BE1001223A6

BE1001223A6 - Houder voor het tentoonstellen en verkopen van voorafgewogen hoeveelheden fruit, groenten of dergelijke waren.

Info

Publication number: BE1001223A6
Application number: BE8701317A
Authority: BE
Original assignee: Thovadec Plastics S A Nv
Priority date: 1987-11-19
Filing date: 1987-11-19
Publication date: 1989-08-22

Abstract

Houder voor het tentoonstellen en verkopen van voorafgewogen hoeveelheden fruit, groenten of dergelijke waren gekenmerkt doordat de houder volgens de uitvinding wordt gevormd door een thermogevormd bakje (1), voorzien van een roostervormig spuitgegoten deksel (2), dat een uitstekende verluchting van de doorheen het roostervormig deksel (2) zichtbare waren verzekert en op een rand (6) van hogerbedoeld bakje (1) kan worden geklikt.

Description

"Houder voor het tentoonstellen en verkopen van voorafgewogen hoeveelheden fruit, groenten of dergelijke waren"
De uitvinding betreft een houder voor het tentoonstellen en verkopen van voorafgewogen hoeveelheden fruit, groenten of dergelijke waren.

Houders van de bedoelde soort bestaande uit een bakje uit een synthetische stof die door"thermoforming"is gevormd en van een doorzichtig deksel, uit P. V. C. bij voorbeeld, zijn voorzien, zijn bekend.

Door het gebruik van dergelijke houders wordt ernaar gestreefd de inhoud van de bakjes voor de kopers goed zichtbaar te houden en daarbij te beletten dat de kopers de waren (fruit of groenten) zouden betasten, verleggen of bepaalde houders zouden bijvullen.

Om een deksel van bedoelde soort op een bakje te bevestigen, meestal door klikken, moet het zijdelings van een rok zijn voorzien, omdat anders het deksel te weinig stevigheid vertoont. Hierdoor ontstaat een niet te onderschatten volumevermeerdering van elke houder waarbij het stockeren, stapelen of verzenden van de houders nadelig uitvalt. Men moet daarenboven dergelijke houders een voldoende verluchting verzekeren wat geschiedt door het zijdelings voorzien van sleuven of openingen in de deksels. Ook op andere plaatsen kunnen verluchtingsopeningen in het deksel worden voorzien. De aanwezigheid van deze openingen verzwakt de deksels, ook wanneer deze uit betrekkelijk star P. V. C. zijn vervaardigd. Dergelijke deksels kunnen dan niet meer veilig op bakjes worden geklikt, wat nochtans een essentiële vereiste is.

Dergelijke, vlakke, deksels komen los zodat hun inhoud (fruit of groenten) kunnen betast of verlegd worden. Vele kopers hebben, zoals in de aanhef uiteengezet, de gewoonte bepaalde bakjes bij te vullen, wat niet kan toegelaten worden.

Het doel van de uitvinding is een houder voor te schrijven die de hierboven beschreven nadelen verhelpt, een bestendige en belangrijke verluchting van de verpakte waren en een goede zichtbaarheid hiervan verzekert. Ook beoogt de uitvinding een deksel voor te schrijven dat stevig op het bakje kan worden geklikt, door de koper kan worden gevat en het op elkaar stapelen van verschillende bakjes toelaat, zonder gevaar dat de bakjes van elkaar wegschuiven of dat de deksels ervan vervormd worden.

Om dit volgens de uitvinding mogelijk te maken, wordt de houder volgens de uitvinding gevormd door een thermogevormd bakje, voorzien van een roostervormig spuitgegoten deksel, dat een uitstekende verluchting van de doorheen het roostervormig deksel zichtbare waren verzekert en op een rand van hogerbedoeld bakje kan worden geklikt.

Steeds volgens de uitvinding wordt hogerbedoeld bakje, zoals thans reeds uit polystyreen gevormd en wordt voor het spuiten van hogerbedoeld roostervormig deksel polypropyleen gebruikt, waardoor een ideale combinatie van twee materialen ontstaat, die het klikken van het meer soepele deksel op het meer starre bakje mogelijk maakt.

Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een houder voor het tentoonstellen en verkopen van voorafgewogen hoeveelheden fruit, groenten of dergelijke waren, volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt uitsluitend bij wijze van voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.

Figuur l is een perspectivische voorstelling van een houder volgens de uitvinding.

