BE1004019A3 - Inrichting voor het leveren van druk in spuitbussen en spuitbussen die zulke inrichting toepassen. - Google Patents

Inrichting voor het leveren van druk in spuitbussen en spuitbussen die zulke inrichting toepassen. Download PDF

Info

Publication number
BE1004019A3
BE1004019A3 BE8900582A BE8900582A BE1004019A3 BE 1004019 A3 BE1004019 A3 BE 1004019A3 BE 8900582 A BE8900582 A BE 8900582A BE 8900582 A BE8900582 A BE 8900582A BE 1004019 A3 BE1004019 A3 BE 1004019A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
valve
pressure
aerosol
membrane
chamber
Prior art date
Application number
BE8900582A
Other languages
English (en)
Inventor
De Moortele Guido Van
Original Assignee
S Mc D Murphy & Partners Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by S Mc D Murphy & Partners Ltd filed Critical S Mc D Murphy & Partners Ltd
Priority to BE8900582A priority Critical patent/BE1004019A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1004019A3 publication Critical patent/BE1004019A3/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D83/00Containers or packages with special means for dispensing contents
    • B65D83/14Containers or packages with special means for dispensing contents for delivery of liquid or semi-liquid contents by internal gaseous pressure, i.e. aerosol containers comprising propellant for a product delivered by a propellant
    • B65D83/60Contents and propellant separated
    • B65D83/66Contents and propellant separated first separated, but finally mixed, e.g. in a dispensing head
    • B65D83/663Contents and propellant separated first separated, but finally mixed, e.g. in a dispensing head at least a portion of the propellant being separated from the product and incrementally released by means of a pressure regulator
    • GPHYSICS
    • G05CONTROLLING; REGULATING
    • G05DSYSTEMS FOR CONTROLLING OR REGULATING NON-ELECTRIC VARIABLES
    • G05D16/00Control of fluid pressure
    • G05D16/04Control of fluid pressure without auxiliary power
    • G05D16/0402Control of fluid pressure without auxiliary power with two or more controllers mounted in series

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Automation & Control Theory (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Dispersion Chemistry (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Containers And Packaging Bodies Having A Special Means To Remove Contents (AREA)
  • Nozzles (AREA)

Abstract

Inrichting voor het leveren van druk bij spuitbussen, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een kamer (2) die bedoeld is gevuld te worden met een fluïdum op een druk hoger dan de druk die normaal heerst in een spuitbus; een drukregelaar (3) bestaande uit een in de wand van de kamer (2) aangebracht ventiel (4) en middelen (5) die het ventiel kunnen openen zolang de druk aan de uitgang (6) van dit ventiel (4) lager is dan een bepaalde referentiewaarde, waarbij deze referentiewaarde de druk is die normaal in de spuitbus zal heersen, en waarbij deze referentiewaarde minstens gedeeltelijk wordt bepaald door middel van mechanische elastische middelen (7); en losmaakbare vergrendelingsmiddelen (8) die in hun vergrendelde toestand de middelen (5) die het ventiel (4) kunnen openen in een niet werkzame toestand houden zodat het voornoemde ventiel 4 gesloten blijft.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het leveren van druk in spuitbussen en spuitbussen die zulke inrichting toepassen. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het leveren van druk in spuitbussen, alsmede op spuitbussen die zulke inrichting toepassen. 



  Meer speciaal heeft de uitvinding een inrichting tot doel van het type gevormd door een drukkapsule die voorzien is van een drukregelaar, een en ander zodanig dat zulke drukkapsule voorafgaandelijk kan worden gefabriceerd en worden gevuld, vervolgens bij het vullen van de spuitbus in deze laatste kan worden aangebracht, en bij voorkeur pas na het afsluiten van de spuitbus in werking kan worden gesteld. De volgens de uitvinding beoogde konstruktie van de inrichting is zodanig dat de goede werking ervan, hoelang de gevulde drukkapsule ook is opgeslagen, steeds gegarandeerd blijft. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



  Hiertoe bestaat de uitvinding uit een inrichting voor het leveren van druk bij spuitbussen, met als kenmerk dat zij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een kamer die bedoeld is gevuld te worden met een fluidum op een druk hoger dan de druk die normaal heerst in de spuitbus ; een drukregelaar bestaande uit een in de wand van de kamer aangebracht ventiel en middelen die het ventiel kunnen openen zolang de druk aan de uitgang van dit ventiel lager is dan een bepaalde referentiewaarde, dewelke gelijk is aan de druk die normaal in de spuitbus zal heersen, waarbij deze referentiewaarde minstens gedeeltelijk wordt bepaald door middel van mechanische elastische middelen ; en losmaakbare vergrendelingsmiddelen die in hun vergrendelde toestand de middelen die het ventiel kunnen openen, in een niet werkzame toestand houden, zodanig dat het voornoemde ventiel gesloten blijft. 



  Het gebruik van de voornoemde mechanische elastische middelen verzekert een steeds zeer precieze werking van de drukregelaar, zodanig dat bij aanwending van de inrichting in een spuitbus de druk in deze laatste zeer precies kan worden ingesteld en weinig afhankelijk is van invloeden van buitenuit, zoals temperatuursverhogingen. 



  In een bijzondere uitvoeringsvorm maakt de inrichting gebruik van vergrendelingsmiddelen die ontgrendeld kunnen worden door 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 het creëren van een overdruk in de omgeving van de inrichting. 



  Dit biedt het bijzondere voordeel dat de inrichting voor het leveren van de druk eerst in de spuitbus kan worden gemonteerd en vervolgens automatisch kan geaktiveerd worden bij het zoals bekend toepassen van een testdruk na het vullen van de spuitbus. 



  Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt voor de voornoemde vergrendelingsmiddelen gebruik gemaakt van een vergrendeling die door het uitoefenen van een mechanische kracht op een gedeelte van de inrichting wordt los gemaakt, waardoor de inrichting voor het leveren van druk in werking treedt. De huidige uitvinding betreft eveneens een spuitbus waarbij om de voornoemde mechanische kracht uit te oefenen, het kleplichaam van het spuitbusventiel moet worden ingedrukt. 



  De samenbouw van de spuitbus is hierbij zodanig dat een zeer eenvoudige en bijzonder   ekonomische   konstruktie wordt nagestreefd. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur l een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 op grotere schaal een gedeelte weergeeft uit de 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 doorsnede volgens lijn II-II in figuur   1 ;   figuur 3 het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 is aangeduid met F3, zulks voor een andere stand ; figuur 4 de inrichting volgens figuur 1 weergeeft, zulks voor een andere stand ; figuur 5 een variante van de uitvinding weergeeft ; figuur 6 op grotere schaal een gedeelte weergeeft uit de doorsnede volgens lijn VI-VI in figuur   5 ;   figuur 7 nog een variante van de inrichting volgens de uitvinding weergeeft ;

   figuur 8 een inrichting volgens de uitvinding weergeeft die in de bodem van een spuitbus is gemonteerd ; figuur 9 op grotere schaal een zieht weergeeft volgens pijl F9 in figuur 8 ; figuur 10 een variante van de uitvoeringsvorm van figuur
8 weergeeft ; figuur 11 op grotere schaal een zieht weergeeft volgens   pijl Fll   in figuur 10 ; figuren 12 en 13 nog twee verschillende uitvoeringsvormen van de inrichting weergeven ; figuur 14 een spuitbus volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 15 de spuitbus van figuur 14 weergeeft in de toe- stand waarbij de drukknop is ingedrukt. 



  Volgens de uitvoering van figuur l bestaat de inrichting 1 voor het leveren van de druk bij spuitbussen hoofdzakelijk uit 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 een drukkapsule die in de spuitbus kan worden gemonteerd, waarbij deze gevormd is door de kombinatie van een kamer 2 die bedoeld is gevuld te worden met een fluidum op een druk hoger dan de druk die normaal heerst in de spuitbus waartoe de inrichting is bedoeld ;

   een drukregelaar 3 bestaande uit een in de wand van de kamer 2 aangebracht ventiel 4 en middelen 5 die het ventiel 4 kunnen openen zolang de geleverde druk, meer speciaal aan de uitgang 6 van dit ventiel 4, lager is dan een bepaalde referentiewaarde, waarbij deze referentiewaarde de druk is die normaal in de spuitbus zal heersen, waarbij deze referentiewaarde minstens gedeeltelijk wordt bepaald door middel van mechanische elastische middelen   7 ;   en losmaakbare vergrendelingsmiddelen 8 die in hun vergrendelde toestand de middelen 5 in een niet werkzame toestand houden zodanig dat het voornoemde ventiel 4 gesloten blijft. 



  In de uitvoeringsvorm van figuur 1 bestaat het ventiel 4 uit een kleplichaam 9 dat eventueel voorzien is van een dichtingsring 10 en een hierop geplaatste klepsteel 11 die tot buiten de kamer 2 reikt en waarrond een sluitveer 12 kan gemonteerd zijn, waarvan de kracht afgetrokken moet worden van de door de elastische middelen 7 veroorzaakte stuurkracht van de drukregelaar 3. 



  De voornoemde middelen 5 voor het openen van het ventiel 4 bestaan hierbij uit een tweede kamer 13 met een verplaatsbare 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 wand, bij voorkeur in de vorm van een membraan 14 en in deze kamer 13 in gespannen toestand aangebrachte mechanische elastische middelen, zoals een drukveer 15, die, eventueel met tussenkomst van een membraanschotel 16 het membraan 14 naar buiten kan drukken. Het midden van het membraan 14 of van eventueel hiermede verbonden elementen is tegenoverliggend gesitueerd aan het buiten de kamer 2 stekende uiteinde van de klepsteel 11. 



  De voornoemde vergrendelingsmiddelen 8 bestaan hierbij uit een verbinding tussen, enerzijds, een met het membraan 14 verbonden gedeelte 17, en anderzijds een vaste steun 18, alsmede uit een ontkoppelelement 19, een en ander zodanig dat de verbinding door de samenwerking met het ontkoppelelement 19 kan losgemaakt worden door het eenmalig indrukken van het membraan 14. De voornoemde verbinding bestaat uit een vervormbaar element 20 dat, enerzijds, in een uitsparing 21 in het gedeelte 17 past, en anderzijds, op de steun 18 rust. 



  Dit vervormbaar element 20 bestaat, zoals weergegeven in figuur 2, bij voorkeur uit een plaatselijk onderbroken ring 20. Het ontkoppelelement 19 vertoont een naar boven toe konisch verwijdende vorm, waarvan de grootste breedte B groter is dan de diameter D van het bovenste uiteinde van het gedeelte 17. Zoals weergegeven in figuur 2 past het ontkoppelingselement 19 in een vertikale gleuf 22 die zieh in het bovenste uiteinde van het gedeelte 17 uitstrekt. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 Tenslotte wordt opgemerkt dat de ruimte 23 tussen het membraan 14 en de wand 24 waarin het ventiel 4 is gemonteerd in open verbinding staat met de omgeving van de inrichting 1, zulks via minstens een opening 25 in de behuizing. 



  De werking van de hiervoor beschreven inrichting kan eenvoudig uit de figuren 1 tot 4 worden afgeleid. 



  Volgens figuur 1 bevindt de inrichting 1 zich in rusttoestand. 



