<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het lokaliseren van verplaatsbare objekten en objekten die zulke lokalisatie toelaten.
Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het lokaliseren van verplaatsbare objekten, alsmede op objekten die van middelen zijn voorzien om een lokalisatie door middel van de voornoemde inrichting toe te laten.
In de eerste plaats is de uitvinding bedoeld voor het opsporen van gestolen wagens, doch in het algemeen kan zij ook worden aangewend voor het opsporen van andere verplaatsbare objekten, ongeacht of het hier al dan niet om ontvreemde objekten gaat. Het hoeven hierbij niet noodzakelijk voertuigen, hetzij wagens, schepen of vliegtuigen te zijn, doch het kunnen ook andere objekten zijn, bijvoorbeeld geldkoffers en dergelijke. Bovendien kunnen onder de objekten ook toestelletjes worden verstaan die door personen op zieh kunnen gedragen worden, om op deze wijze deze personen te kunnen lokaliseren, bijvoorbeeld in het geval van een verdwijning.
Tot dit doel voorziet de uitvinding in een inrichting voor het lokaliseren van verplaatsbare objekten, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een kombinatie van eerste middelen die met het objekt samenwerken en die toelaten om de positie van het objekt vanop afstand te vernemen en tweede middelen om de eerste middelen, tevens vanop afstand, te aktiveren. Bij voorkeur wordt hiertoe voorzien in een zendinrichting die zieh aan het voorwerp bevindt, welke van op afstand in werking kan worden gesteld.
Het is duidelijk dat de uitvinding het voordeel biedt dat op deze wijze elk objekt dat aan zulke inrichting is
<Desc/Clms Page number 2>
gekoppeld eenvoudig kan worden opgeroepen, waarna dit zijn lokatie automatisch bekend maakt.
In het geval van gestolen wagens kunnen zij op elk ogenblik worden gelokaliseerd.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 schematisch een toepassing van de uitvinding weergeeft ; figuur 3 de uitvoering van figuur 2 in blokschema weergeeft ; figuur 4 schematisch in een blokschema nog een uitvoeringsvorm van de uitvinding weergeeft.
Zoals schematisch is weergegeven in figuur 1 voorziet de uitvinding in een inrichting 1 voor het lokaliseren van een verplaatsbaar objekt 2, welke een kombinatie bevat van eerste middelen 3 die met het objekt 2 samenwerken en die toelaten om de positie van het objekt 2 vanop afstand te vernemen en tweede middelen 4 om de eerste middelen 3 tevens vanop afstand te aktiveren.
Bij voorkeur bestaan de eerste middelen 3 en de tweede middelen 4 elk uit een zend- en ontvanginrichting. De eerste middelen 3 bevatten hierbij een zender 5 die aan het objekt is aangebracht en een ontvanger 6 om de zender 5 te lokaliseren en/of om een door de zender 5 uitgezonden lokatie te ontvangen. De tweede middelen 4 bevatten een
<Desc/Clms Page number 3>
zender 7 en een ontvanger 8, waarvan deze laatste zich aan het objekt 2 bevindt en via gepaste middelen gekoppeld is met de zender 5, zodanig dat door het uitzenden van een signaal 9 van de zender 7 naar de ontvanger 8 de zender 5 kan worden geaktiveerd, waarna het door deze zender 5 uitgezonden signaal 10 toelaat de lokatie van het objekt 2 te vernemen.
De zender 7 en de ontvanger 6 maken bij voorkeur deel uit van eenzelfde basisstation 11. De ontvanger 8 en de zender 5 maken deel uit van een element 12 dat aan het objekt 2 wordt aangebracht. De ontvanger 8 staat hierbij op stand-by. Het is duidelijk dat de verschillende onderdelen aan een elektrische voeding zijn gekoppeld. Deze kan van willekeurige aard zijn. Om het gedeelte bij het objekt te spijzen kan gebruik worden gemaakt van een akku, zonnecellen, enz.
De signalen 9 en 10 worden bij voorkeur, doch niet noodzakelijk door middel van een satellietverbinding gerealiseerd.
