<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het stansen van een strook. De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het stansen van een strook, welke inrichting een stanscylinder met ten minste een losneembaar bevestigde stansvorm bevat, een daarmee samenwerkende tegencylinder, middelen om de stanscylinder kontinu en met konstante snelheid te drijven en transportmiddelen on de strook tussen de cylinders te verplaatsen.
Dergelijke inrichtingen worden onder meer gebruikt voor het stansen van zelfklevende etiketten uit een strook met openingen langs de randen en bestaande uit een bovenlaag van papier die met een speciale lijm op een met silikonen behandelde onderlaag gekleefd is. Alleen uit de bovenlaag worden etiketten gestanst. De strook is normaal door dwarsperforaties in bladen ingedeeld en na het stansen wordt de strook meestal in zig-zag volgens deze dwarsperforaties geplooid. Per omwenteling van de cylinders wordt één dergelijk blad van een bepaald formaat gestanst en deze bewerking wordt steeds herhaald.
Bij de bekende stansmachines van deze soort worden tijdens de werking zowel de cylinders kontinu gewenteld met konstante snelheid als de strook kontinu gedreven door pintraktoren zo dat de omtreksnelheid van de stanscylinder gelijk is aan de verplaatsingssnelheid van de strook.
<Desc/Clms Page number 2>
Om etiketten met andere afmetingen te stansen volstaat het de stansvorm, die losneembaar op de stanscylinder gemonteerd is, te vervangen dccr een andere, maar de fcrmaatlengte van de bladen, dit is dus de lengte struck die per omwenteling van de stanscylinder gestanst wordt, kan niet gewijzigd worden.
Dit betekent dat men beperkt is in keuze van groottes van de etiketten indien men het verlies aan strookmateriaal wil beperken, aangezien de etiketten daartoe juist in de formaatlengte moeten passen. Wil men toch bepaalde andere groottes van etiketten stansen met minimum aan verlies, dan zal men de stanscylinder moeten vervangen door een andere die bij het nieuwe formaat past.
De uitvinding heeft tot doel dit nadeel te verhelpen en een inrichting voor het stansen te verschaffen waarmee ook de fcrmaatlengte gemakkelijk kan aangepast worden zonder de stanscylinder te moeten vervangen, zodat indien de inrichting gebruik-c wordt om etiketten te stansen praktisch eender welke grootte kan gestanst worden, eventueel mits het aanpassen van de formaatlengte.
Tot dit doel zijn de transportmiddelen om da streck te verplaatsen middelen om deze strook intermitterend te verplaatsen en bevat de inrichting een besturingsinrichting die deze transportmiddelen bestuurt zowel in funktie van de rotatiesnelheid van de stanscylinder als in fnktie van de formaatlengte en zo dat de strook zieh samen met de om : :
rek van de stanscylinder met dezelfde lineaire snelheid verplaatst ten minste tijdens het eigenlijke stansen en dus over een lengte die uiteraard kleiner is dan de omtrek van de stanscylinder, dit is dus gedurende een gedeelte van een omwen'celinj, maar gedurende de rest van de cmwentaling de transportmiddelen de strok waarop de stanscylinder en de stansvorm niet. meer drukken, in de stand hcuden of brengen
<Desc/Clms Page number 3>
waarin, bij het begin van de volgende omwenteling, wanneer de stanscylinder met de stansvorm voor een volgende stanscyclus terug in kontakt komt met de strook, dit kontakt met het begin van de volgende formaatlengte plaatsvindt.
Door formaatlengte wordt hier bedoeld een gedeelte of lengte van de strook waarover de stanscyclus steeds herhaald wordt. Bij een strook die bij voorbeeld door dwarsperforaties in bladen ingedeeld is, wordt de stanscyclus normaal per blad herhaald, zodat in een dergelijk geval de formaatlengte de bladlengte is.