  De drukregelaar 3 blijft hierbij buiten werking doordat de vergrendelingsmiddelen 8 beletten dat het membraan 14 met het ventiel 4 kan samenwerken. De inrichting 1 blijft in deze toestand tot zij in een spuitbus is aangebracht. Bij het fabriceren van spuitbussen wordt de inrichting 1 in een deels met een te verspreiden fluidum gevulde spuitbus aangebracht, waarna deze bus op bekende wijze wordt   afgedicht.   Het starten van de inrichting l gebeurt door het op druk brengen van de spuitbus, hetgeen in de meest praktische uitvoering kan gebeuren bij het aan testdruk onderwerpen van de spuitbus. 



  Ten gevolge hiervan wordt op het membraan 14 een kracht uitgeoefend waardoor dit tegen de drukkracht van de drukveer 15 in wordt verplaatst. Het gedeelte 17 beweegt mee naar boven, met als gevolg dat, zoals weergegeven in figuur 3, het vervormbaar element 20, dat in dit geval ringvormig is, wordt opengedrukt over het ontkoppelelement 19 en op het bredere gedeelte hiervan plaats neemt, eventueel in een hiertoe 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 voorziene zitting 26. Wanneer de testdruk terug wordt weggenomen, kan het gedeelte 17 vrij naar beneden bewegen, zulks doorheen het opengedrukte vervormbare element 20. Het membraan 14 en/of het hiermee gekoppelde gedeelte 17 werken dan op de klepsteel 11 in, met als gevolg dat het ventiel 4 wordt geopend, een en ander zoals weergegeven in figuur 4. 



  Hierdoor wordt vanuit de kamer 2 via de openingen 25 drukmedium aan de spuitbus geleverd. Als gevolg hiervan neemt de druk in de spuitbus en in de kamer 23 terug toe, waardoor op een bepaald ogenblik het membraan 14 terug tegen de veerkracht van de drukveer 15 in, wordt verplaatst, tot het    ventiel 4 terug is gesloten. De kracht van de drukveer 15    - eventueel verminderd met de tegenwerkende kracht van de sluitveer   12- en   de oppervlakte van het membraan 14 zijn uiteraard zodanig gekozen dat bij de optredende evenwichtspositie de gewenste druk in de ruimte 23 en aldus in het reservoir van de spuitbus heerst. 



  Het vervormbaar element 20 kan ook bestaan uit een element, zoals een ring of dergelijke, dat stuk breekt van zodra het opengedrukt wordt. Door een membraan 14 aan te wenden dat door zijn eigen elasticiteit of door een hierin ingebouwd verend element, een drukkracht op het ventiel 4 kan uitoefenen, kan het gebruik van de drukveer 15 worden uitgesloten. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 



  In figuur 5 wordt een variante weergegeven waarbij de vergrendelingsmiddelen 8 gevormd worden door een ringvormig vervormbaar element 20 en waarbij het voornoemde gedeelte 17 nu uitsluitend een radiaal naar buiten gerichte kraag 27 vertoont die achter het vervormbaar element 20 vastzit. Het ontkoppelelement 19 is in dit geval verplaatsbaar en bezit een konisch   vernauwen   uiteinde 28 dat, zoals weergegeven in figuur 6, doorheen een gleuf 29 in het gedeelte 17 kan passeren. 



  Het ontkoppelelement 19 is in een kamer 30 gemonteerd op een verplaatsbare wand, meer speciaal in de vorm van een zuiger 31 die aan zijn rand is voorzien van dichtingen 32. In de openingen 25 die de ruimte 23 met de omgeving verbinden, zijn middelen aangebracht dewelke als terugslagklep kunnen werken. 



  In de weergegeven uitvoeringsvorm is hiertoe ter hoogte van de opening of openingen 25 een V-vormige groef 33 langs de omtrek van de drukkapsule aangebracht waarin een   0-ring   34 is opgespannen met een zeer lichte spankracht. 



  De werking van deze variante kan eenvoudig uit de figuren 5 en 6 worden afgeleid. Nadat de inrichting 1 voor het leveren van de druk in een spuitbus is gemonteerd, wordt op de zuiger 31 volgens pijl P een kracht uitgeoefend. Ten gevolge hiervan wordt de zuiger 31 verplaatst en drukt het ontkoppelelement 19 het vervormbaar element 20 open, waardoor de kraag 27 vrij 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 doorheen dit vervormbare element 20 kan passeren. Onder invloed van de kracht van de drukveer 15 beweegt de membraanschotel 16 naar beneden en maakt kontakt met het ventiel 4, waarna analoog als in de uitvoeringsvorm van figuur 1 de drukregeling kan plaatsvinden. 



  Het indrukken van de zuiger 31 kan ofwel gebeuren door het uit te oefenen van een mechanische kracht op de bovenzijde hiervan, bijvoorbeeld door middel van een stoter of dergelijke, of nog door in een overdruk in de spuitbus te voorzien, bijvoorbeeld door het cre ren van een testdruk. In het laatste geval belet de   0-ring   34 dat ook in de ruimte 23 een overdruk ontstaat met als voordeel dat bij het indrukken van de zuiger 31 het membraan 14 niet wordt tegengehouden door de eronder heersende druk, doch onmiddellijk met het ventiel 4 kan samenwerken. Dit is evenwel geen noodzaak. De afdichting d. m. v. de   0-ring   34 is eveneens bedoeld om te beletten dat de drukregelaar 3 inwendig vervuild wordt door binnendringende vloeistof of andere elementen. 



  De dichtingen 32 beletten dat de kamer 30, alsmede de ruimte tussen de steun 18 en het membraan 14 van de druk die in de spuitbus heerst gelsoleerd blijven. Opdat de drukregelaar zou kunnen werken, is het immers noodzakelijk dat uitsluitend de voornoemde stuurkracht op het membraan 14 inwerkt, waarbij deze bijvoorbeeld bestaat uit de kracht van de drukveer 15 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 verminderd met de kracht uitgeoefend door de tegenwerkende sluitveer 12. Doorgaans is deze stuurkracht ook vermeerderd met de kracht bekomen door de vrijwel atmosferische druk die reeds van bij de montage in de kamer 30 heerst, waarbij wordt opgemerkt dat deze druk doorgaans daalt tot minder dan 1 atmosfeer omdat na de ontgrendeling de kamer 30 in volume toeneemt.

