<Desc/Clms Page number 1>
Extrusiematrijs voor laagvormig materiaal.
De uitvinding heeft betrekking op een extrusiematrijs voor laagvormig materiaal, die een matrijslichaam bevat met een uitlaat die voorzien is van twee lippen waarvan er tenminste een flexibel is en waartussen een lipopening is gevormd waardoor min of meer vloeibaar materiaal in een laagvorm extrudeerbaar is ; en die tenminste één regeleenheid bevat met een aantal regelelementen die verspreid in de breedterichting van de flexibele lip zijn opgesteld en met deze laatste samenwerken om door haar verplaatsing de lipopening te wijzigen.
Er zijn dergelijke extrusiematrijzen bekend die een groot aantal regeleenheden bevatten die op korte afstand van elkaar geplaatst zijn en afzonderlijk bedienbaar zijn.
In veel gevallen is het niet nodig de lipopening plaatselijk te regelen maar moet deze lipopening gelijktijdig over de volledige breedte worden geregeld of ingesteld.
Het is duidelijk dat dit laatste met een groot aantal individueel te bedienen regeleenheden tijdrovend is.
De huidige uitvinding heeft dan ook betrekking op een extrusiematrijs voor het extruderen van plaat, film, coating en dergelijke die de voornoemde en andere nadelen niet vertoont.
De extrusiematrijs volgens de uitvinding is relatief eenvoudig van konstruktie en laat op een eenvoudige manier een snelle regeling van de lipopening over haar volledige breedte toe.
<Desc/Clms Page number 2>
Voornoemde voordelen worden volgens de uitvinding verkregen doordat de regeleenheid tenminste een tussendeel tussen de flexibele lip en de regelelementen bevat dat aan de flexibele lip is vastgemaakt en waarmee de regelelementen samenwerken, zodat de regelelementen onder tussenkomst van dit tussendeel aan de flexible lip zijn gekoppeld, terwijl de regeleenheid een mechanisme bevat om de regelelementen gelijktijdig en in dezelfde mate te verplaatsen om via het tussendeel de lipopening bij te stellen.
Doordat in de regeleenheid een groot aantal regelelementen onder tussenkomst van éénzelfde tussendeel op de flexibele lip inwerken en samen bediend worden, kan het aantal regeleenheden beperkt zijn, meer in het bijzonder tot maximum twee en bij voorkeur zelfs tot een enkele.
De uitlaat van de extrusiematrijs kan een flexibele en één vaste lip bezitten of kan twee flexibele lippen bezitten.
In het geval van twee flexibele lippen kan een ervan of kunnen beide lippen instelbaar zijn door tenminste een regeleenheid volgens de uitvinding.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 in perspektief een gedeelte weergeeft van een extrusiematrijs volgens de uitvinding met een aantal van de onderdelen in losgemaakte stand ; figuur 2 op grotere schaal een dwarse doorsnede weergeeft van het gedeelte van de extrusiematrijs van figuur 1, tijdens de extrusie van materiaal ;
figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 2.
<Desc/Clms Page number 3>
Zoals in de figuren 1 en 2 wordt weergegeven bestaat de extrusiematrijs hoofdzakelijk uit een matrijslichaam l dat een uitlaat 2 vertoont die voorzien is van twee lippen 3 en 4 waarvan er een, in het voorbeeld de onderste lip 3, flexibel is en uit een regeleenheid 5 bestaat die op deze flexibele lip 3 inwerkt.
Tussen de lippen 3 en 4 is de lipopening 6 gevormd waardoor min of meer vloeibaar materiaal 7 door extrusie tot in een laag 8 kan worden geperst zoals weergegeven in figuur 2. Door het beïnvloeden van de flexibele lip 3 met de regeleenheid 5 kan de lipopening 6 over haar volledige breedte worden bijgesteld.
De lip 3 is flexibel door een holte 9 op een afstand van haar vrije uiterste rand waardoor ze plaatselijk tot een dunne en dus buigbare wand 10 herleid is. Met deze wand 10 kan de lip 3 met het matrijslichaam 1 verbonden zijn zoals weergegeven in de figuren. De lip 3 kan ook losneembaar met het matrijslichaam l verbonden zijn en dus uitwisselbaar zijn.
De regeleenheid 5 bestaat in hoofdzaak uit een tussendeel 11, een aantal regelelementen 12 die dwars op de breedterichting van de lip 3 verschuifbaar zijn en aan het tussendeel 11 gekoppeld zijn en een mechanisme 13 om de regelelementen gelijktijdig en in dezelfde mate te verschuiven.