Aangezien in elk geval na een verplaatsing over de formaatlengte of iets meer, de strook volledig los is van de stanscylinder en de besturingsinrichting de transportmiddelen niet meer beveelt de strook in overeenstemming met de rotatiesnelheid van de stanscylinder te drijven, is deze formaatlengte onafhankelijk van de omtrek van de stanscylinder en kan ze dus gewijzigd worden zonder deze cylinder te vervangen.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding, bestuurt de besturingsinrichting de transportmiddelen zo dat de strook zieh samen met de omtrek van de stanscylinder met dezelfde lineaire snelheid verplaatst over een lengte die gelijk is aan de formaatlengte of iets meer is en die dus kleiner is dan de omtrek van de stanscylinder.
In theorie zou de besturingsinrichting de transportmiddelen van de strook zo kunnen besturen dat, na het vooruitgaan over een formaatlengte en het uitvoeren van een stanscyclus, de strook gestopt wordt en pas opnieuw start als de volgende omwenteling begint of iets ervoor om te strook toe te laten haar normale werksnelheid te bereiken,
<Desc/Clms Page number 4>
of met andere woorden als hetgeen men als begin beschouwt
EMI4.1
van de omtrek van de stanscylinder, . lj de stansvorm, terug in kontakt kornet met de strook, maar in de praktijk kan de streak nient zo plots stoppen.
Vandaar dat in een doelmatige uitvoeringsvorm de besturingsinrichting de transportmiddelen van de struck zo bestuurt dat ze, nadat de strook een formaatlengte doorlopen heeft, ze de strook weliswaar afremmen maar toch nog iets laten doorlopen en ze, terwijl de stanscylinder de rest van zijn omwenteling uitvoert, de streck terug een weinig achteruit verplaatsen over de afstand van het voornoemde doorlopen.
In een bijzondere uitvceringsvorm van de uitvinding, bevatten de transportmiddelen van de streck pintraktoren en middelen cm deze te drijven.
Uiteraard moet de strook langs beide randen dan van openingen voorzien zijn vocr de pinnen van deze pintraktoren.
In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding bevatten de transportmiddelen vcor de strook ten minste een stapmotor.
Een stapmotor laat een zeer nauwkeurige en snelle besturing van de verplaatsing van de strook toe, hetgeen van essentieel belang is.
Deze stapmotor vormt dcelmatig voorncemde middelen cm de pintrakeren te drijven.
<Desc/Clms Page number 5>
De transportmiddelen bevatten bij voorkeur één paar pintraktoren stroomopwaarts en een paar pintraktoren stroomafwaarts van de stanscylinder.
Deze pintraktoren kunnen door overbrengingen met elkaar gekoppeld zijn en een enkele stapmotor kan al deze pintraktoren met dezelfde snelheid drijven.
Doordat er slechts één stapmotor is, kan het besturen op een relatief eenvoudige manier geschieden.
Bij voorkeur is de rotatiesnelheid van de stanscylinder instelbaar.
Dit laat toe de snelheid van de inrichting aan te passen aan eventueel andere strookbewerkingsmachines die in serie ermee opgesteld zijn. Door de besturingsinrichting wordt bij een verandering van rotatiesnelheid van de stanscylinder ook automatisch de snelheid van de transportinrichting van de strook aangepast zodat, tijdens het stansen, de snelheid van de strook identiek is aan de lineaire snelheid van de stansvorm.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een inrichting voor het stansen van een strook, volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen, waarin :
Figuur 1 schematisch een zijaanzicht weergeeft van een inrichting voor het stansen van een strook, volgens de uitvinding ;
<Desc/Clms Page number 6>
figuur 2 een zijaanzicht weergeeft van een gedeelte van de inrichting uit figuur l, cp groter schaal getekend ; figuur 3 een bovenaanzicht weergeeft van het gedeelte uit figuur 2.
