<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het losmaken van gebruikte injektienaalden. Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het losmaken van gebruikte injektienaalden, meer speciaal injektienaalden zoals deze gebruikt worden door tandartsen, geneesheren, verplegers en dergelijke.
Bedoelde injektienaalden bestaan in hoofdzaak uit een eigenlijke injektienaald en een voetje met schroefdraad waarmede de voornoemde eigenlijke injektienaald wordt bevestigd op een bij voorkeur metalen houder waarin op bekende wijze een reservoir met injektievloeistof kan geplaatst worden, waarbij de voornoemde houder, aan zijn tegenover de injektienaald gelegen uiteinde, voorzien kan worden van een zuigermechanisme dat toelaat de injektievioeistof in het reservoir te zuigen, respektievelijk uit het reservoir uit te drijven.
De injektienaald steekt aan beide uiteinden van het voornoemde voetje uit, een en ander zodanig dat een naaldgedeelte tot in het voornoemde reservoir kan aangebracht worden waarbij het reservoir voorzien is van een voor het naaldgedeelte doordringbare afsluiting, zoals bijvoorbeeld rubber.
Me¯ betrekking tot zulke injektienaalden weet men dat de kans os besmetting van een persoon die in kontakt kom'c me een gebruikte en eventueel besmette injektienaald steeds groter wordt zodat het de betrachting is geworden de gebruikte injektienaalden zo vlug mogelijk en op een veilige manier los te maken van de voornoemde houder met zuigermechanisme met de bedoeling iedere aanraking van de gebruikte injektienaald zo veel mcgelijk uit te sluiten. De gebruikte injektienaald wordt dan opgevangen in een
<Desc/Clms Page number 2>
kontainer, die nadien kan afgesloten worden zodat ook dan eventueel kontakt met de injektienaald is uitgesloten. De kontainer kan dan in een erkende verbrandingsoven worden vernietigd.
Men heeft dan ook reeds inrichtingen voorgesteld die toelaten een injektienaald na gebruik te vernietigen zodat zij niet dient aangeraakt te worden.
Een bekende inrichting bestaat hiertoe bijvoorbeeld uit middelen die toelaten de injektienaald als het ware, door aanraking met een slijpsteen, tot aan het voornoemde voetje op te slijpen zodat aanraking met de injektienaald uitgesloten is.
Een nadeel van deze bekende inrichtingen is dat het overblijvende voetje op de houder achterblijft zodat deze nog manueel moet verwijderd worden, zodat steeds kans blijft bestaan dat men zieh kan prikken aan het naaldgedeelte dat zieh aan het ander uiteinde van het voetje bevindt.
Een ander nadeel van deze bekende inrichtingen is dat het opslijpen van de injektienaald steeds gepaard gaat met een reuk-, rook- en stofontwikkeling wat in de meestal relatief kleine ruimte van het kabinet van een tandarts, geneesheer of dergelijke op zijn minst als onaangenaam ervaren wordt, en waarbij het gevaar bestaat dat er besmette stof wordt rondgeslingerd.
De huidige uitvinding heeft dan ook een inrichting als voorwerp die de voornoemde nadelen totaal uitsluit en waardoor een inrichting wordt bekomen die op zeer eenvoudige wijze en automatisch, namelijk zonder dat de bedienaar van de injektieinrichting bijzondere handelingen
<Desc/Clms Page number 3>
moet uitvoeren, toelaat op zeer veilige wijze een gebruikte injektienaald los te schroeven, m. a. w. zodanig dat aanraking met de injektienaald vermeden wordt.
Tot dit doel bestaat de inrichting volgens de uitvinding in hoofdzaak uit een behuizing ; in deze behuizing een opening voor het inbrengen van een injektienaald ; in de voornoemde behuizing, tegenover de voornoemde opening een kleminrichting met doorvoeropening ; middelen die deze kleminrichting roterend kunnen aandrijven ; tussen de voornoemde kleminrichting en de voornoemde aandrijfmiddelen een schakelinrichting en onder de voornoemde doorvoeropening een afgesloten wegneembaar verzamelreeipiënt voor injektienaalden.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 op schematische wijze een inrichting volgens de uitvinding weergeeft voor het losmaken van gebruikte injektienaalden ; figuren 2,3 en 4 zichten zijn gelijkaardig aan dit van figuur 1 doch voor andere standen ; figuur 5 een vertikale doorsnede weergeeft van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een inrichting volgens figuur l ; figuur 6 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn VI-VI in figuur 5 ; figuur 7 een doorsnede weergeeft volgens lijn VII-VII in figuur 6, doch voor een andere stand ;
figuren 8 en 9 doorsneden weergeven volgens de lijn
VIII-VIII en IX-IX in figuur 5.
