gedurende één of twee regeneraties geen pekel worden afgeleverd, doch wel water worden toegelaten, waardoor het peil 13 terug op een normaal niveau komt. Ook het feit dat eventueel meer water in de pekelinrichting 1 wordt gebracht dan de hoeveelheid pekel 7 die voordien werd onttrokken, heeft geen invloed op de goede werking van de pekelinrichting 1, daar het reservoir 9 bij elke regeneratie steeds tot hetzelfde niveau N2 wordt leeggezogen.
<Desc/Clms Page number 10>
Volgens een variante kan de klep 20 in de plaats van als overloopbeveiliging, ook worden aangewend als doseerelement. In een dergelijke toepassing zal het meeneemelement 24 zodanig gepositioneerd worden dat de klep 20 sluit wanneer bij het bijvullen het niveau N1 wordt bereikt.
Alhoewel de afvoer van pekel 7 en de toevoer van water bij voorkeur gebeurt via dezelfde opening 17, is het volgens de uitvinding niet uitgesloten om in een uitvoering te voorzien waarbij de afvoer van pekel 7 en de toevoer van water geschieden via een afzonderlijke uitlaat, respectievelijk inlaat.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke pekelinrichting kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.