De inrichting voor het stansen weergegeven in de figuren is een machine voor het stansen van zelfklevende etiketten l
EMI6.1
uit een strook 2 bestaande et 'Z---onderlaag van-iet uit een onderlaag van silikonen behandeld papier en een bovenlaag van papier die met een speciale lijmlaag op de onderlaag gekleefd is. De etiketten worden enkel uit de bovenlaag gestanst en blijven op de onderlaag kleven. Langs beide randen is de strook 2 van openingen voorzien voor het drijven met pintraktoren.
Deze inrichting bevat een gestel 3 dat dccr wielen 4 gedragen is en als module even-cueel kan aangesloten worden op andere strcokbewerkingsmachines zoals een drukmachine.
Vooraan bevat dit gestel een bak 5 waarin tussen twee daarin gemonteerde rollen 6 de strock 2, die van een rol afgewikkeld wcrdt of van een ervccr opgestelde bewerkingsmachine afkomstig is, een voorraadlus 7 vormt.
Via een omkeerrol 8 wordt de strook horizontaal gebracht.
In het centrale gedeelte van het gestel zijn een horizontale stanscylinder 9 en daartegenover een tegencylinder 10 gelagerd. Voor deze cylinders 9 en 18 is een paar pintraktoren 11 gemcnteerd, terwijl achter deze cylinders 9 en 10 een paar pintraktoren 12 gemonteerd :'5. Deze pintraktoren 11 en 12 zcrgen voor een verplaatsing van de strook 2 in horizontale richting tussen de cylinders 9 en 10. De verplaatsingszin is in de figuren 2 en 3 met de pijl 13 aangeduid.
<Desc/Clms Page number 7>
Achteraan bevat het gestel 3 een omkeerrol 14 en een bak 15 waarin de strook 2 een tweede voorraadlus 16 vormt, tussen de omkeerrol 14 en een stel rollen 17.
Door de rollen 17 wordt de afval 18 van de bovenlaag van de strook 2, dit is het gedeelte van het papier dat tussen de gestanste etiketten 1 gelegen is, van de rest van de strook 2 gescheiden. Op armen 19 achteraan op het gestel 3 is een rol 20 gemonteerd waarop de afval 18 opgewikkeld wordt. De rest van de strook 2 wordt in zig-zag geplooid opgestapeld, op een rol gewikkeld of rechtstreeks aan een volgende bewerkingsmachine toegevoerd.
De stanscylinder 9 is van een op zichzelf bekende konstruktie. Hij bevat een horizontale as 21 die in het gestel 3 gelagerd is en een daarop vastgemaakte volle metalen cylinder 22 die magnetisch is en waarop één of meer metalen stansvormen 23 vervangbaar door magnetische aantrekkingskracht vastgemaakt zijn. Deze stanscilinder 9 wordt gedreven door een gelijkstroommotor 24 die met de voornoemde as 21 verbonden is. Op deze as 21 is een tandwiel 25 vastgemaakt dat via een tussentandwiel 26 samenwerkt met een tandwiel 27 dat op de as 28 van de tegencylinder 10 vastgemaakt is. Op deze manier worden de twee cylinders 10 en 11 samen met dezelfde snelheid gedreven. De rotatiezin is in de figuren 1 en 2 met de pijl 29 aangeduid.
De as 21 van de stanscylinder 9 is een weinig in vertikale richting verend in het gestel 3 gemonteerd en is verbonden met een niet in de figuren weergegeven cylinder-zuigermechanisme dat de as 21 omlaag kan duwen en bijgevolg de stanscylinder 9 met de nodige druk voor het stansen tegen de tegencylinder 10 kan drukken. Uiteraard moeten de tandwielen 25 en 26, ook wanneer dit cylinder-zuigermechanisme de voornoemde druk niet uitoefent, met elkaar blijven samenwerken
<Desc/Clms Page number 8>
Zowel de gelijkstrcommotor 24 als het vocrncemde cylinder-zuigerm. echanisme worden bestuurd dccr een besturingsinrichting 30. Deze besturingsinrichting 30 bestuurt ook de twee paren pintraktoren 11 en 12.
