<Desc/Clms Page number 1>
Verrijdbare inrichting voor het oprapen en tot balen vormen van ten minste een zwad hoofdzakelijk parallelle stengels. De uitvinding heeft betrekking op een verrijdbare inrichting voor het oprapen en tot balen vormen van ten minste een zwad hoofzakelijk parallelle stengels, welke inrichting een verrijdbaar gestel bevat, ten minste een opraapmechanisme op het voorste einde daarvan, ten minste een. baalvormmechanisme op het achterste einde van het gestel voor het tot balen vormen van de stengels met hun langsrichting nagenoeg evenwijdig aan elkaar en een transportinrichting om de opgeraapte stengels van het opraapmechanisme naar het baalvormmechanisme te brengen en ze met hun langsrichting nagenoeg evenwijdig aan elkaar en nagenoeg horizontaal af te leveren aan dit baalvormmechanisme.
Bij het slijten van vlas, worden de stengels op het veld gelegd in zwaden waarin de stengels zich evenwijdig aan elkaar bevinden. Deze zwaden blijven een bepaalde tijd
<Desc/Clms Page number 2>
op het veld liggen waarbij ze een zekere voorbewerking ondergaan. Uiteindelijk moeten deze zwaden opgeraapt worden en gevormd tot balen die dan naar de plaats van verdere behandeling gebracht worden.
Bij het vormen van de balen wordt vermeden dat de zwaden onderbroken worden m. a. w. in de balen vormen de stengels een kontinue sliert en op de behandelingsplaats wordt deze sliert terug uit de balen vrijgemaakt en door de behandelingsmachines gevoerd.
Er zijn verrijdbare inrichtingen bekend die de zwaden oprapen en ze in een koker tot balkvormige balen persen.
De breedte van de koker is zodanig dat de langste stengels zonder breken erin kunnen gevoerd worden en
EMI2.1
t -- samengeperst. De vlasstengels zijn evenwel niet altijd even lang. Afhankelijk van het veld of van het jaar kan de lengte van de stengels sterk uiteenlopen. Indien de vlasstengels korter zijn dan de langste stengels waarvoor de koker geschikt is, dan wordt de koker niet maximaal door de stengels gevuld. Dit kan onder meer voor gevolg hebben dat de koorden of draden waarmee de samengeperste balen gebonden worden, niet rond de baal spannen, waardoor de balen uiteen kunnen vallen.
<Desc/Clms Page number 3>
Door de aanwezigheid van de perskoker zijn de voornoemde bekende machines relatief lang en relatief ingewikkeld van konstruktie terwijl op de plaats van de behandeling het losmaken van de samengeperste balkvormige balen soms problemen stelt.
Vandaar dat de laatste tijd ook verrijdbare inrichtingen bekend zijn, waarbij de zwaden niet meer tot balkvormige balen samengeperst worden maar wel opgerold tot rolvormige balen. Deze inrichtingen maken gebruik van een baalrolmechanisme dat reeds eerder gebruikt werd voor op het veld vormen van rolvormige balen van stro. Het stro bevindt zieh op het veld evenwel niet in zwaden maar nagenoeg gelijkmatig over het veld verdeeld. Het feit dat het vlas in zwaden op het veld ligt en de breedte van deze zwaden of m. a. w. de lengte van de vlasstengels van veld tot veld aanzienlijk kan verschillen stelt ook en vooral bij deze bekende inrichtingen problemen. De kooi van de gebruikte baalrolmechanismen bezit immers een binnenruimte met dwars op de rijrichting een breedte van 1, 20 m.
Wanneer de vlasstengels een lengte hebben van nagenoeg 1, 10 m stelt er zich geen probleem en verkrijgt men een nagenoeg perfekte rolvorm. Wanneer daarentegen de stengels slechts een lengte hebben tussen 60 en 90 cm dan worden de stengels niet goed verdeeld over de 1, 20 m breedte van de binnenruimte van het baalrolmechanisme en verkrijgt men een eerdere eivormige baal. Om dit nadeel
<Desc/Clms Page number 4>
te verhelpen kan de bestuurder van de inrichting in zig-zag rijden over het op te rapen zwad. Niet alleen is het in zig-zag rijden hinderlijk maar het biedt ook niet altijd goede resultaten zeker niet indien de vlasstengels korter zijn dan 60 cm. Men zou zo sterk in zig-zag moeten rijden dat op bepaalde ogenblikken het opraapmechanisme volledig naast een zwad komt te liggen.
In verrijdbare inrichtingen van de voornoemde types komt het ook voor dat de voeten van de vlasstengels op één lijn gebracht worden vooraleer ze aan het baalvormmechanisme toegevoegd worden. Dit kan geschieden door een riem zonder einde die bij een transportinrichting behoort en met haar achterste einde dichter bij het midden van de machine gelegen is dan met haar voorste einde. Een dergelijke riem is beschreven in de Belgische oktrooiaanvrage nr 8900795 van 20 juli 1989.
