Onafhankelijke ddekopwikkelinrichting.
Deze uitvinding heeft betrekking op een onafhankelijke
<EMI ID=1.1>
weefmachine te worden opgesteld, die in de opwikkeling van het geproduceerde doek voorziet.
De bekende onafhankelijke doekopwikkelinginrichtingen bestaan doorgaans uit twee steunrollen waarop de doekboom vrij is opgelegd. Een of beide van deze steunrollen wordt hierbij aangedreven door een torsiemotor, met andere woorden een motor die een in te stellen konstant koppel levert, met de bedoeling het doek steeds onder dezelfde spanning op te rollen. In de praktijk echter kan deze spanning niet konstant worden gehouden omdat, niettemin een konstant aandrijfkoppel, de hoeveelheid wrijvingsverliezen groter wordt naarmate meer doek wordt opgewikkeld en het gewicht van de doekrol toeneemt.
De voornoemde bekende inrichting vertoont eveneens het nadeel dat zij zeer duur is en ingewikkeld van konstruktie. De hoge kostprijs wordt hoofdzakelijk bepaald door de steunrollen die in staat moeten zijn heel de doekrol te dragen en bovendien perfekt afgewerkt moeten zijn om het weefsel niet te beschadigen.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een onafhankelijke doekopwikkelinrichting waarbij de voornoemde nadelen systematisch'zijn uitgesloten. De uitvinding betreft dan ook een doekopwikkelinrichting waarbij het veranderlijke gewicht van de doekrol, alsmede de hieruit ontstane wrijvingsverliezen, onbelangrijk zijn voor de goede werking van de inrichting. Bovendien wordt gebruik gemaakt van een relatief eenvoudige konstruktie waarbij het gebruik van de voornoemde steunrollen wordt uitgesloten en waarbij bijvoorbeeld een klassieke asynchrone motor kan worden aangewend in de plaats van een dure torsiemotor.
De uitvinding heeft tevens een inrichting tot doel die toelaat dat elke gewenste spanning in het op te wikkelen doek kan worden bekomen.
Nog een doel van de uitvinding bestaat erin de spanning in het op te wikkelen doek te meten en deze zodoende te kontroleren, zulks evenwel zonder dat hiertoe supplementaire ombuigrollen noodzakelijk zijn. Volgens de voorkeurdragende uitvoeringsvorm zullen bovendien geen bewegende delen worden aangewend om de spanning in het doek te meten.
De huidige uitvinding heeft eveneens als doel een doekopwikkelinrichting die het voordeel biedt dat de volle doekboom eenvoudig door een lege kan worden vervangen, zulks door middel van een heftruk of dergelijke, of bijvoorbeeld door een riem rond de doekrol te leggen en deze laatste met een hefwerktuig op te heffen, hetgeen onmogelijk is bij een op steunrollen opgelegde doekrol.
Ten einde aan deze doelen tegemoet te komen betreft de uitvinding een onafhankelijke doekopwikkelinrichting met als kenmerk dat hij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een op zijn asuiteinden gesteunde en hierop aangedreven doekboom; een elektrische aandrijving die de doekboom aandrijft; middelen voor het meten van een waarde die representatief is voor de spanning in het doek dat wordt toegevoerd aan de doekboom; en stuurmiddelen die gekoppeld zijn, enerzijds, met de middelen voor het meten van de waarde die representatief is voor de spanning in het doek en anderzijds, met de elektrische aandrijving, waarbij deze stuurmiddelen de elektrische aandrijving zodanig sturen dat de spanning in het op te wikkelen doek met een gewenste waarde overeenstemt.
<EMI ID=2.1>
te tonen zijn hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:
figuur 1 schematisch een weefmachine en een onafhankelijke doekopwikkelinrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuur'2 een praktische uitvoeringsvorm van de onafhankelijke doekopwikkelinrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuur 3 in doorsnede een zicht weergeeft van het gedeelte dat in figuur 2 met F3 is aangeduid; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in f iguur 2; figuur 5 een doorsnede weergeeft volgens lijn V-V in f iguur 4; figuur 6 een zicht weergeeft volgens pijl F6 in figuur 4; figuur 7 schematisch nog een variante van de doekopwikkelinrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuur 8 een variante weergeeft van het gedeelte dat in de figuur 3 is afgebeeld.
In figuur 1 wordt schematisch een weefmachine 1 weergegeven waarvan het geproduceerde doek 2 door middel van een doekopwikkelinrichting 3 volgens de uitvinding wordt opgewikkeld. De bekende weergeven komponenten van de weefmachine 1 zijn hierbij de kettingboom 4, de ketting 5, de sleep 6, de kettingwachter 7, de weefkaders 8, de door middel van de weefkaders 8 gevormde gaap 9, de lade 10 met het riet
11 en de zandboom 12 die op het gevormde doek 2 een trekkracht uitoefent. In het geval dat een onafhankelijke
<EMI ID=3.1>
het weversplatform 14 naar de doekopwikkelinrichting 3 wordt geleid.