De werking van de inrichting 1 kan eenvoudig uit de voorgaande beschrijving en figuur 1 worden afgeleid. In het geval dat het objekt 2 dient te worden gelokaliseerd wordt de zender 7 ingeschakeld. De ontvanger 8 die het signaal 9 dan ontvangt schakelt de zender 5 in. Aan de hand van het signaal 10 en met behulp van de ontvanger 6 wordt dan de lokatie van het objekt 2 bekend.
In figuur 2 is schematisch een praktische toepassing weergegeven, waarbij het objekt 2 bestaat uit een voertuig.
In de eerste plaats is het hierbij de bedoeling gestolen wagens te kunnen lokaliseren en terugvinden.
<Desc/Clms Page number 4>
Zoals in figuur 2 is weergegeven gebeurt de opsporing van het objekt 2 hierbij via een satelliet 13.
De inrichting l kan hierbij uitgevoerd zijn zoals is weergegeven in het blokschema van figuur 3. Volgens deze uitvoeringsvorm wordt voor het lokaliseren gebruik gemaakt van een positiebepalingssysteem dat gekoppeld is aan de zender 5. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van een positiebepalingssysteem dat middelen bevat die de koördinaten van de plaats waarop het objekt 2 zieh bevindt, bepalen. Dit positiebepalingssysteem kan bestaan uit een op zichzelf bekende koördinatenbepalingsinrichting die zieh bij het objekt 2 bevindt, welke via een satelliet, een ontvanger 14 en een lokalisator 15 deze koördinaten bepaalt. De satelliet die hierbij van toepassing is kan de reeds genoemde satelliet 13 zijn waarover ook de signalen 9 en 10 worden doorgestuurd, doch volgens een variante kan hiertoe ook gebruik gemaakt worden van een andere satelliet 16.
De ontvanger 14 van de koördinatenbepalingsinrichting en de voornoemde ontvanger 8 kunnen, in het geval dat gebruik gemaakt wordt van een gemeenschappelijke satelliet 13 voor het doorzenden van de signalen 9 en 10 en voor het bepalen van de koördinaten, deel uitmaken van eenzelfde ontvangeenheid 17.
Zoals nog is weergegeven in figuur 3 zijn de eerste middelen 3 bij voorkeur voorzien van een dataverwerkingsinrichting 18, zoals een printer om de lokatie van het objekt 2 te noteren en/of een scherm waarop de lokatie kan worden afgelezen.
Zoals nog is weergegeven in figuur 3 kan de inrichting 1 ook worden voorzien van koderingsmiddelen, zodanig dat zij
<Desc/Clms Page number 5>
met verschillende objekten 2 kan kommuniceren en deze onderscheidenlijk kunnen worden gelokaliseerd. Hiertoe worden de gegevens aan de zender 7 ingebracht via een koderingsinrichting 19. Het is duidelijk dat elk objekt dan ook passend gekodeerd zal zijn.
De werking van de inrichting 1 die in figuur 3 is weergegeven, is hoofdzakelijk als volgt. Bij het opsporen van het objekt 2 wordt een gekodeerd signaal 9 via de satelliet 13 rondgestraald. De ontvanger 8, die op stand-by staat, treedt hierbij in werking, en wanneer de ontvangen kode overeenstemt met de aan het objekt 2 toegekende kode, geeft de ontvanger 8 een signaal aan de koördinatenbepalingsinrichting, waarna deze in werking treedt. Wanneer deze laatste de koördinaten heeft bepaald, worden deze via de zender 5 en de satelliet 13 aan het basisstation 13 medegedeeld, waar zij bijvoorbeeld uitgeprint worden en/of afleesbaar zijn aan een scherm.
Figuur 4 geeft een variante weer waarbij de signalen 9 en 10 via klassieke antennes 20-23 worden doorgezonden, dus zonder tussenkomst van een satelliet, terwijl voor de bepaling van de lokatie wel gebruik wordt gemaakt van met een satelliet 16 samenwerkende middelen. Overigens zijn dezelfde delen met dezelfde referenties aangeduid als in figuur 3.
Volgens een niet in de figuren weergegeven variante bestaan de eerste middelen 3 uit een enkelvoudige zender, en bevat de ontvanginrichting lokalisatiemiddelen om uit de richting van het ontvangen signaal de positie van het objekt 2 af te leiden. In dit geval hoeft het objekt geen koördinatenbepalingssysteem of dergelijke te bevatten.