Aangezien door deze riem de stengels een weinig opgeschoven worden in de dwarsrichting van de inrichting, wordt automatisch een gedeelte van het erop aansluitende baalvormmechanisme niet benut.
De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een verrijdbare inrichting voor het oprapen en tot balen vormen van ten minste een zwad hoofdzakelijk
<Desc/Clms Page number 5>
parallelle stengels te verschaffen waarvan het baalvormmechanisme volledig benut is-en, in het geval rolvormige balen gevormd worden, bijgevolg rolvormige balen van nagenoeg perfekte vorm verkregen worden,- en dit ook met kleine lengtes van de stengels en/of in het geval de inrichting middelen bevat om de stengels op een lijn te brengen.
Tot dit doel is ten minste het achterste gedeelte van de transportinrichting rond een opstaande meetkundige as heen en weer wentelbaar op het gestel gemonteerd, op zulkdanige manier dat ten minste het achterste einde van de transportinrichting dwars op haar transportrichting en dus evenwijdig aan de stengels toegevoerd aan het baalvormmechanisme, heen en weer verplaatsbaar is, waarbij de verrijdbare inrichting middelen bevat om tijdens het rijden ten minste het achterste gedeelte van de transportinrichting heen en weer te wentelen.
Door deze heen en weer wenteling van de transportinrichting, worden de opeenvolgende stengels van een zwad die aan het baalvormmechanisme afgegeven worden, zijdelings ten opzichte van elkaar verschoven zodat deze stengels gelijkmatig over de gevormde baal verdeeld worden. Het is duidelijk dat, hoe korter de
<Desc/Clms Page number 6>
stengels, hoe groter bijvoorbeeld deze verplaatsing moet zijn.
Bij voorkeur zijn de middelen om ten minste het achterste gedeelte van de transportinrichting te wentelen, instelbaar zodat de grootte van het wentelen kan ingesteld worden.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding strekt de meetkundige wentelas van transportinrichting zich doorheen het opraapmechanisme uit en is dus de volledige transportinrichting heen en weer wentelbaar.
Deze uitvoeringsvorm is vooral gebruikelijk indien de inrichting slechts een opraapmechanisme bevat en de machine bestemd is om slechts één zwad tegelijk op te rapen. In dergelijke inrichtingen bevat de transportinrichting meestal één enkele opvoerband zonder einde die vooraan over het opraapmechanisme loopt en een horizontale transportband die onder het andere bovenste einde van de voornoemde opvoerband gelegen is en de stengels opvangt en naar achter verplaatst.
Er zijn evenwel ook verrijdbare inrichtingen bekend die twee zwaden tegelijk oprapen en die dus twee opraapmechanismen bevatten, terwijl de transportinrichting twee opvoerbanden bevat die evenwel
<Desc/Clms Page number 7>
bovenaan samenkomen en de twee zwaden afgeven aan een achterste transportband die de zwaden dan verder voert naar de ingang van het baalvormmechanisme.
In dergelijke inrichtingen is bijvoorkeur enkel het achterste gedeelte van de transportinrichting, dit is dus de achterste transportband, wentelbaar rond een meetkundige as die ter plaatse van het voorste einde van deze achterste transportband gelegen is.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiervolgende beschrijving van een verrijdbare inrichting voor het oprapen en tot balen vormen van ten minste een zwad hoofdzakelijk parallelle stengels volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet.
De verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen waarin :
Figuur 1 een schematisch gehouden zijaanzicht met gedeeltelijke wegsnijding weergeeft van een ver- rijdbare inrichting volgens de uitvinding ; figuur 2 een schematisch gehouden vooraanzicht weer- geeft van de verrijdbare inrichting uit figuur 1 ;
<Desc/Clms Page number 8>
figuur 3 een schematisch gehouden zijaanzicht weer- geeft analoog aan dit van figuur 1 maar met betrekking op een andere uitvoeringsvorm van de verrijdbare inrichting volgens de uitvinding.
In de figuren 1 en 2 is een verrijdbare inrichting weergegeven voor het oprapen en tot balen rollen van een zwad vlasstengels. Deze inrichting bevat op de gebruikelijke manier een gestel l, een op het voorste einde daarvan gemonteerd opraapmechanisme 2, een op het achterste einde van dit gestel gemonteerd baalvormmechanisme 3 en, een op het gestel l gemonteerde transportinrichting, in het algemeen aangeduid met het verwijzingscijfer 4, voor het transporteren van de opgeraapte vlasstengels van het opraapmechanisme 2 naar het baalrolmechanisme 3.