Volgens de huidige uitvinding bestaat .deze doekopwikkelinrichting 3, zoals weergegeven in figuren 1 en 2, hoofdzakelijk in de kombinatie van een op zijn asuiteinden 15 en 16 gesteunde en aan minstens één van deze asuiteinden aangedreven doekboom 17; een elektrische aandrijving 18 die de doekboom 17 aandrijft; middelen 19 voor het meten van een waarde die representatief is voor de spanning in het toegevoerde doek 2; en stuurmiddelen 20, die gekoppeld zijn, enerzijds met de middelen 19 voor het meten van de waarde die representatief is voor de spanning in het doek 2, en anderzijds, met de elektrische aandrijving 18, waarbij deze stuurmiddelen 20 de elektrische aandrijving 18 zodanig sturen dat de spanning in het doek 2 met een gewenste waarde overeenstemt.
De elektrische aandrijving 18 bestaat in de weergegeven
<EMI ID=4.1>
snelheid kan worden gestuurd door middel van een frequentieomvormer 22. De middelen 19 om de spanning in het toegevoerde doek 2, of althans een hiervoor representatieve waarde, te meten bestaan in de weergegeven uitvoeringsvorm uit een doekgeleidingselement, bij voorkeur een ombuigrol 23, hetwelke in minstens één van zijn steunpunten is voorzien van een drukgevoelig meetelement 24, zulks voor het meten van de door het doek 2 op het doekgeleidingselement uitgeoefende kracht F, of althans van een hiervoor representatieve waarde. Zoals weergeven in figuur 3 bestaat het meetelement 24 volgens de huidige uitvinding uit een krachtsensor die bestaat uit een piëzo-elektrisch element, dat geplaatst is tussen het lager 25 van de ombuigrol 23 en het frame 26 van de doekopwikkelinrichting 3, één en ander zodanig dat de voornoemde kracht F hierbij loodrecht op de krachtsensor inwerkt.
Door gebruik te maken van een piëzo-elektrisch element wordt een bijzonder eenvoudige konstruktie bekomen waarbij geen verplaatsbare elementen voor het meten van de kracht F noodzakelijk zijn. Door het loodrecht inwerken van de kracht F op het meetelement 24 wordt tevens het voordeel geboden dat de gemeten kracht overeenkomt met de voornoemde kracht F. Het piëzo-elektrische element levert bijgevolg dan ook een signaal af dat evenredig is met de uitgeoefende kracht F.
Om te bekomen dat de kracht F steeds volgens éénzelfde richting op de ombuigrol 23 inwerkt vertoont de doekopwikkelinrichting 3 een tweede doekgeleidingselement, bij voorkeur ook gevormd door een ombuigrol 27, hetwelke tussen het eerste doekgeleidingselement en de doekboom 17 is geplaatst. Hierdoor beschrijft het doek 2 steeds dezelfde ombuighoek rond de ombuigrol 23, ongeacht de diameter van de op de doekboom 17 gevormde-doekrol.
Zoals weergeven in de figuren 1 en 4 gebeurt de aandrijving van de doekboom 17 bij voorkeur door middel van een riemoverbrenging 28 en een tandwieloverbrenging 29, gevormd door tandwielen 30 en 31. Het tandwiel 30 is in het frame 26 gelagerd, terwijl het tandwiel 31 op de doekboom 17, nabij een asuiteinde ervan, is gemonteerd. De doekboom 17 is tesamen met dit tandwiel 31 en zijn lagers 32 uitneembaar in het frame 26 aangebracht. Volgens een variante kunnen de lagers 32 bestaan uit glijlagers die in het frame 26 zijn aangebracht.
Zoals weergegeven in figuur 5 is de gebruikte doekboom 17 bij voorkeur voorzien van onder veerdruk radiaal uitklapbare segmenten 33 om de papieren of kartonnen huls 34, waarop het doek 2 wordt gewikkeld, vast te zetten. Zoals weergeven in figuur 6 vertoont de aandrijving bij voorkeur een palwiel 35 en een hiermee samenwerkende pal 36 om bij het uitschakelen van de aandrijving het terugdraaien van doekboom 17 te beletten.