Figuur 2 is, op een andere schaal, een zijaanzicht van de houder volgens figuur I waarbij het deksel van het eigenlijk bakje is verwijderd.

Figuur 3 is, op een fel vergrote schaal, een doorsnede door een detail van de uitvinding.

De houder door deze figuren voorgesteld

EMI3.1
bestaat uit een gebruikelijk bakje 1.

De uitdrukking erop dat het bakje t door de z. g."thermoforming"techniek polystyreen of een technisch equivalente stof wordt vervaardigd. De wanden van het bakje 1 kunnen willekeurige versterkingsribben vertonen.

Een dergelijk bakje vertoont dus een voldoende stijfheid om, ook wanneer het gevuld is, zijn vorm te bewaren.

Om kopers te beletten de groenten of het fruit dat in het bakje 1 werd afgewogen en hierin wordt bewaard, aan te raken en in vele gevallen bakjes bij te vullen, is, zoals in de aanhef uiteengezet, reeds voorgesteld een doorzichtig P. V. C. deksel aan te brengen. De nadelen van dergelijke deksels werden eveneens in de aanhef besproken.

Het deksel 2, volgens de uitvinding, is een spuitgegoten deksel uit polypropyleen of een technisch equivalente stof.

Het deksel 2 is roostervormig uitgevoerd.

Het roostervormig patroon is uiteraard willekeurig zodat figuur 1 slechts een bij wijze van voorbeeld uitgedachte uitvoeringsvorm laat zien.

Tussen het bovenviak 2'van het deksel 2, dat bedoelde rooster vormt, en de onderste omtreksrand 3 van het deksel strekken zieh staafvormige tussenstukken 4 uit die de luchtdoor- taatbaarheid optimaal verzekeren.

Om het klikken van het deksel 2 uit polypropyleen op het polystyreen thermogevormd bakje 2 mogelijk te maken en aan deze verbinding een blijvend karakter te vertonen, is het nuttig wanneer in de naar buiten springende omtreksrand 3 van het deksel 2 middelen te voorzien die, wanneer het deksel 2 op het bakje 1 is geklikt, ervoor zorgen dat het deksel 2 niet meer, of althans niet zonder moeite, van het bakje 1 is te verwijderen.

Dergelijke middelen kunnen o. a. bestaan door kleine naar binnen springende nokjes 5 (figuur 3).

Wanneer het deksel 2 met zijn omtreksrand 3 op de omtreksrand 6 van het bakje is ingedrukt, grijpen deze

verticale nokjes 5 onder de vrije rand 6'van de omtreksrand 6.

De combinatie polystyreen-polypropyleen geeft uitstekende resultaten in vergelijking met een combinatie polystyreen op polystyreen, bij voorbeeld. De materie waaruit het deksel 2 is vervaardigd, is voldoende veerkrachtig om het klikken en het blijvend geklikt houden mogelijk te maken van een dergelijk deksel 2 op een polystyreen bakje 1.

Daarenboven'kan het roostervormig deksel 2 gemakkelijk door de koper worden gevat, wat weer niet het geval is met de vele tot nog toe gebruikte P. V. C. gladde deksels. Ook het stapelen van de bakjes I met hun polypropyleen deksel 2 levert geen problemen op. Een polypropyleen deksel biedt voldoende soepelheid terwijl een polystyreen deksel te broos is en het stapelen van. de houders bemoeilijkt.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en het is zeer duidelijk dat de vorm, zowel van het bakje I als van het deksel 2 in ruime zin kan variëren, vele wijzigingen kunnen hieraan dus worden aangebracht zonder buiten het raam van de octrooiaanvrage te treden.

Claims

CONCLUSIES 1. Houder voor het tentoonstellen en ver- kopen van voorafgewogen hoeveelheden fruit, groenten of dergelijke waren, met het kenmerk dat de houder volgens de uitvinding wordt gevormd door een thermogevormd bakje (1), voorzien van een rooster- vormig spuitgegoten deksel (2), dat een uitstekende verluchting van de doorheen het roostervormig deksel (2) zichtbare waren verzekert en op een rand (6) van hogerbedoeld bakje (1) kan worden geklikt.
2. Omvormer volgens, conclusie 1, met het kenmerk dat hij verder een transformator (TR) omvat waarvan de primaire en secondaire wikkelingen respektievelijk van deze ingangs (IC) en uitgangs (OC) ketens deel uitmaken, waarbij deze uitgangsketen (OC) verder een <Desc/Clms Page number 13> gelijkrichter-filterketen (Dl Cl, C2) omvat die dit uitgangssignaal (V2) verschaft.

