<Desc/Clms Page number 1>
Femuraal heupprothesedeel en daarbij gebruikte
EMI1.1
boorgeleider. boorgeleider.
De uitvinding heeft betrekking op een femuraal heupprothesedeel dat een bolvormige kop bevat voor de heupgewrichtkom en een met deze bolvormige kop verbonden steel voor het aanbrengen in het mergkanaal in een dijbeen waarvan de kop verwijderd werd.
Het vervangen van het heupgewricht door een prothese is 01"' een veel toegepaste ingreep. Men zaagt de kop van het dijbeen of de femur af en bevestigt een artificiële, meestal metalen kop aan dit dijbeen door middel van een steel die men in de holte van het dijbeen klopt.
Desgewenst wordt de natuurlijke heupgewrichtkom ook vervangen door een artificiële kom. Terwijl de bevestiging van deze kom, hetzij met een cement, hetzij met schroeven, hetzij met beide op lange termijn stabiel is stelt de bevestiging van de kop van het femurale prothesegedeelte aan het dijbeen na bepaalde tijd dikwijls problemen. De steel past immers niet altijd
<Desc/Clms Page number 2>
nauwkeurig in het mergkanaal van het dijbeen. Met verloop van tijd kan de steel loskomen. Om dit gevaar te verminderen is het reeds bekend de steel dikker te maken dan het mergkanaal van het dijbeen en dit kanaal vervolgens zeer nauwkeurig te ruimen zodat de steel precies in de opening past. Met de tijd kan deze natuurlijke opening evenwel veranderen, meestal vergroten waardoor toch nog de steel loskomt.
Het voornoemde probleem heeft men ook reeds geprobeerd op te lossen door de steel aan de buitenkant van uitsteekseltjes te voorzien maar niet alleen bleek dit het loskomen niet te beletten, maar het inbrengen van de steel werd bemoeilijkt.
Vandaar dat men veelal gebruik maakt van een cement, bijvoorbeeld op basis van methylacrylaat die men voor het aanbrengen van de steel in de opening van het dijbeen aanbrengt. Deze cement heeft het nadeel dat dit een bijkomend vreemd materiaal is in het menselijk lichaam. Indien naderhand om één of andere reden, bijvoorbeeld ingevolge een ontsteking, de steel moet verwijderd worden blijft deze cement in het dijbeen achter. Het verwijderen van deze cement is zeer moeilijk en tijdrovend.
<Desc/Clms Page number 3>
De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een femuraal heupprothesedeel te verschaffen dat op een zeer stevige en betrouwbare manier maar zonder cement aan het dijbeen kan bevestigd worden, met minder gevaar van ongewenst loskomen.
Tot dit doel is de steel van het femurale heupprothesedeel voorzien van ten minste een dwars gerichte opening voor een penvormig bevestigingselement dat doorheen een opening in het dijbeen aangebracht wordt.
Met behulp van dit dwarse bevestigingselement kan een onwrikbare maar eventueel later verwijderbare verbinding verkregen worden.
...' Het probleem is evenwel de plaats te kennen waar in het dijbeen moet geboord worden om uit te komen op een opening in de aangebrachte steel. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een boorgeleider die past bij het heupprothesedeel en uiteraard ten opzichte van dit deel moet gepositioneerd worden.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat het femurale heupprothesedeel nabij de kop middelen voor het positioneren van een verwijderbare van
<Desc/Clms Page number 4>
ten minste een opening voorziene boorgeleider die zodanig zijn dat na het positioneren de boorgeleider zieh langs de steel uitstrekt met ten minste een opening tegenover een opening in de steel.
Deze middelen voor het positioneren kunnen gevormd zijn door een uitholling in waarin één uiteinde van de boorgeleider haakbaar is.
Doelmatig is deze opening langwerpig om draaiing van de boorgeleider te vermijden.
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding strekt de opening'in de steel zieh dwars doorheen deze steel uit.
...' In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bezit de steel over ten minste een gedeelte van haar lengte gerekend vanaf haar vrij einde een nagenoeg U-vormige dwarsdoorsnede en is de opening in de benen van de steel aangebracht.
