BE1009055A6 - Wind instrument and piece for closing it off - Google Patents

Wind instrument and piece for closing it off Download PDF

Info

Publication number
BE1009055A6
BE1009055A6 BE9500678A BE9500678A BE1009055A6 BE 1009055 A6 BE1009055 A6 BE 1009055A6 BE 9500678 A BE9500678 A BE 9500678A BE 9500678 A BE9500678 A BE 9500678A BE 1009055 A6 BE1009055 A6 BE 1009055A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
opening
closing member
plate
wind instrument
closed position
Prior art date
Application number
BE9500678A
Other languages
Dutch (nl)
Inventor
Rienk Smeding
Original Assignee
Rienk Smeding
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rienk Smeding filed Critical Rienk Smeding
Priority to BE9500678A priority Critical patent/BE1009055A6/en
Priority to BE9501039A priority patent/BE1009075A4/en
Priority to DK98203964T priority patent/DK0911801T3/en
Priority to CN96191445A priority patent/CN1118791C/en
Priority to US08/860,517 priority patent/US5900562A/en
Priority to AT96902494T priority patent/ATE192600T1/en
Priority to AU46779/96A priority patent/AU708526C/en
Priority to MX9705212A priority patent/MX9705212A/en
Priority to JP8521579A priority patent/JPH11502315A/en
Priority to DE69608093T priority patent/DE69608093T2/en
Priority to DK96902494T priority patent/DK0803115T3/en
Priority to PT98203964T priority patent/PT911801E/en
Priority to DE69607657T priority patent/DE69607657T2/en
Priority to EP96902494A priority patent/EP0803115B1/en
Priority to RU97113471A priority patent/RU2134914C1/en
Priority to PCT/NL1996/000027 priority patent/WO1996021923A1/en
Priority to CZ972203A priority patent/CZ220397A3/en
Priority to AT98203964T priority patent/ATE191578T1/en
Priority to ES96902494T priority patent/ES2147917T3/en
Priority to BR9607486A priority patent/BR9607486A/en
Priority to ES98203964T priority patent/ES2147468T3/en
Priority to PL96321294A priority patent/PL321294A1/en
Priority to KR1019970704782A priority patent/KR19980701393A/en
Priority to CA002210066A priority patent/CA2210066A1/en
Priority to PT96902494T priority patent/PT803115E/en
Priority to EP98203964A priority patent/EP0911801B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1009055A6 publication Critical patent/BE1009055A6/en
Priority to GR20000401535T priority patent/GR3033834T3/en
Priority to GR20000401557T priority patent/GR3033855T3/en

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G10MUSICAL INSTRUMENTS; ACOUSTICS
    • G10DSTRINGED MUSICAL INSTRUMENTS; WIND MUSICAL INSTRUMENTS; ACCORDIONS OR CONCERTINAS; PERCUSSION MUSICAL INSTRUMENTS; AEOLIAN HARPS; SINGING-FLAME MUSICAL INSTRUMENTS; MUSICAL INSTRUMENTS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • G10D9/00Details of, or accessories for, wind musical instruments
    • G10D9/04Valves; Valve controls
    • G10D9/047Valves; Valve controls for wood wind instruments

Abstract

The invention concerns a wind instrument comprising a basic body piece within which there is a central channel bounded by the outer wall of the body piece a number of apertures in the outer wall connecting the central channel to the outside, and a number of valves mounted on the body piece that each consist of a piece that fits into the aperture to close it off and a means of operating it. The operating mechanisms cause the closing piece to move between a closed position, in which the aperture is blocked by the closing piece, and an open position, in which the aperture is not obstructed. The closing piece consists of a plate of hard material that has a sealing material on the side facing the aperture and which encloses the aperture completely when in the closed position.

Description

       

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  BLAASINSTRUMENT EN   SLUITORGAAN   DAARVOOR 
De uitvinding heeft betrekking op een blaasinstrument, zoals een saxofoon, klarinet, dwarsfluit, fagot, hobo of dergelijk van kleppen voorzien blaasinstrument. 



   Een dergelijk blaasinstrument omvat een basislichaam waarin zieh ten minste een door een omtrekswand van het basislichaam begrensd centraal kanaal uitstrekt. In de omtrekswand is een aantal het kanaal met de omgeving verbindende openingen gevormd. Ten minste een aantal van deze openingen kan worden geopend en gesloten door middel van aan het instrument gemonteerde kleppen. Tijdens het bespelen van het instrument wordt met name de voortgebrachte toonhoogte bepaald door de open of gesloten stand van de kleppen, waarbij in het algemeen een hogere toonhoogte wordt verkregen naarmate een hogere klep is geopend. 



   Bij bekende blaasinstrumenten van deze soort omvatten kleppen telkens een komvormige houder die deel uitmaakt van de bedieningsmiddelen en waarin een afdichtingskussen, bijvoorbeeld met zegellak, is vastgezet. Dit afdichtingskussen vormt het sluitorgaan dat de bijbehorende opening in de omtrekswand af kan sluiten en vrij kan laten. Het afdichtingskussen is volgens de stand van de techniek bijvoorbeeld samengesteld uit een met leer omtrokken viltkussen. In sommige gevallen wordt nog een kartonnen basislaag toegepast en een daarop geklonken, dun plaatje van metaal of kunststof. 



   Voor een goede werking van het blaasinstrument is het essentieel dat de sluitorganen ook werkelijk goed afsluiten in de gesloten stand. Zelfs bij een geringe lekkage kan de gewenste toon of kunnen de gewenste tonen niet of in elk geval niet goed worden gevormd. Het nauwkeurig aanbrengen van de sluitorganen is daarom van groot belang. Dit geldt vooral, indien een veelvoud van kleppen met gemeenschappelijke bedieningsmiddelen tegelijk gesloten wordt. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



   Doordat de afdichtingskussens slijten en/of vervormen, moeten deze geregeld worden vervangen. Dit is een tijdrovende en kostbare bewerking. De afdichtingskussens worden gewoonlijk met zegellak in de   komvormige   houders vastgezet en, indien niet reeds bij de aanvang een volledige aanligging in de gesloten stand is bereikt, wordt vervolgens nog een fijnafstelling van de afdichtingskussens verkregen door achter de kussens kleine opvullingen, bijvoorbeeld van papier of karton, aan te brengen, opdat de kleppen over de hele omtrek goed afdichten en/of opdat de gelijktijdig sluitende kleppen volledig afdichten. 



   De uitvinding beoogt een blaasinstrument van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarbij die genoemde bezwaren van bekende instrumenten zich in mindere mate voordoen. 



   Volgens de uitvinding wordt dit bereikt door toepassing van het kenmerk van conclusie 1. Door de plaat van hard materiaal zal het sluitorgaan, wanneer dit tegen de opening wordt aangedrukt, automatisch over de gehele omtrek van de opening goed aanliggen. Door deze aanliggende positie van het sluitorgaan met de bedieningsmiddelen wordt in een keer de juiste stand van het sluitorgaan ten opzichte van de opening verkregen. Door de meegevende middelen kan de sluitslag en de hefhoogte van het sluitorgaan van de ene opening zich verend, dat wil zeggen automatisch, aanpassen aan de sluitslag respectievelijk hefhoogte van het sluitorgaan van een andere opening, welke beide openingen gelijktijdig middels gemeenschappelijke bedieningsmiddelen bediend worden. Hierdoor wordt voorkomen dat de ene klep lekt, wanneer de andere, daarmee gekoppelde, klep reeds is gesloten.

   De onderlinge afstelling van deze onderling gekoppelde kleppen vergt, dankzij de toepassing van deze inventieve maatregel, niet meer een uiterst fijne klepinstelling. Het vervangen van de sluitorganen wordt hierdoor zeer eenvoudig. Instelwerkzaamheden zijn niet of nauwelijks meer nodig. Het bedieningsmecha- 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 nisme is in mindere mate aan slijtage onderhevig en de aanslagkurkjes van het bedieningsmechanisme geraken in mindere mate bekneld, zodat zij een langere levensduur hebben. 



   In het bijzonder bij een bekende saxofoon waarbij de kleppen zeer grote afmetingen kunnen hebben, heeft het afdichtingskussen een aanmerkelijke invloed op de klank, doordat dit als dempingsoppervlak werkt. In het bijzonder de hoge harmonischen in de voorgebrachte toon worden hierdoor snel uitgedempt. Gebleken is dat bij het blaaswerktuig volgens conclusie 2 de klank van het blaasinstrument aanzienlijk verbeterd is en in het bijzonder meer hogere harmonischen bevat. Door toepassing van het harde, bij voorkeur metalen, plaatmateriaal dat hoofdzakelijk onbedekt blijft, wordt bovenbedoelde demping vermeden. 



   De kleppen verhogen de hoeveelheid materiaal, het gewicht en de werkzaamheid van blaasinstrumenten. De uitvinding verschaft een blaasinstrument volgens conclusie 3, dat minder materiaal vergt, een lager gewicht heeft en gemakkelijker te vervaardigen is. 



   Een geschikte uitvoeringsvorm wordt verder gekenmerkt in conclusie 4. Het schuimmateriaal kan over een geringe hoogte juist de gewenste meegevendheid van de verbinding tot stand brengen. 



   Een verder ontwikkeld blaasinstrument is gekenmerkt volgens conclusie 5. Daarbij zijn de sluitorganen door middel van een eenvoudige, een kanteling toelatende wijze met bedieningsstangen verbonden. 



   Door toepassing van de maatregel van conclusie 6 wordt bereikt, dat reeds bij een geringe sluitkracht een voldoende moment optreedt om het sluitorgaan op de opening te centreren. Bovendien is het sluitorgaan dan aan zijn beide zijden vrij en daardoor minder gedempt. 



   Teneinde een voldoende stijfheid van de plaat van hard materiaal te verkrijgen en de zeer gunstige kwaliteitsverbetering van het voortgebrachte geluid, wordt 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 bij voorkeur de maatregel van conclusie 7 toegepast. 