2. Houder volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat hogerbedoeld bakje (1), zoals thans reeds gebruikelijk, uit polystyreen wordt gevormd terwijl men voor het spuiten van hogerbedoeld roostervormig deksel (2) polypropyleen gebruikt.
3. Omvormer volgens conclusie 1, met het kenmerk dat deze pulsstroom (F5) die door deze pulsgeneratorketen (PFM, COMP3) wordt voortgebracht onderbroken wordt als dit uitgangssignaal (V2) of een functie daarvan (SR7) een voorafbepaalde referentiewaarde (VBG) overschrijdt, en dat deze omvormer verder een monostabiele keten (FF2, COMP4, R5, C7) omvat met een instelingang (F5) waaraan deze pulsstroom (F5) wordt toegevoerd en met een uitgang (TC3) waarop deze besturingspulsgolfvorm (TC3, F4) wordt voortgebracht, waarbij deze monostabiele keten een tijdsconstante (T'2) heeft die functie is van dit ingangssignaal (V1).

3. Houder volgens een van de conclusies l of 2, met het kenmerk dat het deksel (2) een omtreksrand (3) vertoont die voorzien is van middelen die het klikken en geklikt houden bevorderen van deze rand (3) op de naar buiten springende rand (6') van de rand (6) van het bakje (1).
4. Omvormer volgens conclusie 3, met het kenmerk dat hij een tijdconstante-wijzigingsketen (COMPRIT NMl, EMI13.1 CIO) omvat om deze tijdsconstante (T2) ook functie van dit uitgangssignaal (V2) te maken zolang dit uitgangssignaal (V2) of. een functie daarvan (SRI) een voorbepaalde referentiewaarde (VBG) niet overschrijdt. EMI13.2

4. Houder volgens conclusie 3, met het kenmerk dat hogerbedoelde middelen worden gevormd door plaatselijk, bij voorbeeld in de afgeronde hoeken van het deksel 2 voorziene, naar binnen springende nokken (5) die in de gesloten stand onder de naar buiten springende rand (6') van de rand van het bakje grijpen.
5. Omvormer conclusie 4, met het kenmerk dat deze monostabiele keten (FF2. COMP4, RS, C7) omvat een integreerketen (R5 C7, door de serieverbinding van een weerstand (R5) en een eerste capacitantie (C7) en door dit ingangssignaal volgenswordt. waarbij deze weerstand (RS) en deze eerste capacitantie (C7) deze tijdsconstante (T'2) bepalen, en \ dat deze tijdsconstante-wijzigingsketen (COMP1, NMI, C10) in staat is om vast te stellen wanneer dit ingangssignaal (VI) of een functie daarvan (SRI) deze voorafbepaalde referentiewaarde (VBG0 niet overschrijdt/overschrijdt en om dan een tweede capacitantie (C10) over/van deze eerste capacitantie (C7) te schakelen/af te schakelen.

5. Houder volgens een van de conclusies i - 4, met het kenmerk dat hogerbedoeld deksel (2) uit een roostervormig gedeelte (2') bestaat en dat tussen dit roostervormige gedeelte (2') en de omtreksrand (3) van het deksel staafvormige tussenstukken (4) zijn voorzien die een goede zichtbaarheid en luchtdoorlaatbaarheid verzekeren. <Desc/Clms Page number 6>

NOR2 niet bekrachtigd is. Hierdoor worden pulsen OS (Fig. 4) van een vierkantsgolfvorm met periode 2T1 die door de oscillator OSC opgewekt, wordt, gemachtigd om te passeren door deze poort NOR2 waarin ze geïnverteerd worden vooraleer aan de poort van transistor NM2 te worden toegevoerd. In deze transistor worden de pulsen opnieuw geYnverteerd en ze verschijnen aan de uitgang SR3 van SR als een pulsstroom (Fig. 4) waarvan de pulsen tussen VSL en grond. varieeren. Deze pulsstroom SR3 wordt geYnverteerd en gevormd in de Schmitt trekkerpoort Gl en wordt dan als een pulsstroom Pl < TC4 (Fig. 4) vanaf de uitgang Pl van Gl toegevoerd, zowel aan de differentieerketen C5, RIO als aan de ingang TC4 van de timeerketen TC.