Het tussendeel 11 is een latvormig verlengstuk dat zieh tegenover de holte 9 uitstrekt en met een haak vormende langse rand 14 haakt in een groef 15 in de onderkant van de lip 3 en door schroeven 16 tegen deze onderkant is bevestigd. De schroeven 16 zouden afgedekt kunnen zijn door een lat 17.
<Desc/Clms Page number 4>
De tegenoverliggende, vrije langse rand van dit tussendeel 11 is van een naar onder gerichte rib 18 voorzien. De regelelementen 12 zijn latjes die nabij een uiteinde op hun bovenzijde een groef 19 vertonen waarmee ze over voornoemde rib 18 haken zodat ze alle samen aan het tussendeel 11 zijn gekoppeld.
Deze regelelementen 12 zijn verschuifbaar in geleidingen 20. Deze geleidingen 20 zijn platen die elk, in een of meer langwerpige uitsparingen 21, een of meer regelelementen 12 spelingvrij geleiden en die met schroeven 22 vastgeschroefd zijn tegen de onderkant van het matrijslichaam 1.
Voornoemd mechanisme 13 is hoofdzakelijk in deze onderkant ingewerkt. Het bevat een regel 23 die verschuifbaar aangebracht is in een zich evenwijdig aan de flexibele lip 3 uitstrekkende groef 24 in het matrijslichaam 1 en die op de regelelementen 12 inwerkt door overbrengingen die een verplaatsing in zijn langsrichting van de regel 23 omzet in een verschuiving in een dwars erop staande richting van de regelelementen 12.
Deze overbrengingen zijn gevormd door uitsteeksels 25 op de onderzijde van de regel 23, die samenwerken met de schuin gerichte wanden 26 van groeven 27 in de eronder gelegen regelelementen 12.
Zoals in detail weergegeven in figuur 3 is deze groef 27 in de bovenzijde van elk regelelement 12 in haar geheel schuin gericht op de langsrichting van dit regelelement 12 zodat het twee schuin gerichte zijwanden 26 bevat die een hoek maken zowel met deze langsrichting als met de langsrichting van de regel 13.
<Desc/Clms Page number 5>
De uitsteeksels 25 passen juist in deze groeven en kunnen vierhoekige blokjes zijn die draaibaar rond een evenwijdig aan voornoemde wanden 26 gerichte meetkundige as of vast aan de rest van de regel 23 zijn bevestigd.
Het mechanisme 13 bevat verder middelen om de regel 23 te verschuiven in de groef 24. Deze middelen kunnen uiteenlopende vormen aannemen en bijvoorbeeld zoals weergegeven in de figuur 1 gevormd zijn door een vijzelmechanisme 28 met een draadstang 29 die door een gedeelte van het matrijslichaam 1 is geschroefd en, enerzijds, draaibaar met de regel 23 en, anderzijds, vast met een handgreep 30 is verbonden.
Het is duidelijk dat de dikte van de lipopening 6 en dus de dikte van de laag 8 kan geregeld worden door met behulp van het tussendeel 11 de flexibele lip 3 ten opzichte van de vaste lip 4 te verplaatsen.
Hiertoe wordt met behulp van het vijzelmechanisme 28 de regel 23 een weinig verplaatst, waardoor de uitsteeksels 25 die elk in een groef 27 in een regelelement 12 steken, zich mee verplaatsen.
Doordat deze uitsteeksels 25 met twee zijden in kontakt zijn met twee schuine wanden 26 van de groeven 27 worden door de verplaatsing ervan alle regelelementen 12 gelijktijdig in hun langsrichting verschoven.
Doordat deze regelelementen 12 met hun groef 19 over de rib 18 van het tussendeel 11 haken, wordt dit tussendeel 11 mee verplaatst waardoor de flexibele lip 3 wordt bijgeregeld.
<Desc/Clms Page number 6>
Met behulp van het tussendeel 11, de regelelementen 12 en het mechanisme 13 wordt de flexibele lip 3 bijgevolg ten opzichte van de lip 4 verplaatst.
Alhoewel in de hiervoor beschreven uitvoering de flexibele lip de onderste lip 3 is, is het duidelijk dat dit ook de bovenste lip 4 kan zijn of dat beide lippen 3 en 4 flexibel en op de hiervoor beschreven manier afzonderlijk bedienbaar kunnen zijn.