   Tenslotte wordt nog opgemerkt dat de zuiger 31 bij het indrukken slechts een zeer kleine koers beschrijft, zulks tot hij bijvoorbeeld kontakt maakt met de steun 18, waardoor indien gewenst bekomen wordt dat de drukverhoging tussen de zuiger 31 en het membraan 14 gering blijft. 



  In figuur 7 wordt een variante weergegeven waarbij de voornoemde zuiger 31 vervangen is door een balg 35, dewelke eendelig met de kunststofbehuizing 36 van de inrichting is uitgevoerd. 



  In figuur 8 wordt een variante van de inrichting 1 voor het leveren van de druk weergegeven, waarbij deze inrichting l bedoeld is in de wand 37, bijvoorbeeld de bodem, van een spuitbus 38 te worden ingebouwd. Analoog als in de uitvoeringsvorm van figuur 5 vertoont de inrichting 1 een kamer 2 die bedoeld is gevuld te worden met een fluidum op een druk hoger dan de druk die normaal heerst in de spuitbus 38 en een drukregelaar 3 gevormd door een ventiel 4 en een hier tegenoverliggend membraan 14 dat onderhevig is aan de kracht 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 van een drukveer 15. De kamer 13 waarin de drukveer 15 zich bevindt, staat in open verbinding met de atmosfeer.

   De vergrendelingsmiddelen 8 bestaan in dit geval uit een verdraaibaar vergrendelingselment 39 dat gemonteerd is op het uiteinde van het gedeelte 17 dat met de membraanplaat 16 is verbonden, waarbij dit element 39 aangrijpt achter de wand 40 van de kamer 13 die aan de buitenzijde van de spuitbus 38 is gesitueerd. Ter hoogte van het vergrendelingselement 39 vertoont deze wand 40 een opening 41 die bij een bepaalde positie van het element 39 een vrije doorgang voor dit laatste vormt. Zoals weergegeven in figuur 9 kunnen het vergrendelingselement 39 en de opening 41 elk bij voorbeeld een rechthoekige vorm vertonen. 



  De werking van de inrichting 1 volgens figuur 8 kan eenvoudig uit de figuren 8 en 9 worden afgeleid. Vooraleer de spuitbus 38 onder druk wordt gebracht, bevinden de vergrendelingsmiddelen 8 zich in een positie zoals afgebeeld in figuur 9. Het ventiel 4 blijft hoe dan ook gesloten. Nadat de drukkapsule in de bodem van de spuitbus 38 is gemonteerd, de spuitbus is gevuld en aan haar bovenzijde is afgesloten, kunnen op een willekeurig moment de vergrendelingsmiddelen 8 worden verbroken door het vergrendelingselement 39 te verdraaien, zodanig dat dit tegenover de opening 41 wordt gebracht.

   De drukveer 15 drukt op dat ogenblik de membraanschotel 16 tegen het ventiel 4, 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 waarbij dit geopend wordt en slechts terug zal gesloten worden van zodra een evenwichtspositie gecre erd wordt tussen de druk in de ruimte 23 en de kracht uitgeoefend door de drukveer 15, eventueel verminderd met de kracht uitgeoefend door de sluitveer 12. Het is duidelijk dat deze druk zich ook opbouwt in de eigenlijke spuitbus 38, zulks omdat de   0-ring   34 slechts een geringe spankracht vertoont. 



  In figuur 10 wordt een variante van de uitvoeringsvorm volgens figuur 8 weergegeven waarbij de eerste kamer 2, de tweede kamer 13 en de voornoemde ruimte 23 volgens een andere configuratie zijn opgesteld. Onmiddellijk boven de bodem van de spuitbus 38 bevindt zieh de ruimte 23, hierboven de tweede kamer 13, waarbij tussen de kamer 13 en de ruimte 23 het membraan 14 is gesitueerd en boven de tweede kamer 13 bevindt zich de voornoemde eerste kamer 2. Het ventiel 4 is dan ook volledig bovenaan in de inrichting 1 gesitueerd. De klepsteel 11 strekt zich vanaf het ventiel 4 dwars doorheen de kamers 2 en 13 uit, tot aan het membraan 14, en strekt zich verder uit in de vorm van een gedeelte 17 tot in de wand 40. De klepsteel is hierbij verbonden met de membraanplaat 16.

   De vergrendelingsmiddelen 8 zijn met de klepsteel 11 of met het verlengde hiervan verbonden, een en ander zodanig dat in vergrendelde toestand de klepsteel 11 tegen de kracht van de drukveer 15 in vergrendeld is zodanig dat het ventiel 4 gesloten blijft. 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 De vergrendelingsmiddelen 8 bestaan hierbij uit een vergrendelingselement 39, analoog als in de uitvoering van figuur 8, hetwelk verdraaibaar is in een zitting 42, waarbij deze zitting 42 is voorzien van een naar onder uitgevende opening 43 zodat het vergrendelingselement 39 door verdraaiing tegenover deze opening 43 kan worden gebracht, waardoor de    membraanplaat 16 en de klepsteel 11 onder invioed van de    drukveer 15 naar beneden kunnen bewegen en pas terug naar boven zullen verplaatst worden wanneer zich een welbepaalde druk in de spuitbus en in de ruimte 23 heeft ingesteld.

   Het verdraaien van het vergrendelingselement 39 kan bijvoorbeeld gebeuren door middel van een zeskantsleutel die in een zeskantige opening 44 in het vergrendelingselement 39 past. De werking van de inrichting volgens figuur 10 en 11 kan eenvoudig uit de figuren worden afgeleid. 