De stuurmiddelen 20 bestaan bij voorkeur uit een elektronische regelkring, waarbij via een ingang 37 de gewenste doekspanning kan worden ingelezen. De stuurmiddelen 20 vergelijken het door de middelen 19 gemeten signaal 38 met de ingestelde gewenste waarde en sturen de aandrijving 18 vervolgens zodanig dat de in het doek 2 gemeten spanning gelijk wordt en vrijwel gelijk
<EMI ID=5.1>
duidelijk dat zowel stuurmiddelen 20 kunnen gebruikt worden die in een konstante spanning voorzien, alsook stuurmiddelen die toelaten dat de spanning in het doek geregeld wordt volgens een 'veranderlijke in funktie van de tijd, in funktie van de positie van de hoofdas van de weefmachine of in funktie van de diameter van de doekrol.
In figuur 7 wordt een variante weergegeven waarbij de ombuigrollen 23 en 27 zodanig staan opgesteld dat het doek 2 naast het weversplatform 14 vertikaal omhoog geleid wordt, waardoor een wever een goede kontrole op het doek 2 kan uitoefenen.
Het is duidelijk dat de aandrijving 18 eveneens kan bestaan uit een gestuurde DC-motor of een uit een gestuurde torsiemotor die respektievelijk van een stuureenheid zijn voorzien.
Zoals weergegeven in figuur 8 kan volgens volgens een variante worden gebruik gemaakt van een meetelement 24 dat bestaat uit een krachtsensor die in het lager 25 van de ombuigrol 23 is ingebouwd en waarvan de werking gebaseerd is op rekstrookjes
39. Het meetelement 24 wordt hierbij aangesloten op een meetbrug 40 die een signaal 38 levert evenredig met de uitgeoefende kracht. Het lager 25 wordt hierbij eveneens zodanig opgesteld dat de kracht F loodrecht op de krachtsensor inwerkt en dat de gemeten kracht aldus overeenkomt met de voornoemde kracht F.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke onafhankelijke doekopwikkelinrichting kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Independent deck winding device.
This invention relates to an independent
<EMI ID = 1.1>
weaving machine, which provides for the winding of the produced cloth.
The known independent cloth winding devices usually consist of two support rollers on which the cloth boom is freely supported. One or both of these support rollers is hereby driven by a torsion motor, in other words a motor which supplies a constant torque which can be set, with the intention of always rolling up the fabric under the same tension. In practice, however, this tension cannot be kept constant because, nevertheless, a constant driving torque, the amount of frictional losses increases as more fabric is wound and the weight of the fabric roll increases.
The aforementioned known device also has the disadvantage that it is very expensive and complicated in construction. The high cost price is mainly determined by the support rollers, which must be able to carry the entire fabric roll and must also be perfectly finished so as not to damage the fabric.
The present invention relates to an independent cloth winding device in which the above-mentioned drawbacks are systematically excluded. The invention therefore also relates to a cloth winding device in which the variable weight of the cloth roll, as well as the resulting frictional losses, are unimportant for the proper functioning of the device. In addition, use is made of a relatively simple construction in which the use of the above-mentioned support rollers is excluded and in which, for example, a classic asynchronous motor can be used instead of an expensive torsion motor.
Another object of the invention is a device which allows any desired tension to be obtained in the cloth to be wound.
Another object of the invention is to measure the tension in the cloth to be wound up and thus to control it, but without the need for additional deflection rollers. In addition, according to the preferred embodiment, no moving parts will be used to measure the tension in the cloth.
The present invention also has the object of a cloth winding device which offers the advantage that the full cloth boom can easily be replaced by an empty one, by means of a lifting pressure or the like, or, for example, by placing a belt around the cloth roller and the latter with a lifting device. which is impossible with a fabric roll placed on support rollers.
In order to meet these objectives, the invention relates to an independent fabric winding device, characterized in that it mainly consists of the combination of a fabric boom supported on its shaft ends and driven thereon; an electric drive that drives the fabric boom; means for measuring a value representative of the tension in the fabric supplied to the fabric boom; and control means which are coupled, on the one hand, to the means for measuring the value representative of the tension in the cloth and, on the other hand, to the electric drive, these control means controlling the electric drive such that the voltage in the coil to be wound cloth corresponds to a desired value.
<EMI ID = 2.1>
To show below, as examples without any limitation, some preferred embodiments are described, with reference to the accompanying drawings, in which:
figure 1 schematically represents a weaving machine and an independent cloth winding device according to the invention; Figure 2 shows a practical embodiment of the independent cloth winding device according to the invention; figure 3 represents a cross-section of the part indicated by F3 in figure 2; figure 4 represents a section according to line IV-IV in figure 2; figure 5 represents a section according to line V-V in figure 4; figure 6 represents a view according to arrow F6 in figure 4; figure 7 schematically represents another variant of the cloth winding device according to the invention; figure 8 represents a variant of the part shown in figure 3.