   De uitvinding betreft en verschaft tevens een sluitorgaan volgens een van de conclusies 8-10. 



   De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren, waarin tonen
Figuur 1 in perspectivisch aanzicht een saxofoon, zijnde een blaasinstrument volgens de uitvinding ;
Figuur 2 een detailaanzicht van een klep van de saxofoon van figuur 1 volgens pijl   II ;  
Figuur 3 een dwarsdoorsnede van de klep van figuur 2 ter plaatse van de opening ;
Figuren 4,5, 7-13, 15, 18,19, 21,23-25 en 28- 30 elk een met figuur 3 overeenkomend aanzicht van een telkens andere uitvoeringsvorm ;
Figuren 6 en 20 elk een perspectivisch aanzicht van een fraktie van telkens een ander instrument volgens de uitvinding ;
Figuur 9A een perspectivisch aanzicht van detail IX. 



   Figuren 14 en 16 elk een fraktie van het bovenaanzicht van figuur 13 respectievelijk   15 ;  
Figuur 22 een bovenaanzicht van de fraktie van figuur   21 ;   en
Figuren 26 en 27 een geëxplodeerd perspectivisch aanzicht respectievelijk een doorsnede door een andere klep volgens de uitvinding. 



   In de tekeningenbeschrijving zijn funktioneel identieke elementen hetzelfde genummerd. 



   De in figuur 1 getoonde saxofoon 1 omvat een basislichaam of romp 2 van metaal, bijvoorbeeld messing, waarin zieh een kanaal uitstrekt. Een romp van hout, harde kunststof of composietmateriaal, zoals gemalen hardhout met epoxyhars, is bij bepaalde instrumenten ook mogelijk. 



   Dit kanaal strekt zieh uit van het mondstuk 3 tot aan de opening 4 aan het vooreinde van het basislichaam 2. Bij het bespelen van de saxofoon 1 wordt de kolom 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 lucht in het kanaal in resonantie gebracht. De resonantiefrequentie en dus de voortgebrachte toonhoogte hangt af van de lengte van de resonerende luchtkolom. 



   In de omtrekswand van het basislichaam 2 is een aantal openingen gevormd, die door kleppen 5 afgesloten of geopend kunnen worden. De lengte van de resonantiekolom wordt in het algemeen bepaald door de het dichtst bij het mondstuk 3 geopende klep. 



   De kleppen 5 omvatten sluitorganen die door bedieningsmiddelen 6 beweegbaar zijn tussen een geopende stand op een afstand van de bijbehorende opening 4 en een gesloten stand waarin de opening 4 door het sluitorgaan 15 wordt afgesloten. De kleppen 5 worden met de hand bediend teneinde de gewenste toonhoogte voort te kunnen brengen. 



   Figuur 2 laat het principe van een klep 5 van de saxofoon 1 zien. Bij deze uitvoeringsvorm omvat de klep 5 een komvormig deksel 8 waarin een nog nader te beschrijven sluitorgaan 15 is opgenomen. Het deksel 8 is verbonden met een stang 21 die bij 10 scharnierend verbonden is met een steun 11 welke vast met het basislichaam 2 is verbonden. Aan het tegenoverliggende einde is de stang 21 voorzien van een toets 9. Aan de stang 21 is een bladveer 12 aangebracht die, bij dit voorbeeld, de stang 21 in de richting tegen de klok in dwingt, dat wil zeggen het deksel 8 op de opening 4 dwingt. Door op de toets 9 te drukken kan het deksel 8 met het sluitorgaan 15 daarin, dus van de opening 4 af bewogen wordt. De geopende stand van de klep 5 wordt bepaald door een aanslagelement 13, dat gewoonlijk van kurk is vervaardigd. 



   Figuur 3 toont de uitvoering van de klep 5 ter plekke van de opening 4. Het eigenlijke sluitorgaan 15 omvat een in hoofdzaak stijve plaat 16, althans een plaat van hard materiaal, die aan de naar de opening 4 toegekeerde zijde voorzien is van afdichtingsmateriaal 17. Bij deze uitvoeringsvorm bestaat het afdichtingsmateriaal uit een direkt met de plaat 16 verbonden ring 18 van schuimmateriaal, zoals een dunne laag celrubber, met dikte van de 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 ordegrootte van 0, 5 ä 2 mm, die eventueel bekleed is met een dunne laag soepel leer 19 of uit zeer zacht massief rubber, dat bijvoorbeeld aan de plaat 16 gevulcaniseerd is. De rand 20 rondom de opening 4 is gewoonlijk gevlakt, zodat het oppervlak van het afdichtingsmateriaal goed afdichtend aan kan liggen.

   Bij voorkeur is de lederen laag 19 afwezig en bestaat de dunne laag celrubber uit celrubber met zeer kleine gesloten cellen. Bijvoorbeeld is dit afdichtingsmateriaal aan de buitenzijde bedekt met een afdichtfilm ter vermijding van infiltratie van vocht. Bij kleine kleppen, bijvoorbeeld van een klarinet is de genoemde ring 18 bijvoorbeeld vervangen door een rond schijfje van hetzelfde materiaal. 



   De harde plaat 16 is bij voorkeur een gevlakte metaalplaat, zodat deze zich nauwkeurig op een constante afstand van de rand 20 uitstrekt en het dichtingsoppervlak dus nauwkeurig in   een   vlak wordt ondersteund. 



   Bij de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is het sluitorgaan 15 meegevend met de bedieningsmiddelen 6 verbonden. Deze meegevende verbinding is gerealiseerd, doordat een mannelijk deel 23 van een drukknoop door middel van een schuimkunststofkussen 22, bij voorkeur met een dikte van de ordegrootte van 2 mm, in het deksel 8 is vastgelijmd. Over dit mannelijk deel 23 van de drukknoop is de stijve plaat 15 geschoven en vervolgens is op het door de plaat 16 uitstekende deel het vrouwelijk deel 24 van de drukknoop geklikt. Het schuimmateriaal 22 vormt meegevende middelen waarmee het sluitorgaan 15 enigszins beweegbaar met de bedieningsmiddelen 6 is verbonden.

   Het sluitorgaan 15 en in het bijzonder de afdichtingsring daarvan kan zich wat zijn positie betreft nauwkeurig aanpassen aan de rand 20 en rondom goed aanliggend daarop afdichten, zelfs als in de nog niet geheel gesloten stand het sluitorgaan 15 enigszins schuin zou staan ten opzichte van de rand 20. Door de aandrukkracht van de veer 12 of, in het tegenovergestelde geval door de met de hand uitgeoefende aandrukkracht, komt het sluitorgaan 15 nauwkeurig 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 op de rand 20 aan te liggen. Dankzij deze meegevende middelen in de vorm van de laag schuimmateriaal 22 zijn de onderling, bijvoorbeeld volgens figuur 6, gekoppelde kleppen 5 gemakkelijk ten opzichte van elkaar in te stellen. Met geringe instelbaarheid is het gelijktijdig goed sluiten bij geringe aandrukkracht realiseerbaar.

   In figuur 6 wordt bijvoorbeeld de klep 5B telkens ook gesloten, wanner elk of   een   van een serie kleppen 5A gesloten wordt. Daartoe is de door een veer 12B naar de open stand gedrongen stang 21B vast verbonden met een langsstaaf 38, die via een kurk 41A steunt op de stangen 21A die zelf in de open klepstand via een kurk 42A op de romp 2 steunen. Indien ten minste   een   van de kleppen 5A middels hun aangesoldeerde vingertoets 43 wordt gesloten, zullen tegelijkertijd de sluitorganen 15B en 15A goed sluiten, doordat de beide sluitorganen 15B en 15A via de meegevende middelen met de bedieningsmiddelen 6 zijn verbonden. Het is ook denkbaar dat een klep 5B kan worden gesloten, hetzij individueel direkt middels een eigen niet getekende vingertoets, hetzij tezamen met een of meer andere kleppen 5A middels langsstaaf 38. 



   Figuur 4 toont een enigszins gewijzigde uitvoeringsvorm. Hierbij is het deksel 8 weggelaten en is het sluitorgaan 15 direkt met behulp van de eerder beschreven drukknoopverbinding met de stang 21 van bedieningsmiddelen 6 verbonden. De massa van de bedieningsmiddelen 6 wordt hierdoor kleiner, hetgeen kan bijdragen tot een lichtere bediening van het kleppenmechanisme. 



   Bij de uitvoeringsvorm van figuur 5 is eveneens een snapverbinding door een drukknoop toegepast. Het mannelijk deel 30 van de drukknoop is door middel van een lijm-of kitverbinding 31 vast in het deksel 8 aangebracht. Over het uitstekende deel 34 van het mannelijke drukknoopdeel 30 is eerst een ring 32 van meegevend materiaal, in het bijzonder schuimmateriaal, aangebracht, waarna achtereenvolgens de metalen sluitplaat 15, een tweede ring 36 van meegevend materiaal en het vrouwelijk 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 deel 24 van de drukknoop is aangebracht. Voor een permanente verbinding kan het drukknoopdeel 30 ook bijvoorbeeld aan de stang 21 van de bedieningsmiddelen 6 worden vastgesoldeerd. 



   Zoals in de figuren 3-5 goed is te zien, wordt veruit het grootste gedeelte van de opening 4 afgesloten door het onbedekt oppervlak van de stijve metalen, bijvoorbeeld messing, plaat 16, die aan haar beide zijden centraal geen aanliggend, demping veroorzakend materiaal heeft. Hierdoor treedt ter plaatse van de afgesloten opening 4 weinig of geen demping op, waardoor het geluid van het blaasinstrument 1 voller en briljanter wordt, dan bereikt wordt met de gebruikelijke afdichtingskussens. 



   De montage van de stijve platen 16 is zeer eenvoudig. Er zijn nauwelijks of geen instelwerkzaamheden nodig om te verzekeren dat het afdichtingsmateriaal 18 over de gehele omtrek van de opening 4 aanligt. 