Daarentegen wordt de ontvanginrichting wel gekompliceerder daar in zulk geval doorgaans twee ontvangers zullen nodig
<Desc/Clms Page number 6>
zijn om door middel van driehoeksmeting de positie van de aldan ingeschakelde zender te bepalen.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm kan het objekt, in geval van een voorwerp, worden voorzien van een beveiligingsinrichting die met de eerste middelen 3 samenwerkt en deze in werking stelt bij een poging tot ontvreemding en/of onklaar maken van het objekt en/of een poging tot het onklaar maken van de inrichting 1. Deze beveiligingsinrichting kan bijvoorbeeld een inbraakalarm bij een voertuig zijn.
Het is duidelijk dat de inrichting volgens de uitvinding kan worden gekommercialiseerd voor de prijs van een gewoon auto-alarm, waarbij zij al dan niet geïntegreerd wordt in een bestaande installatie.
De inbouw in een voertuig gebeurt uiteraard op zodanige wijze dat het ingebouwde gedeelte niet te verwijderen is.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm kan een tijdschakeling worden ingebouwd die er voor zorgt dat de zender 5 na het aktiveren ervan slechts gedurende een bepaalde tijd werkzaam is, voldoende lang om een lokalisatie door te voeren.
Het is ook duidelijk dat volgens een variante het signaal 9 door middel van een satellietverbinding kan worden gerealiseerd, terwijl het signaal 10 door middel van een klassieke radioverbinding tot stand wordt gebracht, of vice versa.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke inrichting voor het
<Desc/Clms Page number 7>
lokaliseren van verplaatsbare objekten kan in verschillende vormen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding zoals gedefinieerd in de bijgaande konklusies te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Device for locating movable objects and objects permitting such localization.
This invention relates to a device for locating movable objects, as well as objects provided with means for permitting a location by means of the aforementioned device.
In the first place, the invention is intended for the detection of stolen cars, but in general it can also be used for the detection of other movable objects, irrespective of whether these are stolen objects or not. It does not necessarily have to be vehicles, whether cars, ships or airplanes, but it can also be other objects, for example cash boxes and the like. Moreover, the objects can also be understood to mean devices that can be worn by persons in this way, in order to be able to locate these persons in this way, for instance in the event of a disappearance.
For this purpose, the invention provides a device for locating movable objects, characterized in that it comprises a combination of first means which interact with the object and which enable the position of the object to be detected remotely and second means for activate the first means, also remotely. Preferably, a transmitter is provided for this purpose which is located on the object, which can be operated remotely.
It is clear that the invention offers the advantage that in this way any object associated with such a device
<Desc / Clms Page number 2>
linked can be easily recalled, after which it will automatically announce its location.
In the case of stolen vehicles, they can be located at any time.
With the insight to better demonstrate the features according to the invention, some preferred embodiments are described hereinafter as examples without any limiting character with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 schematically represents a device according to the invention; figure 2 schematically represents an application of the invention; figure 3 represents the embodiment of figure 2 in block diagram; figure 4 schematically represents a further embodiment of the invention in a block diagram.
As schematically shown in figure 1, the invention provides a device 1 for locating a movable object 2, which comprises a combination of first means 3 which cooperate with the object 2 and which allow the position of the object 2 to be remotely controlled. and second means 4 to also activate the first means 3 remotely.
Preferably, the first means 3 and the second means 4 each consist of a transmitting and receiving device. The first means 3 hereby comprise a transmitter 5 which is arranged on the object and a receiver 6 for locating the transmitter 5 and / or for receiving a location transmitted by the transmitter 5. The second means 4 contain one
<Desc / Clms Page number 3>
transmitter 7 and a receiver 8, the latter of which is located on the object 2 and is coupled by appropriate means to the transmitter 5, such that by transmitting a signal 9 from the transmitter 7 to the receiver 8 the transmitter 5 can be activated , after which the signal 10 emitted by this transmitter 5 allows to find out the location of the object 2.