  De uitvoering volgens figuur 10 laat toe dat de inrichting 1 terug kan worden vergrendeld. Deze inrichting 1 kan ook middelen bevatten om de spanning van de drukveer 15 traploos in te stellen, bijvoorbeeld door het verdraaien van het gedeelte 17, zodanig dat de gewenste stuurdruk kan worden gewijzigd. 



  In figuur 12 wordt een variante weergegeven waarbij een gelijkaardige opstelling van de kamers 2 en 13 en van de ruimte 23 is toegepast. Het ventiel 4 is in dit geval gevormd 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 door, enerzijds, een aan beide uiteinden open buisvormig element 45, en anderzijds, een zitting 46 waarin dit element 45 met   een   uiteinde past, zodanig dat de bodem van deze zitting 46 het buisvormig element 45 kan afsluiten en waarbij zijdelings in deze zitting 46 minstens een doorgang 47 is voorzien die in de kamer 2 uitgeeft. Op de bodem van de zitting 46 is bij voorkeur een laagje afdichtingsmateriaal 48, zoals een schijfje rubber aangebracht. 



  De werking van de inrichting 1 volgens figuur 12 is analoog als deze van figuur 10, met het enige verschil dat het uit de kamer 2 vrijkomende drukmedium eerst doorheen het buisvormig element 45 tot in de ruimte 23 wordt gebracht, waarna het langs de openingen 25 in de spuitbus kan stromen. 



  In alle voornoemde uitvoeringsvormen wordt de drukregelaar 3 voor de ingebruikname van de inrichting l mechanisch vergrendeld. In figuur 13 is evenwel een uitvoeringsvorm weergegeven waarbij deze vergrendeling pneumatisch is. 



  Hiertoe bestaat de inrichting in de kombinatie van een eerste kamer 2 die bedoeld is gevuld te worden met een fluidum op een druk hoger dan de druk die normaal heerst in de spuitbus ; een ventiel 4 in de wand van deze kamer   2 ;   een drukregelaar 3 die zoals voornoemd is samengesteld uit een tweede kamer 13, een membraan 14, een drukveer 15 en een tussenliggende ruimte   23 ;   en een monostabiel ventiel 49 dat volgens deze uitvoeringsvorm 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 op de enige opening 25 van de ruimte 23 is aangesloten. Zulk monostabiel ventiel 49 is op zichzelf bekend en vertoont een ingang 50, een hiermee in verbinding staande kamer 51 waarvan   een   wand gevormd wordt door een membraan 52, en een met het membraan 52 verbonden klep 53, dewelke in een uitgang 54 van de kamer 51 is aangebracht.

   De zijde van het membraan 52 die tegenoverliggend gesitueerd is aan de kamer 51 staat in open verbinding met de omgeving van de inrichting 1, met andere woorden met de eigenlijke ruimte van de spuitbus. Langs deze zijde wordt bovendien d. m. v. een drukveer 55 een geringe drukkracht op het membraan 52 uitgeoefend. 



  De werking van de inrichting 1 kan eenvoudig uit de figuur worden afgeleid. Bij de samenstelling en het vullen van de inrichting 1 wordt de klep 53 dichtgehouden zodanig dat de ruimte 23 en de kamer 51 zich met fluidum uit de eerste kamer 2 vullen, zulks tot op een druk die bepaald wordt door de drukregelaar 3. Vermits de druk uitgeoefend op de onderzijde van het membraan 52 groter is dan de som van de atmosferische druk op de bovenzijde vermeerderd met de druk verkregen door de drukveer 55, blijft de klep 53 hierna gesloten. Wanneer de inrichting 1 in de spuitbuis is gemonteerd, kan zij worden geaktiveerd door een overdruk in de spuitbus toe te passen of volgens pijl P een mechanische kracht op het membraan 52 uit te oefenen, zodanig dat de klep 53 wordt geopend.

   Vanaf dat ogenblik stelt zich een druk in de spuitbus in, zulks door 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 middel van de drukregelaar 3 en wordt de gasdruk boven en onder het membraan 52 gelijk, met als gevolg dat de drukveer 55 de klep 53 verder steeds in geopende toestand houdt. 



  De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een spuitbus waarbij de ontgrendeling van de inrichting l wordt bekomen door het indrukken van de drukknop van de spuitbus, meer speciaal waarbij het kleplichaam zodanig is geplaatst en uitgevoerd dat dit als een stoter kan worden aangewend voor het rechtstreeks of onrechtstreeks verbreken van de voornoemde vergrendeling,   een   en ander bijvoorbeeld zoals weergegeven in de figuren 14 en 15. 



  Hiertoe is de spuitbus 38 voorzien van een ventiel 56 dat in hoofdzaak bestaat uit een in een klepzitting 57 aangebracht buisvormig kleplichaam 58 dat in zijn wand is voorzien van een of meerdere openingen 59 en dat vanaf deze openingen naar een uiteinde in open verbinding staat met de uitlaat of sproeiopening 60 van de drukknop 61 en naar het andere uiteinde gesloten is door middel van een bodem 62, en een langs het kleplichaam 58 gesitueerde dichting 63. Verder zijn de nodige elastische middelen-of andere middelen voor het uitoefenen van een kracht- voorzien die het ventiel 56 normaal in een gesloten toestand houden, waartoe in de uitvoeringsvorm volgens figuur 14   o. a.   een veer 64 wordt benut. 

