<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
"Identificatieplaatje van dieren".
------------------------------
De huidige uitvoering heeft betrekking tot een identificatieplaatje dat aan het lichaam van een dier, bij voorkeur aan een van de oren, wordt bevestigd.
Overal waar grote aantallen dieren van eenzelfde soort tesamen gebracht zijn, maar vooral in de veeteelt is het voor een goed beheer van het bedrijf, noodzakelijk om de verschillende dieren van elkaar te kunnen onderscheiden.
Teneinde de identificatie van de verschillende dieren op een vlugge gemakkelijke en duidelijke manier mogelijk te maken, is het gebruikelijk dat op hun lichamm een of ander identificatiemiddel wordt aangebracht of bevestigd.
Een goed bekend identificatiemiddel voor dieren, bestaat uit een plaatje of etiket, of gelijkaardig middel, dat goed zichtbaar aan het lichaam van het dier wordt bevestigd, en waarop informatie, bijvoorbeeld een cijfer, wordt vermeld, die voor elk dier verschillend is, en die een vlugge en gemakkelijke identificatie van elk dier toelaat.
Dergelijk gekende identificatieplaatjes worden beschreven in de octrooien GB-2119319 en FR-7607114, en bestaan bij voorkeur uit twee uit buigzame kunststof vervaardigde vlakke, plaatvormige stukken, waarvan er minstens een op een vlakke zijde, de hogergenoemde, informatie draagt.
Het ene gedeelte-het mannelijke gedeelteheeft een zieh loodrecht op het plaatvormig gedeelte uitstrekkende stift met een cylindrische hals en een puntvormig uitlopende kegelvormige kop met een maximale diameter die groter is dan de diameter van de cylindrische hals, waardoor ter hoogte van de overgang tussen de kop en de hals van de stift een cirkelvormige uitstekende rand gevormd wordt.
Het andere gedeelte-het vrouwelijke gedeelte-
<Desc/Clms Page number 2>
bevat een cylindrische boring die aan een zijde van het plaatvormig gedeelte een grotere diameter heeft dan aan de andere zijde, waarbij deze verandering van diameter, in de boring een cirkelvormige rand vormt. De kleinste diameter van de boring komt overeen met de diameter van de hals, terwijl de breedte van de cirkelvormige rand, inwendig in de boring, overeenkomt met de breedte van de cirkelvormige rand ter hoogte van de overgang tussen de kop en de hals van de stift.
Bij de bevestiging van het identificatieplaatje aan een oor van het dier, wordt de stift met behulp van een speciaal daarvoor voorziene tang, doorheen het oor gedreven Langs de andere kant van het oor is het vrouwelijke deel geplaatst met de kant waar de boring de kleinste diameter heeft naar het oor toe gericht. De kop van de stift wordt op het ogenblik dat deze langs de andere kant van het oor te voorschijn komt, langs die kant in de boring ingebracht, door vervorming van het materiaal. Het resultaat is dat de volledige kop in het gedeelte van de boring met de grootste diameter komt te zitten. Deze diameter komt overeen met de maximale diameter van de kop. De rand die bij de overgang tussen de kop en de hals van de stift wordt gevormd ligt nu tegen de rand in de boring, waardoor de kop de boring niet meer kan verlaten langs de kant van het oor.
Beide delen van het plaatje vormen nu via de stift een geheel aan weerszijden van het oor. Daarbij bevindt het plaatvormig gedeelte dat de nodige informatie draagt, zich langs de buitenkant van het oor, met de zijde die de informatie draagt naar buiten gericht, zodat die duidelijk zichtbaar is. De identicikatie van de dieren wordt dus op die manier mogelijk gemaakt.
Nochtans hebben deze gekende uitvoeringsvormen van identificatieplaatjes belangrijke nadelen. Een eerste nadeel ligt in het feit dat de kegelvorm van de kop van de stift van het mannelijk gedeelte, waarmee een gat in het
<Desc/Clms Page number 3>
oor wordt gemaakt, het oor op een voor het dier nogal pijnlijke manier gerafeld opentrekt Een ander nadeel ligt in de enkelvoudige blokkering van de kop van de stift in de boring van het vrouwelijk gedeelte. Wanneer de dieren aan uitstekende voorwerpen vasthaken met het plaatje of op de een of andere manier een grote kracht erop uitoefenen, komt de kop van de stift tamelijk vlug los uit de boring.
Dit heeft als gevolg dat de dieren hun identificatieplaatje verliezen. Anderzijds mag het identificatieplaatje niet meer losgemaakt worden zonder het onbruikbaar te maken, om te voldoen aan bepaalde wetgevingen en/of controlevoorzieningen in de veeteelt. Deze te gemakkelijk los te maken sluiting voldoet uiteraard niet aan deze vereiste.