<Desc/Clms Page number 4>
Zoals in figuur 1 schematisch is weergegeven bestaat de inrichting voor het losmaken van gebruikte injektienaalden volgens de uitvinding in hoofdzaak uit een behuizing 1 met daarin aan de bovenzijde een opening 2 die zelf in een vertikaal verplaatsbare schakelinrichting 3 is aangebracht.
Voornoemde schakelinrichting 3 bevat een schijfvormig aandrukelement 4 met daarin een opening met een diameter die iets groter is dan de diameter van de houder 5 van een injektieinrichting 6, waarbij voornoemd aandrukelement 4 onderaan een inwendige kraag 7 bevat met een diameter kleiner dan deze van de houder 5 maar groter dan deze van het voetje 8 van een injektienaald 9.
Op het aandrukelement 4 is een arm 10 gemonteerd die kan samenwerken met een schakelaar 11. Deze laatste zorgt voor het sluiten en openen van een stroomkring 12 waarin aandrijfmiddelen 13 zijn geschakeld.
De voornoemde aandrijfmiddelen 13 bestaan bij voorkeur uit een elektro-motor 14 en een overbrengingsmechanisme 15.
Onder het schijfvormig aandrukelement 4 bevindt zieh een kleminrichting 16 welke in hoofdzaak gevormd wordt door een rond in deze uitvoering vertikale as draaibaar klemhuis 17 met axiale boring of doorvoeropening 18 en klemschoenen 19, die ieder verschuifbaar zijn langs een schuin gericht glijvlak 20. Het klemhuis 17 kan via het overbrengingsmechanisme 15 door de elektro-motor 14 in rotatie gebracht worden.
Wanneer er geen neerwaartse kracht op de klemschoenen 19 wordt uitgeoefend, bevindt elke klemschoen 19 zieh bovenaan zijn schuin glijvlak 20 waardoor de kleminrichting 16 zieh in open positie bevindt.
<Desc/Clms Page number 5>
Onder de kleminrichting 17 bevindt zieh een afgesloten, wegneembaar verzamelreeipiënt 21 voor injektienaalden 9 waarin een opening 22 is voorzien die gelegen is onder de doorvoeropening 18 in het klemhuis 17. Eventueel is het verzamelreeipiënt 19 voorzien van een geleidingsvlak 23.
Het gebruik van de inrichting volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en als volgt.
Na het gebruik van de injektieinrichting 6 wordt deze door de gebruiker bijvoorbeeld ontdaan van haar zuigermechanisme 24 en reservoir 25 dat al dan niet vervangbaar is aangebracht in de houder 5.
Vervolgens wordt de houder 5, met de injektienaald 9 neerwaarts gericht, in de opening 2 gebracht, zodanig dat de voornoemde houder 5 met zijn onderzijde rust op de inwendige kraag 7 van het schijfvormig aandrukelement 4 waardoor, zoals zichtbaar in figuur 2, het voetje 8 van de injektienaald 9 zieh tussen de klemschoenen 19 in de kleminrichting 16 bevindt zoals weergegeven in figuur 2.
Wanneer via de houder 5, die met de hand wordt vastgehouden, een lichte neerwaartse druk op de schakelinrichting 3 wordt uitgeoefend, verplaatst deze laatste zieh naar onder waardoor de op het aandrukelement 4 gemonteerde arm 10, de schakelaar 11 indrukt zodat de stoomkring 12 wordt gesloten. Als gevolg hiervan worden de aandrijfmiddelen 13 voorzien van stroom en zorgen deze via de motor 14 voor een roterende beweging van de kleminrichting 16.
Op hetzelfde ogenblik, worden de klemschoenen 19 door de onderzijde van het aandrukelement 4 omlaag gedrukt langsheen hun respektievelijke schuifvlakken 20 waardoor de
<Desc/Clms Page number 6>
klemschoenen 19 een schuine verplaatsing ondergaan naar de as van de boring 18 toe.
Hierbij kan eventueel een stop worden voorzien en dit op het schuinhellend vlak of aldus, waardoor wordt verhinderd dat de klemschoenen te hard gaan klemmen waardoor het voetje 8 zou worden verbrijzeld en schade zou kunnen ontstaan aan de schroefdraad van de houder 5 van de injektie-inrichting.
Zoals weergegeven in figuur 3 wordt ten gevolge van de voornoemde verplaatsing het voetje van de injektienaald 8 door de klemschoenen 19 stevig vastgegrepen en ten gevolge van de rotatie van de gehele kleminrichting 16 wordt het voetje 8 vervolgens met de bijhorende eigenlijke injektienaald 26 van de houder 5 afgeschroefd, waarbij de houder 5 zachtjes met de hand wordt vastgehouden om meedraaien te verhinderen.