Op het gestel l is vooraan een wiel 5 gemonteerd dat over het op te rapen zwad rijdt. Achteraan is het gestel 1 gedragen door de opstaande zijwanden 6 van het baalrolmechanisme 3, welke zijwanden 6 door wielen 7 gedragen zijn. De inrichting is van het zelfrijdende type en de wielen 7 worden door een drijving met eigen motor gedreven. De inrichting zou evenwel ook door een trekker getrokken kunnen worden. De rijrichting wordt bepaald door een stuurbaar wiel 39 dat op een afstand
<Desc/Clms Page number 9>
voor het baalrolmechanisme 3 het gestel l ondersteunt en door een besturingsmechanisme richtbaar is. Het besturingsmechanisme van het stuurbare wiel 39 en de drijving van de wielen 7 is voor een vakman genoegzaam bekend en worden hier niet verder in detail beschreven en evenmin in de figuren weergegeven.
Het baalrolmechanisme 3 is van een op zichzelf bekende konstruktie en wordt hierna dan ook slechts vrij beknopt beschreven. Dit mechanisme bevat in hoofdzaak een aantal riemen zonder einde 8 die over rollen 9,10 en 11 lopen op de manier weergegeven in figuur 1. Deze riemen 8 beschrijven een gesloten nagenoeg ronde baan die vooraan en onderaan een, in grootte variabele, instulping vertoont waarin de rolvormige baal met vlasstengels gevormd wordt.
De rollen 9,10 en 11 strekken zich horizontaal in de dwarsrichting van de inrichting, dit is dus dwars op de rijrichting, uit. De rollen 9 zijn met hun einde los draaiend gelegerd in de twee zijwanden 6. De rollen 10 zijn met hun einden gelegerd in twee verende armen 12 die scharnierend bevestigd zijn op de zijwanden 6. Een aantal naburige rollen 11 die aan de achterzijde van de voornoemde uitstulping gelegen zijn, zijn met hun einden niet gelegerd in de twee zijwanden 6 maar wel in daaraan
<Desc/Clms Page number 10>
evenwijdige wanden 13 die met hun bovenkant scharnierend aan de binnenzijde van de zijwanden 6 bevestigd zijn. Het geheel gevormd door deze twee wanden 13 en de rollen 11 kan naar boven gewenteld worden om de ingang van de instulping breder te maken en de in de instulping gevormde rolvormige baal vlas, wanneer deze voldoende dik is, eruit te laten vallen.
Doordat het baalrolmechanisme 3 onderaan en achteraan open is valt deze baal dan op de grond waarvan ze nadien kan opgeraapt worden.
De riemen zonder einde 8 worden gedreven door een drijfrol 14 die, aan de bovenzijde van de ingang van de instulping onder tussenkomst van de riemen 8 tegen een los draaiende rol 9 aangedrukt wordt. De drijfrol 14 wordt door middel van een niet in de figuren weergegeven overbrenging door de drijving van de wielen 7 gedreven.
Tegenover de ingang van de instulping gevormd door de riemen 8 bevat het baalrolmechanisme 3 een horizontale toevoerrol 15 en daarvoor een van tanden voorziene toevoerrol 16. Beide rollen 15 en 16 zijn met hun einden in de zijwanden 6 gelegerd en worden gedreven, onder tussenkomst van een eenvoudigheidshalve niet in de figuren weergegeven overbrenging, door de drijving van de wielen 7.
<Desc/Clms Page number 11>
Het opraapmechanisme 2 is eveneens van een bekende konstruktie en bevat in hoofdzaak een trommel 17 die rond een horizontale as draaibaar ten opzichte van het gestel l gemonteerd is en radiaal gerichte vingers 18 die in en uitschuifbaar in de trommel 17 gemonteerd zijn en aan de voorzijde van het mechanisme maximaal naar buiten geduwd worden.
In het midden, tussen twee reeksen vingers, loopt rond trommel 17 een band zonder einde 19 van een opvoerband 17,19, 20 die het voorste gedeelte vormt van de transportinrichting 4.
Deze band zonder einde 19 is naar achter schuin opwaarts gericht en loopt op zijn bovenste einde over een rol 20.
Over zijn omtrek is de band 19 van naar buiten gerichte pinnen 21 voorzien.
Wanneer de inrichting over een op het veld liggend zwad rijdt, waarvan de vlasstengels dwars gericht zijn op de rijrichting, worden de stengels van het zwad door de vingers 18 opgeraapt en verder evenwijdig aan elkaar en aan hun langsrichting tussen de pinnen van de opvoerband 17, 19,20 naar achter en naar boven gevoerd. Op het achterste einde van deze opvoerband 17, 19, 20 vallen de vlasstengels op een lager gelegen transportband 22,23, 24 die bestaat uit een zich in horizontale richting uitstrekkende band zonder einde 22 die over twee rollen
<Desc/Clms Page number 12>
23 en 24 loopt en die op zijn omtrek van pinnen 21 voorzien is. Deze transportband zonder einde 22,23, 24 vormt het achterste gedeelte van de transportinrichting
4.
