<Desc/Clms Page number 1>
"Thermisch en/of akoestisch isolerend vormstuk, werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van dit vormstuk"
De uitvinding heeft betrekking op een thermisch en/of akoestisch isolerend vormstuk uit vezelvormig materiaal, dat bestemd is om rond gebogen buisleidingen geplaatst te worden.
Het betreft hier vooral een vormstuk voor de isolatie van bochten en de buisleidingen van centrale verwarming, sanitaire waterverdeling en industriele leidingen van vloeistoffen en gassen, waarin bij voorbeeld energie uitwisseling met de omgeving tot een minimum dient beperkt te worden.
Vastgesteld werd dat thermische verliezen en geluidshinder zieh vooral voordoen in de bochten van dergelijke leidingen.
Meestal gebruikt men thans voor het isoleren van dergelijke bochten vormstukken die bestaan uit losse tegen elkaar geplaatste cilindervormige segmenten van glas- of rotswol die gesneden worden uit een relatief lange cilinder van glas- of rotswol die over zijn volledige lengte, evenwijdig aan zijn langsas doorgesneden is. Het betreft hier dus op zichzelf bekende cilinders die gebruikt worden voor het isoleren van rechte buisstukken.
De aldus verkregen cilindersegmenten vertonen een axiale dwarsdoorsnede die de vorm heeft van een trapezium.
Voor het omsluiten van een volledige elleboogvormige bocht maakt men meestal gebruik van vier afzonderlijke dergelijke segmenten die dikwijls onderling verschillende vormen en afmetingen hebben.
<Desc/Clms Page number 2>
Aldus vertonen de segmenten die op het einde van de bocht dienen geplaatst te worden bij voorkeur een axiale doorsnede in de vorm van een rechthoekig trapezium, terwijl de tussenliggende segmenten eerder bestaan uit t gel i jkbenige traptzia die zelf nog onderling verschillend kunnen zijn.
Aldus vertoont een dergelijke bekleding van een bocht van een buisleiding per eenheid van oppervlak een relatief groot aantal voegen en spleten die de oorzaak kunnen zijn van een slechte isolering.
Bovendien vereist het fabriceren van dergelijke isolerende bekledingen vakkundige werkkrachten en is zowel het klaarmaken als het plaatsen van deze bekleding zeer omslachtig en arbeidsintensief.
De kwaliteit van de isolatie wordt dus grotendeels bepaald door het vakmanschap van de arbeidskrachten.
Bijgevolg, indien de verschillende segmenten niet nauwkeurig uitgevoerd worden en/of slecht tegen elkaar geplaatst worden, ontstaan tussen twee opeenvolgende elementen belangrijke spleten die de oorzaak zijn van relatief grote warmte of koude verliezen en/of geluidshinder.
Een andere manier voor het isoleren van bochten en buisleidingen is uit te gaan van een prisma van samengeperste rots- of glaswol en hieruit een element te frezen of te zagen dat de geschikte vorm heeft om rond de bocht te plaatsen. Een dergelijke oplossing biedt o. m. het nadeel dat het eveneens arbeidsintensief is en geschoold personeel vergt. Bovendien dient rekening gehouden te worden met een relatief groot verlies aan vezels die ontstaan door dit vrezen of uitzagen.
De uitvinding heeft onder meer tot doel aan de verschillende nadelen te verhelpen van deze
<Desc/Clms Page number 3>
bestaande toegepaste technieken voor het isoleren van bochten in buizen door het voorstellen van een vormstuk dat volledig en op een zeer eenvoudige wijze machinaal vervaardigd kan worden en dat bovendien, door de aanwezigheid van een minimum aanvoegen tussen de samenstellende delen die rond de bocht geplaatst worden, toelaat een zeer efficiente isolatie te verkrijgen.
Tot dit doel bestaat het vormstuk, volgens de uitvinding, uit een nagenoeg vormvaste massa van samengeperste en aaneengekipte vezels, waarin een holte voor genoemde buisleidingen voorzien is en dat nagenoeg de vorm heeft van een ring of een deel van een dergelijke ring, m. b. de helft ervan, welke ring een halve cirkelvormige dwarsdoorsnede vertoont, zodanig dat een overeenkomstige boogvormige mof gevormd kan worden rond een gebogen buisleiding van volgens een axiaal symmetrievlak tegen elkaar aansluitende vormstukken of delen van dergelijke vormstukken.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van het vormstuk volgens de uitvinding heeft de buitenzijde van genoemde ring de vorm van tegen elkaar aansluitende halve cilindersegmenten met een trapeziumvormige axiale doorsnede.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een bekleding of mof uit vezelvormig materiaal die gevormd is uit twee volgens een axiaal symmetrievlak tegen elkaar aansluitende vormstukken of delen van vormstukken volgens de uitvinding.
Verder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke boogvormige vormstukken uit vezelvormig materiaal die bestemd zijn om rond gebogen buisleidingen geplaatst te worden.
Deze werkwijze is gekenmerkt door het feit
<Desc/Clms Page number 4>
dat men genoemd vezelvormig materiaal als losse vezels in een geschikte gesloten vorm brengt en in deze laatste samenperst op een zodanige temperatuur en gedurende een zodanige tijdsspanne dat genoemde losse vezels aaneenkitten tot een samenhangende nagenoeg vormvaste massa.
Tenslotte heeft de uitvinding nog betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van dergelijke boogvormige vormstukken.
Het kenmerkende van deze inrichting is dat ze minstens een, maar bij voorkeur een reeks opeenvolgende vormen bevat, waarin genoemd vezelvormig materiaal dient geperst te worden, welke vormen hoofdzakelijk bestaan uit een kamer waarin een stempel nagenoeg passend op en neer beweegbaar gemonteerd is ten opzichte van de bodem van deze kamer, tussen een bovenste open vulstand en een onderste gesloten persstand, waarbij minstens een toevoerleiding op deze kamer aansluit waarlangs samen te persen materiaal tussen genoemde bodem en stempel kan gebracht worden wanneer deze laatste zieh in genoemde open stand bevindt, waarbij verder verwarmingsmiddelen voorzien zijn om genoemde vorm, in de gesloten stand, op een geschikte temperatuur te brengen.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een specifieke uitvoeringsvorm van een vormstuk, een uit deze laatste gevormde mof, alsook van een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen van dit vormstuk ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de draagwijdte niet van de uitvinding de in de hierna volgende beschrijvlng gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een bovenaanzicht van een
<Desc/Clms Page number 5>
vormstuk volgens de uitvinding.