De uitlaat 2 kan ook vertikaal of hellend in plaats van horizontaal zijn opgesteld.
In een niet in de figuren weergegeven variante kan de extrusiematrijs twee regeleenheden 5 bezitten voor eenzelfde flexibele lip 3. Aan deze lip 3 zijn dan twee tussendelen 11 vastgemaakt die elk op de hiervoor beschreven manier onder tussenkomst van regelelementen 12 met een afzonderlijk mechanisme 13 bediend worden.
De uitvinding is ook van toepassing op ko-extrusiematrijzen, waarbij doorheen de lipopening meer dan een materiaal stroomt en een meerlagig extrudaat wordt gevormd alsook op matrijzen die meer dan een lipopening bezitten waarbij een lip, meestal een vaste lip, gemeenschappelijk kan zijn aan twee lipopeningen.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch zulke extrusiematrijs kan in allerlei varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
In het bijzonder moet het tussendeel 11 niet noodzakelijk uit een stuk bestaan. Het kan samengesteld zijn uit
<Desc/Clms Page number 7>
meerdere stukken. Een regeleenheid 5 kan dus een meervoudig tussendeel 11 of meerdere tussendelen 11 bevatten.
De uitsteeksels 25 op de regel 23 moeten niet noodzakelijk wentelbaar zijn. Ze hoeven ook niet noodzakelijk vierhoekig te zijn. Het volstaat dat ze door samen te werken met een wand van een regelelement 12 bij hun verplaatsing in een richting een verschuiving in een dwars erop staande richting van dit regelelement 12 veroorzaken.
<Desc / Clms Page number 1>
Extrusion die for layered material.
The invention relates to an extrusion die for layer-shaped material, which comprises a die body with an outlet provided with two lips, at least one of which is flexible and between which a lip opening is formed, through which more or less liquid material can be extruded in a layer form; and which comprises at least one control unit with a number of control elements arranged in the width direction of the flexible lip and cooperating with the latter to change the lip opening by its displacement.
Such extrusion dies are known which contain a large number of control units which are spaced a short distance apart and which can be operated separately.
In many cases it is not necessary to locally control the lip opening, but this lip opening must be simultaneously adjusted or adjusted over the full width.
It is clear that the latter is time-consuming with a large number of individually controllable control units.
Therefore, the present invention relates to an extrusion die for extruding sheet, film, coating and the like which does not present the aforementioned and other disadvantages.
The extrusion die according to the invention is relatively simple in construction and allows quick control of the lip opening over its full width in a simple manner.
<Desc / Clms Page number 2>
The above-mentioned advantages are obtained according to the invention in that the control unit comprises at least an intermediate part between the flexible lip and the control elements which is attached to the flexible lip and with which the control elements cooperate, so that the control elements are coupled to the flexible lip through the intermediary of this intermediate part, while the control unit includes a mechanism to move the control elements simultaneously and to the same extent to adjust the lip opening via the intermediate part.
Since a large number of control elements act on the flexible lip through the same intermediate part and are operated together in the control unit, the number of control units can be limited, more in particular to a maximum of two and preferably even to a single one.
The outlet of the extrusion die can have a flexible and one fixed lip or it can have two flexible lips.
In the case of two flexible lips, one or both lips can be adjustable by at least one control unit according to the invention.
With the insight to better demonstrate the characteristics of the invention, a preferred embodiment is described below, by way of example without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 shows in perspective a part of an extrusion die according to the invention with some of the parts in detached position; Figure 2 is an enlarged cross-sectional view of the portion of the extrusion die of Figure 1, during the extrusion of material;
figure 3 represents a section according to line III-III in figure 2.
<Desc / Clms Page number 3>
As shown in Figures 1 and 2, the extrusion die mainly consists of a die body 1 which has an outlet 2 provided with two lips 3 and 4, one of which, in the example the bottom lip 3, is flexible and a control unit 5 that acts on this flexible lip 3.
Between the lips 3 and 4, the lip opening 6 is formed, whereby more or less liquid material 7 can be pressed into a layer 8 by extrusion, as shown in figure 2. By influencing the flexible lip 3 with the control unit 5, the lip opening 6 be adjusted across its full width.
The lip 3 is flexible through a cavity 9 at a distance from its free outer edge, so that it is locally reduced to a thin and thus flexible wall 10. With this wall 10, the lip 3 can be connected to the mold body 1 as shown in the figures. The lip 3 can also be detachably connected to the mold body 1 and thus be exchangeable.