In deze differentieerketen C5, RIO worden de pulsen van Pl TC4 gedifferentieerd en in de volgende Schmitt trekkerpoort G2 worden de resulterende pulsen begrensd. gevormd en geïnverteerd, zodat een pulsstroom P2, TC4 (Fig. 4) bestaande uit negatief gerichte pulsen aan de uitgang P2 van de poort G2 voortgebracht wordt.

Zoals in Fig. 4'is getoond treden deze pulsen op bij het begin van elk van de positief gerichte pulsen van Pit TC4. Vanaf P2 worden ze aan de klem TC2 van de timeerketen TC toegevoerd.

In deze timeerketen TC wordt de pulsstroom Pl, TC4 EMI6.1 geynverteerd in de'ihverter als een pulsstroom Fl (Fig. 4) aan de gelijknamige ingang Fl van de flipflop pulsen van P2, TC2 die aan de klem TC2 gelegd wordt brengt de vergelijkingsketen COMP3 in een toestand waarin de uitgang F5 (Fig. 4) daarvan tijdelijk bekrachtigd is.

Bijgevolg wordt een pulsstroom F5 gevormd door positief gerichte pulsen die elk aan het einde van een positief gerichte pulsen van Fl optreden aan de ingang F5 van de flipflop FF2. gelegd.

Het effekt van de pulsstromen FI, F2 en F5 op de <Desc/Clms Page number 7> flipflop FF2 is dat een besturingspulsgolfvorm TC3 en een pulsstroom F6 opgewekt worden. zoals hierna wordt uiteengezet en zoals getoond in Fig. 4.

Inderdaad, telkens de ingang Fl wordt bekrachtigd wordt de flipflop FF2 teruggesteld in de toestand waarin zijn uitgang F4 en de klem TC3 beide niet bekrachtigd en de klem F6 bekrachtigd zijn. Als gevolg daarvan is transistor NM4 dan geblokkeerd, terwijl transistor NM3 geleidend is en aldus belet dat een spanning op de klem G of TC6, TC7 opgebouwd wordt, zoals reeds hierboven beschreven. Telkens de ingang FS wordt bekrachtigd, wordt de flipflop'FF2'in "zijn insteltoestand gebracht waarin zijn uitgang F4 en klem TC3 beide bekrachtigd zijn, terwijl klem F6 niet bekrachtigd is.

Als gevolg daarvan wordt transistor NM4 dan geleidend, terwijl transistor NM3 geblokkeerd wordt zodat, enerzijds. de ingangsspanning VI aan de-primaire wikkeling van de transformator TR'gelegd wor dt waardoor daarin elektrische energie wordt opgeslagen en dat, anderzijds, een stroom begint te vloeien door de integreerketen R5, &num;7, C10 zodat een exponentieel stijgende spanning VG op de klem G of TC6, TC7 opgewekt wordt. Als deze spanning VG de drempelspanning VE bereikt na een tijdsinterval T2, wordt de uitgang F2 van de vergelijkingsketen COMP4 bekrachtigd, zodat de flipflop FF2 dan teruggesteld wordt in zijn terugsteltoestand waarin de uitgang F4 en klem TC4 beide niet bekrachtigd en de klem F6 bekrachtigd zijn.

Als gevölg daarvah'wordt'transistor NM4 dan geblokkeerd, terwijl transistor NM3 geleidend wordt.

Hierdoor wordt het vloeien van stroom in de primaire wikkeling van de transformator TR onderbroken, maar een stroom begint dan te vloeien in de secondaire wikkeling EMI7.1 daarvan via zodat een uitgangsspanning V2 over de uitgangsklemmen 02 en 01 opgebouwd wordt: de condensator <Desc/Clms Page number 8> Cl gefilterd. Ondertussen wordt condensator C7 naar grond entladen doorheen de geleidende transistor NM3, en als de spanning op de klem G of TC6, TC7 beneden de drempelspanning VE daalt wordt de uitgang F2 van COMP4 opnieuw niet bekrachtigd.