Figuur 2 is een onderaanzicht van ditzelfde vormstuk.
Figuur 3 is een sectie volgens de lijn IIIIII van figuur 2.
Figuur 4 stelt een zijaanzicht voor met gedeeltelijke doorsnede van een bekleding of mof die gevormd is rond een elleboogvormige buis en omgeven is door een metalen omhulsel.
Figuur 5 is een sectie volgens de lijn V-V van figuur 4.
Figuur 6 is een perspectief aanzicht, met gedeeltelijke doorsnede, van een inrichting volgens de uitvinding voor het vervaardigen van het vormstuk volgens de figuren 1 tot 5, waarin, voor de duidelijkheid van de tekening, bepaalde onderdelen weggelaten werden.
Figuur 7 is een zijaanzicht, met gedeeltelijke doorsnede, van een belangrijk onderdeel van de inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 8 is, op grotere schaal, eveneens met gedeeltelijke doorsnede, een zijaanzicht van een ander belangrijk onderdeel van de inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 9 is een vooraanzicht met gedeeltelijke doorsnede, eveneens op grotere schaal, van nog een ander belangrijk onderdeel van de inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 10 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn X-X van figuur 9.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
In de figuren 1 tot 5 wordt een thermisch en/of akoestisch isolerend vormstuk 1 uit vezelvormig materiaal, meer bepaald glaswol of rotswol, voorgesteld
<Desc/Clms Page number 6>
dat bestemd is om geplaatst te worden rond gebogen buisleidingen van centrale verwarmingsinstallaties, sanitaire installaties, industriele gas-en/of vloeistoftransportleidingen, welke thermisch en/of akoestisch gelsoleerd dienen te worden.
Volgens de uitvinding bestaat dit vormstuk 1 uit een vormvaste massa van samengeperste en aaneengekitte vezels 3 van glaswol en/of rotswol, waarin een holte 4 voorzien is voor een gebogen buisleiding 2.
Dit vormstuk heeft, in deze specifieke uitvoeringsvorm, het uitzicht van een halve cirkelvormige ring met een halve cirkelvormige dwarsdoorsnede, en dit zodanig dat een overeenkomstige boogvormige bekleding in de vorm van een mof 5, zoals voorgesteld werd in de figuren 4 en 5, samengesteld kan worden rond een elleboogvormige buisleiding 2 van volgens een axiaal symmetrievlak 6 tegen elkaar aansluitende helften 1a en 1b van dit vormstuk 1.
Ten einde toe te laten het vormstuk 1 cp een eenvoudige en correcte manier in deze twee identieke delen 1 a en 1 b te scheiden is een dwarse inkeping 7 voorzien die zieh over de volledige gebogen buitenzijde 8 van het vormstuk 1 tot op de diepte van 2 ä 3 mm. uitstrekt. Bij middel van een mes of zaag worden de delen 1a en 1b dus op de plaats van deze inkeping 7 van elkaar gescheiden.
Zoals duidelijk blijkt op de figuren 1 en 2, heeft de buitenzijde 8 van het vormstuk 1 het uitzicht van tegen elkaar aansluitende halve volgens hun langsas doorgesneden cilindervormige segmenten 9,10, 11 en 12, welke elk een trapeziumvormige axiale doorsnede vertonen.
De inkeping 7 strekt zieh uit in het vormstuk 1 in een symmetrievlak loodrecht op de cirkelboogvor-
<Desc/Clms Page number 7>
mige as van het vormstuk, zodanig dus dat, wanneer het vormstuk doorgesneden wordt volgens deze inkeping 7, de twee verkregen delen 1 a en'tb het spiegelbeeld van elkaar vormen, die elk bestaan uit dezelfde segmenten 9, 10, 11 en 12.
Voor het vormen van een mof of bekleding rond een elleboogvormige buis, zoals voorgesteld werd in de figuren 4 en 5, volstaat het dus, na het doorsnijden van het vormstuk volgens de inkeping 7, de twee verkregen delen 1a en 1b symmetrisch langs weerszijden van de elleboogvormige buis 2 te plaatsen, zodanig dat deze volgens het vlak 6 volledig tegen elkaar en tegen de buitenwand van de leiding aansluiten (zie figuur 5).
Dit heeft dus als gevolg dat slechts twee zieh volgens het axiaal vlak 6 uitstrekkende voegen 13 en 14 gevormd worden waarvan de lengte relatief beperkt is en waar de beide delen-la en 1b zeer nauwpassend tegen elkaar kunnen aansluiten, dit in tegenstelling met de hierboven beschreven bekende bekledingen voor elleboogvormige buisleidingen.
Verder zijn nog in deze specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding in de binnenzijde 15 van het vormstuk 1, die de holte 4 bepaalt, dwarsgroeven 16 voorzien voor eventuele op gebogen buisleidingen 2 voorkomende lasnaden of plooien. Dit laat toe de binnenzijde 15 van de twee samenstellende delen 1a en 1b van het vormstuk 1 volledig tegen de buisleiding 2 te doen aansluiten, waarbij de lasnaden of plooien juist komen te liggen in deze groeven 16. Dit kan zeer belangrijk zijn in sommige gevallen om een perfekte isolatie te verkrijgen en eveneens om ervoor te zorgen dat de twee delen 1a en 1b volledig correct en passend tegen elkaar aansluiten rond de buisleiding 1.
Het geheel van deze beide delen 1a en 1b, die rond de buisleiding 2 tegen elkaar geplaatst worden,
<Desc/Clms Page number 8>
is, volgens een op zichzelf bekende manier, "omsloten door een metalen omhulsel 17 dat samengesteld is uit vier opeenvolgende ci 1 indersegmenten 18,19, 20 en 21 met een trapeziumvormige axiale dwarsdoorsnede, zoals dit het geval is voor de twee samenstellende delen 1a en 1b van het vormstuk 1. De keuze van de afmetingen van de cilindersegmenten 9, 10, 11 en 12 van deze delen 1 a en lb is zodanig dat deze volledig passen in de overeenkomstige eilindersegmenten 18, 19,20 en 21 van het omhulsel 17.
Op deze wijze wordt dus de gevormde mof 5 volledig passend omsloten door het omhulsel 17 dat er ook toe bijdraagt de delen 1a en 1b van het vormstuk 1 volledig juist op hun plaats te houden rond de gebogen buisleiding 2.