   Gebleken is dat de stemming van het instrument, die mede wordt bepaald door de afstand van de sluitorganen 15 tot de opening 4 in de geopende toestand, beter te regelen is. Het mechanisme blijkt in de praktijk iets sneller te zijn en het plakken (na-ijlen) van kleppen treedt niet of in mindere mate op. 



   De uitvinding is niet beperkt tot de in de figuren getoonde voorkeursuitvoeringsvormen. ook zonder meegevende verbinding van het sluitorgaan 15 met de bedieningsmiddelen 6 wordt reeds het voordeel bereikt van een eenvoudiger montage van de sluitplaten, met minder instellingsarbeid en/of een betere klank van het instrument. 



   Het monteren van de sluitorganen 15 met behulp van de snapverbinding, en in het bijzonder gevormd door een drukknoop, maakt een zeer eenvoudige verwisselbaarheid van de sluitorganen 15 mogelijk. Het valt echter binnen de uitvinding om de sluitorganen 15 bijvoorbeeld met een stukje dubbelzijdig schuimplakband aan de bedieningsmiddelen respectievelijk in het deksel 8 te bevestigen. 



   Volgens figuur 8 is aan de bedieningsmiddelen 6 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 een gladde pen 39 bevestigd, bijvoorbeeld door solderen. De ring 32 en het sluitorgaan 15 zijn daaroverheen geschoven en worden op de pen 39 vastgehouden door een op het uitstekende einde van de pen 39 klemmend element, bijvoorbeeld een stuk omgeslagen rubber slang 40. 



   Het sluitorgaan 15A, 15B is in figuur 6 bevestigd aan een deksel 8, doordat een penvoet 45 van een pen 39 aan het deksel 8 gesoldeerd is en een rubber blok 25 over deze pen 39 geschoven is en aan de voet 25 en de stijve plaat 16 is vastgelijmd. De plaat 16 wordt door de pen 39 gecentreerd en kan enigszins zowel zieh axiaal verplaatsen als kantelen ten opzichte van het deksel 8. 



  Grove onderlinge klepinstelling geschiedt door enige verbuiging van messingstangen 21 of andere bedieningselementen van de bedieningsmiddelen 6. 



   De klep 5 van figuur 7 is dezelfde als die van figuur 6 met dienverstande dat een vulstuk 44 tussen deksel 8 en penvoet 45 is aangebracht, opdat universele rubberblokken 25 voor diverse afstanden   s.   bij verschillende klepmaten kunnen worden gebezigd. 



   De klep 5 van figuur 9 ovmat een aan een stang 21 gelast deksel 8, waarin een penvoet 45 van een pen 39 via een vulstuk 44 stijf verbonden is. Een soepel, in hoofdzaak niet rekbaar, dun membraan 46 wordt eerst vastgeplakt aan een ring 32 van elastisch materiaal, bijvoorbeeld 0, 5 à 1 mm celrubber. Daarop is een stijve aandrukring 47 gelegd en daarop een praktisch massief rubberen kleine, doorboorde prop 48, bijvoorbeeld een ring met een dikte van 0, 5 - 1 mm, die allen tezamen met een stijve plaat 16 geregen worden op de pen 39. Vervolgens wordt de buitenrand van het membraan 46 in gestrekte stand aan de stijve plaat 16 vastgeplakt. Daarna wordt de penvoet 45 via vulstuk 44 stijf verbonden, verlijmd met het deksel 8. De stijve plaat 16 kan enigszins om de prop 48 kantelen en kan zieh dankzij de meegevende laag 32 enigszins axiaal verplaatsen.

   De afdichtring 18 van celrubber mag daarom dun zijn, bijvoorbeel 1   ä   2 mm. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 



   De klep 5 van figuur 10 heeft genoemd membraan 46 en rubberen blok 49 dat de ring 32 vervangt. De elasticiteit van het rubberen blok 49 is van de ordegrootte van 
 EMI10.1 
 0-70. Shore, bij voorkeur 30-50  Shore, dat wil zeggen zodanig gekozen dat de gewenste invering van 0, mm bij vingerkrachtbediening van de toetsen automatisch verkregen wordt voor het garanderen van de dichte stand van onderling gekoppelde kleppen 5. Het blok 49 is aan de stijve plaat 16 en de voet 45 vastgeplakt. Het membraan 46 is vastgeplakt aan de voet 45 en stijve plaat 16. Membraan 46 van figuren 9 en 10 heeft in werkelijkheid een geringe helling. 



   In figuur 11 is ten opzichte van figuur 10 het centrerende membraan 46 vervangen door de centrerende drukknoop 23,24. 



   In figuur 12 is de centrering van de plaat 16 praktisch uitsluitend gerealiseerd middels het membraan 46 dat gelijmd is tussen elastisch rubber blok 49 en deksel 8 en gelijmd is aan de plaat 16. Dit is een eenvoudige doeltreffende klepconstructie. 



   De klep 15 van figuren 13 en 14 mist het deksel 8. Een messing bus 50 is aan de stang 21 gesoldeerd en heeft een schroefboring 51, waarin een schroefstang 52 is geschroefd met een schroevendraaiersleufkop 53 en een schroefboring 54 omvattend onderstuk 55. Een stijve gebogen plaat 16 van 0, 4 mm messing is middels een schroef 56 met een borst 57 tot in de schroefboring 54 geschroefd met tussenvoeging van een elastisch rubber blok 49. Aan de plaat 16 is een sierschotel 58 van dun messing gesoldeerd en eventueel is een centrale opening 59 daarvan bedekt met een vastgesoldeerde messing ring 60. Een kleine speling K van bijvoorbeeld 1 of 2 mm is vrij tussen bus 50 en ring 60. Dit sluitorgaan 15 kan dankzij de meegevende middelen, gevormd door het elastische rubberblok enigszins inveren na sluiting van de klep 5 en een geringe verdere neerwaartse beweging van bus 50.

   Dit sluitorgaan 15 is bij geloste contramoer 61 gemakkelijk instelbaar. 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 



   De klep 5 van figuren 15 en 16 heeft een aan stang 21 aangelaste messing bus 62, waarin een penvoet 45, eventueel met tussenvoeging van een hard vulstuk 44 is vastgelijmd. Een gebogen, stijve messing plaat 16 sluit een rubberblok 49 op en wordt zelf opgesloten door een zachte ring en een vrouwelijk deel 24 van een drukknoop. 



   De klep 5 van figuur 17 omvat een aan de stang 21 gesoldeerde messingbol 64 waarin een schroef 65 in een centrale schroefgang 51 is geschroefd die vastzetbaar is middels een ingebedde contramoer 61 middels een vorkvormige schroevendraaier die in de twee gaten 66 grijpt. 



   Een elastische ring 22 is opgenomen tussen de onderzijde van de bol 64 en een centraal bolkopdeelvormig stuk 67 van een stijve plaat 16, die met geringe aandrukspanning wordt vastgehouden door een aandrukring 68. Dit sluitorgaan 15 is tijdens de montage in de sluitstand te brengen bij weinig aangehaalde schroef 65, waarbij het sluitorgaan 15 zich automatisch tot in de correcte sluitstand om de bol 64 zwenkt. Daarna is door enigszins aanhalen het sluitorgaan 15 in deze stand vast te houden. De elastische ring 22 verschaft weer de nodige geringe axiale verplaatsing van het sluitorgaan 15 ten opzichte van de bedieningsmiddelen (stang 21), waarvan de plaat 16 aan haar onderzijde de dunne ring 18 van afdichtmateriaal 17 draagt. 



   In alle figuren staan de meegevende middelen 6, bijvoorbeeld bestaande uit een laag 22 of 32 of een blok 49 bij een normale vingertoetskracht tijdens het spelen van het instrument het sluitorgaan 15 een zodanig geringe slag toe, dat de goede afdichtende sluiting van elke klep 5 van een aantal gelijktijdig sluitende kleppen 5 wordt bereikt bij voldoende stugheid van de klepbediening. Te slappe elasticiteit is funest. Tijdens het bespelen van het instrument dient de muzikant het gevoel van een direkte aanslag te behouden. Bij voorkeur is de door de meegevende middelen 6 toegelaten slag geringer dan 3 mm, liever geringer dan 2 mm en nog liever geringer dan 1 mm. Een 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 slag van de ordegrootte van 0, 5 mm is ideaal.

   Naarmate een fijngevoelige, bijvoorbeeld professionele muzikant meer waarde hecht aan het perfekte kontaktgevoel met het instrument wordt de slag kleiner gekozen, bijvoorbeeld   0,   2-   0, 4 mm,   omdat dan wat langere instelarbeid en desbetreffende iets hogere kosten minder van belang zijn. De instelling van een voor professioneel gebruik bestemd, bekend instrument vergt echter veel meer tijd. 



   Ingeval de, vooral professionele, muzikant meer waarde hecht aan de absolute betrouwbaarheid van de perfekte sluiting van de kleppen 5, zal hij een iets grotere slag, bijvoorbeeld   0,     4-0, 7   mm, prefereren. 



   Voor amateurs die het vermijden van eventuele kleppencorrectie voorstaan, is een slag van de ordegrootte van 1 mm en meer te prefereren. 



   Onder genoemde vingerkracht is te vrstaan een speelvingertoetskracht, dat wil zeggen een kinetische energie overeenkomende met een statische kracht gelegen tussen 1 en 10 N, vooral tussen 1 en 5 N en liefst kleiner dan 2 N. 



   Figuur 18 toont op schaal 6 : 1 een buitenwaarts gebold sluitorgaan 15 bestaande uit een metalen, bijvoorbeeld roodkoperen, plaat met een afdichtring 18 van celrubber, welk sluitorgaan 15 zich enigszins zonodig kantelend aanpast aan de rand 20, doordat het enigszins zwenkbaar is ogpenomen in een hard rubberen ring 71 met Uvormig profiel. 