The control unit 5 mainly consists of an intermediate part 11, a number of control elements 12 which are slidable transversely of the width direction of the lip 3 and are coupled to the intermediate part 11 and a mechanism 13 for sliding the control elements simultaneously and to the same extent.
The intermediate part 11 is a slat-shaped extension which extends opposite the cavity 9 and hooks with a hook-forming longitudinal edge 14 into a groove 15 in the bottom of the lip 3 and is fixed against this bottom by screws 16. The screws 16 could be covered by a slat 17.
<Desc / Clms Page number 4>
The opposite, free longitudinal edge of this intermediate part 11 is provided with a downwardly directed rib 18. The control elements 12 are slats which have a groove 19 near their outer end with which they hook over said rib 18 so that they are all coupled together to the intermediate part 11.
These control elements 12 are slidable in guides 20. These guides 20 are plates which each, in one or more elongated recesses 21, guide one or more control elements 12 without play and which are screwed with screws 22 against the bottom of the die body 1.
The aforementioned mechanism 13 is mainly incorporated in this bottom. It includes a rule 23 slidably mounted in a groove 24 extending parallel to the flexible lip 3 in the die body 1 and acting on the control elements 12 by transmissions that convert a longitudinal displacement of the rule 23 into a shift into a transverse direction of the control elements 12.
These transmissions are formed by protrusions 25 on the underside of the rail 23, which cooperate with the inclined walls 26 of grooves 27 in the control elements 12 located below.
As shown in detail in Figure 3, this groove 27 in the top of each control element 12 is oriented obliquely in its entirety to the longitudinal direction of this control element 12 so that it contains two obliquely oriented side walls 26 which form an angle with both this longitudinal direction and with the longitudinal direction of the line 13.
<Desc / Clms Page number 5>
The protrusions 25 just fit into these grooves and may be quadrilateral blocks rotatable about a geometric axis oriented parallel to said walls 26 or fixed to the rest of the line 23.
The mechanism 13 further includes means for sliding the rule 23 in the groove 24. These means may take various shapes and, for example, as shown in Figure 1, be formed by a jacking mechanism 28 with a threaded rod 29 passing through a portion of the die body 1 screwed and, on the one hand, is rotatably connected to the rule 23 and, on the other hand, is fixedly connected to a handle 30.
It is clear that the thickness of the lip opening 6 and thus the thickness of the layer 8 can be controlled by moving the flexible lip 3 relative to the fixed lip 4 with the aid of the intermediate part 11.
For this purpose, the rule 23 is moved slightly with the aid of the jack mechanism 28, so that the projections 25 each inserting into a groove 27 in a control element 12 move with it.
Because these projections 25 are in contact on two sides with two sloping walls 26 of the grooves 27, all control elements 12 are displaced simultaneously in their longitudinal direction by their displacement.
Because these control elements 12 hook with their groove 19 over the rib 18 of the intermediate part 11, this intermediate part 11 is moved along, so that the flexible lip 3 is adjusted.
<Desc / Clms Page number 6>
With the aid of the intermediate part 11, the control elements 12 and the mechanism 13, the flexible lip 3 is consequently displaced relative to the lip 4.
Although in the above-described embodiment the flexible lip is the lower lip 3, it is clear that this can also be the upper lip 4 or that both lips 3 and 4 can be operated flexibly and in the manner described above.
The outlet 2 can also be arranged vertically or inclined instead of horizontally.
In a variant not shown in the figures, the extrusion die can have two control units 5 for the same flexible lip 3. Two intermediate parts 11 are then attached to this lip 3, each of which is operated in the manner described above with the aid of control elements 12 with a separate mechanism 13 .
The invention also applies to co-extrusion dies, in which more than one material flows through the lip opening and a multilayer extrudate is formed, as well as molds having more than one lip opening where a lip, usually a fixed lip, may be common to two lip openings .
The present invention is by no means limited to the embodiment described above and shown in the figures, but such an extrusion die can be realized in all kinds of variants without departing from the scope of the invention.
In particular, the intermediate part 11 need not necessarily consist of one piece. It can be composed of
<Desc / Clms Page number 7>
several pieces. A control unit 5 can therefore contain a multiple intermediate part 11 or a plurality of intermediate parts 11.
The protrusions 25 on the line 23 should not necessarily be rotatable. Nor do they necessarily have to be quadrangular. It suffices that, by cooperating with a wall of a control element 12, when they move in one direction, they cause a displacement in a transverse direction of this control element 12.