Wanneer zoals weergegeven in figuur 4, de houder 5 tenslotte wordt losgelaten, beweegt het aandrukelement 4 omhoog en verplaatsen de klemschoenen 19 zieh aldus naar boven waardoor deze het voetje 8 loslaten zodat de injektienaald 9 bestaande uit voetje 8 en de eigenlijke injektienaald 26 doorheen de doorvoeropening 18 in het klemhuis 17 en de opening 22 in de verzamelrecipient 21 in dit laatste valt.
Als gevolg van de opwaartse beweging van de schakelinrichting 3 wordt de stroomkring 12 geopend en worden de aandrijfmiddelen 13 uitgeschakeld.
Het is duidelijk dat aldus een inrichting wordt bekomen die toelaa-c een injektienaald 9 automatisch van een houder 5 los te schroeven en te verwijderen zonder dat de
<Desc/Clms Page number 7>
injektienaald 26 of haar voetje 8 met de hand moeten aangeraakt worden.
Bovendien laat deze inrichting toe dat de afschroefbewerking met een enkele hand kan uitgevoerd worden.
In figuur 5 wordt in detail nog een voorkeurdragende uitvoeringsvariante van een inrichting volgens de uitvinding weergegeven.
Het aandrukelement 4, gelegen rond de opening 2 in de behuizing 1, bestaat hier in hoofdzaak uit twee vertikaal verplaatsbare ringen 27,28.
De eerste ring 27 bestaat uit twee delen, namelijk een eerste deel 29 met een diameter gelijk aan deze van de opening 2 in de behuizing 1 en een tweede deel of huls 30 met een inwendige omtreksgroef 31.
Zowel het voornoemde eerste deel 29 als de huls 30 van de eerste ring 27 bezitten een axiale boring 32 met een diameter die iets groter is dan deze van de houder 5 van de injektieinrichting 6, waarbij onderaan de huls 30 een inwendige kraag 33 is aangebracht, te vergelijken met voornoemde kraag 7, met een diameter kleiner dan de voornoemde houder 5 maar groter dan deze van het voetje 8.
Het eerste deel 29 is hol uitgevoerd en is bij voorkeur voorzien van een hulpkleminrichting 34, die in hoofdzaak bestaat uit een half-maanvormig element 35 gelegen op het uiteinde van een stang 36 die voorzien is van een drukknop 37 en waarop een veer 38 is aangebracht die de hulpkleminrichting 34 steeds in de ruststand drukt.
<Desc/Clms Page number 8>
De voornoemde eerste ring 27 is door middel van een naaldlager 39 draaibaar gemonteerd in de tweede ring 28 waarbij deze tweede ring 28 bestaat uit een eerste deel 40 met een buitendiameter gelijk aan deze van het eerste deel 29 van de eerste ring 27 en uit een tweede deel of huls 41 met een kleinere diameter.
Het voornoemde eerste deel 40 van de tweede ring 28 bezit aan de onderkant van zijn omtrekszijde een uitwendige kraag 42 met een diameter groter dan deze van de opening 2 in de behuizing 1.
Verder bezit het eerste deel 40 van de tweede ring 28 een pen 43 die in de inwendige omtreksgroef 31 van de huls 30 uitgeeft. Hierdoor zijn beide ringen 27,28 vrij draaibaar t. o. v. elkaar bevestigd maar kunnen deze zieh niet axiaal ten opzichte van elkaar verplaatsen.
Zoals weergegeven in de figuren 5 en 9 wordt de schakelinrichting 3 in hoofdzaak gevormd door het voornoemde aandrukelement 4 dat in verbinding staat met een hefboom 44 die aan zijn ene uiteinde scharnierend verbonden is, door middel van een scharnieras 45, met de behuizing 1 en met zijn andere uiteinde via een schuin vlak 46 in kontakt staat met het voornoemde aandrukelement 4. Tussen de scharnieras 45 en het schuin vlak 46 is de hefboom 44 van een pen 47 voorzien welke in kontakt staat met de kontaktpen 48 van de schakelaar 11 die de stroomkring 12 sluit of opent.
Zoals weergegeven in de figuren 5 en 7 bezit de kleminrichting 16 in deze uitvoering aan de omtrek een vertanding 49 waarmede deze wordt aangedreven, via de overbrenging 15, die gevormd wordt door de tandwielen
<Desc/Clms Page number 9>
50, 51, 52 waarvan het laatste op de as van de motor 14 is bevestigd.
Het klemhuis 17 is aan de bovenzijde voorzien van een eerste axiale boring 53 waarin de huls 41 van de tweede ring 28 past. Deze eerste boring 53 gaat via een konisch gedeelte 54 over in een tweede axiale boring 55 waarin een centrale bus 56 met uitwendige kraag 57 zieh vertikaal kan verplaatsen.