   De in bekende blaasinstrumenten toegepaste, met streeplijnen aangeduide klephouder 8 is weggelaten en aan een arm 21 van het klepbedieningsmechanisme is een boutkop 72 en daaromheen een roodkoperen ring 73 gesoldeerd. Om de boutsteel 74 is een ring van celrubber aangebracht tussen twee ringen 73 die tezamen met de ring 71 en daarin gevat sluitorgaan 15 worden vastgeklemd middels een op de boutsteel 74 geschroefde moer 75. Het blaasinstrument waarvan alle sluitorganen 15 onafhankelijk van hun diameter praktisch allemaal met identiek gedimensioneerde verbindings- 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 middelen 71-75 zijn voorzien en afsluitringen 18 met een dikte van 0,   5 - 1   mm en een breedte van + 3-6 mm hebben, heeft een prachtige klank en vergt na montage nauwelijks instelling. De dichtheid wordt verzekerd, het instrument speelt licht, gemakkelijk en zuiver. 



   Figuur 19 is identiek aan figuur 18, met dienverstande dat om de boutsteel 74 een rubberen slang 77 is aangebracht en het afsluitorgaan 15 verder opgesloten is middels een ring 78 van zacht praktisch massief rubber met Shore hardheid van de ordegrootte van 0-50* Shore. 



   Volgens figuur 20 is het afsluitorgaan 15 aan de arm 21 bevestigd doordat de boutsteel 74 met boutkop 72 en ring 73 tezamen met een U-vormige beugel 80 een aan elkaar gesoldeerde eenheid 81 vormen, waaraan het sluitorgaan 15 volgens figuren 18 of 19 bevestigd is. Deze eenheid 81 wordt volgens pijl 82 op de arm 21 geschoven en middels een schroefbout 83 daaraan vastgeklemd. 



   In figuren 21 en 22 is het afsluitorgaan 15 middels een praktisch massief rubberen ring 71, een metalen ring 73, een celrubberen ring 32 bevestigd aan een rond schuifvormig einde 84 van arm 21, middels een daarin vastgesoldeerd boutsteeleinde 85. De moer 75 is bij voorkeur een kartelmoer. 



   Figuur 23 is identiek aan figuur 21 met dienverstande dat het afsluitorgaan 15 met zijn praktisch massief rubberen ring van bijvoorbeeld   40.   Shore direkt tegen de schijf 84 is geklemd. Indien de ring 71 nauw om de boutsteel 74 past kan eventueel de moer 75 worden weggelaten. 



   In de figuren 18-25 zijn de onderdelen met hun voorkeursdimensionering aangeduid. Verwezen wordt naar de aangeduide maten. Bij voorkeur worden de maten van dezelfde ordegrootte gehouden. Voor de diverse sluitorganen 15 zijn hun diameters en hun ringen 18 uiteraard aangepast aan de openingen 4 van het basislichaam 2. Voor het overige zijn identieke elementen voor de verbindingen gebezigd. 



   Doordat de sluitorganen 15 zo goed sluiten, kunnen de klepveren van dichtstaande kleppen met minder 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 spanning ingesteld worden. 



   De kleine kleppen 24 en 25 die zijn getekend op schaal 10 : 1 zijn vooral bestemd voor klarinet, hobo, fluit en/of fagot. Bij voorkeur worden in hoofdzaak dezelfde maten, althans van dezelfde ordegrootte aangehouden. In een bestaande, algemeen bekende klephouder 8 wordt een kussen 22 van zacht praktisch massief rubber met een 
 EMI14.1 
 hardheid van 0-100. Shore, bij voorkeur 0-60. Shore en nog liever 0-40  Shore vastgelijmd tussen klephouder 8 en stijve plaat 16 middels sterk hechtende lijmlagen 31, bijvoorbeeld bisonkit of nog sterker hechtende lijm of zegellak. De afdichtring 18 van celrubber met een dikte van 0, 5 mm komt afdichtend aan te liggen op een rand 20 van een opening 4. 



   In figuur 25 is nog een kleine punaise toegevoegd, waarvan de penvoet 45 gehecht is tussen klephouder 8 en kussen 22. De pen 39 is gestoken door het kussen 22 en een centrale opening van de stijve plaat 16. In beide voorbeelden kan de stijve plaat 16 zich enigszins kantelend aanpassen aan de rand 20. De diverse maten en dimensionering is de tekeningen te ontlenen. Uiteraard is de klepdiameter aangepast aan de diameter van de opening 4. 



   Bij de klep van 26 en 27 is eerst een stijve schijf 86 met lijm 87 vastgeplakt aan een dun membraan 46 en een massief rubberen blok 49 met een hardheid van   40.   Shore. Vervolgens is aan een dunne metalen stijve plaat 16, bijvoorbeeld van messing, die reeds een afdichtring 18 draagt, het membraan 46 met lijm 87 vastgelijmd, terwijl het is gespannen, en het rubberen blok 49 enigszins wordt voorgespannen. Het blok 49 wordt eventueel gecentreerd in een eventuele ingedrukte verdieping 89 van de plaat 16. Deze voorafgefabriceerde klepeenheid wordt later in het deksel 8 met lijm 90 gemonteerd. Dankzij de geringe hoek t tussen plaat 16 en membraan 46 kan de plaat 16 zich beter aan een rand 20 aanpassen. 



   Figuur 28 komt overeen met figuur 17 met dienverstande dat de balkapvorm van het centrum van de plaat 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 16 een grote straal heeft en opgenomen is tussen twee flenzen van een ring 91 van massief rubber van   40. Shore.   De ring 91 is 2-3 mm hoog. Boven de ring 91 bevindt zich een ring 32 van zacht celrubber van 1 mm dikte. Een aangelijmde dunne messing afdichtplaat 92 dekt de onderzijde van deze klep centraal af. 



   De randen 20 van de openingen 4 worden steeds goed in een en hetzelfde vlak geslepen. 



   In figuren 29 en 30 past een volkomen vlakke, dunne metalen plaat 16, bijvoorbeeld van titatium met een dikte van bijvoorbeeld 0, 2-0, 5 mm, bij voorkeur van deze ordegrootte, op de vlakke rand 20 onder tussenvoeging van de dunne afdichtring 18 van celrubber met gesloten cellenstructuur van bijvoorbeeld   0,     5-2   mm, bij voorkeur van deze ordegrootte. Een plaat 16 van kunststof of ander vormvast, zij het elastisch, materiaal is ook denkbaar. Centraal wordt de plaat 16 gehecht aan de stang 21 onder tussenvoeging van meegevende middelen 22, die in figuur 29 
 EMI15.1 
 bestaan uit een zacht rubberen kern 92 (0 Shore) met een diameter van 2 mm en een hoogte van 2 mm, die omhuld is door een ring 93 van celrubber met een diameter van   2 - 12   mm en een dikte van   2 - 5   mm.

   Deze elementen 92 en 93 zijn aan beide zijden vastgeplakt tussen de plaat 16 en een busje 94 dat aan een stang 21 zonder deksel 8 is vastgesoldeerd of vastgeplakt tussen de plaat 16 en aan een normaliter met de stang 21 verenigd deksel 8. De ring 93 dient ter verhoging van het hechtvlak van de lijmlagen 96 zonder de noodzakelijke kantelmogelijkheid van de plaat 16 tegen te gaan. De kern 92 kan conisch zijn of een andere vorm hebben. Figuur 30 is identiek aan figuur 31 met dienverstande dat de ring 93 vervangen is door twee flenzen 94 van de zachtrubberen kern 92. Hiermede zijn ook flinke hechtvlakken realiseerd bij handhaving van de kantelmogelijkheid van de plaat 16, opdat deze zich aan het afdichtvlak 95 van de rand 20 kan aanpassen.

   De plaat 16 is bij voorkeur volkomen vlak, doch kan bolvormig gebogen zijn, permanent of enigszins onder invloed van de 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 sluitkracht. De meegevende middelen 22 van figuur 30 kunnen ook de vorm hebben van elementen 49 van figuur 12, waarbij dan de taille bij voorkeur slank is. 



   Alle opgegeven maten en waarden dienen als voorbeeld en als aanduiding van de ordegrootte. De veren die de bedieningsmiddelen spannen, zijn aangepast aan de noodzakelijke indrukkingen voor het sluiten van de kleppen gespannen, dat wil zeggen aanzienlijk minder dan gebruikelijk. Hierdoor speelt het instrument volgens de uitvinding zeer licht.

   Het is minder vermoeiend en men kan sneller en beter   spelen.   De spanning van de veren van-in ruststand-gesloten kleppen, is bij voorkeur zodanig slap dat deze kleppen ten gevolge van hard blazen net niet openwaaien door de dan optredende luchtdruk ; de spanning van de veren van ruststand-openstaande kleppen is bij voorkeur zodanig slap, dat deze kleppen net voldoende snel op en neer bewegen teneinde de vingers voldoende te volgen bij snel   spelen.   Hierbij zijn de veerspanningen voor de veiligheid iets hoger gekozen.



   <Desc / Clms Page number 1>
 



  BLOWING INSTRUMENT AND CLOSING ORGAN FOR THAT
The invention relates to a wind instrument, such as a saxophone, clarinet, flute, bassoon, oboe or the like wind instrument provided with valves.



   Such a wind instrument comprises a base body in which at least one central channel bounded by a peripheral wall of the base body extends. A number of openings connecting the channel to the environment are formed in the circumferential wall. At least some of these openings can be opened and closed by means of valves mounted on the instrument. In particular, when the instrument is played, the pitch produced is determined by the open or closed position of the valves, generally achieving a higher pitch the higher a valve is opened.



   In known wind instruments of this type, valves each comprise a cup-shaped holder which forms part of the operating means and in which a sealing pad, for example with sealing wax, is fixed. This sealing cushion forms the closing member which can close the corresponding opening in the circumferential wall and leave it free. According to the prior art, the sealing cushion is composed, for example, of a leather-covered felt cushion. In some cases, a cardboard base layer is used and a thin plate of metal or plastic riveted to it.