Bij deze uitvoeringsvorm is er ter plaatse van de steel binnen het mergkanaal van het dijbeen cirkulatie van weefselvochten mogelijk.
<Desc/Clms Page number 5>
Het voornoemde penvormige bevestigingselement kan een schroef zijn.
De uitvinding heeft ook betrekking op een boorgeleider kennelijk bestemd om gebruikt te worden bij het aanbrengen van een femuraal heupprothesedeel volgens één van de vorige uitvoeringsvormen. De voornoemde boorgeleider vormt immers een los stuk ten opzichte van het prothese deel en eenzelfde boorgeleider kan voor het aanbrengen van meerdere heupprothesedelen gebruikt worden.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiervolgende beschrijving van een femuraal heupprothesedeel en van een daarbij gebruikte boorgeleider volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen waarin :
Figuur 1 een vooraanzicht weergeeft van een femuraal heupprothesedeel volgens de uitvinding ; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens de lijn
II-II uit figuur 1, op grotere schaal getekend ;
<Desc/Clms Page number 6>
figuur 3 een langse doorsnede weergeeft van het bovenstegedeelte van een dijbeen tijdens het aanbrengen van het heupprothesedeel uit de vorige figuren met behulp van een boorgeleider volgens de uitvinding ;
figuur 4 een langse doorsnede weergeeft analoog aan deze uit figuur 3 maar na het aanbrengen en bevestigen van het femurale heupprothesedeel uit de figuren 1 en 2.
Het femurale heupprothesedeel weergegeven in de figuren bevat op een bekende manier een kogelvormige kop 1, een
EMI6.1
daarop aansluitende hals 2 voorzien van een kraag 3, en een steel 4 die aansluit op de kraag 3.
J' Dit prothesedeel is vervaardigd van een speciale roestvaste metaallegering met een elektrisch potentiaal dat overeenkomt met dit van de lichaamsvochten.
De steel bezit een U-vormige doorsnede en is dus aan een zijde, namelijk de voor of achterzijde gezien in de normale stand van de prothese in het menselijk lichaam, over het grootste gedeelte van haar lengte en tot op haar vrij einde voorzien van een groef 5.
<Desc/Clms Page number 7>
Kenmerkend voor de uitvinding is vooral het feit dat de steel 4 van een aantal op regelmatige afstanden van elkaar gelegen ronde openingen 6 voorzien is die zieh dwars doorheen de benen van de steel met U-vormige doorsnede, loodrecht op de langsrichting ervan, uitstrekken en de groef 5 dwarsen. Deze openingen 6 zijn bestemd om schroeven 7 door te laten.
In de hals 2 en meer bepaald aan de zijde die in het lichaam aan de laterale kant zal gelegen zijn, is een langwerpige uitholling 8 voor een boorgeleider 9 aangebracht. Deze uitholling 8 reikt tot in de steel 4.
Zoals is weergegeven in figuur 3, bestaat de boorgeleider 9 uit een plaatvormig gedeelte 10 en een bovenste over 180 graden omgeplooid haakvormig einde 11.
Het plaatvormige gedeelte 10 is van ronde openingen 13 voorzien. Deze openingen 13 lopen door doorheen een verdikking 12 die aan de zijde van het haakvormige einde 11 op het plaatvormige gedeelte 10 is aangebracht.
Hierdoor bezitten de openingen 13 een voldoende grote lengte zodat een boor nauwkeurig door een opening 13 kan geleid worden.
Het aantal van de openingen 13 en de afstand tussen deze openingen is gelijk aan het aantal van de openingen 6,
<Desc/Clms Page number 8>
respektievelijk de afstand tussen de openingen 6 in de steel 4. De vorm en grootte van het haakvormige einde 11 en de ligging, vorm en grootte van de uitholling 8 zijn zodanig dat de boorgeleider 9 met het vrije einde van zijn haakvormige einde 11 in de uitholling 8 past en, wanneer dit vrije einde volledig in de uitholling 8 steekt, de openingen 13 juist tegenover de openingen 6 in de steel 4 gelegen zijn, waarbij het plaatvormige gedeelte 10 zieh dan op een afstand van de steel 4 erlangs uitstrekt. Door de niet-ronde vorm van de uitholling 8 is rotatie van het haakvormige einde 11 ten opzichte van de steel 4 onmogelijk.
