BE1008240A6

BE1008240A6 - Uitrusting voor het recupereren van lichaamswarmte.

Info

Publication number: BE1008240A6
Application number: BE9400459A
Authority: BE
Inventors: Moor Urbain Raphael De
Original assignee: Moor Urbain Raphael De
Priority date: 1994-05-04
Filing date: 1994-05-04
Publication date: 1996-02-20

Abstract

De uitrusting voor het recuperen van lichaamswarmte volgens de uitvinding bevat een ten minste dubbelwandige bekleding (3) voorzien om het lichaam ten minste gedeeltelijk te omhullen, een slang (2) voor het inblazen van uitgeademde lucht in genoemde dubbelwandige bekleding (3) en een uitlaat (8) voor het uit deze bekleding (3) laten van de daarin geblazen lucht.

Description

"Uitrusting voor het recupereren van lichaamswarmte"

Deze uitvinding heeft betrekking op een uitrusting voor het recupereren van lichaamswarmte en is meer in het bijzonder bedoeld als overlevingsuitrusting voor het verblijf in een koude omgeving. De uitrusting volgens de uitvinding kan echter ook in andere bijvoorbeeld kritieke omstandigheden gebruikt worden.

Een belangrijke doelstelling van de uitvinding bestaat er aldus in een uitrusting te verschaffen die, bovenop de thermische isolatie verschaft door de kleding, een bijkomende recuperatie van lichaamswarmte toelaat om de lichaamstemperatuur op peil te helpen houden.

Tot dit doel is de uitrusting volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat ze een ten minste dubbelwandige bekleding bevat voorzien om het lichaam ten minste gedeeltelijk te omhullen, een slang voor het inblazen van uitgeademde lucht in genoemde dubbelwandige bekleding en een uitlaat voor het uit deze bekleding laten van de daarin geblazen lucht.

Doordat met een dergelijke uitrusting de ingeademde en door het lichaam opgewarmde lucht niet meer rechtstreeks naar buiten geblazen wordt doch daarentegen langsheen het lichaam geleid wordt, wordt aldus een bijkomende bescherming tegen koude omstandigheden verkregen. Deze uitrusting zal normalerwijze niet rechtstreeks tegen het lichaam aansluiten doch zal gewoonlijk voorzien zijn om bovenop de gebruikelijke kleding gedragen te worden. Ze kan het lichaam geheel of gedeeltelijk omhullen.

In een doeltreffende uitvoeringsvorm van de uitrusting volgens de uitvinding bevat genoemde dubbelwandige bekleding een verdeelsysteem voor het verdelen van de in deze dubbelwandige bekleding ingeblazen lucht over ten minste een gedeelte van deze bekleding.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitrusting volgens de uitvinding is genoemde dubbelwandige bekleding opgevuld met een soepel, warmte-isolerend materiaal.

Verdere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van enkele mogelijke uitvoeringsvormen van de warmterecupererende uitrusting volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en is duidelijk niet bedoeld om de draagwijdte van de uitvinding te beperken. De gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de bijgaande tekening waarin de enige figuur schematisch een bijzondere uitvoeringsvorm van een warmterecupererende uitrusting volgens de uitvinding weergeeft.

De in de figuur weergegeven warmterecuperende uitrusting bevat een masker 1, of eventueel een mondstuk, waarop een slang 2 aangesloten is. Via deze slang 2 kan de uitgeademde lucht in een dubbelwandige bekleding 3 geblazen worden om aldus de anders via de uitgeademde lucht verloren lichaamswarmte te recupereren. In de slang 2 is een terugslagklep 4 voorzien om te verhinderen dat bij het inademen de in de bekleding 3 geblazen lucht opnieuw zou ingeademd worden. Voor het inademen is het masker 1 of mondstuk daarentegen voorzien van een inlaat 5 met daarin een verdere terugslagklep 6 die toelaat verse lucht in te ademen.

In de weergegeven uitvoeringsvorm is de inlaat 5 ter hoogte van de neus in het masker 1 voorzien terwijl de slang 2 ter hoogte van de mond aangesloten is. Eventueel is het ook mogelijk de inlaat 5 met klep 6 op het bovenste gedeelte van de slang 2 te voorzien, in het bijzonder bij gebruik van een mondstuk i.p.v. een masker. In een eenvoudigere uitvoeringsvorm wordt daarentegen louter een slang 2 gebruikt, zonder kleppen 4, 6, zodanig dat de gebruiker zelf de luchtstroom door de slang 2 dient te controleren. Het gebruik van een slang 2 biedt het voordeel dat eventueel ook een derde hierin lucht kan blazen om aldus bijvoorbeeld de temperatuur van een verzwaakte persoon in koude omstandigheden op peil te helpen houden.

De weergegeven dubbelwandige bekleding wordt gevormd door een kledingstuk, meer bepaald een soort overall 3, die bij voorkeur met een soepel, warmteisolerend materiaal opgevuld is, in het bijzonder onder vorm van een kunststof met open-celstructuur. In een voorkeursuitvoeringsvorm bevat deze bekleding verder een verdeelsysteem voor het verdelen van de daarin geblazen lucht over ten minste een gedeelte van deze bekleding. In de weergegeven uitvoeringsvorm bevat dit verdeelsysteem hiertoe een vertakt slangenstelsel 7. De bekleding 3 zelf kan een overlangse streepstructuur vertonen zodanig dat buisvormige kanalen bepaald worden die onderling met elkaar in verbinding staan.