Aldus, indien de eilindersegmenten 19 en 20 identiek zijn en dit eveneens het geval is voor de segmenten 18 en 21 van het omhulsel 17, kan gebruik gemaakt worden van een vormstuk 1 waarvan de delen 1 a en 1b eveneens identiek zijn.
Volgens een bijzondere werkwijze van de uitvinding voor het vervaardigen van deze vormstukken, wordt het vezelvormig materiaal, waaruit deze bestaan, als losse vezels in een geschikte gesloten vorm gebracht en in deze laatste samengeperst op een zodanige temperatuur en gedurende een zodanige tijdsspanne dat deze losse vezels aaneenkitten tot een samenhangende nagenoeg vormvaste massa.
Op een voordelige manier, rafelt men het vezelvormig materiaal uiteen tot nagenoeg losse vezels en blaast men het in deze toestand in genoemde vorm tot het verkrijgen van een massa van in elkaar willekeurig verstrengelde vezels. Deze verstrengeling van vezels bevordert in relatief grote mate de isolatiewaarde van het aldus vervaardigd vormstuk. Dit is eveneens een belangrijk voordeel ten opzichte van de bekende
<Desc/Clms Page number 9>
hierboven besproken bekledingen van boogvormige buisleidingen waarin de vezels meestal op een geordende manier volgens hun langsrichting tegen elkaar aansluiten, waardoor het risiko bestaat dat tussen bepaalde lagen vezels warmteverliezen kunnen ontstaan.
Ten einde het aaneenkitten van de vezels bij verhoogde temperatuur in de hand te werken, wordt op een voordelige wijze gebruik gemaakt van vezels die met een bindmiddel, zoals fenolhars, behandeld zijn.
Vastgesteld werd dat goede resultaten verkregen worden wanneer de samengeperste vezels op een temperatuur van 250 ä 4000 C gedurende een tijdspanne van 1 ä 20 minuten gebracht worden bij een druk tussen
2 1 en 7 kg/cm.
Thans wordt hierna meer in detail een specifieke inrichting besproken voor het vervaardigen van de vormstukken volgens de uitvinding en voor het toepassen van de hierboven beschreven werkwijze. In deze beschrijving zal verwezen worden naar de figuren 6 tot 10 waarin een dergelijke inrichting schematisch voorgesteld werd.
Algemeen betreft het hier een inrichting die minstens een vorm 22 bevat waarin het vezelvormig materiaal 3 dient geperst te worden. Deze vorm 22 bestaat hoofdzakelijk uit een kamer 23, waarin een stempel 24 passend heen en weer, meer bepaald op en neer, beweegbaar gemonteerd is ten opzichte van de bodem 25 van deze kamer 23, tussen een bovenste open vulstand en onderste gesloten persstand.
Minstens een toevoerleiding 26 sluit aan op deze kamer 23 waarlangs de samen te persen vezels 3 ingebracht worden wanneer de vorm 22 zieh in open stand bevindt.
Verder zijn verwarmingsmiddelen, die bijvoorbeeld gevormd worden door een gas-of
<Desc/Clms Page number 10>
oliebrander 27, voorzien om de vorm 22 1 n. genoemde gesloten persstand op een geschikte temperatuur te brengen en de vezels aan elkaar te kitten.
In de specifieke inrichting die in de figuren voorgesteld wordt zijn meerdere opeenvolgende identleke vormen 22 voorzien, die gemonteerd zljn op een om hun verticale centrale as 28 draaiend gestel 29. In totaal zijn zes dergelijke vormen voorzien waarvan, voor de duidelijkheid, slechts drie in figuur 6 voorgesteld werden. Deze vormen zijn gelijkmatig verdeeld rond de as 28 op een zelfde niveau en op constante afstand van deze as 28. Bij middel van een motor 31 wordt, via een reductor 32, het gestel 29 aan een stapsgewijze rotatie in de zin van pijl 30 onderworpen vanaf een vast aanvoerstation 32, waar samen te persen vezels 3 in de vorm 22 gebracht wordt die zieh in dit station bevindt, tot aan een vast afvoerstation 33 waar het aldus vervaardigd vormstuk 1 als een vormvaste massa van geperste vezels uit de vorm 22 verwijderd wordt.
Tijdens deze rotatie wordt de stempel 24, in zijn gesloten stand, t. t. z. in de nabijheid van de bodem 25 van de kamer 23, gehouden.
Hiertoe is, in deze specifieke uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, boven op de stempel 24 van elk van de opeenvolgende vormen 22 een opstaand overbrengingsorgaan 34 voorzien, dat door tussenkomst van om een horizontale as draaiende wieltjes 35 kan samenwerken met een geleidingsbaan 36 die zieh boven de vormen 22 uitstrekt volgens een cirkelboog waarvan het middelpunt zieh op de as 28 bevindt. Deze geleidingsbaan 36 vertrekt vanaf het aanvoerstation 32 volgens de richting van pijl 30 en eindigt ter hoogte van het afvoerstation 33.
Tijdens deze verplaatsing wordt de stempel 24
<Desc/Clms Page number 11>
in de persstand gehouden door het overbrenglngsorgaan 34, waarvan de wieltjes 35 tegen de onderzijde van de geleidingsbaan 36 lopen.
Vanaf het einde van deze eerste geleidingsbaan 36 vertrekt, op een enigszins hoger niveau, een tweede geleidingsbaan 37 tot aan de aanvang van deze eerste geleidingsbaan 36. Deze laatste vertrekt dus na het aanvoerstation 32. De tweede geleidingsbaan 37 heeft als doel de stempel 24 in de opgeheven open stand of vulstand te houden. In deze stand lopen de wieltjes 35 van het overbrengingsorgaan 34 over de bovenzijde van de tweede geleidingsbaan 37.
Verder is tussen de opeenvolgende uiteinden van de twee op verschillende niveaus gelegen geleidingsbanen 36 en 37 een. hefsysteem voorzien dat toelaat de wieltjes 35 van het overbrengingsorgaan 34 van een bepaalde stempel 24 over te plaatsen van de ene naar de andere geleidingsbaan.