   For proper functioning of the wind instrument it is essential that the closing members actually close properly in the closed position. Even with a small leak, the desired tone or the desired tones may not be formed, or at least not properly. The accurate fitting of the closing members is therefore of great importance. This is especially true if a plurality of valves are closed simultaneously with common operating means.

 <Desc / Clms Page number 2>

 



   Because the sealing pads wear and / or deform, they must be replaced regularly. This is a time consuming and expensive operation. The sealing pads are usually secured with sealing wax in the cup-shaped holders and, if a complete contact in the closed position is not already achieved at the start, a fine adjustment of the sealing pads is then obtained by small padding behind the pads, for example of paper or cardboard , to ensure that the flaps seal properly around the circumference and / or that the simultaneously closing flaps seal completely.



   The object of the invention is to provide a wind instrument of the type mentioned in the preamble, wherein said drawbacks of known instruments occur to a lesser extent.



   According to the invention, this is achieved by using the feature of claim 1. Due to the plate of hard material, the closing member, when pressed against the opening, will automatically lie well over the entire circumference of the opening. Due to this abutting position of the closing member with the operating means, the correct position of the closing member relative to the opening is obtained in one go. Due to the compliant means, the closing stroke and the lifting height of the closing member of one opening can resiliently, i.e. automatically, adapt to the closing stroke or lifting height of the closing member of another opening, both openings being operated simultaneously by common operating means. This prevents one valve from leaking when the other valve coupled thereto is already closed.

   Thanks to the application of this inventive measure, the mutual adjustment of these mutually coupled valves no longer requires an extremely fine valve setting. This makes it very easy to replace the closing members. Adjustment work is hardly necessary. The operating mechanism

 <Desc / Clms Page number 3>

 The nism is less susceptible to wear and the stopper stops of the operating mechanism become less trapped, so that they have a longer service life.



   In particular with a known saxophone in which the valves can have very large dimensions, the sealing pad has a considerable influence on the sound, because it acts as a damping surface. In particular, the high harmonics in the produced tone are quickly muted. It has been found that in the wind instrument according to claim 2 the sound of the wind instrument is considerably improved and in particular contains more higher harmonics. By using the hard, preferably metal, plate material which remains mainly uncovered, the above-mentioned damping is avoided.



   The valves increase the amount of material, weight and effectiveness of wind instruments. The invention provides a wind instrument according to claim 3, which requires less material, has a lower weight and is easier to manufacture.



   A suitable embodiment is further characterized in claim 4. The foam material can achieve the desired compliance of the connection over a small height.



   A further developed wind instrument is characterized according to claim 5. The closing members are thereby connected to operating rods in a simple, tilting manner.



   By applying the measure of claim 6 it is achieved that already with a small closing force a sufficient moment occurs to center the closing member on the opening. Moreover, the closing member is then free on both sides and is therefore less damped.



   In order to obtain a sufficient rigidity of the hard material plate and the very favorable quality improvement of the sound produced,

 <Desc / Clms Page number 4>

 the measure of claim 7 is preferably applied.



   The invention also relates to and provides a closing member according to any one of claims 8-10.



   The invention will be further elucidated in the following description with reference to the annexed figures, in which:
Figure 1 is a perspective view of a saxophone, being a wind instrument according to the invention;
Figure 2 shows a detail view of a valve of the saxophone of figure 1 according to arrow II;
Figure 3 is a cross section of the valve of Figure 2 at the location of the opening;
Figures 4,5, 7-13, 15, 18,19, 21,23-25 and 28-30 each show a view corresponding with figure 3 of an alternately different embodiment;
Figures 6 and 20 each show a perspective view of a fraction of a different instrument according to the invention;
Figure 9A is a perspective view of detail IX.



   Figures 14 and 16 each show a fraction of the top view of Figures 13 and 15, respectively;
Figure 22 shows a top view of the fraction of figure 21; and
Figures 26 and 27 show an exploded perspective view and a section through another valve according to the invention, respectively.



   In the drawing description functionally identical elements are numbered the same.



   The saxophone 1 shown in figure 1 comprises a base body or body 2 of metal, for example brass, in which a channel extends. A hull made of wood, hard plastic or composite material, such as ground hardwood with epoxy resin, is also possible with certain instruments.



   This channel extends from the mouthpiece 3 to the opening 4 at the front end of the basic body 2. When playing the saxophone 1, the column

 <Desc / Clms Page number 5>

 air in the channel is brought into resonance. The resonant frequency and thus the pitch produced depends on the length of the resonating column of air.



   A number of openings are formed in the circumferential wall of the basic body 2, which can be closed or opened by flaps 5. The length of the resonant column is generally determined by the valve opened closest to the nozzle 3.



   The valves 5 comprise closing members which are movable by operating means 6 between an opened position at a distance from the associated opening 4 and a closed position in which the opening 4 is closed by the closing member 15. The valves 5 are manually operated to produce the desired pitch.



   Figure 2 shows the principle of a valve 5 of the saxophone 1. In this embodiment, the valve 5 comprises a cup-shaped lid 8 in which a closing member 15, which is yet to be described, is included. The cover 8 is connected to a rod 21 which is hinged at 10 to a support 11 which is fixedly connected to the base body 2. At the opposite end, the rod 21 is provided with a key 9. A leaf spring 12 is arranged on the rod 21, which, in this example, forces the rod 21 in an anti-clockwise direction, i.e. the lid 8 on the opening 4 forces. By pressing the button 9, the cover 8 with the closing member 15 therein can be moved away from the opening 4. The open position of the valve 5 is determined by a stop element 13, which is usually made of cork.



   Figure 3 shows the construction of the valve 5 at the location of the opening 4. The actual closing member 15 comprises a substantially rigid plate 16, at least a plate of hard material, which is provided with sealing material 17 on the side facing the opening 4. In this embodiment, the sealing material consists of a ring 18 of foam material, such as a thin layer of cellular rubber, directly connected to the plate 16, with a thickness of the

 <Desc / Clms Page number 6>

 order of 0.5 to 2 mm, which is optionally covered with a thin layer of supple leather 19 or of very soft solid rubber, which is vulcanized to plate 16, for example. The edge 20 around the opening 4 is usually flattened, so that the surface of the sealing material can lie tightly.

   Preferably, the leather layer 19 is absent and the thin layer of cellular rubber consists of cellular rubber with very small closed cells. For example, this sealing material is covered on the outside with a sealing film to avoid moisture infiltration. With small keys, for example of a clarinet, the said ring 18 has been replaced, for example, by a round disc of the same material.



   The hard plate 16 is preferably a flattened metal plate so that it extends accurately at a constant distance from the edge 20 and thus the sealing surface is accurately supported in a plane.



   In the shown preferred embodiment, the closing member 15 is flexibly connected to the operating means 6. This compliant connection is realized in that a male part 23 of a snap fastener is glued into the cover 8 by means of a foam plastic cushion 22, preferably with a thickness of the order of 2 mm. The rigid plate 15 is slid over this male part 23 of the snap button and the female part 24 of the snap button is then clicked on the part protruding through the plate 16. The foam material 22 forms compliant means with which the closing member 15 is connected to the operating means 6 in a slightly movable manner.

   The closing member 15, and in particular its sealing ring, can accurately adapt to the edge 20 in its position and seal well all round thereon, even if in the not yet completely closed position the closing member 15 would be slightly oblique relative to the edge 20. Due to the contact pressure of the spring 12 or, in the opposite case, the contact pressure exerted by hand, the closing member 15 comes precisely

 <Desc / Clms Page number 7>

 to lie on edge 20. Owing to these compliant means in the form of the layer of foam material 22, the flaps 5 coupled together, for example according to figure 6, are easy to adjust relative to each other. With low adjustability, good closing at the same time can be achieved at a low contact force.

   In Fig. 6, for example, the valve 5B is also always closed when each or one of a series of valves 5A is closed. To this end, the rod 21B forced by a spring 12B to the open position is fixedly connected to a longitudinal rod 38, which supports via a cork 41A on the rods 21A which themselves support themselves on the body 2 via a cork 42A in the open valve position. If at least one of the valves 5A is closed by means of their soldered finger key 43, at the same time the closing members 15B and 15A will close properly, because the two closing members 15B and 15A are connected to the operating means 6 via the compliant means. It is also conceivable that a valve 5B can be closed, either individually directly by means of its own finger key, not drawn, or together with one or more other valves 5A by means of longitudinal rod 38.



   Figure 4 shows a slightly modified embodiment. The cover 8 has been omitted and the closing member 15 is directly connected to the rod 21 of operating means 6 by means of the previously described push-button connection. The mass of the operating means 6 hereby becomes smaller, which can contribute to a lighter operation of the valve mechanism.



   In the embodiment of figure 5, a snap connection by a snap button is also used. The male part 30 of the press stud is fixedly mounted in the cover 8 by means of an adhesive or sealant connection 31. A ring 32 of compliant material, in particular foam material, is first arranged over the protruding part 34 of the male snap button part 30, after which the metal closing plate 15, a second ring 36 of compliant material and the female

 <Desc / Clms Page number 8>

 part 24 of the press stud is fitted. For a permanent connection, the push-button part 30 can also be soldered, for example, to the rod 21 of the operating means 6.



   As can be clearly seen in Figures 3-5, by far the major part of the opening 4 is closed by the uncovered surface of the rigid metals, for example brass, plate 16, which has no abutting, damping-causing material centrally on both sides . As a result, little or no damping occurs at the location of the closed opening 4, so that the sound of the wind instrument 1 becomes fuller and more brilliant than is achieved with the usual sealing pads.



   The mounting of the rigid plates 16 is very simple. Little or no adjustment work is required to ensure that the sealing material 18 abuts the entire circumference of the opening 4.



   It has been found that the tuning of the instrument, which is partly determined by the distance from the closing members 15 to the opening 4 in the open position, can be better controlled. The mechanism appears to be somewhat faster in practice and the sticking (lagging) of valves does not occur or occurs to a lesser extent.