Op het achterste einde daarvan vallen de vlasstengels, die nog steeds met hun langsrichting horizontaal en dwars op de rijrichting gericht zijn, op de voornoemde toevoerrol 16 die ze dan invoert in de instulping van de riemen 8.
Met deze transportband zonder einde 22,23, 24 werkt een inrichting 25,26 samen voor het op één lijn brengen van de voeten van de door de transportband 22, 23, 24 verplaatste vlasstengels. Deze inrichting 25,26 die in detail in de Belgische oktrooiaanvrage nr 8900795 beschreven is, bestaat uit een riem zonder einde 25 die over twee rond een vertikale as draaiende rollen 26 loopt. Deze riem 25 is met haar onderste rand iets lager gelegen dan de bovenste strook van de band zonder einde
22. Naar achter toe strekt de inrichting 25,26 zieh schuin naar het midden van de machine toe, onder een instelbare hoek uit.
Een van de rollen 26 wordt gedreven op analoge manier als de voorste rol 23 van de transportband 22,23, 24 door middel van een niet in de figuren weergegeven overbrenging uitgaande van de gedreven wielen 7.
<Desc/Clms Page number 13>
Kenmerkend voor de uitvinding is het feit dat het achterste einde van de transportinrichting 4 in de horizontale richting, dwars op de rijrichting, over een instelbare afstand heen en weer verplaatsbaar is.
Hiertoe is bij de uitvoeringsvorm weergegeven in de figuren 1 en 2 de volledige transportinrichting 4 heen en weer wentelbaar rond een vertikale as op het voorste einde van deze inrichting. De opvoerband 17,19, 20, de transportband 22,23, 24 en de inrichting 25,26 voor het uitlijnen van de stengels zijn dan ook allen gemonteerd op een hulpgestel 27. De rollen 20,23, 24 en 26 zijn dus in dit hulpgestel 27 gelegerd. Vooraan bezit het hulpgestel een vertikale arm die door middel van een leger 28 draaibaar aan het gestel l opgehangen is zoals duidelijk weergegeven is in figuur 1. om overdreven wringkrachten op het leger 28 te vermijden, is het hulpgestel 27 aan de achterkant ondersteund en voorzien van wielen 29 die over een horizontale steun 30 rollen die vastgemaakt is aan de voorzijde van het baalrolmechanisme 3.
Aangezien de band 19 van de opvoerband 17,19, 20 over de trommel 17 van het opraapmechanisme 2 loopt, dient dit opraapmechanisme 2 met de transportinrichting mee heen en weer te wentelen. De trommel 17 van het
<Desc/Clms Page number 14>
opraapmechanisme 2 is overigens ook in het hulpgestel 27 gelegerd en door de vertikale voorste arm van dit hulpgestel met het gestel l verbonden.
Het heen en weer wentelen van de transportinrichting 4 wordt tijdens het rijden veroorzaakt door een krukmechanisme 31. Dit krukmechanisme 31 bevat een vertikale krukas 32 die door middel van een overbrenging 33 door de drijving van de wielen 7 gedreven wordt, een teleskopische krukarm 34 die op de krukas 32 vastgemaakt is en in een willekeurig gekozen uitgeschoven stand kan geblokkeerd worden door middel van een schroef 35, een tweede krukarm 36 die met een einde scharnierend met de krukarm 34 verbonden is en een krukpen 37 die het andere einde van de krukarm 36 scharnierend verbindt met een gedeelte van het hulpgestel 27 dat zich van voor naar achter uitstrekt. Bij het verrijden van de inrichting draait de krukas 32 en wordt dus door het krukmechanisme 31 het hulpgestel 27 meegenomen en wordt bijgevolg de volledige transportinrichting 4 heen en weer gewenteld.
Door deze heen en weer wenteling worden de vlasstengels die door de transportband zonder einde 22,23, 24 naar achter meegevoerd worden, verspreid over de langsrichting van de rolas van het baalrolmechanisme 3 zodat de baal gelijkmatig gevormd wordt. Hoe korter de
<Desc/Clms Page number 15>
vlasstengels, hoe groter de heen en weer gaande beweging moet zijn. Bij vlasstengels met een lengte van ongeveer 110 cm kan daarentegen de verplaatsing tot nul herleid worden. De inrichting wordt gewoon rechtlijnig over het op te rapen zwad verreden en het is de beweging van de transportinrichting die zorgt dat het opgeraapte zwad tijdens het oprollen tot een baal ook een heen en weergaande zig zag beweging uitvoert, en dus de rolvormige baal gelijkmatig vult.
De uitvoeringsvorm van de verrijdbare inrichting volgens de figuur 3 verschilt van de hiervoor bedoelde uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 en 2 in hoofdzaak doordat niet de volledige transportinrichting 4 maar enkel het achterste gedeelte daarvan, namelijk de band zonder einde 22,23, 24 samen met de bijhorende inrichting 25,26 voor het uitlijnen van de stengels, wentelbaar rond een vertikale as gemonteerd is.