Dergelijke femurale heupprothesedelen worden, al dan niet samen met een prothese-kom, chirurgisch aangebracht ondermeer in geval het heupgewricht irreversibel beschadigd is bijvoorbeeld door osteoartrose. Het heupgewricht wordt blootgelegd en de femurkop wordt afgezaagd. Het mergkanaal 14 van de femur of het dijbeen 15 wordt uitgeboord en het femurale prothesedeel zoals hiervoor beschreven wordt met de steel 4 in dit kanaal 14 aangebracht. De steel 4'wordt in het kanaal 14 gedreven tot de kraag 3 goed tegen het calcar en het intertrochantisch been aansluit. Vervolgens wordt de boorgeleider 9 met haar einde 11 in de uitholling 8 gebracht zoals voorgesteld in figuur 3.
<Desc/Clms Page number 9>
Er worden nu openingen 16 dwars doorheen de femur of het dijbeen 15 geboord. De boor wordt daarbij door een van de openingen 13 in de boorgeleider 9 gebracht. In deze opening wordt de boor zo geleid dat de geboorde opening 16 in het verlengde ligt van een opening 6 in de steel 4. De boor gaat zonder problemen doorheen de opening 6.
Na het boren van voldoende openingen 16, wordt de boorgeleider 9 verwijderd. Met een schroefboor worden de openingen 16 inwendig van schroefdraad voorzien passend bij de schroefdraad van de schroeven 7. De openingen 6 in de steel 4 kunnen van dezelfde schroefdraad voorzien zijn of voldoende groot zijn om de schroefboor en later een schroef 7 juist door te laten. Tenslotte wordt in elk van de openingen 16 en doorheen de overeenstemmende opening 6 in de steel 4 een schroef 7 aangebracht.
Door de schroeven 7 verkrijgt men een zeer stevige fixatie tussen het femurale heupprothesedeel en het dijbeen 15 die zelden ongewenst zal los komen. Toch kan,
EMI9.1
indien nodig, de verbinding ongedaan gemaakt worden door 'het uitschreven van de'schroeven. Alhoewel de verbinding zeer stevig is, kan deze nog verstevigd worden door tegen de buitenzijde van het dijbeen 15 een metalen plaat 17 te plaatsen die van openingen voor de schroeven 7 voorzien is en die tussen de kop van deze
<Desc/Clms Page number 10>
schroeven en het dijbeen 15 geklemd wordt.
De laatstgenoemde openingen liggen op dezelfde afstand van elkaar als de openingen 6 in de steel 4 zodat, wanneer de eerste schroef 7 doorheen een opening in deze plaat gestoken wordt, een tweede opening in de plaat 17 gemakkelijk tegenover een geboorde opening 6 in het dijbeen 15 kan worden gebracht waarna al de andere openingen in de plaat 17 automatisch tegenover openingen 6 gelegen zijn. De schroeven 7 en de plaat 17 zijn van dezelfde metaallegering als het heupprothesedeel 1-4 vervaardigd.
In figuur 4 is het de femurale heupprothesedeel voorgesteld gemonteerd in'een dijbeen na volledige
EMI10.1
bevestiging door middel van schroeven 7, met tussenkomst van de plaat 17.
' Doordat de steel 4 van een groef 5 voorzien is kan ter plaatse van de steel nog cirkulatie plaatsvinden.
Eventueel kan fibreus en beendermateriaal in de groef 5 groeien. De schroeven 7 steken over een kleinere afstand door materiaal van de steel 4 dan wanneer deze vol zou zijn. Alhoewel door de groef 5 de steel 4 minder materiaal bevat, bezit ze evenwel nagenoeg dezelfde sterkte als een volle pin.
<Desc/Clms Page number 11>
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam van de oktrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringvormen veel veranderingen worden aangebracht.
<Desc / Clms Page number 1>
Femoral hip prosthesis part and used with it
EMI1.1
drill guide. drill guide.
The invention relates to a femoral hip prosthesis part containing a spherical head for the hip joint socket and a stem connected to this spherical head for insertion into the marrow canal in a femur from which the head has been removed.