Uit hetgeen voorafgaat is het duidelijk dat telkens transistor NM4 geleidend is er een stroom in de primaire wikkeling van de transformator TR vloeit, terwijl een stroom. wordt toegevoerd aan een belasting, die tussen de uitgangsklemmen 01, 02 verbonden, is via de secondaire wikkeling van deze transformator als transistor NM4 geblokkeerd en diode Dl geleidend zijn.

Er dient bovendien opgemerkt dat gedurende de tijdsintervallen dat NM4 geleidend en diode 01 geblokkeerd zijn. er stroom aan de belasting wordt toegevoerd door de tankcondensator C2. Aldus wordt de uitgangsspanning V2 geleidelijk opgebouwd.

Uit hetgeen voorafgaat volgt eveneens dat de flipflop FF2 in combinatie met de vergelijkingsketen COMP2 en de integreerketen R5. C7, C10 in feite een monostabiele keten is welke voor een tijdsinterval T2 in zijn onstabiele toestand getrekkerd wordt door de pulsen van de pulsstroom F5. Indien de flipflop niet voor het einde van het tijdsinterval Tl teruggesteld zou zijn wordt hij in elk geval-door een puls van de pulsstroom Fl teruggesteld.

De integreerketen R5, C7, C10 verschaft een spanning VG die nagenoeg gegeven wordt door de betrekking EMI8.1 t VG =-vu T met EMI8.2 Bijgevolg is met de ingangsspann wordt de drempelspanning VE na een tijdsinterval T2 te bereiken wordt dit tijdsinterval door de volgende <Desc/Clms Page number 9> EMI9.1 betrekking gegeven EMI9.2 VE.

T2 = VI EMI9.3 Omdat VE. een constante is is het tijdsinterval T2 die :ook de (veranderlijke) breedte is van elk van de pulsen van de besturingsgolfvorm Toc3, F4 (Fig. 4) omgekeerd evenredig met de ingangsspanning VI. Bijgevolg verandert de keten PWM werkelijk de breedte van de pulsen van F5 In functie van de ingangsspanning VI.

Er dient ook opgemerkt dat de piekwaarde van de stroom die in de primaire wikkeling van de transformator TR vloeit constant is. Inderdaad wordt deze piekwaarde die aan het einde van het tijdsinterval T2 bereikt wordt, gegeven door : EMI9.4 VE. il L L EMI9.5 of, als met de betrekking (3) rekening gehouden wordt, door EMI9.6 . ip L waarin L de zelfinductie van deze primaire wikkeling is.

De pulsfrekwentiemodulatieketen PFM wordt opnieuw beschouwd. Van zodra de uitgangsspanning V2 de spanning VSL overschrijdt met een waarde gelijk aan de spanningsval in de diode D2 wordt de spanning VSL bepaald door deze uitgangsspanning V2 en wordt de transistor NMS geblokkeerd. Deze spanning wordt door de condensator C9 gefilterd.

Van zodra deze uitgangsspanning V2 een zodanige waarde bereikt dat de-spanning VA op het aftakpunt A van de spanningsdeler R6/8, dit wil zeggen op klem SRI, de referenttespanning VBG overschrijdt, wordt de uitgang van de vergelijkingsketen COMP1 van de schakelregelketen SR niet bekrachtigd waardoor transistor NM1 geblokkeerd wordt. Als gevolg daarvan is de condensator CIO dan niet <Desc/Clms Page number 10> EMI10.1 langer over de condensator C7 verbonden, zodat de tijdsconstante T dan en gelijk EMI10.2 T'= (7) EMI10.3 terwijl het tijdsinterval T2 verminderd wordt tot EMI10.4 VE.

T'2 =---- VI EMI10.5 Bijgevolg, aan het begin van de werking van de omvormer hebben de pulsen een maximum breedte T2 en nadien een verminderde breedte T'2. Dit betekent dat bij het begin veel elektrisch energie aan de uitgangsketen OC toegevoerd wordt.

Als de uitgangsspanning V2 een nog hogere waarde bereikt zodanig dat de spanning VB op het aftakpunt B van de spanningsdeler R6/8, dit wil zeggen op de klem SR7, de EMI10.6 referentiespanning VBG overschrijdt wordt de uitgang F8 van de vergelijkingsketen COMP2 niet bekrachtigd.

Hierdoor wordt de flipflop FF1 in zijn terugsteltoestnd gebracht waarin zijn uitgang F9 bekrachtigd en klem SR3 niet bekrachtigd zijn (Fig. 4). Aldus wordt de doorgang van osciilatorpulsen door de poort NOR2 en naar de timeerketen TC verhinderd.