 <Desc/Clms Page number 18> 

 



  De voornoemde inrichting   l,   dewelke bijvoorbeeld gebruik maakt van een balg 35, analoog als in de uitvoeringsvorm van figuur 7, is onmiddellijk onder de kleplichaam 58 gemonteerd, zodanig dat de balg 35 door het indrukken van de drukknop 61 kan worden ingedrukt, waardoor de vergrendelingsmiddelen 8 worden losgemaakt. Omdat de inrichting l onder de klepzitting 57 zou kunnen worden gemonteerd, is de aansluiting voor de stijgbuis 65 in de zijwand van de klepzitting 57 aangebracht. 



  De werking van het geheel is weergegeven in figuur 15. Hierbij is de toestand afgebeeld waarbij de drukknop 61 is ingedrukt en de vergrendelingsmiddelen 8 zodoende zijn losgemaakt. De inrichting 1 zorgt er dan ook voor dat een welbepaalde druk in het reservoir 66 wordt opgebouwd, zodat de vloeistof 67 uit de spuitbus wordt gedreven bij het openen van het ventiel 56. 



  Het is duidelijk dat in alle voornoemde uitvoeringsvormen het membraan 14 ook kan bestaan in enig ander element dat een verplaatsbare wand vormt, zoals een zuiger, balg, enz. Het   begrip "membraan" dient   dan ook in deze algemene betekenis te worden geinterpreteerd. 



  Het is duidelijk dat de referentiedruk in de spuitbus niet uitsluitend door de mechanische elastische middelen 7 hoeft bepaald te zijn. Het gebruik van de mechanische elastische middelen 7 kan immers gekombineerd worden met het gebruik van 

 <Desc/Clms Page number 19> 

 een luchtveer, waarvoor zelfs een druk kan worden aangewend die belangrijk groter kan zijn dan de referentiedruk in de spuitbus. Zo kan bijvoorbeeld in de uitvoeringsvorm van figuur 1 in de kamer 13 in een druk worden voorzien die groter is dan de referentiedruk, waarbij de drukveer 15 dan bijvoorbeeld tussen het membraan 14 en de wand 24 wordt gemonteerd. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke inrichting voor het leveren van druk bij spuitbussen en spuitbussen die zulke inrichting toepassen kunnen in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (1)