De opvoerband 17,19, 20 is dus niet op een hulpgestel 27 gemonteerd, maar wel rechtstreeks en niet wentelbaar aan het gestel l opgehangen. Enkel de transportband 22, 23,24 en de inrichting 25,26 zijn op analoge manier als in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 en 2 op een hulpgestel 38 gemonteerd, welk hulpgestel op zijn voorste einde scharnierend rond een vertikale as ten
<Desc/Clms Page number 16>
opzichte van het gestel l gemonteerd is. Gezien dit hulpgestel 38 veel korter is dan het hulpgestel 27 dient het niet meer achteraan ondersteund te worden. Het is daarenboven niet draaibaar opgehangen aan het gestel l maar draaibaar gemonteerd rond een as die op een naar voor gericht verlengde 40 van de steun 30 staat, welk verlengde vooraan onder tussenkomst van twee stuurbare wielen 39 op de grond rust.
Het wentelen van het hulpgestel 38 gebeurt eveneens door een krukmechanisme 31 en de werking is volledig analoog aan de hiervoor beschreven werking.
In een variante van de laatstgenoemde uitvoeringsvorm bevat de verrijdbare inrichting niet één opraapmechanisme 2 en één opvoerband 17,19, 20 maar wel twee opraapmechanismen en twee opvoerbanden 17,19, 20.
Naar hun achterste einde toe lopen de banden naar elkaar zodat de twee zwaden die tegelijkertijd door de twee opraapmechanismen 2 opgeraapt worden, boven elkaar op een en dezelfde transportband zonder einde 22,23, 24 afgegeven worden. De inrichting 25,26 zorgt ervoor dat alle stengels van de twee zwaden met hun voeten op één lijn komen te liggen.
<Desc/Clms Page number 17>
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen, en binnen het raam van de oktrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringvormen vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.
In het bijzonder moet het baalrolmechanisme niet noodzakelijk van het hiervoor beschreven type zijn. Zo kan het mechanisme in plaats van riemen die over rollen lopen, kettingen bevatten die door dwarse staven met elkaar verbonden zijn.
Overigens moet het baalvormmechanisme niet noodzakelijk een baalrolmechanisme zijn. Het kan ook een mechanisme, bijvoorbeeld een pers, voor het vormen van balkvormige balen zijn.
Ook het opraapmechanisme kan van een andere konstruktie zijn dan beschreven. Dit mechanisme kan zelfs los zijn van de transportinrichting.
Deze transportinrichting moet niet noodzakelijk een opvoerband en een horizontale transportband bevatten. Ze
<Desc/Clms Page number 18>
moet zelfs niet noodzakelijk uit twee delen bestaan. Ze kan bijvoorbeeld één enkele transportband bevatten.
De middelen om een heen en weer gaande beweging van ten minste het achterste einde van de transportinrichting te veroorzaken moeten niet noodzakelijk uit een krukmechanisme bestaan. Deze middelen kunnen ook één of meer hydraulische mechanismen bevatten. In zoverre ze uit een krukmechanisme bestaan, hoeft dit mechanisme niet noodzakelijk twee krukarmen te bezitten. Een krukarm kan volstaan maar dan moet de scharnierende bevestiging van de krukarm aan het transportmechanisme schuifbaar zijn.
<Desc / Clms Page number 1>
Mobile device for picking up and baling at least one swath of mainly parallel stems. The invention relates to a mobile device for picking up and baling at least one swath of substantially parallel stems, which device comprises a mobile frame, at least one pick-up mechanism on the front end thereof, at least one. bale forming mechanism on the rear end of the frame for baling the stems with their longitudinal direction substantially parallel to each other and a transporting device for moving the picked stems from the pick-up mechanism to the bale forming mechanism with their longitudinal direction substantially parallel to each other and substantially horizontally to be delivered to this bale forming mechanism.
When flax wears, the stems are laid on the field in swaths in which the stems are parallel to each other. These swaths remain for a period of time
<Desc / Clms Page number 2>
lying on the field under which they undergo a certain preparation. Ultimately, these swaths must be picked up and shaped into bales which are then taken to the place of further treatment.
The bales are not interrupted when forming the bales. A. W. in the bales the stems form a continuous string and at the treatment site this string is released from the bales and passed through the treatment machines.
Mobile devices are known which pick up the swaths and compress them into beam-shaped bales in a tube.
The width of the tube is such that the longest stems can be fed in without breaking and
EMI2.1
t - compressed. The flax stems are not always the same length. The length of the stems can vary greatly depending on the field or the year. If the flax stems are shorter than the longest stems for which the tube is suitable, the tube is not filled to the maximum by the stems. This may result, inter alia, in the cords or threads that bind the compressed bales from stretching around the bale, causing the bales to disintegrate.