De twee pintraktoren 11 of 12 van eenzelfde paar zijn in de dwarsrichting ten opzichte van elkaar instelbaar zonai se kunnen aangepast worden aan de breedte van de strook 2. Op de gebruikelijke manier bevat elke pintraktor 11 of 12 een riem zonder einde 31 die van pinnen 32 voorzien is en die loopl over twee riemwielen 33 en 34. De riemwielen 33 van een paar zijn los draaiend gemonteerd op eenzelfde horizontale as 35 die aan het gestel 3 vastgemaakt is. De riemwielen 34 van elk paar zijn gedreven cnder tussenkomst van een geribde as 36 die in het gestel 3 gelagerd is. Een van de assen 36 is gedreven door een stapmotor 37.
De andere as 36 is onder tussenkomst van een riemoverbrenging, bestaande uit een riem 38 en een riemwiel 39 op elk van de assen 36, door de eerstgenoemde as 36 gedreven.
Ook deze stapmotor 37 wordt bestuurd dccr de besturingsinrichting 30 waar : nee hij via de lauding 40 in verbinding szaau. De stapmotor 37 wordt bestuurd in funk ie van de rotatiesnelheid van de stanscylinder 9, welke snelheid kontinu en konstant is maar wel instelbaar is om de snelheid van de inrichting te kunnen aanpassen aan de snelheid van eventuele andere bewerkingsmachines van de strook. Vandaar dat deze rotatiesnelheid gemeten wordt, hetgeen geschiedt door een encoder 41.
Deze encoder 41 bestaat uit een schijf 42 die vast zit op de as 21 van de stanscylinder 9 en die van streepjes voorzien is en uit een optische senscr 43 die daartegenover opgesteld is en via de leiding 44 aansluit cp de besturingsinrichting 30. Op deze schijf 42 is cok een
<Desc/Clms Page number 9>
radiaal gericht streepje aangebracht die het begin en in feite iets voor dit begin van elke omwenteling weergeeft. Ook dit streepje wordt gedetekteerd zodat de encoder 41 ook het begin of iets voor het begin van elke omwenteling detekteert. Dit begin komt overeen met het ogenblik dat de stansvormen 23 met hun begin in kontakt komen met de strook 2.
De voornoemde vooruitloop op dit begin komt overeen met de afstand die de pintraktoren 11 en 12 nodig hebben om vanaf stilstand hun normale werksnelheid te bereiken. Dit begin wordt ook gedetekteerd door een sensor 45 die samenwerkt met een radiaal uitsteeksel 46 op de as 21. De sensor is door de leiding 47 met de besturingsinrichting 30 verbonden. Deze detektie van de stand van de stanscylinder 9 dient voor het besturen van het voornoemde cylinder-zuigermechanisme voor het veroorzaken van de druk van de stanscylinder 9 op de strook 2.
De besturingsinrichting 30 bestuurt de stapmotor 37 op zulke manier dat de pintraktoren 11 en 12 de strook intermitterend verplaatsen, telkens over een afstand van de formaatlengte, dit is de lengte van een stanspatroon dat telkens herhaald wordt. Normaal is de strook 2 in bladen ingedeeld door dwarsperforaties 48 en de formaatlengte is dan de afstand tussen de opeenvolgende dwarsperforaties 48.
Op elk blad tussen twee dwarsperforaties wordt immers het stanspatroon herhaald. In de figuren 2 en 3 is deze formaatlengte met de letter F aangeduid. Uiteraard moet deze formaatlengte F kleiner zijn dan de omtrek van de stanscylinder 9.
De werking van de stansinrichting is als volgt : De formaatlengte F ingetikt op een toetsenbord wordt via de leiding 49 in de mikroprocessor gebracht die deel uitmaakt van de besturingsinrichting 30. Door op de startknop te
<Desc/Clms Page number 10>
drukken beveelt de besturingsinrichting 30 het starken van de gelijkstroommoter 24. Daardcor Start de stanscylinder 9.