In plaats van een kledingstuk kan de bekleding ook gevormd worden door bijvoorbeeld schoeisel, een deken, een matras en dergelijke. In geval van een matras verdient het de voorkeur deze op te vullen met een resisterend verend warmte-isolerend materiaal.

De uitrusting kan vervaardigd worden uit weefsel en/of folie al dan niet of slechts gedeeltelijk doorlaatbaar voor gassen of vloeistoffen. Beide wanden kunnen al dan niet hecht of los met elkaar verbonden zijn, met dezelfde of andere materialen, en hoeven niet uit hetzelfde materiaal vervaardigd te zijn.

Indien de bekleding 3 een luchtdoorlatend gedeelte bevat, vormt dit een uitlaat voor de daarin geblazen lucht. Bij voorkeur worden in de bekleding 3 evenwel uitlaatopeningen 8 voorzien met een regeling van de luchtuitlaat bijvoorbeeld door middel van regelbare ventielen die eventueel afsluitbaar zijn.

In verband met eventuele problemen met de mogelijke vorming van condensatiewater in de bekleding kan het slangenstelsel 7 rechtstreeks buiten de bekleding 3 uitmonden en dus zelf de uitlaatopeningen vormen. In dit geval verdient het de voorkeur gebruik te maken van een fijn vertakt slangenstelsel 7 om aldus voldoende warmterecuperatie te bekomen. Eventueel kunnen de fijne vertakkingen opnieuw uitmonden in grotere slangen die aangesloten zijn op de uitlaatopeningen 8. Deze openingen zijn bijvoorkeur op de onderste uiteinden van de bekleding 3 voorzien zodanig dat eventueel condensatiewater kan ontsnappen. De vorming van condensatiewater biedt anderzijds het voordeel dat bij deze fase-overgang een belangrijke hoeveelheid warmte-energie aan de bekleding afgegeven wordt hetgeen dus tot een grotere bescherming tegen koude leidt.

Uit de hierboven gegeven beschrijving van enkele voorkeursuitvoeringsvormen van de uitrusting volgens de uitvinding zal het duidelijk zijn dat hieraan nog allerlei wijzigingen kunnen aangebracht worden zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

Zo is het mogelijk op de inlaat 5 een verder slangenstelsel aan te sluiten, dat niet in de figuur weergegeven is en dat zich ook ten minste gedeeltelijk in de dubbelwandige bekleding uitstrekt voor het voorverwarmen van de ingeademde verse lucht. Eventueel kan in dit verder slangenstelsel nabij de inlaat 5 een verdere inlaatopening voorzien worden om aldus zowel rechtstreeks verse lucht als een gedeelte voorverwarmde verse lucht te kunnen inademen. Bij voorkeur is deze

rechtstreeks zal ingeademd worden.

Claims

CONCLUSIES

1. Uitrusting voor het recupereren van lichaamswarmte, daardoor gekenmerkt dat ze een ten minste dubbelwandige bekleding (3) bevat voorzien om het lichaam ten minste gedeeltelijk te omhullen, een slang

(2) voor het inblazen van uitgeademde lucht in genoemde dubbelwandige bekleding (3) en een uitlaat (8) voor het uit deze bekleding (3) laten van de daarin geblazen lucht.

2. Uitrusting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat genoemde uitlaat een luchtdoorlatend gedeelte in genoemde bekleding bevat.

3. Uitrusting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat genoemde uitlaat ten minste één regelbare uitlaatopening (8)in genoemde bekleding (3) bevat.

4. Uitrusting volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat genoemde dubbelwandige bekleding (3) een verdeelsysteem bevat voor het verdelen van de in deze dubbelwandige bekleding geblazen lucht over ten minste een gedeelte van deze bekleding.

5. Uitrusting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat genoemd verdeelsysteem een vertakt slangenstelsel (7) bevat.

6. Uitrusting volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat in genoemde slang (2) een terugslagklep (4) voor de daarin geblazen lucht voorzien is.

7. Uitrusting volgens één van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat genoemde slang (2) eindigt in een mondstuk of een masker (1).

8. Uitrusting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat genoemd mondstuk of masker (1) een inlaat

(5) bevat voorzien van een verdere terugslagklep (6) voor het inademen van verse lucht. 9. Uitrusting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat genoemde inlaat (5) via een verder slangenstelsel met genoemde verse lucht in verbinding staat, waarbij dit verder slangenstelsel zich ten minste gedeeltelijk in genoemde dubbelwandige bekleding (3) uitstrekt voor het voorverwarmen van de ingeademde verse lucht.

10. Uitrusting volgens één van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat genoemde dubbelwandige bekleding (3) opgevuld is met een soepel, warmte-isolerend materiaal.

11. Uitrusting volgens één van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat ze een kledingstuk vormt.