Deze toestand duurt voort zolang de spanning op de klem SR7 de referentiespanning VBG overschrijdt, maar van zodra dit niet langer zo is wordt de flipflop FF1 opnieuw in zijn terugsteltoestand getrekkerd om opnieuw het vloeien van de pulsstromen Pl, TC4 en P2, TC2 naar de timeerketen TC toe te laten. Omdat het vloeien van deze pulsstromen rechtstreeks door de uitgangsspanning V2 wordt bestuurd, is het duidelijk dat hun gemiddelde frekwentie functie is van V2t waarbij de pulsen zelf een constante breedte hebben. Hetzelfde geldt voor de besturingspulsgblfworm F5.

Uit hetgeen'voorafgaat volgt dat de omvormer : - een pulsstroom F5 opwekt waarvan de pulsen een constante breedte hebben alsook een gemiddelde <Desc/Clms Page number 11> frekwentie hebben die enkel functie is van de uitgangsspanning V2 ; - elk van de pulsen van deze pulsstroom F5 omvormt in een besturingspuls waarvan de breedte T2 enkel functie (omgekeerd evenredig) is met de ingangsspanning V1 en die deel uitmaakt van een besturingspulsgolfvorm TC3, F4. Enkel bij de start van een werking is deze breedte ook functie van de uitgangsspanning V2.

Bijgevolg heeft de besturingsgolfvorm TC3, F4 twee parameters namelijk zijn gemiddelde frekwentie en de breedte van zijn pulsen, die normaal respektievelijk enkel functie zijn, van de uitgangs-en ingangsspanningen V2 en VI. Aldus kan het elektrisch vermogen verschaft door de omvormer onafhankelijk in functie van de ingangsen uitgangsspanningswaarden geregeld worden.

Hoewel de principes van de uitvinding hierboven zijn beschreven aan de hand van bepaalde uitvoeringsvormen en wijzigingen daarvan, is het duidelijk dat de beschrijving slechts bij wijze van voorbeeld is gegeven en de uitvinding niet daartoe is beperkt. <Desc/Clms Page number 12> EMI12.1

CONCLUSIES 1. Gelijkspanning/stroom-naar-gelijkspanning/stroom electrische omvormer om een ingangssignaal (VI) in een uitgangssignaal (V2) om te vormen en welke omvat : een ingangsketen (IC) met een poortketen (NM4) om daaraan dit ingangssignaal (VI) te leggen, een uitgangsketen (OC) die dit uitgangssignaal (V2) voortbrengt, en een EMI12.2 omvormingsketen (PFM, PWM) die door deze ingangs (VI)-en uitgangs (V2) - signalen bestuurd wordt en die een besturingspulsgolfvorm (TC3, F4) voortbrengt die functie is van deze ingangs (VI)-en uitgangs (V2) signalen en die gebruikt wordt om deze poortketen (NM4) te besturen, met het kenmerk, dat deze omvormingsketen omvat :

een pulsgeneratorketen (PFM, COMP3) die door dit uitgangssignaal (V2) bestuurd wordt en een pulsstroom (F5) voortbrengt met een gemiddelde frekwentie die functie is van dit uitgangssignaal (V2), en een pulsbreedtemodulatieketen (PWM) die door dit ingangssignaal (VI) en door deze pulsstroom (F5) bestuurd wordt en die elke puls daarvan omvormt in een puls die een breedte (T2) heeft welke functie is van dit ingangssignaal (VI) en van deze besturingspulsgolfvorm (TC3, F4) deel uitmaakt.
6. Omvormer volgens conclusie 3, met het kenmerk dat deze pulsgeneratorketen (PFM, COMP3) ook een tweede <Desc/Clms Page number 14> pulsstroom (pilz TC4) voortbrengt die ook onderbroken wordt als dit uitgangssignaal (V2) of een functie daarvan (SR7) deze voorafbepaalde referentiewaarde (VBG) overschrijdt en die aan een terugstelingang (FD van deze monostabiele keten toegevoerd wordt om deze keten terug te stellen voor een voorafbepaald tijdsinterval (T1) die onmiddellijk elke puls van deze eerstgenoemde pulsstroom (F5) voorafgaat.