Meer bepaald, wordt het hefsysteem tussen het einde van de geleidingsbaan 36 en het begin van de geleidingsbaan 37 gevormd door een vertikaal op en neer beweegbaar U-vormig raam 38 waarvan de benen naar beneden gericht zijn en de vrije uiteinden van deze laatste voorzien zijn van een geleidingswissel 39 die in dwarsdoosnede zodanig analoog is aan de overeenkomstige dwarsdoorsnede van de geleidingen 36 en 37 dat de wieltjes 35 van het overbrengingsorgaan 34 eenvoudig van de ene baan op de andere baan geleid kunnen worden.
De op-en neergaande beweging van het raam 38 wordt bewerkstelligd door een hydraulische op en neergaande zuiger, die niet in de figuren voorgesteld werd.
Het hefsysteem tussen het einde van de geleidingsbaan 37 en het begin van de geleidingsbaan 36
<Desc/Clms Page number 12>
wordt gevormd door een enigszins analoog U-vormig raam 40 waarvan de naar beneden gericht benen eveneens voorzien zijn van een geleidingswissel 41 waarover de wieltjes 34 zieh kunnen verplaatsen van de geleidsbaan 36 naar de geleidingsbaan 37. Dit U-vormig raam 40 wordt met zijn basis opgehangen aan een zuigerstang 42.
Zoals blijkt uit figuur 6 worden de geleidingsbanen 36 en 37 en de overeenkomstige geleidingswissels 39 en 41 gevormd door twee op een bepaalde constante afstand naast elkaar lopende rails.
Aldus wordt bijvoorbeeld de geleidingsbaan 36 gevormd door de duidelijk voorgestelde rails 36a en 36b.
In de voorgestelde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt het om de centrale as 28 draaiend gestel 29 gevormd door een rond tafelblad met in de nabijheid van de omtrek ervan zes uitsparingen 43, waarin de vormen 22 gedeeltelijk verzonken zijn. Deze vormen 22 rusten op de randen van de uitsparingen 43 door middel van op de zijwand van de vormen en de bovenzijde van het tafelblad gelaste hoekijzers 44. De ruimte onder de tafel 29 is volledig afgesloten door een vaste cilindervormige wand 45 waarin, tegenover het afvoerstation 33, een deur 46 geplaatst is welke dus toegang geeft tot de door de tafel bovenaan en de wand 45 zijdelings omsloten ruimte.
Op deze ruimte sluit een warmtebron, zoals een gasbrander of oliebrander 27 aan, waardoor warme gassen in de ruimte ontwikkeld kunnen worden voor het opwarmen van de in het tafelblad 29 verzonken vormen 22. Ten einde de warmteuitwisseling tussen de vormen 22 en de warme gassen te bevorderen en zc homogeen mogelijk te realiseren, kan een niet voorgestelde ventilator aangesloten worden op deze ruimte voor het tot stand brengen van een gedwongen circulatie in deze
<Desc/Clms Page number 13>
laatste.
Verder omvat de in de figuren voorgestelde inrichting volgens de uitvinding een rafelmachine 47 die meer in detail voorgesteld werd in figuur 7. Met deze machine worden vezels van vlokken rots-en/of glaswol uit elkaar gerafeld alvorens in de vormen 22 geblazen te worden.
Deze rafelmachine 47 bevat een voorraadbak 48 waarin de losse vezels opgevangen worden die door middel van een met tanden 49 voorziene cilinder 50 uiteengerafeld worden.
Deze cilinder 50 is om een horizontale as 51 draaibaar gemonteerd en wordt bij middel van een motor 52 via een riemoverbrenging 53 aangedreven.
Het aanbrengen van de vlokken 54 naar de cilinder 50 geschiedt door middel van een transportband 55. Op deze transportband worden de vlokken, alvorens in contact gebracht te worden met de van tanden voorziene cilinder 50 tot een mat 56 samengedrukt bij middel van een in hoogte instelbare om haar as draaiende drukrol 57. De drukrol 57 en de transportband 55 worden aangedreven door middel van een motor 58 via een riemoverbrenging 59.
Vanaf de nabijheid van de bodem van de voorraadbak 48 die trechtervormig is, vertrekt de toevoerleiding 26, die een soepele darm 60 bevat, naar het aanvoerstation 32 waar de vulling plaats heeft van de vormen 22 met de in de rafelmachine 47 gevormde losse vezels.
In de vergaarbak 48 is een niet voorgestelde ventilator gemonteerd die toelaat deze vezels doorheen de darm 60 naar het aanvoerstation 32 te blazen.
In figuur 8 wordt dit aanvoerstation 32 meer in detail voorgesteld. In dit station sluit de soepele darm 60 aan op een inblaasarm 61 die gemonteerd is op
<Desc/Clms Page number 14>
een in- en uitschuifbaar raam 63 van een draagstel 62.
Op deze manier kan de arm 61 in twee uiterste standen gebracht worden, een vulstand zoals in volle lijnen voorgesteld werd in figuur 8, en een ruststand, zoals in puntstreeplijn voorgesteld werd in figuur 8.
In de vulstand sluit het vrije uiteinde van de arm 61 aan op een in de zijwand van de vorm 22 voorziene vulopening 64.
Zoals duidelijk blijkt uit figuur 6, is een dergelijke vulopening voorzien langs weerszijden van de vormen 22. Op deze manier kunnen dus tegelijkertijd vezels langs twee diametraal tegengestelde zijden in de vorm geblazen worden. Hiertoe worden op het raam 63 van het draagstel 62 twee inblaasarmen 61 voorzien die elk aansluiten op een soepele darm 60 die vanaf de voorraadbak 48 van de rafelmachine 47 vertrekt. In figuur 8 werd echter, voor de duidelijkheid, slechts een dergelijke arm voorgesteld.
Voor het verwijderen uit de vorm 22 van het tot een vormvaste massa samengeperst materiaal, dat dus het in de figuren 1 tot 3 voorgesteld vormstuk 1 vormt, is de bodem 25 van de kamer openklapbaar gemonteerd zoals duidelijk geillustreerd werd in puntstreeplijn in de figuur 9.
Bij middel van een grendel 65 wordt de bodem 25 in gesloten stand gehouden tijdens de persbewerking, t. t. z. tijdens de verplaatsing van de vorm 22 vanaf het aanvoerstation 32 tot aan het afvoerstation 33. Door middel van een ontgrendelorgaan 66 dat vast geplaatst is aan het afvoerstation 33 op de door het uitstekend vrije deel van de grendel 65 gevolgde weg wordt deze laatste automatisch geopend en ondergaat hij een draaiing rond zijn scharnieras, zoals aangeduid werd docr pijl 67 op figuur 9. Dit heeft als gevolg dat de bodem onder invloed van de zwaartekracht openvalt en
<Desc/Clms Page number 15>
een draaibeweging volgens pijl 68 uitvoert rond een scharnier 69, waarmee hij onderaan op de vorm bevestigd
EMI15.1
is.