The transmitter 7 and the receiver 6 are preferably part of the same base station 11. The receiver 8 and the transmitter 5 are part of an element 12 which is mounted on the object 2. The receiver 8 is in standby here. It is clear that the different parts are connected to an electrical supply. It can be of any nature. To power the part near the object, an battery, solar cells, etc. can be used.
The signals 9 and 10 are preferably, but not necessarily, realized by means of a satellite connection.
The operation of the device 1 can be easily deduced from the foregoing description and Figure 1. In the event that the object 2 is to be located, the transmitter 7 is switched on. The receiver 8 which receives the signal 9 then switches on the transmitter 5. The location of the object 2 is then known on the basis of the signal 10 and with the aid of the receiver 6.
Figure 2 schematically shows a practical application, in which the object 2 consists of a vehicle.
Firstly, the aim is to locate and find stolen vehicles.
<Desc / Clms Page number 4>
As shown in figure 2, the object 2 is traced here via a satellite 13.
The device 1 can herein be designed as shown in the block diagram of figure 3. According to this embodiment, for locating use is made of a position determination system which is coupled to the transmitter 5. For this purpose use can be made of a position determination system containing means which determine the coordinates of the location on which the object 2 is located. This position determination system can consist of a coordinate determination device known per se which is located at the object 2, which determines these coordinates via a satellite, a receiver 14 and a locator 15. The satellite which applies here can be the aforementioned satellite 13 over which the signals 9 and 10 are also transmitted, but according to a variant another satellite 16 can also be used for this purpose.
The receiver 14 of the coordinate determination device and the aforementioned receiver 8, if a common satellite 13 is used for transmitting the signals 9 and 10 and for determining the coordinates, can be part of the same receiving unit 17.
As is still shown in figure 3, the first means 3 are preferably provided with a data processing device 18, such as a printer for recording the location of the object 2 and / or a screen on which the location can be read.
As is still shown in figure 3, the device 1 can also be provided with coding means such that they
<Desc / Clms Page number 5>
can communicate with different objects 2 and these can be localized respectively. For this purpose, the data is input to the transmitter 7 via an encoding device 19. It is clear that each object will therefore be appropriately encoded.
The operation of the device 1 shown in figure 3 is mainly as follows. When the object 2 is located, an encoded signal 9 is radiated around via the satellite 13. The receiver 8, which is on stand-by, hereby activates, and when the received code corresponds to the code assigned to the object 2, the receiver 8 gives a signal to the coordinate determination device, after which it takes effect. When the latter has determined the coordinates, these are communicated via the transmitter 5 and the satellite 13 to the base station 13, where they are, for example, printed out and / or readable on a screen.
Figure 4 shows a variant in which the signals 9 and 10 are transmitted via classic antennas 20-23, i.e. without the intervention of a satellite, while for the determination of the location use is made of means co-operating with a satellite 16. Incidentally, the same parts are designated with the same references as in Figure 3.
According to a variant not shown in the figures, the first means 3 consist of a single transmitter, and the receiving device comprises locating means for deriving the position of the object 2 from the direction of the received signal. In this case, the object need not contain a coordinate determination system or the like.
On the other hand, the receiver becomes more complicated since in such a case two receivers will usually be required
<Desc / Clms Page number 6>
to determine the position of the transmitter switched on by triangulation.
According to a special embodiment, the object, in the case of an object, can be provided with a security device which cooperates with the first means 3 and activates it in an attempt to steal and / or disable the object and / or attempt to deactivating the device 1. This security device may for instance be a burglar alarm on a vehicle.
It is clear that the device according to the invention can be commercialized at the price of an ordinary car alarm, whether or not it is integrated into an existing installation.
Installation in a vehicle is of course done in such a way that the built-in part cannot be removed.
According to a special embodiment, a timer can be built in which ensures that the transmitter 5, after its activation, only operates for a specific time, long enough to carry out a localization.
It is also clear that, according to a variant, the signal 9 can be realized by means of a satellite connection, while the signal 10 is realized by means of a classic radio connection, or vice versa.
The present invention is by no means limited to the embodiments described as examples and shown in the figures, but such a device for the
<Desc / Clms Page number 7>
locating movable objects can be accomplished in various forms without departing from the scope of the invention as defined in the appended claims.