<Desc / Clms Page number 3>
Due to the presence of the press sleeve, the aforementioned known machines are relatively long and relatively complex in construction, while at the place of treatment the loosening of the compressed beam-shaped bales sometimes poses problems.
That is why recently mobile devices have also been known, in which the swaths are no longer compressed into beam-shaped bales, but are rolled up into roll-shaped bales. These devices utilize a bale roller mechanism previously used in the field for forming straw roll bales in the field. However, the straw is not in swaths on the field, but is distributed almost evenly over the field. The fact that the flax lies on the field in swaths and the width of these swaths or m. A. W. the length of the flax stems can vary considerably from field to field, which also poses problems, especially in these known devices. After all, the cage of the bale roller mechanisms used has an interior with a width of 1.20 m transverse to the direction of travel.
When the flax stems have a length of almost 1.10 m, no problem arises and an almost perfect roll shape is obtained. When, on the other hand, the stems are only between 60 and 90 cm in length, the stems are not well distributed over the 1.20 m width of the inner space of the bale roller mechanism and an earlier ovoid bale is obtained. To this drawback
<Desc / Clms Page number 4>
To remedy, the driver of the device can drive in zig-zag over the swath to be picked up. Not only is it a nuisance in zig-zag driving, but it also does not always offer good results, certainly not if the flax stems are shorter than 60 cm. One should drive so strongly in zig-zag that at certain moments the pick-up mechanism will lie completely next to a swath.
In mobile devices of the aforementioned types, it also happens that the feet of the flax stems are aligned before they are added to the bale forming mechanism. This can be accomplished by an endless belt associated with a conveyor with its rear end closer to the center of the machine than its front end. Such a belt is described in Belgian patent application No. 8900795 of July 20, 1989.
Since the stems are slid slightly in the transverse direction of the device by this belt, a part of the adjoining bale-forming mechanism is not automatically used.
The object of the invention is to overcome these drawbacks and a mobile device for picking up and baling at least one swath is mainly
<Desc / Clms Page number 5>
to provide parallel stems of which the bale-forming mechanism is fully utilized - and, if roll-shaped bales are formed, therefore, roll-shaped bales of substantially perfect shape are obtained, and this also with short lengths of the stems and / or in case the device means contains to align the stems.
For this purpose, at least the rear portion of the conveyor is rotatably rotated about an upright geometric axis on the frame such that at least the rear end of the conveyor is fed transversely to its conveying direction and thus parallel to the stems the bale-forming mechanism is movable to and fro, the mobile device comprising means for revolving at least the rear part of the transport device while driving.
Due to this reciprocation of the conveyor, the successive stems of a swath delivered to the bale forming mechanism are shifted laterally relative to each other so that these stems are evenly distributed over the formed bale. Obviously, the shorter the
<Desc / Clms Page number 6>
stems, the greater this displacement must be, for example.
Preferably, the means for revolving at least the rear portion of the conveyor are adjustable so that the revolving size can be adjusted.
In a special embodiment of the invention, the geometric rotating shaft of the transport device extends through the pick-up mechanism and the complete transport device is thus rotatable to and fro.
This embodiment is especially common if the device contains only a pick-up mechanism and the machine is intended to pick up only one swath at a time. In such devices, the conveyor usually includes a single endless conveyor belt that traverses the front of the pick-up mechanism at the front and a horizontal conveyor belt located below the other upper end of the aforementioned elevator belt to receive and move the stems backward.
However, mobile devices are also known which pick up two swaths at the same time and thus contain two pick-up mechanisms, while the transport device contains two elevator belts which, however,
<Desc / Clms Page number 7>
converge at the top and deliver the two swaths to a rear conveyor which will then feed the swaths further to the entrance of the bale forming mechanism.
In such devices, preferably only the rear part of the conveyor, i.e. the rear conveyor, is rotatable about a geometric axis located at the front end of this rear conveyor.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of a mobile device for picking up and baling at least one swath of substantially parallel stems according to the invention. This description is given by way of example only and does not limit the invention.
The reference numbers refer to the accompanying drawings, in which:
Figure 1 shows a schematically held side view with partial cut-away of a mobile device according to the invention; figure 2 shows a schematic front view of the mobile device of figure 1;
<Desc / Clms Page number 8>
figure 3 shows a schematic side view analogous to that of figure 1 but with regard to another embodiment of the mobile device according to the invention.
Figures 1 and 2 show a mobile device for picking up and rolling bales of a swath of flax stems. This device conventionally comprises a frame 1, a pick-up mechanism 2 mounted on the front end thereof, a bale-forming mechanism 3 mounted on the rear end of this frame and, a transport device mounted on the frame 1, generally indicated by the reference numeral 4 , for transporting the picked up flax stems from the pick-up mechanism 2 to the bale roller mechanism 3.