Replacing the hip joint with a prosthesis is a common procedure. The head is cut off from the thigh or femur and an artificial, usually metal head is attached to this thigh by means of a stem that is inserted into the cavity of the thigh is right.
If desired, the natural hip joint bowl is also replaced by an artificial bowl. While the attachment of this cup, either with a cement, with screws, or with both, is long term stable, the attachment of the head of the femoral prosthesis portion to the femur often presents problems after some time. After all, the stem does not always fit
<Desc / Clms Page number 2>
accurately in the marrow canal of the femur. The stem may come loose over time. To reduce this danger it is already known to make the stem thicker than the marrow canal of the femur and then to ream this channel very precisely so that the stem fits exactly in the opening. However, this natural opening can change over time, usually enlarging, causing the stem to come off.
The aforementioned problem has also already been attempted to be solved by providing projections on the outside of the stem, but not only did this not prevent the loosening, but insertion of the stem was made more difficult.
Hence, use is often made of a cement, for example based on methyl acrylate, which is applied in the opening of the femur before the stem is applied. This cement has the disadvantage that it is an additional foreign material in the human body. If for some reason, for example due to inflammation, the stem has to be removed, this cement will remain in the thigh. Removal of this cement is very difficult and time consuming.
<Desc / Clms Page number 3>
The object of the invention is to overcome these drawbacks and to provide a femoral hip prosthesis part which can be attached to the thigh in a very sturdy and reliable manner, but without cement, with less risk of unwanted loosening.
For this purpose, the stem of the femoral hip prosthesis portion is provided with at least one transverse opening for a pin-shaped fastener that is inserted through an opening in the femur.
An immovable but possibly later removable connection can be obtained with the aid of this transverse fixing element.
... 'The problem, however, is to know the place where you have to drill into the thigh to get to an opening in the fitted stem. For this, use can be made of a drill guide that fits the hip prosthesis part and must of course be positioned relative to this part.
In a particular embodiment of the invention, the femoral hip prosthesis portion near the head includes means for positioning a removable
<Desc / Clms Page number 4>
at least one opening provided with a drill guide, such that after positioning the drilling guide extends along the shank with at least one opening opposite an opening in the shank.
These positioning means may be formed by a recess in which one end of the drill guide is hookable.
This opening is expediently elongated to avoid rotation of the drill guide.
In a curious embodiment of the invention, the opening in the stem extends transversely through this stem.
In an advantageous embodiment of the invention the stem has a substantially U-shaped cross-section over at least a part of its length counted from its free end and the opening is arranged in the legs of the stem.
In this embodiment, tissue fluids are possible at the location of the stem within the marrow canal of the femur.
<Desc / Clms Page number 5>
The aforementioned pin-shaped fastening element can be a screw.
The invention also relates to a drill guide apparently intended for use in applying a femoral hip prosthesis part according to any of the previous embodiments. After all, the aforementioned drill guide forms a separate piece with respect to the prosthesis part and the same drill guide can be used for applying several hip prosthesis parts.
Other details and advantages of the invention will become apparent from the following description of a femoral hip prosthesis part and of a drill guide according to the invention used therewith. This description is given by way of example only and does not limit the invention. The reference numbers refer to the accompanying drawings, in which:
Figure 1 shows a front view of a femoral hip prosthesis part according to the invention; figure 2 represents a section according to the line
II-II from figure 1, drawn on a larger scale;
<Desc / Clms Page number 6>
Figure 3 shows a longitudinal section of the upper part of a femur during the fitting of the hip prosthesis part of the previous figures with the aid of a drill guide according to the invention;
Figure 4 shows a longitudinal section analogous to that of Figure 3 but after the application and attachment of the femoral hip prosthesis part of Figures 1 and 2.
The femoral hip prosthesis part shown in the figures contains a ball-shaped head 1, one in a known manner
EMI6.1
subsequent neck 2 provided with a collar 3, and a stem 4 which connects to the collar 3.
J 'This prosthesis part is made of a special stainless metal alloy with an electric potential corresponding to that of the body fluids.
The stem has a U-shaped cross-section and is therefore on one side, namely the front or rear seen in the normal position of the prosthesis in the human body, over most of its length and provided with a groove up to its free end. 5.