   The invention is not limited to the preferred embodiments shown in the figures. even without a compliant connection of the closing member 15 to the operating means 6, the advantage is already achieved of a simpler mounting of the closing plates, with less adjustment work and / or a better sound of the instrument.



   The mounting of the closing members 15 by means of the snap connection, and in particular formed by a snap button, allows a very simple interchangeability of the closing members 15. However, it is within the invention to fasten the closing members 15, for example with a piece of double-sided foam adhesive tape, to the operating means or in the lid 8.



   According to figure 8, the operating means 6

 <Desc / Clms Page number 9>

 a smooth pin 39 attached, for example, by soldering. The ring 32 and the closure member 15 are slid over it and are held on the pin 39 by an element clamping onto the protruding end of the pin 39, for example a piece of folded rubber hose 40.



   The closure member 15A, 15B is attached to a cover 8 in Figure 6, in that a pin base 45 of a pin 39 is soldered to the cover 8 and a rubber block 25 is slid over this pin 39 and to the base 25 and the rigid plate 16 is glued. The plate 16 is centered by the pin 39 and can slightly move axially as well as tilt relative to the lid 8.



  Coarse mutual valve adjustment is effected by some bending of brass rods 21 or other operating elements of the operating means 6.



   The valve 5 of figure 7 is the same as that of figure 6 with the proviso that a filling piece 44 is arranged between cover 8 and pin foot 45, so that universal rubber blocks 25 for various distances. can be used with different valve sizes.



   The valve 5 of figure 9 comprises a cover 8 welded to a rod 21, in which a pin foot 45 of a pin 39 is rigidly connected via a filler piece 44. A flexible, substantially non-stretchable, thin membrane 46 is first adhered to a ring 32 of elastic material, for example 0.5 to 1 mm of cellular rubber. A rigid pressure ring 47 is placed thereon and a practically solid rubber small, pierced plug 48, for example a ring with a thickness of 0.5 - 1 mm, which are all strung together with a rigid plate 16 on the pin 39. Subsequently the outer edge of the membrane 46 is glued to the rigid plate 16 in the stretched position. The pin foot 45 is then rigidly connected via filler piece 44, glued to the cover 8. The rigid plate 16 can tilt slightly around the plug 48 and can move slightly axially thanks to the yielding layer 32.

   The sealing ring 18 made of cellular rubber may therefore be thin, for example 1 to 2 mm.

 <Desc / Clms Page number 10>

 



   The valve 5 of Figure 10 has said membrane 46 and rubber block 49 which replaces the ring 32. The elasticity of the rubber block 49 is of the order of magnitude
 EMI10.1
 0-70. Shore, preferably 30-50 Shore, i.e. selected such that the desired 0.1 mm spring deflection with finger-force actuation of the keys is automatically obtained to ensure the tightness of interconnected valves 5. Block 49 is rigid plate 16 and the base 45 glued. The membrane 46 is glued to the base 45 and rigid plate 16. Membrane 46 of Figures 9 and 10 actually has a slight slope.



   In Fig. 11, relative to Fig. 10, the centering membrane 46 has been replaced by the centering snap button 23, 24.



   In figure 12, the centering of the plate 16 is practically exclusively realized by means of the membrane 46 glued between elastic rubber block 49 and cover 8 and glued to the plate 16. This is a simple, effective valve construction.



   The valve 15 of Figures 13 and 14 lacks the cover 8. A brass sleeve 50 is soldered to the rod 21 and has a threaded bore 51 into which a threaded rod 52 is screwed with a screwdriver slotted 53 and a threaded bore 54 including base 55. A rigid bent plate 16 of 0.4 mm brass is screwed by means of a screw 56 with a breast 57 into the screw bore 54 with insertion of an elastic rubber block 49. A plate 58 of thin brass is soldered to the plate 16 and possibly a central opening 59 thereof covered with a soldered brass ring 60. A small clearance K of, for example, 1 or 2 mm is free between sleeve 50 and ring 60. This closing member 15 can, due to the yielding means, formed by the elastic rubber block, slightly spring after closing the valve 5 and a slight further downward movement of sleeve 50.

   This locking member 15 is easily adjustable with the counter nut 61 released.

 <Desc / Clms Page number 11>

 



   The valve 5 of figures 15 and 16 has a brass sleeve 62 welded to rod 21, in which a pin foot 45, possibly with the insertion of a hard filling piece 44, is glued. A curved, rigid brass plate 16 encloses a rubber block 49 and is itself enclosed by a soft ring and a female part 24 of a snap fastener.



   The valve 5 of figure 17 comprises a brass bulb 64 soldered to the rod 21 in which a screw 65 is screwed into a central screw thread 51 which can be secured by means of an embedded counter nut 61 by means of a fork-shaped screwdriver which engages in the two holes 66.



   An elastic ring 22 is received between the underside of the sphere 64 and a central sphere-head-shaped piece 67 of a rigid plate 16, which is held with a low pressure by a pressure ring 68. This closing member 15 can be brought into the closed position during mounting, with little tightened screw 65, whereby the closing member 15 automatically pivots about the sphere 64 into the correct closing position. Then, by slightly tightening, the closing member 15 can be held in this position. The elastic ring 22 again provides the necessary slight axial displacement of the closing member 15 relative to the operating means (rod 21), the plate 16 of which carries on its underside the thin ring 18 of sealing material 17.



   In all figures, the compliant means 6, for example consisting of a layer 22 or 32 or a block 49, with a normal finger touch force during the playing of the instrument, allow the closing member 15 to be so small that the good sealing closure of each valve 5 of a number of simultaneously closing valves 5 is achieved with sufficient rigidity of the valve actuation. Too weak elasticity is disastrous. While playing the instrument, the musician should maintain the feeling of a direct touch. Preferably, the stroke allowed by the compliant means 6 is less than 3 mm, more preferably less than 2 mm and even more preferably less than 1 mm. A

 <Desc / Clms Page number 12>

 stroke of the order of 0.5 mm is ideal.

   The more a sensitive, for example professional musician, attaches more value to the perfect contact feeling with the instrument, the smaller the stroke is chosen, for example 0, 2, 0, 4 mm, because then somewhat longer adjustment work and correspondingly slightly higher costs are less important. However, it takes much longer to set up a well-known instrument intended for professional use.



   In case the, especially professional, musician places more value on the absolute reliability of the perfect closing of the valves 5, he will prefer a slightly larger stroke, for example 0.4-0.7 mm.



   For amateurs who advocate avoiding possible valve correction, a stroke of the order of 1 mm and more is preferable.



   A finger finger force, i.e. a kinetic energy corresponding to a static force of between 1 and 10 N, especially between 1 and 5 N, and preferably less than 2 N, is to be used under said finger force.



   Figure 18 shows on a scale 6: 1 an outwardly curved closure member 15 consisting of a metal, for instance red copper, plate with a sealing ring 18 of cellular rubber, which closure member 15 tilts slightly to the edge 20 if necessary, because it is pivotable in a slightly pivotable manner. hard rubber ring 71 with U-shaped profile.



   The valve holder 8, indicated by dashed lines, used in known wind instruments is omitted and a bolt head 72 and a red copper ring 73 are soldered around an arm 21 of the valve operating mechanism. A ring of cellular rubber is arranged around the bolt stem 74 between two rings 73, which are clamped together with the ring 71 and the closing member 15 contained therein by means of a nut 75 screwed onto the bolt stem 74. The wind instrument of which all locking members 15 are practically all independent of their diameter. identically dimensioned connection

 <Desc / Clms Page number 13>

 means 71-75 are provided and have sealing rings 18 with a thickness of 0.5 - 1 mm and a width of + 3-6 mm, has a beautiful sound and hardly require adjustment after assembly. The tightness is ensured, the instrument plays light, easy and clean.



   Figure 19 is identical to Figure 18, with the understanding that a rubber hose 77 is fitted around the bolt shank 74 and the closure member 15 is further enclosed by a ring 78 of soft practical solid rubber with Shore hardness of the order of 0-50% Shore.



   According to Figure 20, the closure member 15 is attached to the arm 21 in that the bolt stem 74 with bolt head 72 and washer 73 together with a U-shaped bracket 80 form a soldered unit 81 to which the closure member 15 of Figures 18 or 19 is attached. This unit 81 is slid onto arm 21 in accordance with arrow 82 and clamped to it by means of a screw bolt 83.



   In Figures 21 and 22, the closure member 15 is attached to a round slider end 84 of arm 21 by a practical solid rubber washer 71, a metal washer 73, a cellular rubber washer 32, by means of a bolt stem end 85 soldered therein. The nut 75 is preferably a knurled nut.



   Figure 23 is identical to Figure 21 with the understanding that the closing member 15 with its practically solid rubber ring of, for example, 40. Shore is clamped directly against the disk 84. If the ring 71 fits tightly around the bolt stem 74, the nut 75 may be omitted.



   In the figures 18-25 the parts are indicated with their preferred dimensioning. Reference is made to the indicated sizes. Preferably, the sizes are kept of the same order of magnitude. For the various closing members 15, their diameters and their rings 18 are of course adapted to the openings 4 of the basic body 2. Otherwise identical elements are used for the connections.



   Because the closing members 15 close so well, the valve springs of closed valves can do with less

 <Desc / Clms Page number 14>

 voltage.



   The small keys 24 and 25, drawn at 10: 1 scale, are primarily intended for clarinet, oboe, flute and / or bassoon. Preferably substantially the same dimensions, at least of the same order of magnitude, are used. In an existing, generally known valve holder 8, a cushion 22 of soft practical solid rubber with a
 EMI14.1
 hardness from 0-100. Shore, preferably 0-60. Shore and more preferably 0-40 Shore glued between valve holder 8 and rigid plate 16 by means of strongly adhesive adhesive layers 31, for example bison sealant or even more strongly adhesive glue or sealing lacquer. The sealing ring 18 of cellular rubber with a thickness of 0.5 mm rests sealingly on an edge 20 of an opening 4.