On the frame 1 a wheel 5 is mounted at the front, which wheel runs over the swath to be picked up. At the rear, the frame 1 is carried by the upright side walls 6 of the bale roller mechanism 3, which side walls 6 are carried by wheels 7. The device is of the self-propelled type and the wheels 7 are driven by a drive with its own motor. However, the device could also be pulled by a tractor. The direction of travel is determined by a steerable wheel 39 which is remote
<Desc / Clms Page number 9>
for the bale roller mechanism 3 the frame 1 supports and is adjustable by a control mechanism. The control mechanism of the steerable wheel 39 and the drive of the wheels 7 is sufficiently known to a person skilled in the art and are not described in further detail here nor shown in the figures.
The bale roller mechanism 3 is of a construction known per se and is therefore only briefly described hereinafter. This mechanism mainly comprises a number of endless belts 8 running over rollers 9, 10 and 11 in the manner shown in figure 1. These belts 8 describe a closed, almost round track, which has a variable recess at the front and bottom in which the roll-shaped bale with flax stems is formed.
Rollers 9, 10 and 11 extend horizontally in the transverse direction of the device, i.e. transverse to the direction of travel. The rollers 9 are loosely mounted with their ends in the two side walls 6. The rollers 10 are alloyed with their ends in two resilient arms 12 which are hingedly mounted on the side walls 6. A number of adjacent rollers 11 which are located at the rear of the above bulge, their ends are not journalled in the two side walls 6, but in them
<Desc / Clms Page number 10>
parallel walls 13 hinged on the inside of the side walls 6 with their top. The assembly formed by these two walls 13 and the rollers 11 can be pivoted upward to widen the entrance of the bulge and drop the roll-shaped bale of flax formed in the bulge when it is sufficiently thick.
Because the bale roller mechanism 3 is open at the bottom and rear, this bale falls to the ground from which it can be picked up afterwards.
The endless belts 8 are driven by a driving roller 14 which is pressed against a loosely rotating roller 9 at the top of the entrance of the indentation through the belts 8. The driving roller 14 is driven by the drive of the wheels 7 by means of a transmission not shown in the figures.
Opposite the entrance of the recess formed by the belts 8, the bale roller mechanism 3 comprises a horizontal feed roller 15 and therefor a toothed feed roller 16. Both rollers 15 and 16 are alloyed with their ends in the side walls 6 and are driven, through an For the sake of simplicity, transmission not shown in the figures, due to the drive of the wheels 7.
<Desc / Clms Page number 11>
The pick-up mechanism 2 is also of a known construction and mainly comprises a drum 17 rotatable about a horizontal axis with respect to the frame 1 and radially oriented fingers 18 which are mounted in and extendable in the drum 17 and on the front of the mechanism should be pushed out to the maximum.
In the middle, between two sets of fingers, around the drum 17 runs an endless belt 19 of an elevator belt 17,19,20, which forms the front part of the conveyor 4.
This endless belt 19 is directed obliquely upwards at the rear and runs over a roller 20 on its upper end.
The band 19 is provided with outwardly directed pins 21 over its circumference.
When the apparatus travels across a field swath, the flax stems of which are oriented transversely to the direction of travel, the swath stems are picked up by fingers 18 and further parallel to each other and in their longitudinal direction between the pins of the elevator belt 17, 19.20 back and up. At the rear end of this elevator belt 17, 19, 20, the flax stems fall onto a lower conveyor belt 22, 23, 24 which consists of a horizontally extending belt without an end 22 which rolls over two rollers.
<Desc / Clms Page number 12>
23 and 24 and which is provided with pins 21 on its periphery. This endless conveyor belt 22, 23, 24 forms the rear portion of the conveyor
4.
At the rear end thereof, the flax stems, which are still oriented horizontally and transversely to the direction of travel with their longitudinal direction, fall on the aforementioned feed roller 16 which then feeds them into the recess of the belts 8.
With this endless conveyor belt 22, 23, 24, a device 25, 26 cooperates to align the feet of the flax stems displaced by the conveyor belt 22, 23, 24. This device 25,26, which is described in detail in the Belgian patent application no. 8900795, consists of an endless belt 25 running over two rollers 26 rotating about a vertical axis. This belt 25, with its bottom edge, is slightly lower than the top strip of the endless belt
22. To the rear, the device 25, 26 extends obliquely toward the center of the machine at an adjustable angle.
One of the rollers 26 is driven in an analogous manner as the front roller 23 of the conveyor belt 22, 23, 24 by means of a transmission not shown in the figures, starting from the driven wheels 7.
<Desc / Clms Page number 13>
Characteristic of the invention is the fact that the rear end of the transport device 4 can be moved back and forth by an adjustable distance in the horizontal direction, transverse to the direction of travel.
