<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING Toestel voor het uitwissen van wielsporen bij grasmaaiers
De huidige uitvinding heeft betrekking tot een toestel voor het uitwissen van wielsporen bij grasmaaiers en meer bepaalt voor zwaardere maaiers die voorzien zijn van een zelfaandrijving.
Bij het maaien wordt het gras onder de wielen plat gedrukt hetgeen als resultaat een minder fraai uitzicht vertoont van het grasoppervlak.
Deze zogenoemde wielspoorvorming neemt nog toe naarmate de weersomstandigheden slechter worden of kort na een regenperiode waardoor de bodem van het gras doordrengt en gemakkelijk vervormbaar is
Om deze wielspoorvorming te vermijden wordt er in sommige gevallen gekozen voor een grasmaaier met een zelftrekkende rolaandrijving. Deze machines zijn echter veel zwaarder en minder handig om mee te werken.
Daarom zijn de meeste maaiers die op de markt aanwezig zijn uitgerust met wielen, met of zonder zelfaandrijving.
Het doel van de uitvinding is het ongunstig estetisch effekt van de wielspoorvorming uit de weg te helpen
Daartoe stelt de uitvinding een eenvoudig en doeltreffend toestel voor, dat gemakkelijk achteraan de grasmaaier gemonteerd kan worden
De bijzondere kenmerken van dit toestel zullen in de bijgevoegde conclusies vermeld worden
<Desc/Clms Page number 2>
EMI2.1
Verdere uitleg en bijzonderheden zullen worden aan de hand van de hierna volgende beschrijving van een :
Z c verduidelijktuitvoeringsvorm van de uitvinding met behulp van de bijgevoegde tekeningen, waarin figuur 1 een aanzicht is in perspectief van een toestel volgens de uitvinding, o figuur 2 een zijaanzicht is van een wielenklem,
Volgens de figuur 1 bestaat het toestel uit een omzeggens U-vormig gestel 10 waarvan elk van de twee evenwijdige benen 12 en 14 aan de binnenzijde voorzien is van een wielklem 16
Deze wielklem 16 bestaat hoofdzakelijk uit een centraal gedeelte met een as 24 die vrij ronddraaiend gemonteerd is op het onderstel 10 en vier radiaal uitstrekkende vingers 26, waarvan de uiteinden omgeplooid zijn ter hoogte van de diameter 22 van het overeenstemmende wiel (figuur 2).
Het been 12 is met een dwarsstang 18 verbonden die in het basisdeel 20 kan schuiven om de afstand of breedte van de wielklemmen 16 t o v. de wielen van de grasmaaier te kunnen regelen en om de klemmen 16 op de wielen te kunnen bevestigen.
Eenmaal dat de klemmen 16 over de wielen zitten wordt de stang 18 vastgezet in het basisdeel 20 van het gestel 10 door middel van een klemschroef 28.
Het tegenoverliggende been 14 is verbonden met een overbrengingsmechanisme 30 in de vorm van een riemoverbrenging.
Deze overbrenging zit in een, bij voorkeur, gesloten huis 32 en omvat een eerste riemschijf 34, die aangedreven wordt door de as 24 van een der wielklemmen 16, en een tweede riemschijf 36, met een kleinere diameter dan de eerste riemschijf 34.
De beide schijven 34 en 36 zijn met elkaar verbonden met een riem 38, bij voorkeur een trapeziumvormige riem.
De as 40 van de tweede riemschijf 36 loopt door tot over de ganse breedte van het onderstel 10 en is ondersteund door een buis 42 die door tussenstukken 41 met het basisdeel 20 verbonden zijn
<Desc/Clms Page number 3>
Aan beide uiteinden van deze buis 42 zijn, op de as 40, twee ronde borstels 44 aangebracht met omzeggens de diameter van de wielen van de grasmaaier.
Deze borstels 44 zijn zodanig aangebracht dat ze juist achter ieder wiel van de grasmaaier komen te liggen.
De borstels 44 zijn bij voorkeur vervaardigd met nylondraad met een voldoende elasticiteit om de platgereden grassprieten terug recht te vegen zonder ze te beschadigen
De hoogte van de borstels 44 t o v het grasoppervlak kan geregeld worden door middel van een vork 46 die regelbaar opgesteld is op een verhoogd uiteinde van het been 12.