<Desc / Clms Page number 7>
Characteristic of the invention is in particular the fact that the stem 4 is provided with a number of regularly spaced round openings 6 which extend transversely through the legs of the stem with U-shaped cross section, perpendicular to its longitudinal direction, and 5 groove cross. These openings 6 are intended to pass screws 7.
An elongate recess 8 for a drill guide 9 is arranged in the neck 2 and more specifically on the side which will be located in the body on the lateral side. This hollow 8 extends into the stem 4.
As shown in Figure 3, the drill guide 9 consists of a plate-shaped portion 10 and an upper hooked end 11 folded over by 180 degrees.
The plate-shaped part 10 is provided with round openings 13. These openings 13 pass through a bead 12 which is arranged on the plate-shaped part 10 on the side of the hook-shaped end 11.
The openings 13 hereby have a sufficiently great length that a drill can be accurately guided through an opening 13.
The number of the openings 13 and the distance between these openings is equal to the number of the openings 6,
<Desc / Clms Page number 8>
the distance between the openings 6 in the shank 4, respectively. The shape and size of the hook-shaped end 11 and the location, shape and size of the hollow 8 are such that the drill guide 9 with the free end of its hook-shaped end 11 in the hollow 8 and, when this free end fully protrudes into the hollow 8, the openings 13 are located just opposite the openings 6 in the stem 4, the plate-shaped portion 10 then extending at a distance from the stem 4 along it. Due to the non-round shape of the hollow 8, rotation of the hook-shaped end 11 relative to the stem 4 is impossible.
Such femoral hip prosthesis parts, whether or not together with a prosthesis cup, are surgically applied, inter alia, if the hip joint is irreversibly damaged, for example by osteoarthrosis. The hip joint is exposed and the femoral head is sawed off. The marrow channel 14 of the femur or femur 15 is drilled out and the femoral prosthesis part as described above is inserted with the stem 4 into this channel 14. The stem 4 'is driven into the channel 14 until the collar 3 fits snugly against the calcar and the intertrochantic leg. Subsequently, the drill guide 9 with its end 11 is inserted into the hollow 8 as shown in figure 3.
<Desc / Clms Page number 9>
Holes 16 are now drilled transversely through the femur or femur 15. The drill is introduced through one of the openings 13 in the drill guide 9. The drill is guided in this opening so that the drilled opening 16 is in line with an opening 6 in the shank 4. The drill passes through the opening 6 without any problem.
After drilling sufficient openings 16, the drill guide 9 is removed. With a screw drill, the openings 16 are internally threaded to match the screw thread of the screws 7. The openings 6 in the stem 4 can be of the same screw thread or be large enough to allow the screw drill and later a screw 7 to pass correctly. Finally, a screw 7 is inserted into each of the openings 16 and through the corresponding opening 6 in the stem 4.
The screws 7 provide a very firm fixation between the femoral hip prosthesis part and the femur 15 which will rarely come off undesirably. Yet,
EMI9.1
if necessary, the connection can be undone by writing out the screws. Although the connection is very strong, it can be strengthened by placing a metal plate 17 with holes for the screws 7 against the outside of the thigh 15 and which between the head of this thigh
<Desc / Clms Page number 10>
screws and the thigh 15 is clamped.
The latter apertures are the same distance from each other as the apertures 6 in the stem 4 so that when the first screw 7 is inserted through an aperture in this plate, a second aperture in the plate 17 is easily opposite a drilled aperture 6 in the femur 15 after which all the other openings in the plate 17 are automatically located opposite openings 6. The screws 7 and the plate 17 are made of the same metal alloy as the hip prosthesis part 1-4.
In Figure 4, it is shown the femoral hip prosthesis part mounted in a femur after full
EMI10.1
fastened by means of screws 7, using the plate 17.
Because the stem 4 is provided with a groove 5, circulation can still take place at the location of the stem.
Optionally, fibrous and bone material can grow in the groove 5. The screws 7 protrude through material of the stem 4 a smaller distance than if it were full. Although the stem 4 contains less material due to the groove 5, however, it has substantially the same strength as a full pin.
<Desc / Clms Page number 11>
The invention is by no means limited to the above-described embodiments and many changes can be made to the described embodiments within the scope of the patent application.