<Desc/Clms Page number 1>
Werkwijze voor het klimatiseren van een weefmachine in een weefzaal en weefmachine om deze werkwijze toe te passen.
Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het klimatiseren van een weefmachine in een weefzaal en een weefmachine om deze werkwijze toe te passen.
Het is bekend weefzalen te klimatiseren teneinde de weefprodukten zoals de kettingdraden en inslagdraden onder de beste omstandigheden te kunnen weven. Hiertoe wordt geklimatiseerde lucht met een gewenste temperatuur en vochtigheid in de weefzaal gebracht. Gezien weefmachines veel warmte produceren is het nodig de lucht in de weefzaal regelmatig te verversen. Om dit te bereiken is een omvangrijke installatie voor het klimatiseren van lucht nodig die bovendien veel energie vergt om de grote hoeveelheid geklimatiseerde lucht in de weefzaal te brengen.
Uit EP-A-0 286162 is het bekend een luchtstroom van buiten de weefzaal te laten stromen langs de warmteproducerende weefmachineonderdelen en die luchtstroom direct af te voeren buiten de weefzaal zodanig dat de weefzaal minder opwarmt. Dit laat toe een gedeelte van de door de weefmachines geproduceerde warmte af te voeren en de
<Desc/Clms Page number 2>
hoeveelheid geklimatiseerde lucht te beperken.
Bij snellopende weefmachines, en in het bijzonder grijperweefmachines, die weefmachineonderdelen bevatten die veel warmte produceren onstaat het probleem dat de kettingdraden die zieh nabij de zijfremen van de weefmachine bevinden uitdrogen en dit zelfs wanneer de weefzaal goed geklimatiseerd is. Dit heeft tot gevolg dat veel draadbreuken bij deze kettingdraden voorkomen.
De huidige uitvinding heeft als doel een werkwijze voor het klimatiseren van een weefmachine in een weefzaal en een weefmachine om deze werkwijze toe te passen die de voornoemde nadelen niet vertoont.
Tot dit doel betreft de uitvinding een werkwijze voor het klimatiseren van een weefmachine in een weefzaal daardoor gekenmerkt dat een koelvloeistof aan de weefmachine wordt toegevoerd teneinde de geproduceerde warmte van de zieh ter hoogte van een zijfreem bevindende weefmachineonderdelen af te voeren zodanig dat de temperatuur van deze weefmachineonderdelen in de orde van grootte van de temperatuur van de lucht in de weefzaal is.
De koelvloeistof wordt bij voorkeur lokaal aan deze warmteproducerende weefmachineonderdelen toegevoerd.
Tot dit doel betreft de uitvinding eveneens een
<Desc/Clms Page number 3>
weefmachine voorzien om de voornoemde werkwijze toe te passen daardoor gekenmerkt dat ze middelen bevat om een koelvloeistof naar de zich ter hoogte van een zijfreem bevindende weefmachineonderdelen te geleiden. Bij voorkeur bevatten die middelen koelelementen die zieh nabij warmteproducerende weefmachineonderdelen bevinden.
Dit biedt als voordeel dat alle kettingdraden over de breedte van de weefmachine gelijkmatig geklimatiseerd kunnen worden en dat hierbij tevens minder breuken van de voornoemde weefmachineonderdelen bij het herstarten van een weefmachine na een stilstand voorkomen.
Teneinde de kenmerken volgens de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 een weefzaal weergeeft voorzien om de werkwijze volgens de uitvinding toe te passen ; figuur 2 een weefmachine volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 3 een zicht volgens pijl F3 in figuur 2 weergeeft.
In figuur 1 is een weefzaal 1 weergegeven die meerdere weefmachines 2 bevat. Deze weefzaal 1 is voorzien van een toevoereenheid 3 voor geklimatiseerde lucht die meerdere toevoerleidingen 4 bevat. Verder zijn openingen 5 voorzien om warme lucht uit de weefzaal 1 te laten ontsnappen die
<Desc/Clms Page number 4>
eventueel stoffilters bevatten. Volgens de uitvinding is buiten de weefzaal 1 een inrichting 6 voor het koelen en het circuleren van een koelvloeistof voorzien. Iedere weefmachine 2 wordt in de weergegeven uitvoeringsvorm langs beide zijden voorzien van toevoerleidingen 7 voor de koelvloeistof van de voornoemde inrichting 6 en afvoerleidingen 8, die bijvoorbeeld geisoleerd zijn, voor warmere koelvloeistof naar de voornoemde inrichting 6.