  1. Konklusies. EMI20.1 ----------- 1. Inrichting voor het leveren van druk bij spuitbussen, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een kamer (2) die bedoeld is gevuld te worden met een fluidum op een druk hoger dan de druk die normaal heerst in een spuitbus ; een drukregelaar (3) bestaande uit een in de wand van de kamer (2) aangebracht ventiel (4) en middelen (5) die het ventiel kunnen openen zolang de druk aan de uitgang (6) van dit ventiel (4) lager is dan een bepaalde referentiewaarde, waarbij deze referentiewaarde de druk is die normaal in de spuitbus zal heersen, en waarbij deze referentiewaarde minstens gedeeltelijk wordt bepaald door middel van mechanische elastische middelen (7) ;
    en losmaakbare vergrendelingsmiddelen (8) die in hun vergrendelde toestand de middelen (5) die het ventiel (4) kunnen openen in een niet werkzame toestand houden zodat het voornoemde ventiel 4 gesloten blijft.
    2. Inrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat zij verg. rendelingsmiddelen (8) bezit die toelaten dat bij het creëren van een overdruk in de omgeving van de inrichting (1) de ontgrendeling hiervan plaatsvindt. <Desc/Clms Page number 21>
    3. Inrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de vergrendelingsmiddelen (8) bestaan in een mechanische vergrendeling.
    4. Inrichting volgens konklusie 3, daardoor gekenmerkt dat de middelen (5) voor het openen van het ventiel (4) bestaan uit een tweede kamer (13) met een wand in de vorm van een membraan (14), waarbij in deze kamer een veer (15) is aangebracht waardoor het membraan (14) met het ventiel (4) kan samenwerken ; en dat de vergrendelingsmiddelen (8) hoofdzakelijk bestaan uit de verbinding van, enerzijds, een met het membraan (14) verbonden gedeelte (17) met, anderzijds, een steun (18), en een ontkoppelelement (19) dat toelaat dat bij het eenmalig indrukken van het membraan (14) de voornoemde verbinding wordt losgemaakt.
    5. Inrichting volgens konklusie 4, daardoor gekenmerkt dat de verbinding bestaat uit een vervormbaar element (20) dat in een uitsparing (21) in het gedeelte (17) dat met het membraan (14) is verbonden, is aangebracht, waarbij dit vervormbaar element (20) op de rand van de voornoemde steun (18) rust ; dat het voornoemde gedeelte (17) een doorlopende gleuf ter hoogte van het vervormbare element (20) vertoont ; en dat het ontkoppelement (19) bestaat uit een in deze gleuf passend, vast opgesteld, verwijdend element waarmee het vervormbare <Desc/Clms Page number 22> element (20) kan worden opengedrukt wanneer dit over dit element (19) wordt geschoven.
    6. Inrichting volgens konklusie 5, daardoor gekenmerkt dat het vervormbaar element (20) bestaat uit een plaatselijk onderbroken ring.
    7. Inrichting volgens konklusie 3, daardoor gekenmerkt dat de middelen voor het openen van het ventiel (4) hoofdzakelijk bestaan uit een tweede kamer (13) waarvan een wand in de vorm van een membraan (14) is uitgevoerd en waarbij in deze kamer (13) de voornoemde elastische middelen (7) een kracht op het membraan (14) uitoefenen, zodanig dat dit kan samenwerken met het ventiel (4) van de eerste kamer (2) die met fluidum onder hoge druk is gevuld ; en dat de vergrendelingsmiddelen (8) bestaan uit een losmaakbare verbinding tussen, enerzijds, een met het membraan (14) verbonden gedeelte (17) en anderzijds een steun (18), alsmede uit een beweegbaar ontkoppelelement (19) dat door zijn verplaatsing de voornoemde verbinding kan losmaken.
    8. Inrichting volgens konklusie 7, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde verbinding bestaat uit een aan het met het membraan (14) verbonden gedeelte (17) aangebrachte kraag (27) en een vervormbaar element (20) dat tussen de kraag (27) en de steun (18) is aangebracht, hetwelk belet dat de kraag (27) van de <Desc/Clms Page number 23> steun (18) loskomt, waarbij het gedeelte (27) dat verbonden is met het membraan (14) een gleuf (29) vertoont en waarbij het ontkoppelelement (19) een konisch uiteinde (28) bezit dat in de gleuf (29) past en het vervormbaar element kan opendrukken.
    9. Inrichting volgens konklusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat het ontkoppelelement (19) in een kamer (30) is gemonteerd en deel uitmaakt van een hiervan beweegbare wand.
    10. Inrichting volgens konklusie 9, daardoor gekenmerkt dat de beweegbare wand is uitgevoerd in de vorm van een zuiger (31) die toelaat dat door toepassing van een uitwendige overdruk het ontkoppelelement (19) wordt verplaatst.
    11. Inrichting volgens konklusie 8, daardoor gekenmerkt dat het vervormbaar element in een balg (35) is gemonteerd die door een uitwendige kracht of druk kan worden ingedrukt, waarbij deze balg (35) eendelig met de kunststofbehuizing (36) van de inrichting is uitgevoerd.
    12. Inrichting volgens een der konklusies 7 tot 11, daardoor gekenmerkt dat tussen het membraan (14) en de wand van de eerste kamer (2) waarin het ventiel (4) is gemonteerd, een ruimte (23) aanwezig is die door middel van minstens een opening (25) met de omgeving van de inrichting (1) in verbinding staat waarbij deze opening of openingen een <Desc/Clms Page number 24> terugslagmechanisme vertonen, hetwelke in een afsluiting van buiten naar binnen toe voorziet.
    13. Inrichting volgens konklusie 12, daardoor gekenmerkt dat het terugslagmechanisme hoofdzakelijk bestaat uit een groef (33) die ter hoogte van de openingen (25) in de buitenwand van de behuizing van het lichaam is aangebracht en een in deze groef met lichte spankracht aangebrachte elastische ring (34).
    14. Inrichting volgens konklusie 3, daardoor gekenmerkt dat de middelen (5) voor het openen van het ventiel (4) bestaan uit een membraan (14) dat enerzijds met de voornoemde mechanische elastische middelen (7) samenwerkt en anderzijds onder invloed van de in de spuitbus te creëren druk kan worden verplaatst en zodoende met het ventiel (4) kan samenwerken ; dat de inrichting een wand (40) vertoont die bedoeld is aan of in de wand (37) van een spuitbus te worden gemonteerd ; en dat de voornoemde vergrendelingsmiddelen (8) bestaan uit een manueel losmaakbare verbinding tussen, enerzijds, een met het membraan (14) verbonden gedeelte (17) en anderzijds, de laatstgenoemde wand (40) van de inrichting (1), waarbij in een vergrendelde toestand het membraan (42) belet wordt om met het ventiel (4) samen te werken.
    15. Inrichting volgens konklusie 14, daardoor gekenmerkt dat de losmaakbare verbinding hoofdzakelijk bestaat uit een met <Desc/Clms Page number 25> het voornoemde gedeelte (17) verbonden verdraaibaar vergrendelingselement (39), dat in een eerste positie ten opzichte van de wand (40) is vergrendeld, en door verdraaiing tegenover een opening (41) in de wand (40) van de inrichting (1) kan worden geplaatst, zodat het vrij doorheen deze opening (41) beweegbaar is.
    16. Inrichting volgens konklusie 14 of 15, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde membraan (14) en het ventiel (4) met elkaar verbonden zijn door middel van een zich dwars doorheen de eerste kamer (2) uitstrekkende klepsteel (11).
    17. Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de middelen (5) voor het openen van het voornoemde ventiel (4) hoofdzakelijk bestaan uit een membraan (14) waarop, enerzijds, de voornoemde mechanische elastische middelen (7) inwerken en, anderzijds, de in de spuitbus te creëren druk kan inwerken en dat het voornoemde ventiel (4) hoofdzakelijk bestaat uit een buisvormig element (45) dat aan een uiteinde met het membraan (14) is verbonden en aan zijn tegenoverliggende uiteinde in een zitting (46) past waarvan de bodem in de afsluiting van het buisvormig element (45) kan voorzien en waarbij zijdelings in deze zitting (46) minstens een doorgang (47) is aangebracht die met de kamer (2) onder druk in verbinding staat. <Desc/Clms Page number 26> 18.
    Inrichting volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde vergrendelingsmiddelen (8) voorzien in een pneumatische vergrendeling.
    19. Inrichting volgens konklusie 18, daardoor gekenmerkt dat de middelen (5) voor het openen van het ventiel (4) in de kamer (2) die onder druk staat hoofdzakelijk bestaan uit een membraan (14) dat minstens gedeeltelijk onderhevig is aan de kracht van de voornoemde elastische middelen (7), waarbij aan een zijde van dit membraan een ruimte (23) is gesitueerd waarin de uitgang (6) van het voornoemde ventiel (4) uitgeeft en dat deze ruimte (23) via een opening (25) is afgesloten d. oor middel van een monostabiel ventiel (49).
    20. Inrichting volgens konklusie 19, daardoor gekenmerkt dat het monostabiele ventiel (49) een membraan (52) bezit dat toelaat dat door toepassing van een overdruk in de omgeving van de inrichting (1) het monostabiele ventiel (49) wordt geopend.
    21. Spuitbus die een inrichting voor het leveren van druk volgens konklusie 1 toepast, daardoor gekenmerkt dat zij een door middel van de drukknop (61) verplaatsbaar element vertoont dat door het indrukken van de drukknop (61) zodanig wordt verplaatst dat de vergrendelingsmiddelen (8) worden losgemaakt. <Desc/Clms Page number 27> 22. Spuitbus die een inrichting voor het leveren van druk volgens konklusie 7 toepast, daardoor gekenmerkt dat zij een d. m. v. de drukknop (61) verplaatsbaar element vertoont dat in de verplaatsing van het ontkoppelelement (19) voorziet.
    23. Spuitbus die een inrichting voor het leveren van druk volgens konklusie 19 toepast, daardoor gekenmerkt dat zij een d. m. v. de drukknop (61) verplaatsbaar element vertoont dat op het monostabiele ventiel (49) inwerkt.
    24. Spuitbus volgens een der konklusies 21, 22 of 23, daardoor gekenmerkt dat het verplaatsbare element gevormd wordt door het kleplichaam (58) zelf van het ventiel (56) van de spuitbus.
    25. Spuitbus volgens een der konklusies 14 of 15, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) voor het leveren van de druk gemonteerd is langs de binnenzijde van de bodem van de spuitbus (38).
BE8900582A 1989-05-31 1989-05-31 Inrichting voor het leveren van druk in spuitbussen en spuitbussen die zulke inrichting toepassen. BE1004019A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE8900582A BE1004019A3 (nl) 1989-05-31 1989-05-31 Inrichting voor het leveren van druk in spuitbussen en spuitbussen die zulke inrichting toepassen.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE8900582A BE1004019A3 (nl) 1989-05-31 1989-05-31 Inrichting voor het leveren van druk in spuitbussen en spuitbussen die zulke inrichting toepassen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1004019A3 true BE1004019A3 (nl) 1992-09-08