   In Figure 25 another small pushpin has been added, the pin foot 45 of which is bonded between valve holder 8 and cushion 22. The pin 39 is inserted through the cushion 22 and a central opening of the rigid plate 16. In both examples, the rigid plate 16 adapt slightly tilting to the edge 20. The various sizes and dimensions can be derived from the drawings. The valve diameter is of course adapted to the diameter of the opening 4.



   At the valve of 26 and 27, a rigid disc 86 with adhesive 87 is first glued to a thin membrane 46 and a solid rubber block 49 with a hardness of 40. Shore. Then, on a thin metal rigid plate 16, for example of brass, which already carries a sealing ring 18, the membrane 46 is glued with glue 87 while it is tensioned, and the rubber block 49 is slightly pre-tensioned. Block 49 is optionally centered in any depressed recess 89 of plate 16. This prefabricated valve unit is later mounted in cover 8 with adhesive 90. Owing to the small angle t between plate 16 and membrane 46, plate 16 can adapt better to an edge 20.



   Figure 28 corresponds to Figure 17 with the understanding that the ball cap shape is from the center of the plate

 <Desc / Clms Page number 15>

 16 has a large radius and is received between two flanges of a ring 91 of solid rubber of 40. Shore. The ring 91 is 2-3 mm high. Above the ring 91 is a ring 32 of soft cellular rubber of 1 mm thickness. A glued thin brass sealing plate 92 covers the bottom of this valve centrally.



   The edges 20 of the openings 4 are always ground well in one and the same plane.



   In Figures 29 and 30, a perfectly flat, thin metal plate 16, for example of titanium with a thickness of, for example, 0.2-0.5 mm, preferably of this order, fits on the flat edge 20 with insertion of the thin sealing ring 18 of closed cell cellular rubber of, for example, 0.5-2 mm, preferably of this order. A plate 16 of plastic or other form-retaining, albeit elastic, material is also conceivable. Centrally, the plate 16 is bonded to the rod 21 with the insertion of compliant means 22 shown in Figure 29
 EMI15.1
 consist of a soft rubber core 92 (0 Shore) with a diameter of 2 mm and a height of 2 mm, which is enclosed by a ring 93 of cellular rubber with a diameter of 2 - 12 mm and a thickness of 2 - 5 mm.

   These elements 92 and 93 are glued on both sides between the plate 16 and a sleeve 94 which is soldered to a rod 21 without cover 8 or glued between the plate 16 and to a cover 8 normally joined with the rod 21. to increase the adhesive surface of the adhesive layers 96 without counteracting the necessary tilting possibility of the plate 16. Core 92 can be conical or other shape. Figure 30 is identical to Figure 31 with the proviso that the ring 93 has been replaced by two flanges 94 of the soft rubber core 92. With this, substantial bonding surfaces have also been realized while maintaining the tilting possibility of the plate 16, so that it adheres to the sealing surface 95 of the edge 20 can adjust.

   The plate 16 is preferably completely flat, but may be spherically curved, permanent or slightly under the influence of the

 <Desc / Clms Page number 16>

 closing force. The compliant means 22 of Figure 30 may also be in the form of elements 49 of Figure 12, the waist then preferably being slender.



   All specified measures and values serve as an example and as an indication of the order size. The springs tensioning the actuating means are adapted to the necessary depressions for closing the valves tensioned, i.e. considerably less than usual. As a result, the instrument according to the invention plays very lightly.

   It is less tiring and you can play faster and better. The tension of the springs of valves which are closed in the rest position is preferably slack such that these valves do not blow open due to hard blowing due to the air pressure then occurring; the tension of the springs of idle-open flaps is preferably slack such that these flaps move up and down just enough to follow fingers sufficiently during fast play. The spring tensions for safety have been chosen slightly higher.


    

Claims (10)

CONCLUSIES 1. Blaasinstrument (1) omvattende een basislichaam (2) waarin zich een door een omtrekswand van het basislichaam (2) begrensd centraal kanaal uitstrekt, een aantal het kanaal met de omgeving verbindende openingen (4) in de omtrekswand, een aantal aan het basislichaam (2) gemonteerde kleppen (5) die elk een met een opening (4) samenwerkend sluitorgaan (15) en daarmee verbonden bedieningsmiddelen (6) omvatten, waarbij de bedieningsmiddelen (6) het sluitorgaan (15) beweegbaar geleiden tussen een gesloten positie waarin de opening (4) door het sluitorgaan (15) wordt afgesloten en een open positie waarin de opening (4) wordt vrijgelaten, met het kenmerk dat het sluitorgaan (15) een plaat (16) van in hoofdzaak hard materiaal omvat die aan de naar de opening toegekeerde zijde voorzien is van afdichtingsmateriaal (17) CONCLUSIONS Wind instrument (1) comprising a base body (2) in which extends a central channel bounded by a circumferential wall of the base body (2), a number of openings (4) connecting the channel to the environment in the circumferential wall, a number of them to the base body (2) mounted valves (5) each comprising a closure member (15) cooperating with an opening (4) and associated actuating means (6), the actuating means (6) movably guiding the closure member (15) between a closed position in which the opening (4) is closed by the closing member (15) and an open position in which the opening (4) is released, characterized in that the closing member (15) comprises a plate (16) of substantially hard material which is attached to the opening facing side is provided with sealing material (17) en in de gesloten positie afdichtend rondom de opening (4) aanligt en dat het sluitorgaan (15) door meegevende middelen (22) met de bedieningsmiddelen (6) is verbonden.  and rests in a closed position around the opening (4) and that the closing member (15) is connected to the actuating means (6) by yielding means (22). 2. Blaasinstrument (1), bij voorkeur volgens conclusie 1, omvattende een basislichaam (2) waarin zieh een door een omtrekswand van het basislichaam (2) begrensd centraal kanaal uitstrekt, een aantal het kanaal met de omgeving verbindende openingen (4) in de omtrekswand, een aantal aan het basislichaam (2) gemonteerde kleppen (5) die elk een met een opening (4) samenwerkend sluitorgaan (15) en daarmee verbonden bedieningsmiddelen (6) omvatten, waarbij de bedieningsmiddelen (6) het sluitorgaan (15) beweegbaar geleiden tussen een gesloten positie waarin de opening (4) door het sluitorgaan (15) wordt afgesloten en een open positie waarin de opening (4) wordt vrijgelaten, met het kenmerk dat het sluitorgaan (15) een plaat (16)  Wind instrument (1), preferably according to claim 1, comprising a base body (2) in which a central channel bounded by a circumferential wall of the base body (2), a number of openings (4) connecting the channel to the environment circumferential wall, a number of flaps (5) mounted on the basic body (2), each comprising a closing member (15) cooperating with an opening (4) and operating means (6) connected thereto, the operating means (6) being movable on the closing member (15) guiding between a closed position in which the opening (4) is closed by the closing member (15) and an open position in which the opening (4) is released, characterized in that the closing member (15) is a plate (16) <Desc/Clms Page number 18> van in hoofdzaak hard materiaal omvat die aan de naar de opening toegekeerde zijde voorzien is van afdichtingsmateriaal (17) en in de gesloten positie afdichtend rondom de opening (4) aanligt en dat het afdichtingsmateriaal (17) de vorm van een ring heeft, die in zijn midden de plaat (16) van in hoofdzaak hard materiaal, bij voorkeur metaal, vrijlaat.    <Desc / Clms Page number 18>  of substantially hard material which is provided with sealing material (17) on the side facing the opening and which seals in a closed position around the opening (4) and that the sealing material (17) has the shape of a ring, which leave the center of the plate (16) of substantially hard material, preferably metal. 3. Blaasinstrument (1), bij voorkeur volgens conclusie 1 of 2, omvattende een basislichaam (2) waarin zich een door een omtrekswand van het basislichaam (2) begrensd centraal kanaal uitstrekt, een aantal het kanaal met de omgeving verbindende openingen (4) in de omtrekswand, een aantal aan het basislichaam (2) gemonteerde kleppen (5) die elk een met een opening (4) samenwerkend sluitorgaan (15) en daarmee verbonden bedieningsmiddelen (6) omvatten, waarbij de bedieningsmiddelen (6) het sluitorgaan (15) beweegbaar geleiden tussen een gesloten positie waarin de opening (4) door het sluitorgaan (15) wordt afgesloten en een open positie waarin de opening (4) wordt vrijgelaten, met het kenmerk dat het sluitorgaan (15) een plaat (16) van in hoofdzaak hard materiaal omvat die aan de naar de opening toegekeerde zijde voorzien is van afdichtingsmateriaal (17)  Wind instrument (1), preferably according to claim 1 or 2, comprising a base body (2) in which extends a central channel bounded by a circumferential wall of the base body (2), a number of openings (4) connecting the channel to the environment in the circumferential wall, a number of flaps (5) mounted on the basic body (2), each comprising a closing member (15) cooperating with an opening (4) and operating means (6) connected thereto, the operating means (6) the closing member (15 movably guiding between a closed position in which the opening (4) is closed by the closing member (15) and an open position in which the opening (4) is released, characterized in that the closing member (15) has a plate (16) of comprises substantially hard material provided with sealing material on the side facing the opening (17) en in de gesloten positie afdichtend rondom de opening (4) aanligt en dat de plaat (16) van in hoofdzaak hard materiaal verbonden is aan een stang (21) van de bedieningsmiddelen (6) zonder buitenwaarts in dwarsrichting van het basislichaam (2) bedekt te zijn door een schotelvormige houder van een klep (5).  and in the closed position seals sealingly around the opening (4) and that the plate (16) of substantially hard material is connected to a rod (21) of the actuating means (6) without covering outwardly in the transverse direction of the base body (2) by a saucer-shaped container of a valve (5). 4. Blaasinstrument (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de meegevende middelen (22,32, 49) bij speelvingertoetskracht aan de sluiting verzekerende axiale verplaatsingsmogelijkheid van het sluitorgaan 15 ten opzichte van de bedieningsmiddelen 6 verschaffen en bij voorkeur elastisch materiaal omvatten, dat tussen het sluitorgaan (15) enerzijds en de bedieningsmiddelen anderzijds is aangebracht, welke meegevende middelen (22) bij voorkeur een laag schuimmateriaal <Desc/Clms Page number 19> omvatten, die tussen het sluitorgaan (15) enerzijds en de bedieningsmiddelen (6) anderzijds is aangebracht.  Wind instrument (1) according to one of the preceding claims, characterized in that the yielding means (22, 32, 49) provide axial displacement of the closing member 15 relative to the operating means 6 with playing finger key force on the closure, and preferably elastic material disposed between the closure member (15) on the one hand and the actuating means on the other, the compliant means (22) preferably a layer of foam material  <Desc / Clms Page number 19>  which is arranged between the closing member (15) on the one hand and the operating means (6) on the other. 5. Blaasinstrument (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het sluitorgaan (15) met de bedieningsmiddelen (6) is verbonden middels een centraal elastisch element, dat omgeven is door een kanteling van het sluitorgaan toelatend hechtorgaan, bijvoorbeeld bestaande uit twee op afstand aangebrachte hechtflenzen of een ring van slapper elastisch materiaal, zoals schuimrubber.  Wind instrument (1) according to one of the preceding claims, characterized in that the closing member (15) is connected to the operating means (6) by means of a central elastic element, which is surrounded by a suturing member permitting tilting of the closing member, for example existing ones from two spaced-out adhesive flanges or a ring of slacker elastic material, such as foam rubber. 6. Blaasinstrument (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het sluitorgaan (15) slechts in zijn midden met de bedieningsmiddelen (6) is verbonden.  Wind instrument (1) according to one of the preceding claims, characterized in that the closing member (15) is connected only in its center to the actuating means (6). 7. Blaasinstrument (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de plaat (16) van het sluitorgaan (15) van in hoofdzaak hetzelfde materiaal als de romp, bijvoorbeeld van metaal, zoals bijvoorbeeld messing, is. EMI19.1  Wind instrument (1) according to one of the preceding claims, characterized in that the plate (16) of the closing member (15) is of substantially the same material as the body, for example of metal, such as, for example, brass.  EMI19.1   8. Sluitorgaan (15) voor een blaasinstrument (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het sluitorgaan (15) een plaat (16) van in hoofdzaak hard materiaal omvat die aan de naar de opening toe te keren zijde voorzien is van afdichtingsmateriaal (17) om daarmede in de gesloten positie afdichtend rondom de opening (4) aan te liggen en dat het sluitorgaan (15) voorzien is van meegevende middelen (22) ter bevestiging aan de bedieningsmiddelen. EMI19.2 Wind instrument (15) for a wind instrument (1) according to any one of the preceding claims, characterized in that the closure (15) comprises a plate (16) of substantially hard material which provides on the side facing the opening is of sealing material (17) to thereby seal in the closed position around the opening (4) and that the closure member (15) is provided with compliant means (22) for attachment to the actuating means.  EMI19.2   9. Sluitorgaan (15) voor een blaasinstrument (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het sluitorgaan (15) een plaat (16) van in hoofdzaak hard materiaal omvat die aan de naar de opening toe te keren zijde voorzien is van afdichtingsmateriaal (17) om daarmede in de gesloten positie afdichtend rondom de opening (4) aan te liggen en dat het afdichtingsmateriaal (17) de vorm van een ring heeft, die in zijn midden de, bij voorkeur metalen, stijve plaat (16) vrijlaat. <Desc/Clms Page number 20> Wind instrument (15) for a wind instrument (1) according to any one of the preceding claims, characterized in that the closure (15) comprises a plate (16) of substantially hard material which provides on the side facing the opening is of sealing material (17) for sealing therewith in the closed position sealingly around the opening (4) and that the sealing material (17) is in the form of a ring, in its center the, preferably metal, rigid plate (16 ).  <Desc / Clms Page number 20>   10. Sluitorgaan (15) voor een blaasinstrument (l) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het sluitorgaan (15) een plaat (16) van in hoofdzaak hard materiaal omvat die aan de naar de opening toe te keren zijde voorzien is van afdichtingsmateriaal (17) om daarmede in de gesloten positie afdichtend rondom de opening (4) aan te liggen en dat de plaat (16) is ingericht om verbonden te worden aan een stang (21) van de bedieningsmiddelen (6) zonder buitenwaarts in dwarsrichting van het basislichaam (6) bedekt te zijn door een schotelvormige houder van een klep (5).  Wind instrument closing member (15) according to any one of the preceding claims, characterized in that the closing member (15) comprises a plate (16) of substantially hard material which provides on the side facing the opening is of sealing material (17) to thereby seal in the closed position around the opening (4) and that the plate (16) is adapted to be connected to a rod (21) of the actuating means (6) without outwardly transverse direction of the base body (6) to be covered by a saucer-shaped container of a valve (5).
BE9500678A 1995-01-13 1995-08-04 Wind instrument and piece for closing it off BE1009055A6 (en)