In figuren 2 en 3 is een weefmachine weergegeven die voorzien is van middelen 9 om koelvloeistof naar de zich ter hoogte van de zijfremen 18 van de weefmachine 2 bevindende weefmachineonderdelen te geleiden. Deze middelen 9 bestaan in de weergegeven uitvoeringsvorm uit een vlak koelelement 10 dat in verbinding staat met een toevoerleiding 7 en dat zieh nabij de kettingdraden 11 bevindt. De middelen 9 bevatten tevens koelelementen 12 en 13 die zieh respektievelijk nabij of omheen een, zieh ter hoogte van een zijfreem 18 van de weefmachine 2 bevindend, warmteproducerend weefmachineonderdeel 14 of 15 bevinden zodanig dat de lokaal door deze warmteproducerende weefmachineonderdelen 14 en 15 geproduceerde warmte lokaal wordt afgevoerd. De middelen 9 bevatten tevens leidingen 16 voor de koelvloeistof die de koelelementen 10,12 en 13 onderling of met de afvoerleiding 8 verbinden.
Deze warmteproducerende weefmachineonderdelen 14 en 15, zoals schematisch weergegeven in figuur 3, kunnen bijvoorbeeld
<Desc/Clms Page number 5>
EMI5.1
bestaan uit een ladeaandrijving, een grijperaandrijving, een kaderaandrijving, het oliereservoir van de smeerolie, de hoofdaandrijfmotor, de motor van de doekopwikkeling, de stuurkast van de weefmachine 2, lagers die aan grote krachten onderworpen worden of andere warmteproducerende weefmachineonderdelen. De koelelementen 10, 12 en 13 kunnen bijvoorbeeld bestaan uit elementen waardoor de koelvloeistof stroomt die bestaan uit een geleidend materiaal en die een groot kontaktoppervlak bezitten.
Verder is de doekboom 17 weergegeven.
De middelen 9 kunnnen tevens een circulatiepomp 19, een temperatuurmeter 20 voor de afgevoerde koelvloeistof, een temperatuurmeter 21 voorzien ter hoogte van een zijfreem 18 van de weefmachine 2 en een stuureenheid 22 de circulatiepomp 19 in functie van de gemeten temperaturen te sturen, bevatten. Voor de stuureenheid 22 kan gebruik gemaakt worden van de stuureenheid van de weefmachine.
Voor de koelvloeistof wordt gebruik gemaakt van een koelvloeistof met een grote warmteoverdrachtscoefficient zoals water of water voorzien van additieven. Bovendien is water goedkoop, veilig en onbrandbaar.
Volgens de uitvinding wordt teneinde de weefprodukten zoals de kettingdraden en inslagdraden onder ideale omstandigheden te kunnen weven geklimatiseerde lucht op
<Desc/Clms Page number 6>
een gewenste temperatuur en vochtigheid, bijvoorbeeld 22 graden Celcius en 65% relatieve vochtigheid, aan de weefzaal 1 toegevoerd waardoor de temperatuur in de weefzaal bijvoorbeeld 24 graden Celcius bedraagt. Om de voornoemde weefmachineonderdelen te klimatiseren wordt gebruik gemaakt van een inrichting 6 voor het koelen en het circuleren van koelvloeistof die koelvloeistof toevoert aan de weefmachines 2 teneinde de geproduceerde warmte van deze weefmachineonderdelen buiten de weefzaal 1 af te voeren zodanig dat de temperatuur van deze weefmachineonderdelen in de orde van grootte van de temperatuur van de lucht in de weefzaal 1 is.
De temperatuur van de toegevoerde koelvloeistof is in de orde van grootte van de temperatuur van de aan de weefzaal 1 toegevoerde geklimatiseerde lucht en bedraagt bijvoorbeeld 22 graden Celcius. De koelvloeistof wordt met een zodanig debiet aan de weefmachines 2 toegevoerd dat de zieh ter hoogte van de zijfremen 18 van de weefmachine 2 bevindende weefmachineonderdelen, en in het bijzonder de warmteproducerende weefmachineonderdelen 14 en 15, gekoeld worden tot een temperatuur die weinig hoger is dan de temperatuur van de lucht in de weefzaal 1. Het debiet koelvloeistof wordt hiertoe geregeld met behulp van de door de stuureenheid 22 gestuurde circulatiepomp 19 zodat de temperatuur van deze weefmachineonderdelen, in het weergegeven voorbeeld, bijvoorbeeld lager dan 32 graden Celcius blijft.