Family

ID=3884184

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE8900582A BE1004019A3 (nl) 1989-05-31 1989-05-31 Inrichting voor het leveren van druk in spuitbussen en spuitbussen die zulke inrichting toepassen.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1004019A3 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1032893C2 (nl) * 2006-11-17 2008-05-20 Heineken Supply Chain Bv Container voor het afgeven van drank.
GB2544113A (en) * 2015-11-09 2017-05-10 Aer Beatha Ltd Canister

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1956787A (en) * 1933-02-03 1934-05-01 William T Birch Regulator and relief valve
DE1019881B (de) * 1954-06-08 1957-11-21 Schulz & Rackow Gasgeraetebau Schaltvorrichtung fuer Druckminderer
US2873051A (en) * 1956-05-11 1959-02-10 Henry F Hamburg Beverage dispenser
US3127059A (en) * 1964-03-31 figure
US3243085A (en) * 1962-07-05 1966-03-29 Reynolds Metals Co Dispensing container having a gas pressure container therein
US4456155A (en) * 1980-10-14 1984-06-26 Alps Electric Co., Ltd. Aerosol spray device

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3127059A (en) * 1964-03-31 figure
US1956787A (en) * 1933-02-03 1934-05-01 William T Birch Regulator and relief valve
DE1019881B (de) * 1954-06-08 1957-11-21 Schulz & Rackow Gasgeraetebau Schaltvorrichtung fuer Druckminderer
US2873051A (en) * 1956-05-11 1959-02-10 Henry F Hamburg Beverage dispenser
US3243085A (en) * 1962-07-05 1966-03-29 Reynolds Metals Co Dispensing container having a gas pressure container therein
US4456155A (en) * 1980-10-14 1984-06-26 Alps Electric Co., Ltd. Aerosol spray device

Cited By (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1032893C2 (nl) * 2006-11-17 2008-05-20 Heineken Supply Chain Bv Container voor het afgeven van drank.
WO2008060157A1 (en) * 2006-11-17 2008-05-22 Heineken Supply Chain B.V. Container for dispensing beverage
RU2449935C2 (ru) * 2006-11-17 2012-05-10 Хейнекен Сеплай Чейн Б.В. Контейнер для дозирования напитка
GB2544113A (en) * 2015-11-09 2017-05-10 Aer Beatha Ltd Canister
GB2544113B (en) * 2015-11-09 2018-05-23 Aer Beatha Ltd Canister
US10543975B2 (en) 2015-11-09 2020-01-28 Aer Beatha Limited Canister and valve

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5392959A (en) Suckback drain valve for a liquid jet blower
US2530583A (en) Fire extinguisher
US3949669A (en) Process and method in printing
KR19980080658A (ko) 감압밸브
JPH04215986A (ja) スプレーかん用圧力カプセルおよび圧力カプセルを利用するスプレーかん
US3796375A (en) Liquid spraying devices
US5014757A (en) Balloon inflating device
BE1004019A3 (nl) Inrichting voor het leveren van druk in spuitbussen en spuitbussen die zulke inrichting toepassen.
BE1003981A3 (nl) Drukregelaar voor spuitbussen en membraan hierbij aangewend.
US3570542A (en) Pilot operated valve having auxiliary valve control
US3104061A (en) Atomising discharge valves
JPH10101115A (ja) 液体噴出ポンプ
US3036743A (en) Pressure dispenser valve having gas inlet
EP0438404A1 (en) PRESSURE FEED UNIT.
US3489323A (en) Sanitary dispensing valve seating at outer end
US2915224A (en) Vented valve
GB2249084A (en) Closure means allowing venting of a beverage container
US3827608A (en) Mounting cover for pressurized fluid canister
EP0050465B1 (en) A height control mechanism for a chair, table or the like
JPH0385169A (ja) 香料、消臭剤等の自動噴射装置
JPS5951349B2 (ja) エアゾ−ル用間欠噴射弁
US1379471A (en) Hand-oiler
US2295767A (en) Vent valve for gas and/or liquid storage tanks
US4256933A (en) Switching device for preventing prolonged electrical contact
JPS6350481Y2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: S. MC D. MURPHY & PARTNERS LTD.

Effective date: 19940531