Fig. 1 schematically shows a weaving machine 1, the produced cloth 2 of which is wound up by means of a cloth winding device 3 according to the invention. The known components of the weaving machine 1 shown here are the warp beam 4, the warp 5, the tow 6, the warden 7, the weaving frames 8, the shed 9 formed by means of the weaving frames 8, the drawer 10 with the reed
11 and the sand tree 12 which exerts a tensile force on the formed cloth 2. In the event that an independent
<EMI ID = 3.1>
the weaving platform 14 is guided to the cloth winding device 3.
According to the present invention, this cloth winding device 3, as shown in Figures 1 and 2, mainly consists in the combination of a cloth boom 17 supported on its shaft ends 15 and 16 and driven on at least one of these shaft ends; an electric drive 18 that drives the fabric boom 17; means 19 for measuring a value representative of the tension in the supplied fabric 2; and control means 20 which are coupled, on the one hand, to the means 19 for measuring the value representative of the tension in the fabric 2, and on the other hand, to the electric drive 18, these control means 20 controlling the electric drive 18 such that the tension in the fabric 2 corresponds to a desired value.
The electric drive 18 consists of those shown
<EMI ID = 4.1>
speed can be controlled by means of a frequency converter 22. The means 19 for measuring the tension in the supplied fabric 2, or at least a representative value for it, consist in the shown embodiment of a fabric guiding element, preferably a deflecting roller 23, in which at least one of its support points is provided with a pressure-sensitive measuring element 24, for measuring the force F exerted by the cloth 2 on the cloth guiding element, or at least of a representative value for this. As shown in figure 3, the measuring element 24 according to the present invention consists of a force sensor consisting of a piezoelectric element, which is placed between the bearing 25 of the deflecting roller 23 and the frame 26 of the cloth winding device 3, such that the aforementioned force F acts perpendicular to the force sensor.
By using a piezoelectric element, a particularly simple construction is obtained in which no movable elements are required for measuring the force F. By acting perpendicularly of the force F on the measuring element 24, the advantage is also offered that the measured force corresponds to the aforementioned force F. The piezoelectric element consequently delivers a signal proportional to the applied force F.
In order to ensure that the force F always acts on the deflecting roller 23 in the same direction, the fabric winding device 3 has a second fabric guiding element, preferably also formed by a deflecting roller 27, which is placed between the first fabric guiding element and the fabric boom 17. As a result, the cloth 2 always describes the same bending angle around the bending roll 23, regardless of the diameter of the cloth roll formed on the cloth beam 17.
As shown in Figures 1 and 4, the drive of the fabric boom 17 is preferably effected by means of a belt transmission 28 and a gear transmission 29, formed by gears 30 and 31. The gear 30 is mounted in the frame 26, while the gear 31 is the fabric boom 17 is mounted near an axis end thereof. The cloth boom 17, together with this gear 31 and bearings 32, are removably mounted in the frame 26. According to a variant, the bearings 32 may consist of slide bearings arranged in the frame 26.
As shown in Figure 5, the cloth boom 17 used is preferably provided with radially-foldable segments 33 under spring pressure to secure the paper or cardboard sleeve 34 on which the cloth 2 is wrapped. As shown in Figure 6, the drive preferably has a ratchet wheel 35 and a ratchet 36 co-operating therewith to prevent rotation of cloth boom 17 when the drive is switched off.
The control means 20 preferably consist of an electronic control circuit, whereby the desired fabric tension can be read in via an input 37. The control means 20 compare the signal 38 measured by the means 19 with the set desired value and then control the drive 18 such that the voltage measured in the cloth 2 becomes equal and almost equal
<EMI ID = 5.1>
it is clear that both control means 20 which provide a constant tension can be used, as well as control means which allow the tension in the fabric to be regulated according to a variable function of time, in function of the position of the main axis of the weaving machine or in function of the diameter of the fabric roll.
Figure 7 shows a variant in which the deflecting rollers 23 and 27 are arranged such that the fabric 2 next to the weaving platform 14 is vertically guided upwards, whereby a weaver can exert a good control on the fabric 2.
It is clear that the drive 18 can also consist of a controlled DC motor or a controlled torque motor, which are respectively provided with a control unit.
As shown in figure 8, according to a variant, use can be made of a measuring element 24 which consists of a force sensor built into the bearing 25 of the deflection roller 23 and whose operation is based on strain gauges
39. The measuring element 24 is here connected to a measuring bridge 40 which supplies a signal 38 proportional to the applied force. The bearing 25 is also arranged in such a way that the force F acts perpendicular to the force sensor and that the measured force thus corresponds to the aforementioned force F.
The present invention is by no means limited to the embodiments described as examples and shown in the figures, but such independent cloth winding device can be realized in various shapes and sizes without departing from the scope of the invention.