<Desc/Clms Page number 7>
Door het klimatiseren van de weefmachine 2 volgens de uitvinding wordt bekomen dat de temperatuur van de voornoemde weefmachineonderdelen in de orde van grootte van de temperatuur van de lucht in de weefzaal is, zodanig dat het voordeel bekomen wordt dat deze weefmachineonderdelen weinig warmte afgeven aan de weefzaal 1 en weinig invloed hebben op de nabijgelegen kettingdraden 11. Hierdoor wordt het voordeel bekomen dat de nabij de zijfremen 18 gelegen kettingdraden 11 niet uitdrogen waardoor alle kettingdraden 11 gelijkmatig geklimatiseerd kunnen worden hetgeen het voorkomen van kettingdraadbreuken bij de nabij de zijfremen 18 gelegen kettingdraden 11 vermindert. Dit laat tevens toe minder geklimatiseerde lucht toe te voeren aan de weefzaal 1 waardoor de energie om geklimatiseerde lucht te produceren geringer wordt.
Het koelen van de koelvloeistof kan gebeuren in een relatief kleine installatie die zich buiten de weefzaal 1 bevindt en vereist relatief weinig energie. Bovendien kan de energie van de koelvloeistof gebruikt worden om andere installaties op te warmen.
Door het klimatiseren van de weefmachine 2 volgens de uitvinding wordt tevens als voordeel bekomen dat de temperatuur van de weefmachine 2 relatief konstant blijft waardoor minder thermische spanningen ontstaan in de mechanische weefmachineonderdelen die zieh ter hoogte van de zijfremen 18 bevinden en minder breuken van deze
<Desc/Clms Page number 8>
weefmachineonderdelen voorkomen bij het herstarten van een weefmachine 2 na een lange stilstand. Dit laat toe kleinere toleranties te voorzien voor deze weefmachineonderdelen waardoor minder slijtage en trillingen voorkomen hetgeen tevens het lawaai in de weefzaal beperkt houdt. Dit laat ook toe smeerolie te gebruiken die een goede werking heeft binnen een beperkt temperatuursgebied.
Het feit dat de temperatuur van de weefmachine 2 relatief konstant blijft biedt tevens als voordeel dat weinig weeffouten voorkomen die te wijten zijn aan een verschillende werking van een koude of een iets warmere weefmachine 2.
Wanneer een weefmachine 2 niet in werking is kan de stuureenheid 22 de circulatiepomp 19 buiten werking stellen zodanig dat de weefmachineonderdelen niet verder gekoeld worden. Volgens een variante kan de stuureenheid 22 de circulatiepomp 19 tegengesteld laten werken zodanig dat warme koelvloeistof uit de afvoerleiding 8 aan de weefmachineonderdelen wordt toegevoerd waardoor de niet in werking zijnde weefmachines op werkingstemperatuur kunnen gehouden worden.
Het meten van de temperatuur van de afgevoerde koelvloeistof door de temperatuurmeter 20 laat tevens toe
<Desc/Clms Page number 9>
een buitengewone warmteproduktie, die aanleiding heeft tot een verhoogde temperatuur van de koelvloeistof, op te sporen. Dergelijke warmteproduktie kan bijvoorbeeld te wijten zijn aan een gebroken lager. Bij het waarnemen van een verhoogde temperatuur kan de weefmachine 2 stilgezet worden.
Het is duidelijk dat de inrichting 6 voor het koelen en het circuleren van de koelvloeistof middelen kan bevatten om de temperatuur van de koelvloeistof of de temperatuur in de weefzaal 1 te meten en een stuureenheid kan bevatten om het debiet en de koeling van de koelvloeistof te regelen in functie van de gemeten temperaturen.
Het is eveneens duidelijk dat de middelen 9 nog andere onderdelen zoals kleppen, een temperatuurmeter voor de temperatuur in de weefzaal 1 en dergelijke kunnen bevatten.
De werkwijze voor het klimatiseren van een weefmachine in een weefzaal en de weefmachine om deze werkwijze toe te passen volgens de uitvinding beperken zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen en kunnen binnen het kader van de uitvinding in verschillende andere vormen en afmetingen worden verwezenlijkt.