In het klemhuis 17 zijn radiaal omheen de as van de voornoemde boringen 53,55 drie T-vormige groeven 58 aangebracht met onderaan konvergerende schuifvlakken 20. De voornoemde T-vormige groeven 58 zijn in dit geval onder een hoek van 120 graden geplaatst en zijn elk voorzien van een klemschoen 19 die zodanig in de T-vormige groef 58 past dat deze klemschoen vrij verschuifbaar is langsheen het schuifvlak 20.
Bijvoorkeur is de klemschoen 19 op zijn binnenvlak voorzien van een eigenlijk klemdeel 59.
De drie klemschoenen steunen gezamelijk, aan hun onderzijde op de voornoemde kraag 57 van de bus 56 waarbij deze laatste, door middel van een spiraalveer 60, de voornoemde klemschoenen 19 langsheen de glijvlakken 20 in hun opgeheven en dus open positie tracht te houden of te brengen.
De huls 41 van de tweede ring 28 is kontinu in kontakt met de kleminrichting 16 doordat op de onderzijde van de huls 41, drie groeven 61 zijn aangebracht waarin de klemschoenen 19 door de voornoemde veer 60 worden gedrukt.
<Desc/Clms Page number 10>
Het is duidelijk dat de werking en het gebruik van de hiervoor beschreven uitvoering nagenoeg identiek is aan deze zoals uiteengezet en weergegeven aan de hand van de figuren 1 tot 4.
Wanneer, in de uitvoering volgens figuur 5, de houder 5, die met de hand wordt vastgehouden, door een lichte neerwaartse druk, het aandrukelement 4 vertikaal neerwaarts verplaatst, duwt de uitwendige kraag 42, die gelegen is op het eerste deel 40 van de tweede ring 28, tegen het schuin vlak 46 op de scharnierende hefboom 44.
Als gevolg van de verplaatsing van het schuin vlak 46, roteert de scharnierende hefboom 44 en de hierop gelegen aanslag 47 over een bepaalde hoek rond zijn scharnieras 45.
Hierdoor duwt de aanslag 47 de kontaktpen 48 van de schakelaar 11 in waardoor de stroomkring 12 gesloten wordt.
Gelijktijdig met het vertikaal neerwaarts verplaatsen van het aandrukelement 4, worden de klemschoenen 19 door de onderzijde van de huls 41, tegen de kracht van de spiraalveer 60 in, langs hun respektievelijk schuifvlak zo in hun respektievelijke T-vormige groef 58, konvergerend tot tegen het voetje 8 van de injektienaald 9 gedrukt, zodat bij aandrijving van het voetje 8 dit laatste met de injektienaald 9 wordt losgeschroefd en de injektienaald in het recipient 21 valt.
Wanneer men na het gebruik van een injektieinrichting 6 het al dan niet lege reservoir 25 in de houder 5 en het zuigermechanisme 24 op de houder 5 laat, blijft de injektienaald 9, nadat deze met haar voetje 8 van de houder 5 is afgeschroefd, met het achtereinde van het naaldelement 26 in de afdichtingsring 62 van het reservoir 25 steken.
<Desc/Clms Page number 11>
Als men nu de houder 5 uit de inrichting neemt, zal men nog steeds manueel de injektienaald 9 met de eigenlijke naald 26 op het voetje 8 uit de afdichtingsring 62 dienen te trekken met alle gevaren daaraan verbonden.
In zulk geval zal men met een vinger de drukknop 37 indrukken waardoor het half-maanvormig element 35 zieh achter het voetje 8 van de injektienaald 9 haakt. Zodoende kan men de eigenlijke injektienaald 26 uit de afsluiting 62 trekken, zodat de eigenlijke injektienaald 26 doorheen de axiale boring is van het klemhuis 17 en de hieronder gelegen opening 22 tot in het verzamelreeipi nt 21 valt.
Ook hier is het duidelijk dat aldus een inrichting wordt bekomen die toelaat een injektienaald 9 automatisch van een houder 5 los te schroeven en te verwijderen zonder kontakt tussen de gebruiker. en de injektienaald 9.
De inrichting volgens de uitvinding zou nog kunnen vervolledigd worden door een hulpinrichting, bijvoorbeeld een buisje, gleuf of dergelijke waarmede een gebogen naald kan rechtgetrokken worden vooraleer zij in de opening 2 van de inrichting wordt gebracht.
Eveneens zou de inrichting volgens de uitvinding kunnen voorzien worden van een regelsysteem waarmede elektrisch of mechanisch de draaisnelheid van de kleminrichting 16 kan worden gewijzigd.
Het is vanzelfsprekend dat de huidige uitvinding geenszins beperkt is tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch zulke inrichting voor het losmaken van gebruikte injektienaalden kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te vallen.