Priority Applications (28)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9500678A BE1009055A6 (en) 1995-01-13 1995-08-04 Wind instrument and piece for closing it off
BE9501039A BE1009075A4 (en) 1995-01-13 1995-12-15 Wind Instrument ORGAN AND CLOSE THEM.
PCT/NL1996/000027 WO1996021923A1 (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument and closure member for wind instrument
US08/860,517 US5900562A (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument and closure member for wind instrument
AT96902494T ATE192600T1 (en) 1995-01-13 1996-01-12 WIND INSTRUMENT AND SEAL FOR A WIND INSTRUMENT
AU46779/96A AU708526C (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument and closure member for wind instrument
MX9705212A MX9705212A (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument and closure member for wind instrument.
JP8521579A JPH11502315A (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instruments and lids for wind instruments
DE69608093T DE69608093T2 (en) 1995-01-13 1996-01-12 BLOWING INSTRUMENT AND SEAL FOR A BLOWING INSTRUMENT
DK96902494T DK0803115T3 (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument and closure means for a wind instrument
PT98203964T PT911801E (en) 1995-01-13 1996-01-12 BLOW INSTRUMENT AND CLOSING MEMBER FOR A BLOW INSTRUMENT
DE69607657T DE69607657T2 (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument and seal for a wind instrument
DK98203964T DK0911801T3 (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument and closure means for a wind instrument
RU97113471A RU2134914C1 (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument closer
CN96191445A CN1118791C (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument and closure member for wind instrument
CZ972203A CZ220397A3 (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument
AT98203964T ATE191578T1 (en) 1995-01-13 1996-01-12 WIND INSTRUMENT AND SEAL FOR A WIND INSTRUMENT
ES96902494T ES2147917T3 (en) 1995-01-13 1996-01-12 WIND INSTRUMENT AND CLOSING MEMBER FOR WIND INSTRUMENT.
BR9607486A BR9607486A (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instructor and closing element for wind instrument
ES98203964T ES2147468T3 (en) 1995-01-13 1996-01-12 WIND INSTRUMENT AND CLOSING MEMBER FOR A WIND INSTRUMENT.
PL96321294A PL321294A1 (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument and closing member therefor
KR1019970704782A KR19980701393A (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind Instrument and Closure Member for Wind Instrument
CA002210066A CA2210066A1 (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument and closure member for wind instrument
PT96902494T PT803115E (en) 1995-01-13 1996-01-12 BLOW INSTRUMENT AND CLOSING MMBRO FOR A BLOW INSTRUMENT
EP98203964A EP0911801B1 (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument and closure member for a wind instrument
EP96902494A EP0803115B1 (en) 1995-01-13 1996-01-12 Wind instrument and closure member for wind instrument
GR20000401535T GR3033834T3 (en) 1995-01-13 2000-06-30 Wind instrument and closure member for a wind instrument
GR20000401557T GR3033855T3 (en) 1995-01-13 2000-06-30 Wind instrument and closure member for wind instrument

Applications Claiming Priority (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9500076 1995-01-13
BE9500298 1995-03-31
BE9500678A BE1009055A6 (en) 1995-01-13 1995-08-04 Wind instrument and piece for closing it off

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1009055A6 true BE1009055A6 (en) 1996-11-05

Family

ID=27159842

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9500678A BE1009055A6 (en) 1995-01-13 1995-08-04 Wind instrument and piece for closing it off

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1009055A6 (en)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1009075A4 (en) Wind Instrument ORGAN AND CLOSE THEM.
EP1388843B1 (en) Woodwind instrument equipped with pad sealing mechanism automatically adjustable to tone hole
US3501991A (en) Tone hole closure mechanism for wind instruments
US7468479B2 (en) Musical instrument pad
US5417135A (en) Pad assembly, pad cup, and retainer for wind instruments, particularly flutes and clarinets
BE1009055A6 (en) Wind instrument and piece for closing it off
US4453444A (en) Key pads
US4320686A (en) Wind instrument with continuously variable pitch control
US3205752A (en) Tone hole closure means for wood instrument
BE1010949A4 (en) Wind instrument.
KR102534352B1 (en) Keypad for wind instrument
AU708526C (en) Wind instrument and closure member for wind instrument
US5990398A (en) Key-pad operating mechanism of saxophone
US4508004A (en) Sealing pad for musical instrument
US2540760A (en) Key pad for wind instruments
US6015946A (en) Woodwind instrument having key cups regulated in weight for giving appropriate touch to player
US6642443B2 (en) Woodwind instrument with key mechanism perfectly closing holes
US2791145A (en) Clarinets
US2264591A (en) Musical instrument pad
JP2017227251A (en) Valve body mounting method
JP2004279585A (en) Padded key mechanism for woodwind instrument
JPH0756559A (en) Pad for woodwind instrument
JP2004070022A (en) Padded key mechanism for woodwind instrument
JPH04368993A (en) Tampo for wood-wind instrument

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: SMEDING RIENK

Effective date: 19980831