Ten einde de ontvorming te verzekeren van het vormstuk 1 bij het openvallen van de bodem 25 wordt, bij middel van het op en neer beweegbaar U-vormig raam 38, een of meerdere kloppen op de bovenzijde van de vorm gegeven.
Nadat het vormstuk op deze manier uit de vorm verwijderd werd, verplaatst de nog open vorm zieh verder in de zin van pijl 30 waar de nog openhangende bodem 25 stoot tegen een vaste vergrendelingsorgaan 70, zoals schematisch voorgesteld werd in figuur 9, waardoor de bodem 25 dus geleidelijk in zijn gesloten stand gebracht wordt tijdens de verdere rotatie van de vorm 22 in de zin van pijl 30. Op het ogenblik dat de bodem terug volledig in zijn gesloten stand is, treedt automatisch de grendel 65 in werking en houdt deze de bodem in zijn gesloten stand. Het vergrendelorgaan 70 is zodanig geplaatst dat het vrije doorgang verleent aan het vrije uiteinde van de grendel 65. Een dergelijke grendel kan bij voorbeeld langs weerszijden van de vorm voorzien worden, waardoor het vergrendelingsorgaan 70 zieh dus tussen twee ontgrendelorganen 66 bevindt.
Het spreekt vanzelf dat andere middelen mogelijk zijn voor het automatisch openen en sluiten van de vorm tijdens zijn verplaatsing volgens pijl 30. Hiervoor zou bij voorbeekd gebruik gemaakt kunnen worden van een geleidingsbaan die onderaan tegen de bodem aansluit en onderbroken wordt in het afvoerstation 33.
De naar de bodem 25 van de kamer 23 gerichte zijde 71 van de stempel 24 is concaaf en is op en neer beweegbaar tegenover een op deze bodem 25
<Desc/Clms Page number 16>
overeenkomstige verhevenheid 72, zodanig dat in de gesloten persstand een ruimte 73 afgebakend wordt tussen, enerzijds, de concave zijde 71 van de stempel 24 en, anderzijds, de met de verhevenheid 72 voorziene bodem 25 van de kamer 23. In deze ruimte 73 wordt, in de persstand, zoals voorgesteld werd in figuur 9, de vezels samengedrukt tot het verkrijgen van genoemd vormstuk 1.
Ten einde een zo efficient en homogeen mogelijke warmteoverdracht tussen de rondom de vorm aanwezige gassen en het in de vorm 22 samengeperst materiaal kunnen, zowel in de bodem 25 als in de stempel 24, perforaties 74 voorzien worden.
In de gesloten persstand, zoals voorgesteld werd in de figuur 9, wordt de ruimte 73 tussen de bodem 25 en de stempel 24 door een vertikaal tussenschot 75, dat tussen de opstaande wanden van de kamer 23 bevestigd is, in twee gelijke compartimenten onderverdeeld.
Op deze manier verkrijgt men dus in een enkele persbewerking twee vormstukken die elk de vorm hebben van een halve cirkelboog.
De verhevenheid 72 heeft de vorm van een halve cilindrische buis waarvan de langsas zieh in het vlak van de bodem 25 van de vorm bevindt. Deze buis die zieh uistrekt volgens een volledige cirkel wordt diametraal in twee gelijke delen verdeeld door een gleuf 76 (zie figuur 10), waarin het tussenschot 75 zieh nagenoeg passend kan uitstrekken wanneer de bodem 25 zieh in gesloten stand bevindt zoals in volle lijnen voorgesteld werd in figuur 9.
Op de buitenzijde van de gebogen cilindrische buis 72, op de overeenkomstige plaats waar in de praktijk op een gebogen stalen buis lasnaden voorzien zijn, zijn dwarse ribben 77 in relief aangebracnt (zie
<Desc/Clms Page number 17>
figuur 10).
Tenslotte vertoont de kamer 23 in horizontale doorsnede de vorm van een gelijkzijdige twaalfhoek, terwijl dit eveneens het geval is voor de buitenomtrek van de stempel 24 die als een zuiger passend in de kamer 23 op en neer beweegbaar gemonteerd is.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en binnen het raam van de uitvinding kunnen meerdere veranderingen overwogen worden o. m. wat betreft de vorm en afmetingen van het thermisch en/of akoestisch isolerend vormstuk.
Dit vormstuk kan bijvoorbeeld het uitzicht hebben van een vierde van een cirkelboog, t. t. z. de helft van het in de figuren 1 tot 3 voorgestelde vormstuk 1.
Voor het verwarmen van de vormen, kan gebruik gemaakt worden van alle op zichzelf bekende verwarmingsmiddelen, zoals bij voorbeeld electrische verwarming.
<Desc / Clms Page number 1>
"Thermally and / or acoustically insulating molding, method and device for manufacturing this molding"
The invention relates to a thermally and / or acoustically insulating molding of fibrous material, which is intended to be placed around curved pipelines.
This mainly concerns a molding for the insulation of bends and the pipelines of central heating, sanitary water distribution and industrial pipes for liquids and gases, in which, for example, energy exchange with the environment must be kept to a minimum.
It was found that thermal losses and noise nuisance mainly occur in the bends of such pipes.
Most commonly, for the purpose of insulating such bends, moldings are used which consist of loose cylindrical segments of glass or rock wool placed against each other and cut from a relatively long cylinder of glass or rock wool cut along its entire length parallel to its longitudinal axis . These are thus per se known cylinders which are used for insulating straight pipe sections.
The cylinder segments thus obtained have an axial cross-section which is in the form of a trapezium.
To enclose a full elbow-shaped bend, use is usually made of four separate such segments, which often have mutually different shapes and dimensions.
<Desc / Clms Page number 2>
Thus, the segments to be placed at the end of the bend preferably have an axial cross-section in the form of a rectangular trapezium, while the intermediate segments rather consist of equal-legged trapeziums which themselves may still be different from each other.
Thus, such a pipe bend bend per unit area has a relatively large number of joints and gaps which may cause poor insulation.