Zodra de encoder 41 het streepje van het begin van de cylinder detekteert, beveelt de mikroprocessor van de besturingsinrichtung 30 het starten van de stapmotor 37 waardoor de pintraktcren 11 en 12 starten en dus de strock 2 in de zin van de pijl 13 gedreven wordt, zodat dus zodra de stansvormen 23 de strook 2 bereiken, de strook 2 dezelfde snelheid bezit als de omtrek van deze stansvormen. Uiteraard werd de strook 2 zo op de pintrakteren geplaatst dat het begin van de stansvormen 23, wanneer deze in kc : : takt komen met de strook 2, samenvalt met het begin van een formaatlengte F, dit is dus met een dwarsperforatie 48.
Onmiddellijk na dit starten, detekteert de sensor 45 het uitsteeksel 46 waardoor de besturingsinrichting 30 het cylinder-zuigermechamisme beveelt de stanscylinder 9 met de nodige druk tagen de tegencylinder 10 te drukken op het cgenblik dat de stansvormen met hun begin tegenover het begin van de formaatlengte F komen te liggen.
De pintraktoren 11 en 12 worden met zulkdanige snelheid gedreven dat de strook 2 sich met dezelfde lineaire snelheid en in dezelfde zin verplaatsi als de buitencmtrek van de stansvormen 23, zodat tijdens het stansen er geen verschuiving optreedt tussen de stansvcrmen 23 en de strook 2. De besturingsinrichting 30 beveelt de stapmotor 37 zo dat hij gedurende een welbepaalde tijd werkt overeenkomstig een verplaatsing cf doorvoerafstand van de strook 2 die gelijk is aan de formaatlengte F. Na deze verplaatsing beveelt de besturingsinrichting 30 het stoppen van de stapmotor 37 en het cphouden van de druk van de stanscylinder 9 geleverd door het cylinderzuigermechanisme.
EMI10.1
De si 2 zal evenwel niez Cw weinig verder vrplaatst
<Desc/Clms Page number 11>
: r8ckafneemt. Terwijl de stanscylinder 9 verder wentelt en dus de rest van één omwenteling afgelegd wordt, beveelt de besturingsinrichting 30 de stapmotor 37 in achterwaartse zin te draaien waardoor de strook 2 in achterwaartse zin verplaatst wordt over dezelfde kleine afstand die ze, na het bereiken van de formaatlengte, nog verder voorwaarts verplaatst werd. Het begin van een nieuwe formaatlengte bevindt zieh nu opnieuw in het midden tussen de cylinders 9 en 10 zodat, wanneer de encoder 41 opnieuw het begin van de stanscylinder 9 of van een omwenteling detekteert, de hiervoor beschreven cyclus opnieuw uitgevoerd wordt.
Om een ander formaat van etiketten 1 te stansen, volstaat het de losneembare stansvorm of stansvormen 23 te vervangen door andere. Eventueel kan het noodzakelijk zijn de formaatlengte een weinig te wijzigen hetgeen op een zeer snelle en eenvoudige manier kan geschieden.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, en binnen het raam van de oktrooiaanvrage kunnen aan deze uitvoeringsvorm vele veranderingen worden aangebracht, ondermeer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking of het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.
In het bijzonder is de inrichting niet noodzakelijk een inrichting voor het stansen van etiketten. Ze kan bijvoorbeeld ook een inrichting zijn voor het uitstansen van een of meer vensters per formaatlengte.
De formaatlengte moet ook niet noodzakelijk de lengte van een blad zijn en de strook moet trouwens niet noodzakelijk door dwarsperforaties in bladen ingedeeld zijn. Indien bijvoorbeeld op een blad verschillende etiketten één na een
<Desc/Clms Page number 12>
na elkaar gestanst worden is de formaatlengt niet de bladlengte maar bij voorbeeld de grootte van een etiket in de langsrichting van de strook vermeerderd met de afstand tussen opeenvolgende etiketten.