<Desc/Clms Page number 1>
Houder voor tweedimentioneel beeld.
Onderhavige uitvinding heeft betrekking op een houder voor een tweedimentioneel beeld wat belicht wordt in een scanner-apparaat voor digitale informatie-verwerking.
Volgens de huidige stand van de techniek zijn dergelijke beeldhouders eerder complex van konstruktie en vaak wat onhandig in gebruik. Meestal wordt het beeld geklemd tussen 2 glazen platen die speciaal behandeld werden ter voorkoming van storende reflecties en/of Newtonringen ; bovendien staan deze glazen platen veelal onder veerdruk en zijn vaak nog een scharnier-en/of een aandrukmechanisme aangebracht.
Het is een van de doelstellingen van onderhavige uitvinding om een geschikte beeld-houder ter beschikking te stellen welke goedkoop in aanschaf is en toch handig en korrekt in gebruik.
Andere doelstellingen en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de volgende beschrijving en tekeningen.
Onderhavige uitvinding wordt verder verduidelijkt aan de hand van bijgevoegde figuren 1 tot en met 7. Bemerk dat in de huidige kontekst het begrip"houder"ook de begrippen beeldhouder, diahouder, negatiefhouder en origineelhouder dekt.
Fig. 1 geeft een algemene voorstelling van een scanning en digitizing systeem ; Fig. 2 geeft een principeschema van de eigenlijke scanner ; Fig. 3 geeft een voorstelling van de belichtingszone ; Fig. 4 geeft een dwarsdoorsnede van een beeldhouder volgens de huidige uitvinding ; Fig. 5 geeft een dwarsdoorsnede van een alternatieve beeldhouder volgens de huidige uitvinding ; Fig. 6 geeft een bovenaanzicht van een houder volgens de huidige vinding ; Fig. 7 geeft een bovenaanzicht van de bovenfolie.
<Desc/Clms Page number 2>
Fig. 1 geeft een algemene voorstelling van een scanning en digitizing systeem, mogelijk bestaande uit drie deelapparaten, nml. een"viewer"1, een"microprocessor"2 en een"scanner"3.
De figuur 2 geeft een meer gedetailleerd schema van een dergelijke scanner 3, zoals geconcipieerd voor het digitaliseren van transparante origineelbeelden. Genoemde scanner 3 bevat alleszins een lichtbron 21 en een doorzichtige tafel 22 om het bladvormig beeld 23 te ondersteunen, waarbij lichtbron 21 en tafel 22 op een bepaalde afstand van mekaar staan d. m. v. technische middelen die niet in deze figuur afgebeeld worden. De scanner 3 bevat verder nog een optisch systeem (24 tot 29) om het beeldsgewijze gemoduleerd licht naar een opto-elektronische sensor te zenden, bij voorbeeld een zgn. CCD of"charged coupled device", en verdere elektronische middelen om tot digitale signalen te converteren. De werking van de scanner 3 is micro-processor gestuurd, bij voorbeeld via een aangekoppelde personal computer 2.
Desgewenst kan men het beeld visueel bekijken op een viewer 1, bij voorbeeld om specifieke zones te selecteren of om bepaalde parameters (zoals beeldformaat, uitvergroting e. d. m.) in te stellen.
Onderhavige uitvinding heeft betrekking op een houder voor een tweedimentioneel bladvormig beeld 23 wat belicht wordt in een scannerapparaat 3 voor digitale informatie-verwerking.
De uitvinding omvat tevens een werkwijze tot het gebruik van de houder zoals hierboven bepaald.
De uitvinding beperkt zich niet tot de beschreven voorbeelden, noch tot de afgebeelde uitvoeringsvormen.
Alhoewel de uitvinding ook toegepast kan worden bij opzichtoriginelen voor reflectie-belichting 21, zullen we de gedetailleerde beschrijving vooral richten op de toepassing met doorzicht- originelen of doorzicht-negatieven voor transmissiebelichting 21.
Hierbij geeft figuur 3 reeds een nadere situering van de belichtingszone, welke in de situatie van transmissie minimaal kan bestaan uit een lichtbron 21, een reflector 31, een glasplaat-tafel 22, een bladvormig beeld 23 en een beeldhouder 24 welke nog nader omschreven wordt in de verdere tekst.
<Desc/Clms Page number 3>
Doel van huidige uitvinding is om meer dan een origineelbeeld (dia's of negatieven), bij voorkeur zelfs een groot aantal, in een enkele scanbeurt te kunnen bewerken. Hierbij dient de film vlak gehouden te worden en los van het glas te zijn om newtonringen te vermijden.