In addition, the manufacture of such insulating coatings requires skilled labor and both preparation and installation of this coating is very laborious and laborious.
The quality of the insulation is thus largely determined by the craftsmanship of the workforce.
Consequently, if the different segments are not executed accurately and / or are placed poorly against each other, important gaps arise between two successive elements, which are the cause of relatively large heat or cold losses and / or noise nuisance.
Another way of insulating bends and pipelines is to start from a prism of compressed rock or glass wool and mill or cut an element from it that has the appropriate shape to fit around the bend. Such a solution also has the disadvantage that it is also labor-intensive and requires trained personnel. In addition, account must be taken of a relatively large loss of fibers caused by this fear or sawing.
One of the objects of the invention is to remedy the various drawbacks of these
<Desc / Clms Page number 3>
existing techniques used for insulating bends in pipes by proposing a molding that can be machine-made completely and in a very simple manner and that, moreover, due to the presence of a minimum of joints between the constituent parts that are placed around the bend, allows to obtain a very efficient insulation.
For this purpose, the molding, according to the invention, consists of a substantially form-retaining mass of compressed and fused fibers, in which a cavity for said pipelines is provided and which is substantially in the form of a ring or part of such a ring, m. B. one half thereof, which ring has a semicircular cross-section, such that a corresponding arc-shaped sleeve can be formed around a curved pipeline of molded parts or parts of such molded parts adjoining one another in an axial plane of symmetry.
In a special embodiment of the molding according to the invention, the outside of said ring is in the form of contiguous half-cylinder segments with a trapezoidal axial section.
The invention also relates to a lining or sleeve of fibrous material which is formed from two molded parts or parts of molded parts according to the invention which adjoin one another according to an axial plane of symmetry.
The invention further relates to a method for manufacturing such arcuate moldings from fibrous material which are intended to be placed around curved pipelines.
This method is characterized by the fact
<Desc / Clms Page number 4>
that said fibrous material is brought into a suitable closed form as loose fibers and compressed in the latter at such a temperature and for such a period of time that said loose fibers adhere together to form a cohesive, substantially form-retaining mass.
Finally, the invention also relates to a device for manufacturing such arcuate shaped parts.
The characteristic of this device is that it contains at least one, but preferably a series of successive shapes, into which said fibrous material is to be pressed, which shapes mainly consist of a chamber in which a punch is mounted movable up and down with respect to the bottom of this chamber, between an upper open filling position and a lower closed pressing position, wherein at least one supply pipe connects to this chamber, along which material to be compressed can be brought between said bottom and stamp when the latter is in said open position, further heating means are provided to bring said form, in the closed position, to a suitable temperature.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of a specific embodiment of a molding, a sleeve formed from the latter, as well as of a method and an apparatus for manufacturing this molding; this description is given by way of example only and does not limit the scope of the invention. The reference numerals used in the following description refer to the appended figures.
Figure 1 is a top view of a
<Desc / Clms Page number 5>
molding according to the invention.
Figure 2 is a bottom view of the same molding.
Figure 3 is a section along the line IIIIII of Figure 2.
Figure 4 depicts a partial cross-sectional side view of a casing or sleeve formed around an elbow-shaped tube and surrounded by a metal casing.
Figure 5 is a section taken on the line V-V of Figure 4.
Figure 6 is a partial cross-sectional perspective view of an apparatus according to the invention for manufacturing the molding of Figures 1 to 5, in which certain parts have been omitted for clarity of the drawing.
Figure 7 is a partial cross-sectional side view of an important part of the device according to the invention.
Figure 8 is, on a larger scale, also with partial section, a side view of another important part of the device according to the invention.
Figure 9 is a partial cross-sectional front view, also on a larger scale, of still another important part of the device according to the invention.
Figure 10 is a cross-sectional view taken on line X-X of Figure 9.
In the different figures, like reference numerals refer to like elements.
Figures 1 to 5 show a thermally and / or acoustically insulating molding 1 of fibrous material, in particular glass wool or rock wool.
<Desc / Clms Page number 6>
which is intended to be placed around curved pipelines of central heating installations, sanitary installations, industrial gas and / or liquid transport pipes, which must be insulated thermally and / or acoustically.
According to the invention, this molding 1 consists of a form-retaining mass of compressed and joined fibers 3 of glass wool and / or rock wool, in which a cavity 4 is provided for a curved pipeline 2.
This molding, in this particular embodiment, has the appearance of a semicircular ring with a semicircular cross-section, such that a corresponding arc-shaped sleeve-shaped coating 5, as shown in Figures 4 and 5, can be assembled around an elbow-shaped pipeline 2 of halves 1a and 1b of this molding 1 which adjoin one another according to an axial symmetry plane 6.
In order to allow the molding 1 cp to be separated in a simple and correct manner into these two identical parts 1 a and 1 b, a transverse notch 7 is provided which extends over the entire curved outside 8 of the molding 1 to the depth of 2 ä 3 mm. extends. The parts 1a and 1b are thus separated from each other at the location of this notch 7 by means of a knife or saw.
As is clear from Figures 1 and 2, the outside 8 of the molding 1 has the appearance of contiguous half cylindrical segments 9,10, 11 and 12 cut along their longitudinal axis, each of which has a trapezoidal axial section.
The notch 7 extends in the molding 1 in a plane of symmetry perpendicular to the circular arc shape.
<Desc / Clms Page number 7>
The axis of the molding is such that, when the molding is cut along this notch 7, the two obtained parts 1a and'tb mirror each other, each consisting of the same segments 9, 10, 11 and 12.
Thus, to form a sleeve or casing around an elbow-shaped tube, as shown in Figures 4 and 5, after cutting the molding along the notch 7, the two obtained parts 1a and 1b symmetrically on either side of the place elbow-shaped pipe 2 in such a way that it fits completely against each other and against the outer wall of the pipe according to plane 6 (see figure 5).
This therefore has the consequence that only two joints 13 and 14 extending according to the axial plane 6 are formed, the length of which is relatively limited and where the two parts 1a and 1b can fit very closely to each other, in contrast to the above described known coatings for elbow-shaped pipelines.
Furthermore, in this specific embodiment of the invention, transverse grooves 16 are provided in the inside 15 of the molding 1, which defines the cavity 4, for any welding seams or creases occurring on bent pipe lines 2. This allows the inside 15 of the two constituent parts 1a and 1b of the molding 1 to be completely connected to the pipeline 2, whereby the welds or folds just lie in these grooves 16. This can be very important in some cases to to obtain perfect insulation and also to ensure that the two parts 1a and 1b fully and correctly fit around the pipe 1.