Nog een ander nadeel ligt in de niet optimale hoek van de spitse kop. Daardoor gebeurt de doordrijving van die stift doorheen het oor niet erg goed, wat opnieuw erg pijnlijk is voor het dier. Een ander nadeel ligt in de mogelijkheid dat er bij de bevestiging van de plaatjes infecties optreden.
De huidige uitvinding heeft tot doel aan deze nadelen te verhelpen.
Het identificatieplaatje voor dieren volgens de uitvinding heeft als kenmerk dat de mannelijke en vrouwelijke gedeelten door een dubbele sluiting aan elkaar worden vastgeklemd.
Verder is het identificatieplaatje voor dieren volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het samengesteld is uit een slagvaste en harde kunststof die aan de normen van materialen voldoet die in kontakt komen met levensmiddelen.
Andere kenmerken en voordelen zullen blijken uit de beschrijving van een identificatieplaatje voor dieren volgens de uitvinding met de hulp van bijgevoegde figuren.
Figuur 1. is een voorzicht van een
<Desc/Clms Page number 4>
identicatieplaatje.
Figuur 2. is een doorsnede van de verschillende elementen van een identificatieplaatje volgens de uitvinding van elkaar uiteengedaan.
Een identificatieplaatje voor dieren zoals voorgesteld in figuur 1. bezit een vlak waarop de identificatie-kentekens voorkomen. Deze kentekens zijn van die aard dat ze later niet door weersomstandigheden of door wrijving kunnen onleesbaar worden.
Dit identificatieplaatje voor dieren volgens de uitvinding is samengesteld uit twee delen I en IIrespectievelijk een vrouwelijk en mannelijk gedeelte-bij voorkeur uit een slagvaste en harde kunststof gefabriceerd.
Bij het identificatieplaatje voor dieren zoals voorgesteld in figuur 2., is het vrouwelijk gedeelte I gevormd uit een vlak plaatvormig gedeelte uit slagvaste en harde kunststof dat beantwoordt aan de geldende normen voor materialen die in kontakt komen met voedingsmiddelen, en waarop de identificatietekens aangebracht. Op de rand van dit vlakke plaatje is een cylindrisch buisje (1) voorzien, met een driedubbele boring (2) (3) en (4), met een degressieve diameter waarbij boring (2) groter is dan (3), en (3) groter dan (4).
Anderzijds is het mannelijk gedeelte 11, ook gevormd uit een vlak plaatje, dat zieh tegen het oor van het dier zal komen te bevinden, en is op zijn rand, die ook afgerond kan uitgevoerd worden, voorzien van een zieh loodrecht op het vlak plaatje uitstrekkende cylindrische hals (6), uit flexibel materiaal. Op een kleine afstand van het uiteinde van die hals (6) is een zijdelings uitstekende boord (5) voorzien, die vastgelast is op de cylindrische hals (6). Op deze cylindrische hals (6) van het mannelijk gedeelte II komt dan een kegelvormige kop III, waarvan de basis (9) een zekere dikte heeft, waarin een holte (10) is geboord die zieh volledig kan aansluiten
<Desc/Clms Page number 5>
op het uiteinde (7) van de cylindrische hals (6) tot tegen de boord (5) van het mannelijk gedeelte II.
Anderzijds heeft deze basis (9) van de kegelvormige kop III een veelhoekig buitenvlak, bij voorkeur achthoekig, met een diameter die groter is dan de middenste boring (3), maar kleiner is dan de grootste boring (2) van het cylindrische buisje (1) van het vrouwelijke gedeelte I.
Deze kegelvormige kop III uit slagvaste en harde kunststof die beantwoordt aan de normen voor materialen die met levensmiddelen in kontakt komen, heeft een punt met een hoek tussen 550 en 650 en bij voorkeur van 600.
Het cylindrische buisje (1) van het vrouwelijk gedeelte I kan bij voorkeur door een kapje (11) afgesloten worden, dat zoals de kegelvormige kop III op de cylindrische hals (6) van het mannelijke gedeelte II, door middel van ultrasoongolven vastgelast wordt.
Zowel het kapje (11) als de cylindrische hals (6) van respectievelijk het vrouwelijk I en het mannelijk gedeelte II zijn dan ook bij voorkeur van centrale luchtkanalen voorzien.
Wanneer het mannelijk gedeelte (2) doorheen het oor van het geidentificeerde dier wordt gedreven, komt de kegelvormige kop III in de grootste boring (2) van het cylindrische buisje (1) van het vrouwelijke gedeelte I terwijl de boord (5) van het mannelijk gedeelte II, langs de open kant de ruimte inneemt in de middenste boring (3) van het vrouwelijk gedeelte I, en de cylindrische hals (6) in de ruimte (4) komt te zitten.
Door het gebruik van identificatieplaatjes, volgens de uitvinding, ondervindt het dier minder pijn, en krijgt het geen kans om het identificatieplaatje los te krijgen. Ook kan het identificatieplaatje, volgens de uitvinding, maar een keer gebruikt worden, wat ook voordelen biedt tegen eventueel bedrog.