De film wordt in strips van 5 dia's of 5 negatieven aangeboden als commerciele standaard versnijding en bewaringsvorm, dus zonder individuele omkadering.
De houder 24 bestaat uit meerdere lagen die in een specifiek verband op elkaar worden gebracht en staan meer gedetailleerd in figuur 4 en volgende.
Voor alle duidelijkheid wordt erop gewezen dat Fig. 3 en 5 dwarsdoorsneden zijn van de houder 24 in scanpositie, waarbij de belichtingsbron 21 zich bovenaan bevindt en de glazen draagplaat 22 van de scanner 3 onderaan ; ook het bladvormig beeld 23 zit tijdens dergelijk scannen onderaan de houder 24.
Fig. 4,6 en 7 daarentegen zijn tekeningen van de houder 24 in een (omgekeerde) hulpstand waarbij de volgende scanbeurt voorbereid wordt en waarbij het bladvormig beeld 23 zich bovenaan bevindt.
Algemeen genomen (zie Fig. 4) bestaat de houder 24 uit twee stuks basisfolie 41 met dubbelklevende kleefband 49, een glasplaat 42, een elastisch medium (zoals"mousse"of schuimrubber) 43, een tussentape 44 en een bovenfolie 45.
Op de onderste basisfolie 41 wordt de mousse 43 gekleefd die een opening vertoont waarin we de glasplaat 42 leggen. Aan de andere zijde wordt weer een basisfolie 41 gekleefd. Hierop komt dan de tussentape 44 en daarboven op de bovenfolie 45. Hierdoor ontstaat er een gleuf of schuif 46 die toelaat om een film 23 tussen te brengen. De film 23 ligt nu vlakgespannen tussen basisfolie 41 en bovenfolie 45. De tussentape 44 laat zijdelings net genoeg ruimte om de film 23 in te steken.
De dikte van de tussentape 44 is als volgt opgebouwd. De drager van de tussentape 44 heeft een dikte van 0, 1 mm. Hierop is dubbelzijdig een lijmlaag gescreend van enkele honderdsten mm dik. Na samenbouw ontstaat er een gegarandeerde spleet van O, lmm met een uiterste afwijking van 0 tot + 0, 05mm.
<Desc/Clms Page number 4>
Het verschil in breedte tussen de schuifopening 46 voor het bladvormig beeld 23 en de kijkopening 47 voor het visueel bekijken van het genoemde beeld 23 tijdens de scanvoorbereiding, geeft een klemsysteem dat de film 23 behoorlijk vlak trekt, op een afstand van 0, 2 mm van de glasplaat 42 houdt en een goede manipulatie geeft (zie Fig. 4). Volgens een voorkeurs uitvoering van de huidige vinding, kunnen de genoemde openingen bij voorbeeld een breedte hebben van 38 mm voor de schuifopening 46, en een breedte van 24 mm voor de kijkopening 47.
De glasplaat 42 geeft het geheel ook een rigide structuur, dekt de dia af en laat toch het licht door. Het glas 42 moet voldoen aan de AGFA specificatie GN 200 betreffende de kwaliteit.
Een zijde van de basisfolie 41 is bij voorkeur bekleed met dubbelzijdige kleefband 49, zoals bij voorbeeld type 1211 van de firma Mac Tac.
De mousse 43 beschermt de glasplaat 42 en de scanner 3 tegen onvrijwillige stoten die beschadiging van enerzijds de negatiefhouder 24 en anderzijds de glasplaat 22 van de scanner 3 tot gevolg kan hebben.
In Fig. 3 ziet men de diahouder 24 in doorsnede geplaatst op de scanner 3. Aan de transparencyzijde, dit is de kant van de belichtingsbron, kleeft ook een basisfolie 41. Deze heeft enerzijds een esthetische reden, zij beschermt het glas 42, en door de beperkte spleet minimaliseert zij het strooilicht en de hiermee gepaard gaande "overspraak" op de CCD.
Bij transmissie-belichting dienen alle lagen van de houder 24 uiteraard minstens één gemeenschappelijke belichtingsopening 48 te hebben.
De houder 24 kan 6 strips van 5 dia's/negatieffilm 23 bevatten.
Vijf is namelijk het standaard aantal waarop de fotobranche de dia/negatieffilm 23 doorknipt en bewaart. Nu komt het voor dat men 30 dia's in een keer wil scannen bij het zogenoemde"gang scanning".
Omdat de gebruiker zijn strips niet graag (individueel) verknipt, kan het gebeuren dat men op rij 1 dia nr. 3, op rij 2 dia nr. 1, op rij 3 dia nr. 5 enz... wil scannen. Om geen overspraak door
<Desc/Clms Page number 5>
zijbelichting te verkrijgen, moeten de dia's/negatieffilms 23 die niet gescand worden dan ook afgedekt worden.