The whole of these two parts 1a and 1b, which are placed together around the pipe 2,
<Desc / Clms Page number 8>
is, in a manner known per se, "enclosed by a metal casing 17 composed of four consecutive ci 1 indenter segments 18, 19, 20 and 21 with a trapezoidal axial cross section, as is the case for the two constituent parts 1a and 1b of the molding 1. The selection of the dimensions of the cylinder segments 9, 10, 11 and 12 of these parts 1a and 1b is such that they fully fit into the corresponding cylinder segments 18, 19,20 and 21 of the shell 17.
Thus, in this manner, the molded sleeve 5 is completely enclosed by the sheath 17 which also helps to keep the parts 1a and 1b of the molding 1 completely in place around the curved pipeline 2.
Thus, if the cylinder segments 19 and 20 are identical and this is also the case for the segments 18 and 21 of the casing 17, use can be made of a molding 1, parts 1a and 1b of which are also identical.
According to a special method of the invention for the production of these moldings, the fibrous material, which they consist of, is brought into a suitable closed form as loose fibers and compressed in the latter at such a temperature and for such a period of time that these loose fibers gluing together to form a cohesive, virtually form-retaining mass.
Advantageously, the fibrous material is unraveled into substantially loose fibers and blown into said shape in this condition to obtain a mass of intertwined fibers. This entanglement of fibers promotes the insulation value of the shaped article thus produced to a relatively large extent. This is also an important advantage over the known ones
<Desc / Clms Page number 9>
arcuate pipe linings discussed above in which the fibers usually abut in an orderly manner along their longitudinal directions, creating the risk that heat losses may occur between certain layers of fibers.
In order to promote the adhesion of the fibers at an elevated temperature, fibers which have been treated with a binder, such as phenolic resin, are advantageously used.
It has been found that good results are obtained when the compressed fibers are brought to a temperature of 250 to 4000 C for a period of 1 to 20 minutes at a pressure between
2 1 and 7 kg / cm.
A specific apparatus for manufacturing the moldings according to the invention and for applying the method described above will now be discussed in more detail below. In this description reference will be made to Figures 6 to 10 in which such an arrangement has been schematically represented.
Generally, this concerns a device which contains at least one shape 22 into which the fibrous material 3 must be pressed. This shape 22 mainly consists of a chamber 23, in which a punch 24 is fitted movably reciprocally, in particular up and down, relative to the bottom 25 of this chamber 23, between an upper open filling position and lower closed pressing position.
At least one supply line 26 connects to this chamber 23 along which the fibers 3 to be compressed are introduced when the mold 22 is in the open position.
Furthermore, heating means are formed, for example, by a gas or
<Desc / Clms Page number 10>
oil burner 27, provided for the shape 22 1 n. bring said closed press position to a suitable temperature and seal the fibers together.
In the specific device shown in the figures, several consecutive identical shapes 22 are provided, which are mounted on a frame 29 rotating about their vertical central axis 28. A total of six such shapes are provided, of which, for clarity, only three in figure 6 were presented. These shapes are evenly distributed around the shaft 28 at the same level and at a constant distance from this shaft 28. By means of a motor 31, the frame 29 is subjected to a stepwise rotation in the sense of arrow 30 via a gear unit 32 from a fixed supply station 32, where fibers 3 to be compressed are brought into the mold 22 which is present in this station, up to a fixed discharge station 33 where the shaped piece 1 thus manufactured is removed from the mold 22 as a form-retaining mass of pressed fibers.
During this rotation, the punch 24, in its closed position, t. t. z. kept in the vicinity of the bottom 25 of the chamber 23.
To this end, in this specific embodiment of the device according to the invention, on top of the stamp 24 of each of the successive shapes 22, an upright transmission member 34 is provided, which, through the intermediary of wheels 35 rotating about a horizontal axis, can cooperate with a guide track 36 which it extends above the molds 22 according to a circular arc, the center of which is on the shaft 28. This guide path 36 departs from the supply station 32 in the direction of arrow 30 and ends at the level of the discharge station 33.
During this movement, the stamp becomes 24
<Desc / Clms Page number 11>
held in the pressing position by the transfer member 34, the wheels 35 of which run against the underside of the guide track 36.
From the end of this first guiding track 36, a second guiding track 37 departs, to a slightly higher level, up to the start of this first guiding track 36. The latter thus departs after the supply station 32. The second guiding track 37 has the aim of entering the punch 24 keep the lifted open position or fill level. In this position, the wheels 35 of the transmission member 34 run over the top of the second guide track 37.
Furthermore, one is between the successive ends of the two guide tracks 36 and 37, which are located at different levels. lifting system which allows the wheels 35 of the transfer member 34 of a specific punch 24 to be transferred from one guide track to the other.
More specifically, the lifting system between the end of the guideway 36 and the beginning of the guideway 37 is formed by a vertically up and down movable U-shaped frame 38, the legs of which are directed downwards and the free ends of which are provided with a guide switch 39, which in cross section is analogous to the corresponding cross section of the guides 36 and 37, so that the wheels 35 of the transmission member 34 can easily be guided from one track to the other.
The up and down movement of the window 38 is accomplished by a hydraulic up and down piston not shown in the figures.
The lifting system between the end of the guide track 37 and the start of the guide track 36
<Desc / Clms Page number 12>
is formed by a somewhat analogous U-shaped window 40 whose downwardly directed legs are also provided with a guide switch 41 over which the wheels 34 can move from the guideway 36 to the guideway 37. This U-shaped window 40 is provided with its base suspended from a piston rod 42.
As can be seen from Figure 6, the guide tracks 36 and 37 and the corresponding guide switches 39 and 41 are formed by two rails running next to each other at a certain constant distance.
Thus, for example, the guide track 36 is formed by the clearly represented rails 36a and 36b.
In the proposed embodiment of the device according to the invention, the frame 29 rotating about the central axis 28 is formed by a round table top with six recesses 43 in its vicinity, in which the molds 22 are partly sunk. These molds 22 rest on the edges of the recesses 43 by means of angle irons 44 welded to the side wall of the molds and the top of the table top. The space under the table 29 is completely closed off by a fixed cylindrical wall 45 in which, opposite the discharge station 33, a door 46 is placed which thus provides access to the space enclosed laterally by the table at the top and the wall 45.