Deze vork 46 kan bijvoorbeeld samenwerken met een onderdeel van de grasmaaier, zoals de stuurstang, om zodoende door het in of uitdraaien van de regelvijs 48, de as 40 van de borstels 44 hoger of lager doen komen te liggen door zwenking rondom de as 24 van de wielklemmen 16.
Om de borstels 44, bij het eventueel achteroverhellen van de grasmaaier, te beschermen is een steunschijf 50 voorzien die onderaan de buis 42 gemonteerd is op een hoogte die lichtjes boven de buitendiameter van de borstels 44 komt te liggen.
De stand van deze schijf 50 kan ook in de hoogte bijgeregeld worden door een instelvij s 51.
Om de hoogte van de borstels 44 te regelen kan eveneens een zwenkbaar wieltje (niet afgebeeld) aangebracht worden in plaats van de steunschijf 50 Dit zwenkbaar wieltje is dan ook in de hoogt regelbaar door de stelvijs 51.
Dit zwenkbaar wieltje zal bij voorkeur uitgerust zijn met pinnen zoals beschreven in de belgische octrooiaanvrage Nr 9500655 ingediend op naam van de aanvrager.
Een dergelijk gepind wiel maakt ook geen sporen en geeft
EMI3.1
de mogelijkheid dat er geen aanpassing meer moet gebeuren voor gelijk ZD welk merk van grasmaaier
Door het aanbrengen van dit zwenkbaar wieltje onderaan de hoogteregeling 51 (achteraan de borstels 44) verdwijnt de schijf 50 en zijn tevens de vork 46 en de regelvijs 48 niet meer nodig
<Desc/Clms Page number 4>
Indien het toestel volgens de uitvinding achteraan een grasmaaier met de wielklemmen 16 op de aandrijvende wielen gemonteerd is, zullen de beide wielklemmen 16 met dezelfde omtreksnelheid van de wielen ronddraaien.
EMI4.1
De as 24 van een der wielklemmen 16 zal de eerste riemschijf 34 aandrijven en deze ronddraaiende beweging overzetten, door middel van de riem 38, op de tweede riemschijf 36.
Aangezien deze tweede riemschijf 36 een kleinere diameter heeft dan de eerste riemschijf 34, zal de as 40 van de borstels 44 met een grotere snelheid aangedreven worden dan de snelheid van de as 24 en dus van de wielen van de grasmaaier.
Door de opstelling van de overbrenging 30 zullen de borstels 44 in dezelfde richting draaien als de wielen van de grasmaaier maar evenwel met een grotere snelheid.
In een praktische uitvoering bedraagt de asafstand tussen de riemschijven 338 mm, bedraagt de diameter van de eerste riemschijf
125 mm en bedraagt de diameter van de tweede riemschijf 68 mm.
Het toestel kan in een handomdraai op de maaier gemonteerd worden of eraf genomen worden zonder dat dit enige storing teweeg brengt bij het maaien of bij het recupereren van het afgesneden gras.
Het toestel volgens de uitvinding is speciaal aangewezen om het bekomen van een perfect uitzicht van de grasmat na een maaibeurt en voorkomt het in alle richtingen wegslierende wielsporen en dit vooral bij drassige bodemgesteldheid.
<Desc / Clms Page number 1>
DESCRIPTION Device for erasing wheel marks on lawnmowers
The present invention relates to an apparatus for erasing wheel tracks in lawnmowers and more particularly for heavier mowers that are self-propelled.
When mowing, the grass is pressed flat under the wheels, which results in a less attractive appearance of the grass surface.
This so-called wheel track formation increases as the weather conditions deteriorate or shortly after a rainy period, which causes the soil of the grass to penetrate and is easily deformable.
In some cases, a lawn mower with a self-pulling roller drive is chosen to avoid this wheel track formation. However, these machines are much heavier and less convenient to work with.
Therefore, most mowers on the market are equipped with wheels, with or without self-propelled.