Hiervoor gebruiken we een andere uitvoeringsvorm van de houder 24 volgens de huidige uitvinding zoals geillustreerd in Fig. 5. Merk op dat de laagopbouw aan beide zijden principieel gelijk is. Aan 1 zijde monteert men de diafilm 23 en aan de andere zijde schuift men zwarte afdekstrips 51 in om de niet benodigde beelden af te dekken.
Tijdens de scanvoorbereiding buiten het scanapparaat 3 gebeurt het inschuiven van de dia/negatieffilmstrip 23 langs de inschuif-lip 61 (zie Fig. 6). De inschuiflip 61 wordt bij montage op de plooilijn 66 omhoog gevouwen om toe te laten dat de film 23 vlot wordt ingebracht. Na enkele keren gebruik blijft de lip 61 spontaan open staan.
Tijdens de eigenlijke scanning ligt de beeldhouder 24, ondertussen "onderste boven gekeerd", op het scanapparaat 3. Door het gewicht van de glasplaat 42 wordt de lip 61 nu in een zitting 62 geduwd, zodat de vooropgestelde afstand tussen de glazen draagplaat 22 en de film 23 gerespecteerd blijft.
De figuur 7 illustreert de huidige vinding met konkrete, numerieke gegevens van een bovenfolie 45 uitgevoerd volgens de huidige vinding. De vorm van de lip 61 is zodanig gekozen, namelijk met een afrondingsstraal van 18 mm en over een hoek van 600 uitlopend tot een breedte van 36 mm, dat de filmperforatie zich nooit kan vasthaken en de film 23 doen scheuren.
Om eventueel vasthaken bij het uitschuiven te vermijden, is ook de uittrederand 71 voorzien van een afrondingsstraal van 17 mm.
Belangrijk is, dat de gemonteerde film 23 niet uit de insteekopeningen 62 uitsteekt. De afstand tussen glasplaat 22 en film 23 zou dan immers niet gerespecteerd worden.
De houder 24 is vooraan ook voorzien van een kalibratieopening 63 dienende tot kalibratie van de scanner 3.
Een handvat 64 zorgt voor een eenvoudige en makkelijke manipulatie en dwingt bovendien de gebruiker steeds dezelfde aanslagkant 65 aan de papieraanslag te gebruiken. Onder de term papieraanslag wordt hier verstaan een geometrisch referentiekader-vaak bestaande uit een stevig karton, een kunststof of een licht aluminium bevestigd bovenop het scannerapparaat 3, en diverse formaten ¯zoals DIN A4A3-A2, kwarto, folio, legal size e. a. anduidende. Daarenboven zijn
<Desc/Clms Page number 6>
op de houder 24 een aantal markeringen aangebracht (niet voorgesteld in de bijgevoegde figuren) die met genoemde papieraanslag corresponderen. Hierdoor kan de houder 24 in register worden gebracht met software voor de positionering en locatie van de te scannen dia's/negatieffilms 23.
Binnen het concept van onderhavige uitvinding zijn beslist nog andere configuraties mogelijk. Zo kan men b. v. door het eventueel vertikaal leggen van de scanstrips ("landscape scanning versus portrait scanning") vermijden dat het werkstation 2 de elektronische beelddata 90 moet draaien, wat bij de produktie van het scansysteem een substantiele vermindering van de elektronikakost oplevert en bij het gebruik een substantiele tijdswinst.
Ook andere filmformaten 23 zoals kleinbeeld, smalfilm, microfilm, 6 cm x 6 cm beelden, overhead transparanten enz. kunnen met dit principe worden toegepast, mits het toestaan van een voldoende "klemrand" van bij voorbeeld 6 mm.
De uitvinding beperkt zich niet tot de beschreven voorbeelden, noch tot de afgebeelde uitvoeringsvormen.
Bovendien kan de uitvinding toegepast worden zowel bij opzichtoriginelen voor reflectie-belichting als bij doorzichtoriginelen of doorzicht-negatieven voor transmissie-belichting.
Bovendien hoeft het bladvormig beeld 23 niet noodzakelijk op basis van klassiek fotografische technieken gerealiseerd te zijn, maar kan ook via andere technieken, zoals bij voorbeeld elektrofotografie, ink-jet printing, offset printing, thermosublimatie-printing, direct thermal printing, enz.
Ook het toepassingsgebied van onderhavige uitvinding strekt zich verder uit dan de klassieke fotografie ; ondermeer kunnen ook micrografie, barcoding en optical character recognition (OCR) nuttig gebruik maken van de huidige vinding.