Connected to this space is a heat source, such as a gas burner or oil burner 27, whereby hot gases in the space can be developed for heating the forms 22 recessed in the table top 29, in order to prevent the heat exchange between the forms 22 and the hot gases. promote and achieve as homogeneous as possible, a fan not proposed can be connected to this space to create a forced circulation in this space.
<Desc / Clms Page number 13>
last.
Furthermore, the device according to the invention proposed in the figures comprises a fraying machine 47, which is represented in more detail in figure 7. With this machine, fibers of flakes of rock and / or glass wool are frayed apart before being blown into the molds 22.
This fraying machine 47 contains a storage bin 48 in which the loose fibers are collected, which are unraveled by means of a cylinder 50 provided with teeth 49.
This cylinder 50 is rotatably mounted about a horizontal axis 51 and is driven by means of a motor 52 via a belt transmission 53.
The application of the flakes 54 to the cylinder 50 is effected by means of a conveyor belt 55. On this conveyor belt, the flakes are compressed into a mat 56 before being brought into contact with the toothed cylinder 50 by means of an adjustable height pressure roller 57 rotating about its axis. The pressure roller 57 and the conveyor belt 55 are driven by means of a motor 58 via a belt transmission 59.
From the vicinity of the bottom of the hopper 48, which is funnel-shaped, the supply line 26, which contains a flexible hose 60, leaves for the supply station 32 where the molds 22 are filled with the loose fibers formed in the fraying machine 47.
A fan (not shown) is mounted in the receptacle 48 which allows these fibers to be blown through the intestine 60 to the supply station 32.
In Figure 8, this supply station 32 is presented in more detail. In this station, the flexible hose 60 connects to a blow-in arm 61 mounted on
<Desc / Clms Page number 14>
a retractable and retractable window 63 of a supporting frame 62.
In this way, the arm 61 can be brought into two extreme positions, a filling position as shown in full lines in figure 8, and a rest position, as shown in dotted line in figure 8.
In the filling position, the free end of the arm 61 connects to a filling opening 64 provided in the side wall of the mold 22.
As is clear from figure 6, such a filling opening is provided on both sides of the molds 22. In this way, fibers can thus be blown into the mold simultaneously on two diametrically opposite sides. For this purpose, two blow-in arms 61 are provided on the frame 63 of the support frame 62, each of which connects to a flexible hose 60 which leaves from the storage bin 48 of the fraying machine 47. However, in figure 8, for the sake of clarity, only such an arm has been proposed.
In order to remove from the mold 22 the material compressed into a form-retaining mass, which thus forms the molding 1 shown in Figures 1 to 3, the bottom 25 of the chamber is collapsible as clearly illustrated in the dashed line in Figure 9.
By means of a latch 65, the bottom 25 is kept in closed position during the pressing operation, t. t. z. during the displacement of the mold 22 from the supply station 32 to the discharge station 33. By means of an unlocking member 66 which is fixedly placed on the discharge station 33 on the path followed by the protruding free part of the lock 65, the latter is automatically opened and undergoes a rotation around its pivot axis, as indicated by arrow 67 in figure 9. This causes the bottom to fall open under the influence of gravity and
<Desc / Clms Page number 15>
performs a rotary movement according to arrow 68 around a hinge 69, with which it is fixed to the mold at the bottom
EMI15.1
is.
In order to ensure the deformation of the molding 1 when the bottom 25 falls open, one or more knocks are given on the top of the mold by means of the U-shaped frame 38 which can be moved up and down.
After the molding has been removed from the mold in this way, the still open mold moves further in the sense of arrow 30 where the still hanging bottom 25 abuts a fixed locking member 70, as schematically shown in Figure 9, whereby the bottom 25 Thus, it is gradually brought into its closed position during the further rotation of the mold 22 in the sense of arrow 30. When the bottom is completely back in its closed position, the latch 65 automatically activates and retains the bottom are closed position. The locking member 70 is positioned such that it provides free passage to the free end of the latch 65. Such a latch may, for example, be shaped on either side, so that the locking member 70 is thus located between two unlocking members 66.
It goes without saying that other means are possible for the automatic opening and closing of the mold during its displacement according to arrow 30. For this purpose, use could be made, for precondition, of a guide track which connects to the bottom at the bottom and is interrupted in the discharge station 33.
The side 71 of the punch 24 directed towards the bottom 25 of the chamber 23 is concave and is movable up and down opposite one on this bottom 25
<Desc / Clms Page number 16>
corresponding elevation 72, such that in the closed pressing position a space 73 is delimited between, on the one hand, the concave side 71 of the punch 24 and, on the other hand, the bottom 25 of the chamber 23 provided with the elevation 72. In this space 73, in the pressing position, as shown in figure 9, the fibers are compressed to obtain said molding 1.
In order to achieve the most efficient and homogeneous heat transfer between the gases present around the mold and the material compressed in the mold 22, perforations 74 can be provided both in the bottom 25 and in the punch 24.
In the closed pressing position, as shown in figure 9, the space 73 between the bottom 25 and the punch 24 is divided into two equal compartments by a vertical partition 75, which is fixed between the upright walls of the chamber 23.
Thus, in a single pressing operation, two moldings are obtained, each of which has the shape of a semicircular arc.
The elevation 72 is in the form of a semi-cylindrical tube, the longitudinal axis of which is in the plane of the bottom 25 of the mold. This full circle tube is divided diametrically into two equal parts by a slot 76 (see Figure 10), in which the partition 75 can extend almost appropriately when the bottom 25 is in the closed position as shown in full lines. in figure 9.
On the outside of the curved cylindrical tube 72, in the corresponding place where welding seams are in practice provided on a curved steel tube, transverse ribs 77 are applied in relief (see
<Desc / Clms Page number 17>
figure 10).
Finally, the chamber 23 has a horizontal cross-section in the form of an equilateral dodecagon, while this is also the case for the outer circumference of the punch 24, which is mounted up and down as a piston fittingly in the chamber 23.
The invention is by no means limited to the above-described embodiment and within the scope of the invention several changes can be considered, inter alia as regards the shape and dimensions of the thermally and / or acoustically insulating molding.
This molding can, for example, have the appearance of a quarter of a circular arc, t. t. z. half of the molding 1 shown in Figures 1 to 3.
For heating the molds, use can be made of all heating means known per se, such as, for example, electric heating.