The object of the invention is to eliminate the unfavorable aesthetic effect of the wheel track formation
To this end, the invention proposes a simple and effective device which can be easily mounted at the rear of the lawn mower
The special features of this device will be stated in the appended claims
<Desc / Clms Page number 2>
EMI2.1
Further explanations and details will be given by the following description of a:
This illustrates an embodiment of the invention with the aid of the attached drawings, in which figure 1 is a perspective view of an appliance according to the invention, figure 2 is a side view of a wheel clamp,
According to Figure 1, the device consists of a substantially U-shaped frame 10, of which each of the two parallel legs 12 and 14 is provided on the inside with a wheel clamp 16
This wheel clamp 16 mainly consists of a central part with a shaft 24 which is mounted in a freely rotating manner on the frame 10 and four radially extending fingers 26, the ends of which are folded over at the diameter 22 of the corresponding wheel (figure 2).
The leg 12 is connected to a cross bar 18 which can slide into the base part 20 to adjust the distance or width of the wheel clamps 16 to the lawn mower wheels and to fix the clamps 16 to the wheels.
Once the clamps 16 are over the wheels, the rod 18 is secured in the base part 20 of the frame 10 by means of a clamping screw 28.
The opposite leg 14 is connected to a belt transmission gear mechanism 30.
This transmission is in a, preferably, closed housing 32 and includes a first pulley 34, which is driven by the shaft 24 of one of the wheel clamps 16, and a second pulley 36, of a smaller diameter than the first pulley 34.
The two discs 34 and 36 are connected to each other with a belt 38, preferably a trapezoidal belt.
The shaft 40 of the second pulley 36 extends over the entire width of the chassis 10 and is supported by a tube 42 which are connected to the base part 20 by spacers 41
<Desc / Clms Page number 3>
On both ends of this tube 42, on the shaft 40, two round brushes 44 are provided, with the diameter of the wheels of the lawn mower being approximately.
These brushes 44 are arranged to lie just behind each wheel of the lawn mower.
The brushes 44 are preferably made with nylon thread of sufficient elasticity to straighten the flattened blades of grass without damaging them
The height of the brushes 44 relative to the grass surface can be adjusted by means of a fork 46 which is adjustable on a raised end of the leg 12.
This fork 46 can for instance cooperate with a part of the lawn mower, such as the handle bar, in order to cause the shaft 40 of the brushes 44 to be raised or lowered by pivoting around the shaft 24 of the brush 24 by screwing it in or out. the wheel clamps 16.
To protect the brushes 44, when the lawn mower tilts back, a support disc 50 is provided, which is mounted at the bottom of the tube 42 at a height slightly above the outer diameter of the brushes 44.
The position of this disc 50 can also be adjusted in height by an adjustment screw 51.
In order to adjust the height of the brushes 44, a swiveling wheel (not shown) can also be provided instead of the support disc 50. This swiveling wheel is therefore adjustable in height by the adjusting screw 51.
This pivoting wheel will preferably be provided with pins as described in the Belgian patent application No. 9500655 filed in the name of the applicant.
Such a pinned wheel also makes no marks and gives
EMI3.1
the possibility that no adjustments need to be made for any brand of lawn mower
By placing this pivoting wheel at the bottom of the height adjustment 51 (at the back of the brushes 44), the disc 50 disappears, and the fork 46 and the adjusting screw 48 are no longer necessary.
<Desc / Clms Page number 4>
If the device according to the invention is mounted at the rear of a lawnmower with the wheel clamps 16 on the driving wheels, the two wheel clamps 16 will rotate at the same peripheral speed of the wheels.
EMI4.1
The shaft 24 of one of the wheel clamps 16 will drive the first pulley 34 and transfer this rotary movement, by means of the belt 38, to the second pulley 36.
Since this second pulley 36 has a smaller diameter than the first pulley 34, the shaft 40 of the brushes 44 will be driven at a faster speed than the speed of the shaft 24 and thus of the lawn mower wheels.
Due to the arrangement of the transmission 30, the brushes 44 will rotate in the same direction as the lawn mower wheels but at a higher speed.
In a practical embodiment, the axis distance between the pulleys is 338 mm, the diameter of the first pulley
125 mm and the diameter of the second pulley is 68 mm.
The unit can be mounted on or removed from the mower in the blink of an eye without causing any interference when mowing or recovering the cut grass.
The device according to the invention is specially indicated for obtaining a perfect view of the turf after a mowing operation and prevents wheel tracks letting off in all directions, especially in marshy ground conditions.