To this end, in the embodiment shown in Figures 1 and 2, the complete transport device 4 is rotatable to and fro about a vertical axis on the front end of this device. The elevator belt 17,19,20, the conveyor belt 22,23,24 and the stems alignment device 25,26 are therefore all mounted on an auxiliary frame 27. Thus, the rollers 20,23,24 and 26 are in this auxiliary frame 27 alloyed. At the front, the auxiliary frame has a vertical arm which is rotatably suspended from the frame 1 by means of an bearing 28, as is clearly shown in figure 1. In order to avoid excessive force on the bearing 28, the auxiliary frame 27 is supported at the rear and provided with wheels 29 rolling over a horizontal support 30 secured to the front of the bale roller mechanism 3.
Since the belt 19 of the elevator belt 17, 19, 20 runs over the drum 17 of the pick-up mechanism 2, this pick-up mechanism 2 must rotate with the transport device. The drum 17 of the
<Desc / Clms Page number 14>
pick-up mechanism 2 is also mounted in auxiliary frame 27 and is connected to frame 1 by the vertical front arm of this auxiliary frame.
The rotation of the transport device 4 during driving is caused by a crank mechanism 31. This crank mechanism 31 comprises a vertical crankshaft 32 which is driven by a transmission 33 by the drive of the wheels 7, a telescopic crank arm 34 which the crankshaft 32 is secured and in a randomly selected extended position can be locked by means of a screw 35, a second crank arm 36 hingedly connected to crank arm 34 at one end and a crank pin 37 hinged at the other end of crank arm 36 connects to a portion of the auxiliary frame 27 extending from the front to the rear. When the device is moved, the crankshaft 32 rotates and the auxiliary frame 27 is thus carried along by the crank mechanism 31 and, consequently, the entire transport device 4 is turned back and forth.
Due to this back and forth rotation, the flax stems carried backward by the endless conveyor belt 22, 23, 24 are spread along the longitudinal direction of the roller axis of the bale roller mechanism 3 so that the bale is uniformly formed. The shorter the
<Desc / Clms Page number 15>
flax stems, the greater the reciprocating motion must be. In the case of flax stems with a length of about 110 cm, however, the displacement can be reduced to zero. The device is simply moved in a straight line over the swath to be picked up and it is the movement of the transport device that ensures that the collected swath during the rolling up to a bale also performs a reciprocating zigzag movement, and thus fills the roll-shaped bale evenly.
The embodiment of the mobile device according to Figure 3 differs from the aforementioned embodiment according to Figures 1 and 2 mainly in that not the complete transport device 4 but only the rear part thereof, namely the endless belt 22, 23, 24 together with the associated device 25, 26 for aligning the stems, is mounted rotatably around a vertical axis.
The elevator belt 17, 19, 20 is thus not mounted on an auxiliary frame 27, but is suspended directly and not rotatably from the frame 1. Only the conveyor belt 22, 23, 24 and the device 25, 26 are mounted on an auxiliary frame 38 in an analogous manner as in the embodiment according to figures 1 and 2, which auxiliary frame hinges on its front end about a vertical axis.
<Desc / Clms Page number 16>
is mounted relative to the frame l. Since this auxiliary frame 38 is much shorter than the auxiliary frame 27, it should no longer be supported at the rear. Moreover, it is not rotatably suspended from the frame 1 but is rotatably mounted around an axis which rests on a forwardly extended extension 40 of the support 30, which extension rests on the ground through the intervention of two steerable wheels 39.
The revolving of the auxiliary frame 38 is also effected by a crank mechanism 31 and the operation is completely analogous to the operation described above.
In a variant of the last-mentioned embodiment, the mobile device comprises not one pick-up mechanism 2 and one feed belt 17,19,20, but two pick-up mechanisms and two lift belts 17,19,20.
The belts run towards each other towards their rear end, so that the two swaths which are picked up simultaneously by the two pick-up mechanisms 2 are delivered one above the other on one and the same conveyor belt without end 22, 23, 24. The device 25, 26 ensures that all the stems of the two swaths align with their feet.
<Desc / Clms Page number 17>
The invention is by no means limited to the above-described embodiments, and many changes can be made to the described embodiments within the scope of the patent application, including as regards the shape, composition, arrangement and number of the parts used to implement of the invention.
In particular, the bale roller mechanism need not necessarily be of the type described above. For example, instead of belts running over rollers, the mechanism may include chains connected by transverse bars.
Incidentally, the bale forming mechanism does not necessarily have to be a bale roller mechanism. It can also be a mechanism, for example a press, for forming beam-shaped bales.
The pick-up mechanism can also be of a different construction than described. This mechanism can even be separate from the transport device.
This conveyor does not necessarily have to include an elevator belt and a horizontal conveyor belt. She
<Desc / Clms Page number 18>
should not even necessarily consist of two parts. For example, it can contain a single conveyor.
The means to cause reciprocating movement of at least the rear end of the conveyor should not necessarily consist of a crank mechanism. These means can also include one or more hydraulic mechanisms. Insofar as they consist of a crank mechanism, this mechanism does not necessarily have to have two crank arms. A crank arm is sufficient, but then the hinged attachment of the crank arm to the transport mechanism must be slidable.